Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gelijke Kansen Vergadering van 24/10/2002
Vraag om uitleg van mevrouw Trees Merckx-Van Goey tot mevrouw Mieke Vogels, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid, Gelijke Kansen en Ontwikkelingssamenwerking, over de nieuwe plannen voor opvang in de Bijzondere Jeugdzorg
Vraag om uitleg van de heer Kris Van Dijck tot mevrouw Mieke Vogels, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid, Gelijke Kansen en Ontwikkelingssamenwerking, over het pleidooi van de minister om de totale capaciteit van de federale jeugdinstelling in Everberg voor Vlaamse jongeren te kunnen gebruiken
De voorzitter : Aan de orde zijn de samengevoegde vragen om uitleg van mevrouw Merckx tot mevrouw Vogels, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid, Gelijke Kansen en Ontwikkelingssamenwerking, over de nieuwe plannen voor opvang in de Bijzondere Jeugdzorg en van de heer Van Dijck tot minister Vogels, over het pleidooi van de minister om de totale capaciteit van de federale jeugdinstelling in Everberg voor Vlaamse jongeren te kunnen gebruiken.
Mevrouw Merckx heeft het woord.
Mevrouw Trees Merckx-Van Goey : Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, op 7 oktober 2002 heeft de minister de komst van een halfopen gemeenschapsinstelling voor moeilijke jongeren in Antwerpen aangekondigd. Bovendien, mevrouw de minister, deelde u mee dat er 44 bijkomende plaatsen in de jeugdpsychiatrie zouden komen. U beloofde ook 4,5 miljoen euro extra vrij te maken voor de particuliere sector.
We zijn aangenaam verrast door dit initiatief. We vragen hier immers al langer om de druk van de ketel te halen wat betreft de Bijzondere Jeugdzorg. De weinig gedetailleerde berichtgeving vraagt echter om wat meer uitleg. Voor wie zijn de nieuwe voorzieningen bestemd? Zullen er alleen jongens worden opgevangen? Dat klinkt ons bekend in de oren : Everberg is alleen voor jongens. Of wordt met de nieuwe plannen ook de druk van de ketel gehaald in de instelling voor meisjes in Beernem? Tijdens de zomermaanden bleek daar immers een groot plaatsgebrek te zijn. Voor hen biedt Everberg helemaal geen oplossing, als men in Everberg al van een oplossing kan spreken. In hoeveel plaatsen voor meisjes wordt er voorzien in de voorliggende plannen?
De minister verklaarde dat de nieuwe instelling in het Antwerpse komt omdat Antwerpen in verhouding tot het aantal probleemjongeren te weinig opvangplaatsen heeft. De jongeren moeten bijgevolg worden overgebracht naar instellingen in Mol en Ruislede. Werd die strategie met magistraten uit heel Vlaanderen besproken? Het is vaak niet bevorderlijk voor een goede verstandhouding, noch voor een goede integratie achteraf dat ouders urenlang moeten reizen om hun kind in een instelling op te zoeken. De moeilijke bereikbaarheid en de lange afstand zorgen voor extra problemen.
Er zijn de laatste maanden heel wat vragen gesteld over het tekort aan opvang in de Bijzondere Jeugdzorg. Mevrouw de minister, er zijn drie groepen minderjarigen die in feite niet in de voorzieningen thuishoren. Een eerste groep betreft minderjarigen met psychiatrische problemen. Deze jongeren krijgen noch in de gemeenschapsinstelling, noch in Everberg de gespecialiseerde hulp waar ze recht op hebben. Voor die groep is blijkbaar een oplossing in de maak. U voorziet in 44 bijkomende plaatsen. Waar zullen deze komen? Gaat het dan over een centrum met 44 plaatsen, of wordt dat aantal over bestaande instellingen in heel Vlaanderen verdeeld?
Mevrouw de minister, u hebt steeds gepleit voor een menswaardige oplossing voor drugsverslaafde jongeren. Hebt u ook aan hen gedacht?
