Commissie voor Leefmilieu, Natuurbehoud en Ruimtelijke Ordening Vergadering van 07/11/2002
Vraag om uitleg van de heer Frans Wymeersch tot mevrouw Vera Dua, Vlaams minister van Leefmilieu en Landbouw, over de stand van zaken inzake het moratorium op de ruilverkaveling
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Wymeersch tot mevrouw Dua, Vlaams minister van Leefmilieu en Landbouw, over de stand van zaken inzake het moratorium op de ruilverkaveling.
De heer Wymeersch heeft het woord.
De heer Frans Wymeersch : Mijnheer de voorzitter, er stelt zich blijkbaar een probleem met het instrument ruilverkavelingen. We hebben inzage gekregen in een verslag van een vergadering van een ruilverkavelingsproject. Tijdens deze vergadering is geopperd dat de minister op het einde van de jaren '90 een moratorium heeft doorgevoerd, maar dat voor de hangende projecten een uitzondering zou kunnen worden gemaakt.
De ruilverkavelingsprocedure is duidelijk. Eerst wordt een aanvraag ingediend. Vervolgens wordt het nut van de ruilverkaveling onderzocht. Hierna wordt een voorstel tot inventarisstudie gedaan. Indien de minister beslist om het ruilverkavelingsproject voort te zetten, moeten nog verschillende stappen worden gezet. De perimeters moeten worden bepaald, een archeologische studie moet worden uitgevoerd, de landbouwstructuren moeten in kaart worden gebracht, een studie van de bodem, van de hydrologie en van de ecologie moet worden uitgevoerd, een ruilverkavelingsplan moet worden opgemaakt, een MER moet worden opgesteld en ten slotte moet over de uitvoering van het ruilverkavelingsplan worden beslist. Indien die beslissing wordt genomen, kunnen de werken worden uitgevoerd.
Tijdens deze vergadering heeft een projectleider verklaard dat de minister een moratorium op de ruilverkavelingen heeft uitgevaardigd, maar dat uitzonderingen kunnen worden toegestaan indien de verschillende betrokken partijen erin slagen een consensus te bereiken.
We hebben vorige week telefonisch contact opgenomen met een ingenieur van het departement Leefmilieu en Infrastructuur, afdeling Land, dienst Ruilverkavelingen. Deze ingenieur verklaarde dat hij absoluut niet op de hoogte is van een ruilverkavelingsmoratorium.Hij had geen weet van enige restricties.
Het lijkt me evident dat er momenteel nog hangende projecten zijn. Dit staat los van een eventueel moratorium. Indien een moratorium is afgekondigd, is dit wellicht op basis van een hele reeks argumenten gebeurd. Aan de hangende projecten is momenteel evenwel al heel wat werk besteed. In bepaalde gevallen is een consensus bereikt tussen de betrokken partijen. Ik ben zelf op de hoogte van een specifiek geval waar deze consensus zeker is bereikt.
Mevrouw de minister, kunt u bevestigen dat het departement Leefmilieu en Infrastructuur niet op de hoogte is van een moratorium? Welke projecten zijn momenteel nog hangende? In welke fase bevinden deze projecten zich momenteel? Zijn er projecten waarover een consensus is bereikt? Zo ja, wanneer zullen deze projecten worden geactiveerd en voltooid?
De voorzitter : Minister Dua heeft het woord.
Minister Vera Dua : Mijnheer de voorzitter, momenteel wordt een procedurele en inhoudelijke evaluatie van de inrichtingsinstrumenten voor de open ruimte uitgevoerd. Het spreekt vanzelf dat de ruilverkavelingen onder die inrichtingsinstrumenten ressorteren. Deze commissie heeft over die evaluatie trouwens een uitgebreide gedachtewisseling georganiseerd.
In afwachting van de resultaten van de evaluatie heb ik beslist om vanaf het begin van 2000 geen nieuwe onderzoeken naar het nut van een ruilverkaveling op te starten. Ik wil evenmin investeren in studies voor projecten waarvoor het onderzoek al is opgestart. Hoewel het hier geen officieel moratorium betreft, is de Vlaamse administratie op de hoogte van mijn beslissing.