Daarnaast is er nog Everberg. Tijdens de aankondiging van de nieuwe plannen in de Bijzondere Jeugdzorg verklaarde u in de pers dat Everberg best alleen voor Vlaamse jongeren wordt gebruikt. Dat idee verdedigen wij al lang. Bij de bespreking van het decreet houdende goedkeuring van het samenwerkingsakkoord werd een amendement in die zin ingediend. Vanwaar komt deze plotse ommekeer? Everberg zou beter als gemeenschapsinstelling worden ingericht. U kent onze visie op de instelling. Zonder het jeugdsanctierecht is Everberg een jeugdgevangenis en een schending van de kinderrechten. Ik zou daar nog dieper kunnen op ingaan, maar de heer Van Dijck zal dit thema nog verder uitdiepen.
Voor wie zijn de nieuwe voorzieningen bestemd? Kunnen er alleen jongens worden opgevangen? In hoeveel plaatsen voor meisjes wordt er voorzien?
Mevrouw de minister, u wilde het plaatstekort opvangen door aparte en specifieke voorzieningen voor jongeren, drugsverslaafden en niet begeleide minderjarigen. In het nieuwe plan vinden wij alleen de groep jongeren met psychiatrische problemen terug. Wat gebeurt er met de anderen?
U verklaart dat in de federale jeugdinstelling best alleen Vlaamse jongeren achter de tralies zouden belanden. Wat bedoelt u daarmee? Wilt u de federale instellingen ook overnemen en uitbaten als een gemeenschapsinstelling? Hoe staat het met het dossier-Everberg? Hoe verloopt het overleg met de federale minister van Justitie? Enige weken geleden was hij toch duidelijk voor de verdeling van de gemeenschappen?
De halfopen instelling zou in Antwerpen worden gevestigd. Is er overleg gepleegd met de magistraten van alle arrondissementen? Of is er sprake van Antwerpen omdat daar veel moeilijke jongeren zijn? Wat verstaat u onder moeilijke jongeren? Wij kennen POS'ers en MOF'ers, maar wat wordt hier bedoeld?
De voorzitter : De heer Van Dijck heeft het woord.
De heer Kris Van Dijck : Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, op 9 juli 2002 keurde het Vlaams Parlement het ontwerp van decreet goed houdende de goedkeuring van het samenwerkingsakkoord tussen de federale staat, de Duitstalige, de Franse en de Vlaamse Gemeenschap betreffende het gesloten centrum voor voorlopige plaatsing van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd.
Everberg heeft in het recente verleden reeds heel wat stof doen opwaaien. Iedereen herinnert zich immers nog de hetze na de vrijlating door het Brussels parket van jonge criminelen, omdat mevrouw Maréchal van de Franstalige Gemeenschapsregering slechts voor 10 plaatsen in personeel voorzag, in plaats van voor 24 plaatsen. Sinds 27 september 2002 weten wij dat hierin eindelijk verandering komt. Nu wordt in personeel voorzien voor 24 plaatsen.
Ons hoeft u niet meer te overtuigen van de grondige culturele verschillen die er tussen de grote taalgemeenschappen in België bestaan. Wij hebben dat vorige zondag tijdens onze meeting uitvoerig aangetoond. Ik verwijs ook naar een editoriaal van Yves Desmet. Hij wees duidelijk op die verschillen. N-VA pleit voor een eigen Vlaamse justitie, omdat zowel de gerechtelijke als de politiecultuur in Wallonië en Vlaanderen verschillen. Dat is geen verwijt. In de meeste gefedereerde staten is deze bevoegdheid gedefederaliseerd.
Na het voorval van september riepen wij, in afwachting van een eigen Vlaamse justitie, op om onmiddellijk werk te maken van een aanpassing van de bevoegdheidsregeling inzake de begeleiding en opvang van jonge criminelen, zodat elke gemeenschap in functie van de eigen inzichten en doelstellingen een eigen beleid kan voeren.
Wij waren dan ook verheugd dat u in uw persbericht van 7 oktober ons discours overneemt. Ik citeer : 'Een instelling uitgebaat door én de federale overheid én alle gemeenschappen verloopt moeilijk, zo leert Everberg. De totale capaciteit van Everberg moet voorbehouden worden voor hechtenis van jongeren uit Vlaanderen.' Volgens de pers bent u immers van mening -volledig terecht overigens -dat de visie op het jeugdsanctierecht en de opvang van delinquente jongeren grote communautaire breuklijnen vertonen.
Conform dit bericht wenst u dus dat de federale overheid een aparte voorziening voor delinquente jongeren aan de andere kant van de taalgrens uitbaat samen met de Franse Gemeenschap. Dit druist lijnrecht in tegen de geest en de letter van het gesloten samenwerkingsakkoord, mede door uzelf op 30 april ondertekend en door het Vlaams Parlement op 9 juli goedgekeurd. Hoewel wij begrip hebben voor deze duidelijke stellingname, vragen wij ons toch af welke uw motieven zijn voor een volledige splitsing van het gesloten opvangcentrum en hoe haalbaar deze splitsing is. Uit de eerste reacties konden wij immers afleiden dat noch de federale minister van Justitie, noch de Franstalige Gemeenschapsminister van Jeugdbijstand en Gezondheidszorg hierover waren gecontacteerd.
In het decreet van 9 juli 2002 voorziet het Vlaams Parlement in een opzeggingsclausule van het samenwerkingsakkoord, indien uiterlijk op 31 augustus 2004 geen federale wet in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt, die antwoorden biedt op delinquent gedrag gepleegd door jongeren.
Het samenwerkingsakkoord voorziet in nog andere opzeggingsmogelijkheden. Ik verwijs naar artikel 34 dat voorziet in de aanstelling van een arbitragecommissie in geval van betwisting over de uitvoering van dit samenwerkingsakkoord. Artikel 35 bepaalt dat het samenwerkingsakkoord voor een periode van 3 jaar is afgesloten. Het wordt nadien telkens met 1 jaar stilzwijgend verlengd, tenzij het minstens 6 maanden voor het verstrijken van de periode schriftelijk wordt opgezegd.
Mevrouw de minister, ik wil u dan ook de volgende vragen stellen. Blijft u bij uw stelling, zoals in de pers geformuleerd, dat de totale capaciteit van Everberg moet voorbehouden blijven voor de voorlopige hechtenis van jongeren uit Vlaanderen omdat een instelling, uitgebaat door de federale overheid en alle gemeenschappen, moeilijk werkt? Welke motieven hebben meegespeeld om deze stelling te uiten en wat heeft u van mening doen veranderen? U was immers op 30 april medeondertekenaar van het samenwerkingsakkoord.
Bent u van mening dat de visie op het jeugdsanctierecht en de opvang van delinquente jongeren van de Franse en de Vlaamse Gemeenschap grote breuklijnen vertoont? Waarom hebt u er via een goedgekeurd ontwerp van decreet voor gepleit dat het Vlaams Parlement het samenwerkingsakkoord toch zou goedkeuren? Hoe denkt u uw stelling te kunnen realiseren en binnen welke timing?
Het Vlaams Parlement vroeg op 9 juli 2002 uitdrukkelijk dat er uiterlijk op 31 augustus 2004 een aangepast jeugdsanctierecht van kracht zou zijn. Die timing, en vooral de naderende federale verkiezingen, laten maar drie hypothesen open. De vierde zou zijn dat er helemaal niets gebeurt, maar daar ga ik niet vanuit.
De eerste hypothese is dat de huidige federale regering erin slaagt om die volgens Vlaanderen noodzakelijke hervorming nog tijdens deze legislatuur door te voeren. Ik heb gehoord dat men nog heel wat wetten wenst goed te keuren vooraleer het zover is.
In de tweede hypothese wordt dit een onderdeel van de volgende federale regeringsonderhandelingen, en dan is het belangrijk om weten in hoeverre men dit wenst hard te maken. Men weet immers dat het probleem van het jeugdsanctierecht niet aan Vlaamse zijde ligt.
In de derde hypothese wordt het ook door u vastgestelde communautaire probleem via een verdere regionalisering definitief opgelost.
Welke hypothese draagt uw voorkeur weg? Worden er op dit ogenblik stappen gezet om tijdens de lopende federale legislatuur nog tot het gevraagde jeugdsanctierecht te komen en bent u hierbij betrokken?
De voorzitter : Wij hebben uw persmededeling doorgenomen. Er komt in Antwerpen een nieuwe halfopen gemeenschapsinstelling. Voor welke doelgroep dient deze instelling? Zijn het de delinquente jongeren of jongeren die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd? Dat lijkt wel zo. Wij maken ons zorgen over het aanbod voor de andere groepen.