Ik meen niet dat het volledige Vlaamse buitengebied aan een ruilverkaveling moet worden onderworpen. Vaak wegen de kosten niet op tegen de economische, ecologische of landschappelijke meerwaarde die een ruilverkaveling zou creëren.
In bepaalde gevallen vormen de ruilverkavelingen een nuttig instrument om specifieke maatschappelijke uitdagingen aan te gaan of om de impact van vrij grootschalige overheidsprojecten op de landbouw te milderen. Ik zal hier straks nog even op terugkomen.
Bij het opstarten van de lokale grondenbank als een sociale maatregel bij de aanleg van het Deurganckdok heb ik ervoor gekozen om, ter aanvulling van de gebruiksruil, het bestaande onderzoek naar het nut van de ruilverkaveling Beveren-Waas uit te breiden. Dit maakt deel uit van de eerste fase van een ruilverkaveling bij grote infrastructuurwerken. Een dergelijk onderzoek naar het nut van een ruilverkaveling zal ook worden opgestart voor de grondenbank en de gebruiksruil met betrekking tot het gecontroleerd overstromingsgebied Kruibeke Bazel-Rupelmonde.
Tijdens een gedachtewisseling in het Vlaams Parlement op 19 juni 2002 heb ik verklaard dat het inrichten van ruilverkavelingen in het verleden te vaak vanuit het instrumentarium is onderzocht. Ruilverkavelingen zijn vaak doorgevoerd omdat het instrument nu eenmaal bestond. Eigenlijk zijn in het verleden projecten gezocht om toch maar ruilverkavelingen te kunnen uitvoeren. Dit betekent dat eerst locaties zijn geselecteerd en dat vervolgens is onderzocht hoe deze locaties door middel van ruilverkavelingen konden worden bewerkt. Hierbij is niet uitgegaan van de concrete, plaatselijke inrichtingsproblemen. Het gevolg is dat een groot aantal medewerkers, vooral uit de VLM, actief werkt rond gebieden waar de inrichtingsvraagstukken veeleer van lokaal belang zijn, terwijl omvangrijkere inrichtingsvraagstukken van Vlaams belang een beperktere begeleiding krijgen. In Doel en Kruibeke daarentegen wordt wel een zeer specifiek instrumentarium aangewend, uitgaande van een specifieke vraag van gewestelijk belang. Ik wil hieraan toevoegen dat het enthousiasme van de landbouworganisaties voor ruilverkaveling sterk tanend is. Zij vinden immers dat het instrument, zoals dit nu gehanteerd wordt, te weinig nadruk legt op het economische waardoor het voor hen aan belang inboet. Wij vinden nog steeds dat het ruilverkavelingsinstrument niet altijd het geschikte instrument is. Ik stel trouwens vast dat er relatief weinig indringende vragen zijn naar ruilverkaveling. In die zin is er wel een soort moratorium, en we wijken daarbij enkel af als het projecten van een groot maatschappelijk belang betreft.
Momenteel zijn de volgenden projecten in uitvoering : in West-Vlaanderen Fortem, Reninge en Woesten, in Oost-Vlaanderen Sint-Gillis-Waas, in Vlaams-Brabant Elingen en Vissenaken, in Antwerpen Weelde, Merksplas en Zondereigen en in Limburg Grootloon en Vliermaalroot.
De projecten Grootloon en Zondereigen werden door mij nuttig verklaard. Voor de ruilverkaveling Zondereigen gebeurde dit zeer recent, op 19 juni 2002. Momenteel loopt voor Zondereigen de procedure voor de instelling van het ruilverkavelingscomité en de commissie van advies. Voor Grootloon is dit reeds gebeurd. De uitvoering van die projecten is voorzien voor de jaren 2003 en volgende.
Voor de projecten Merksplas en Vissenaken heb ik, in uitvoering van eerder gemaakte afspraken door mijn voorganger, de heer Kelchtermans, een verdere detaillering van het structuurplan gevraagd. Ik verwacht voor beide projecten een rapportering over de stand van zaken in de loop van november 2002.
Voor de projecten Weelde, Sint-Gillis-Waas en Reninge wordt de rui1verkavelingsakte verwacht in 2003. De ruilverkavelingsakte voor de projecten Woesten, Vliermaalroot en Elingen wordt voorbereid voor 2004. Deze projecten zijn dus volop in uitvoering op het terrein.