Hoever staat het met de preventie? Wij kunnen toch niet steeds achter de jongeren aanlopen. Er blijft een grote verantwoordelijkheid op het preventieve vlak. U zegt dat er in VIPA-middelen voorzien is, namelijk 3 miljoen euro. Wij kennen deze procedure. Moet er een zorgstrategisch plan worden ingediend om dan later een financieel-technisch plan in te dienen? Daar loopt heel wat tijd overheen. Is hiervoor 3 miljoen euro uitgetrokken? Een gemeenschapsinstelling krijgt toch een andere behandeling dan een privé-instelling, bij de uitbouw van een infrastructureel aanbod. Dat is niet duidelijk. Welke procedure wordt hier gehanteerd? Ik vermoed dat hier een VIPA-procedure moet worden gevolgd.
U spreekt ook over een budget voor het personeel. Dat moet worden geselecteerd door Selor. Het project wordt blijkbaar in Antwerpen geconcretiseerd en u hebt daarvoor de middelen kunnen blokkeren. Hoe gaat dat precies in zijn werk?
Intussen weet iedereen dat de Franse Gemeenschap haar plaatsen in Everberg zal innemen. Er zijn geen extra plaatsen meer te begeven.
Minister Vogels heeft woord.
Minister Mieke Vogels : Ik heb inderdaad op 7 oktober 2002 een werkbezoek aan Antwerpen gebracht. Ik heb een concreet actieplan voorgelegd. Dat gaat over de oriëntatie van de extra middelen, de begrotingscontrole 2002 en de extra middelen 2003. De oriëntatie gaat naar een nieuwe gemeenschapsinstelling met locatie te Antwerpen. De opstartcapaciteit is 20, maar op termijn moeten dat 50 plaatsen worden. Het gaat verder om een bijkomend hulpaanbod in de privé-bijzondere jeugdbijstand met klemtoon op de residentiële opvang, waarvoor in een budget van 4,5 miljoen euro is voorzien, en de operationalisering van bijkomende psychiatrische plaatsen vanuit de federale middelen.
Ieder nieuw bijkomend hulpaanbod geldt in principe voor meisjes en jongens. Bij de concrete opbouw van de begeleidingscapaciteit zal in concrete gevallen moeten worden beslist over de verdeling. De gemeenschapsinstelling zou starten met 20 plaatsen. Wij moeten beslissen of wij met 20 jongens of 20 meisjes, dan wel met 10 jongens en 10 meisjes werken. Dat vraagt een andere invulling inzake personeelsomkadering en infrastructuur. Er zijn geen voorafnames voor alleen jongens of alleen meisjes. Dit plan is een volgende stap naar de beheersing van de capaciteit van de overheidsinstelling door de uitstroom van minderjarigen, die daar niet thuishoren. U hebt naar de drie categorieën verwezen. In de persmededeling is maar één categorie genoemd.
Er is beslist dat voor de jeugdspsychiatrie voor 60 gewone K-bedden federale middelen vrijkomen. Daarvan zullen er 20 in het openbaar psychiatrisch ziekenhuis van Geel komen, 20 in Gent en 20 in Brussel. Daarnaast is in 8 plaatsen voorzien voor dag- en nachtbehandeling, de kleine K-bedden, die in het Middelheim-Paolaziekenhuis van Antwerpen komen. Er komen ook gesloten K-bedden, de forensische K-bedden. Dat zijn er 16 voor Vlaanderen en 8 voor Brussel. Voor Vlaanderen zijn dat 8 bedden in het OPZ Geel en de overige 8 ook in het Paolaziekenhuis te Antwerpen.
Om dit alles operationeel te maken, moeten we de infrastructuur zo snel mogelijk in orde brengen. We hopen dat deze capaciteit in het voorjaar 2003 operationeel is. Het OPZ Geel zal vanaf november reeds psychiatrische ondersteuning leveren in de gemeenschapsinstelling te Mol. Dit zal ambulant zijn om opvoeders te ondersteunen die geconfronteerd worden met jongeren die psychiatrische problemen vertonen.
In verband met de verslaafdenproblematiek heeft minister Vandenbroucke de instellingen en diensten die met federale Riziv-conventies werken, een omzendbrief gestuurd met de vraag om de toegang voor minderjarigen te verbeteren. Dit werd ook vanuit het Riziv ondersteund. De uitbreiding van de verslaafdenzorg is een federale materie. Ik heb al een bijkomende privé-voorziening met capaciteit 10 erkend om de uitstroom voor drugverslaafden uit Mol te organiseren. Die afdeling van De Sleutel is gisteren voorgesteld en gaat op 1 november van start. Dit wordt gelokaliseerd te Mechelen.
Als in een gesloten instelling duidelijk wordt dat de eerste problematiek niet de criminaliteit, maar de drugverslaving is, wordt de jongere op korte termijn, met het akkoord van de jeugdrechter, doorverwezen naar het centrum in Mechelen. Daar wordt aan de reële problemen van de jongere gewerkt en een behandelingsplan opgesteld.
Voor de vluchtelingen heb ik voor het reces de residentiële opvangcapaciteit voor niet-begeleidde minderjarigen met 20 plaatsen uitgebreid. In Brussel worden 10 plaatsen gecreëerd, in Aalst 10 en in Ieper 5.
Naar aanleiding van de bespreking van het samenwerkingsakkoord heb ik beloofd om de commissie een overzichtsrapport te bezorgen van wat er in Everberg sinds de opening gebeurt : de bezettingsgraad, de aard van de gepleegde feiten en de toestand van de jongeren, en de aard van de doorverwijziging. Dat zal in november gebeuren.
De bedoeling van Everberg is goed : jongeren die een criminele daad hebben gepleegd en waarvan de jeugdrechter oordeelt dat hun invrijheidsstelling een gevaar voor de samenleving betekent, in voorlopige hechtenis te nemen. Het gaat om een voorlopige hechtenis met voldoende rechten voor de jongeren, waarbij ze geregeld verschijnen voor een orgaan dat een soort van raadkamer is. Er wordt een plan opgemaakt dat de jeugdrechter moet toestaan om, als de voorlopige hechtenis is afgelopen, de juiste beslissing te nemen.
Everberg is het resultaat van een joint venture met Justitie, en dat is goed. Begin 2001 heb ik met de minister van Justitie een samenwerkingsakkoord ondertekend waarin daarvan al sprake was. We gingen ervan uit dat de core business van de federale overheid de beveiliging van de samenleving is, en die van de gemeenschappen het begeleiden en reïntegreren van jongeren in de samenleving. Bij voorlopige hechtenis primeert een beetje de beveiliging van de samenleving. Het is dus een goede zaak dat Justitie daarin een rol speelt.
Eens de maatregel is opgelegd, wordt het een Vlaamse bevoegdheid. Naar aanleiding van de problemen met de Franse Gemeenschap heeft de minister van Justitie gezegd dat hij de Bijzondere Jeugdzorg opnieuw wou federaliseren. Die uitspraak is een beetje van dezelfde aard als het woord dat ik ondertussen niet meer mag uitspreken, maar dat in het vuur van het debat soms wordt gebruikt en waaraan betekenissen worden gekoppeld die men niet altijd zo bedoelt. De uitlatingen van de minister van Justitie werden trouwens niet meer herhaald of zijn niet gesteund door de federale regering. Ik heb overigens onmiddellijk laten weten dat het Vlaams Parlement vragende partij is om de verantwoordelijkheden terzake ten volle op te nemen.
Deze commissie heeft terecht de grondvesten van Everberg op losse schroeven gezet door een einddatum aan te brengen op het goedgekeurde samenwerkingsakkoord : eind 2004. De toekomst van Everberg hangt dus af van het al dan niet totstandkomen van een federale wetgeving die de voorlopige hechtenis moet integreren in een homogeen geheel van een nieuw jeugdsanctierecht. Hoe ziet de stand van zaken er op federaal niveau uit? In juni is de laatste interministeriële conferentie doorgegaan. De premier heeft er gezegd dat er nog deze zittingsperiode hard moet worden gewerkt aan een nieuw jeugdsanctierecht. Dat moet aan de gemeenschappen worden voorgelegd. Informeel is me meegedeeld dat daaraan wordt gewerkt, maar ik heb nog geen teksten in handen.