Voor de ruilverkaveling Fortem, die mede de doelstellingen van het richtplan van het pilootlandinrichtingsproject De Westhoek uitvoert, wordt de ruilverkavelingsakte verleden op 13 december 2002. Hiervoor zal ik dit jaar nog een belangrijk krediet vastleggen voor onder meer de vergoedingen die aan de landbouwers zullen worden uitbetaald bij de verhoging van het waterpeil in de Kom van Lampernisse.
In een aantal projecten waarvan de ruilverkavelingsakte al verleden is, worden, veelal op vraag van lokale besturen, nog werken uitgevoerd door het ruilverkavelingscomité. Het betreft hier 's Heerwillemskapelle, Stuivekenskerke, Jeuk/Gingelom, Rutten, Schakkebroek, Kolmont, Rijkhoven, Hoegaarden, Mettekoven, Eksaarde en Huise.
In het verleden hebben mijn voorgangers ministeriële besluiten genomen tot het uitvoeren van een nutsonderzoek : in West-VIaanderen Adinkerke-Oostduinkerke en het Plateau van Izenberge -Sint Rijkers, Pollinkhove, Plateau Van Izenberge III -, in Oost-Vlaanderen Scheldekant, Sinaai, Sint-Lievens-Houtem, Beveren-Waas en Stekene, in Vlaams-Brabant Londerzeel-Wolvertem en Willebringen, in Antwerpen Rijkevorsel-Wortel, Malle-Beerse, Lille-Vorselaar, Zoersel, Herenthout-Bouwel en Hulsen Olmen-Malou en in Limburg Jesseren, Wellen en Veldhoven-Kreiel.
Deze projecten worden momenteel administratief voorbereid. Het verst gevorderd zijn de projecten Jesseren en Sint-Lievens-Houtem. Voor Jesseren zal het dossier voor de nuttigverklaring nog in de loop van dit jaar aan mij worden overgemaakt. Voor Sint-Lievens-Houtem werd het openbaar onderzoek over het ruilverkavelingsplan en de blokgrens afgerond in oktober 2002. Afgaande op de ingediende bezwaren zal wellicht een aanvullend onderzoek nodig zijn ingevolge noodzakelijke wijzigingen aan de blokgrens. Voor de ruilverkaveling Rijkevorsel Wortel is de MER-procedure lopende. Hierna volgt nog het openbaar onderzoek over het ruilverkavelingsplan en de blokgrens.
Voor de ruilverkaveling Malle-Beerse heeft de coördinatiecommissie een eindadvies geformuleerd over het ruilverkavelingsplan. Het dossier wordt mij zeer binnenkort bezorgd met de vraag tot voorlopige goedkeuring waarna de MER-procedure kan worden gestart.
Indien ik een duidelijke maatschappelijke meerwaarde kan vaststellen ten opzichte van de kosten volgt dan een voorlopige goedkeuring. Hierna volgen nog de MER-procedure en het openbaar onderzoek. Het spreekt vanzelf dat ik voor de projecten die administratief worden voorbereid bij beslissingsmomenten effectief wil toetsen in hoeverre zij passen in het door mij gevoerde milieu- en landbouwbeleid wat inrichtingsvraagstukken betreft en in welke mate ze gedragen worden door alle belanghebbenden en besturen. Ook maak ik een afweging naar de budgettaire prioriteiten binnen de inrichtingsinstrumenten zelf.
Een consensus tussen de betrokkenen is een belangrijk criterium, maar op zich onvoldoende. Ik zal slechts nieuwe ruilverkavelingen opstarten indien ze voldoen aan belangrijke inrichtingsvragen op Vlaams niveau. De ruilverkaveling in het kader van het Deurganckdok en het gecontroleerd overstromingsgebied in Kruibeke werden reeds als voorbeeld gegeven. Dit zijn zaken waar ik 100 percent achter sta en die zeer nuttig waren en nog steeds zijn. Als een goed voorbeeld van een consensusproject dat een antwoord geeft op een inrichtingsprobleem van Vlaams belang kan de ruilverkaveling Zondereigen genoemd worden, die deel uitmaakt van een geheel van ruilverkavelings- en natuurinrichtingsprojecten in de Antwerpse Kempen, en die, naast de landbouwkundige inrichting, bijdraagt tot onder meer de inrichting van de voormalige Rijksweldadigheidskolonie van Wortel en van een grensoverschrijdend natuurgebied. Ik heb die goedgekeurd omdat dit paste in een hele reeks van instrumenten die in hetzelfde gebied aan de orde waren.