Ik weet niet of dat nog deze zittingsperiode kan worden afgewerkt. In elk geval blijft onze resolutie geldig. Eind 2004 valt voor Vlaanderen de juridische basis voor Everberg weg. Hoe dan ook zal een nieuw jeugdsanctierecht moeten leiden tot een nieuwe samenwerkingsovereenkomst. Ik ben er een grote voorstander van om in die overeenkomst de joint ventures te beperken tot twee partners : de federale overheid en de Vlaamse Gemeenschap enerzijds, en de federale overheid en de Franse Gemeenschap anderzijds. Er zijn immers culturele barrières die de verschillen in visie tussen Vlaanderen en Wallonië inzake opvang van jongeren en het jeugdsanctierecht verklaren. Een bilateraal beheerd centrum zou dus een goede zaak zijn. De minister van Justitie heeft altijd gezegd dat Everberg niet het laatste in zijn soort zou zijn. Ik ben er dan ook voorstander van om een tweede initiatief aan de andere kant van de taalgrens uit te bouwen, en het bilateriaal te beheren. Dat zou het allemaal wat eenvoudiger maken.
De behoefte aan een bijkomende gemeenschapsinstelling komt vooral aan bod in het overleg tussen mijn kabinet en het Bureau van de Unie van de Nederlandstalige Jeugdmagistraten. Voor dat overleg is telkens een vertegenwoordiger van de minister van Justitie uitgenodigd. De jeugdmagistraten kiezen ervoor om bij prioriteit te investeren in een zeer gestructureerde opvang in een halfopen gemeenschapsinstelling. Ze vinden het niet opportuun om over te schakelen naar een meer gesloten aanpak. In september is er ook nog overlegd met het Bureau van de Unie. Voor dat overleg had ik ook de Antwerpse magistraten van de Rechtbank van Eerste Aanleg, van het Hof van Beroep en van het parket uitgenodigd. Ze hebben nogmaals de nood aan bijkomende plaatsen in een halfopen gemeenschapsinstelling benadrukt.
Die halfopen gemeenschapsinstelling is in Antwerpen totstandgekomen, want er was in het Antwerpse sprake van een onderinvestering in residentiële voorzieningen voor jongeren. In West Vlaanderen is 120 percent van de programmering benut, in Antwerpen en Brabant is dat slechts 70 tot 80 percent. Dat leidt ertoe dat Antwerpen zijn problemen exporteert, waardoor elders de druk wordt verhoogd. Men is het erover eens dat extra investeringen in Antwerpen de druk elders zullen verminderen. Verder is het zo dat één op de drie jongeren die in een gemeenschapsinstelling wordt geplaatst, uit Antwerpen komt. Ouders moeten vandaag dus verre verplaatsingen maken naar Mol en Ruislede. Verder is het belangrijk dat jongeren in een halfopen instelling terechtkunnen want van daaruit kunnen ze terug contacten leggen met de familie, en daarna met de school of het werk.
De nieuwe gemeenschapsinstelling was dus nodig, en alle partners, met inbegrip van de stad Antwerpen, hebben er positief op gereageerd. De bijkomende gemeenschapsinstelling Antwerpen zal openstaan voor jongeren in een problematische opvoedingssituatie (POS) én voor jongeren die een als misdaad omschreven feit (MOF) hebben gepleegd. De wet van 1965 bestaat immers nog altijd, en de jeugdrechter kan dus autonoom beslissen welke instelling hij kiest om de jongere in op te vangen. Men kan zo'n instelling dus niet exclusief aanwenden voor de opvang van MOF'ers. De overgrote meerderheid van meisjes zijn POS'ers, en hun opvang in een goed gestructureerde omgeving is vaak toch wel nodig. De moeilijkheden van opvoeders met meisjes zijn vaak groot, hoewel het meestal gaat om POS'ers.