Voor beperktere-inrichtingsvragen wacht ik op de evaluatieoefening die de Aminal samen met de VLM uitvoert. Eerder dan een langlopend project op te zetten -waarbij de uitgangspunten achterhaald zijn eens de uitvoering start -opteer ik voor het gericht inzetten van bepaalde modules uit de ruilverkavelingswetten. Ik denk hierbij niet alleen aan initiatieven in de milieusfeer -bijvoorbeeld remediërend of ondersteunend meewerken aan bosuitbreiding, grote infrastructuurwerken, afbakeningsprocessen, enzovoort -, maar ook aan initiatieven ter ondersteuning van het plattelandsbeleid en het landbouwbeleid en vooral aan de raakvlakken tussen deze beleidsdomeinen.
We moeten er ons goed van bewust zijn dat van zodra inrichtingsprojecten zijn opgestart, het jaren duurt alvorens die worden gefinaliseerd. Tien jaar voor de uitvoering van een plan is realistisch, hoewel dit natuurlijk van veel factoren afhankelijk is. Dit is dus steeds een gissing. Het spreekt voor zich dat een dergelijke tijdsinvestering enkel te verantwoorden valt als het gaat over zeer belangrijke inrichtingsvraagstukken. Daarom heb ik de administratie gevraagd om voor die lokale probleemgevallen veel flexibelere instrumenten in te zetten, zodat we vlug kunnen inspelen op bepaalde noden zonder dat we ons verliezen in zeer dure en lang aanslepende mechanismen als de huidige ruilverkaveling.
De voorzitter : De heer Wymeersch heeft het woord.
De heer Frans Wymeersch : Mevrouw de minister, ik dank u voor uw uitvoerig, gedetailleerd en zeer gefundeerd antwoord.
Ik noch iemand anders heeft er een probleem mee dat de gedachten inzake ruilverkaveling de voorbije tien jaar zijn geëvolueerd. Toch moeten we vaststellen dat er vanaf het begin of het midden van de jaren negentig projecten zijn opgestart die vaak van lokale aard zijn, maar toch van enig belang zijn. Een ingenieur van uw diensten verklaarde dat u zou hebben toegezegd dat een bepaald ruilverkavelingsproject zal worden ingesteld als er een consensus is. Ik verwijs in dit verband naar het verslag van een bepaald ruilverkavelingsproject dat ik bij me heb. U hebt zelf toegegeven dat een consensus voor u essentieel is om tot verdere activiteiten over te gaan. Kunt u projecten die reeds lopen vanaf het begin of het midden van de jaren negentig, en waarin reeds heel wat werk is verricht, niet wat activeren? Zo zou u sneller kunnen nagaan in welke mate er nog mogelijkheden zijn, en daar ook sneller op kunnen inspelen en contact opnemen met die mensen. Zij leven immers in onzekerheid.
Halverwege de jaren negentig zijn er projecten aangevraagd en werden toezeggingen gedaan. Er zijn stappen gezet, en er zijn coördinatiecommissies opgericht. Op uw bureau liggen voorstellen tot inventarisstudie, maar momenteel is er geen vooruitzicht De betrokkenen moeten duidelijkheid krijgen, en moeten weten of ze nog kunnen hopen op een ruilverkavelingsproject.
Minister Vera Dua : Het basisprincipe is dat er een moratorium is op ruilverkaveling. Daar wordt slechts uitzonderlijk van afgeweken. Belangrijke voorwaarde daarvoor is dat er een consensus is, en een maatschappelijk draagvlak dat ruimer is dan de landbouw. Ook moeten ik en mijn medewerkers overtuigd zijn van het nut van die ruilverkaveling. Ik weet niet over welk geval het precies gaat. Ik wil dat best nog eens grondig bekijken. Ik vermoed echter dat ik al het signaal heb gegeven dat dit niet doorgaat, maar dat zich men daar niet gemakkelijk bij neerlegt. Ik ben steeds bereid om daar nog eens over te discussiëren.
De voorzitter : Het incident is gesloten.