Er is aangekondigd dat extra middelen in de gesubsidieerde sector bij prioriteit aan residentiële opvang worden besteed, met dien verstande dat we trajectmatiger zullen werken. Ik heb het daarover tijdens werkbezoeken met de instellingen gehad, en dat is uitgeklaard. Tot grote frustratie van iedereen zien we immers dat jongeren soms op één jaar tijd in vijf instellingen worden geplaatst omdat ze onhandelbaar zijn. Alsof een zesde instelling beter met die onhandelbaarheid zal omgaan! Uiteindelijk organiseert men zo een onthechting die dat kind de rest van zijn of haar leven met zich meedraagt. De Bijzondere Jeugdzorg is nog veel te veel in vakjes ingedeeld. Daarom wil ik dat de instellingen er zich toe verbinden om een jongere die door de jeugdrechter of het comité voor een periode van zes maanden ter beschikking wordt gesteld, ook daadwerkelijk zes maanden op te vangen. Als het in de leefgroep te zwaar wordt, kan men dan nog altijd een beroep doen op een crisisopvang, thuisbegeleiding of psychiatrische ondersteuning. De jongere moet echter weten dat hij niet bij de eerste crisis terug naar de jeugdrechter wordt gezonden om in een andere instelling terecht te komen.
Dat zou een belangrijke ommekeer zijn, waarvan steeds meer partners het belang inzien. Dat sluit bovendien perfect aan bij de integrale jeugdhulpverlening. Tijdens het werkbezoek aan Antwerpen, de pilootregio inzake integrale jeugdhulpverlening, bleek dat de kansen er voor het grijpen liggen. Zo'n ommekeer zal ook tot meer arbeidsvreugde voor de opvoeders leiden. Op dit ogenblik hebben veel opvoeders de indruk dat ze halftijdse telefonisten zijn. Ze bellen voortdurend om voor de jongeren een nieuw onderdak te vinden. Die situatie moet veranderen.
Ik wil ook nog antwoorden op de vragen van de voorzitter. Het VIPA past een eigen methode toe op de eigen instellingen. Men moet er de zorgstrategische en de financieel-technische procedure niet doorlopen, want men wordt en blijft de eigenaar. Zo kan men op vrij korte termijn de vastlegging doen van de middelen voor Bijzondere Jeugdzorg in de begroting 2002. Het Antwerpse schepencollege heeft een werkvergadering gehouden. Dat leidde tot de oprichting van een werkgroep die zeer snel de nodige infrastructuur moet vinden. Voor de aanwervingen van het personeel voor Everberg beschikken we over reserves waaruit we kunnen putten. We kunnen dus snel gaan.
De voorzitter : Mevrouw Merckx heeft het woord.
Mevrouw Trees Merckx-Van Goey : Ik dank de minister voor haar antwoord. Ik ben tevreden dat de keuze voor een inplanting van een halfopen instelling in Antwerpen is genomen na overleg met de jeugdmagistraten. Ik hoop dat de komende evaluatie ertoe leidt dat men snel zal kunnen bijsturen als dat nodig is. Zo nodig moeten we ook in de streek rond Brussel kunnen optreden.
Ik stel ook vast dat er via een lange omweg terug plaats is voor halfopen instellingen. Na de afschaffing van de opname van jongeren in gevangenissen zijn halfopen plaatsen omgebouwd tot gesloten. Vandaag worden de halfopen instellingen terug in ere hersteld : niet meer in West-Vlaanderen, maar wel in Antwerpen. Ik ben blij dat dit gebeurt.
De minister kondigt een verslag over Everberg aan. Misschien is het goed om daaraan informatie te koppelen over onder meer de bezettingsgraad van de traditionele gemeenschapsvoorzieningen. Everberg is niet de uitgelezen plaats voor een welbepaalde categorie van gevaarlijke jongeren, maar wel voor een restcategorie. Daar komen jongeren terecht als er elders geen plaats is.
De voorzitter : De cijfers worden in de jaarboeken van de Vlaamse Gemeenschap opgenomen. Everberg is daarin nog niet opgenomen.
Mevrouw Trees Merckx-Van Goey : Ik hoop dat we daarvan een verslag krijgen, en dat we daarover dan kunnen debatteren. Als we dan ook de cijfers over de gemeenschapsvoorzieningen krijgen, kunnen we daarover een globaal debat voeren. Everberg en de gemeenschapsvoorzieningen zijn immers communicerende vaten, hoewel we dat betreuren.
De minister stelt dat het probleem van de MOF-jongeren daar in principe niet bij betrokken is. Tijdens de bespreking van het decreet over de integrale jeugdhulp is er bij de verantwoordelijke voor Antwerpen op aangedrongen om de MOF-jongeren in het experiment te betrekken. Trajectbegeleiding van jongeren moet gebeuren op basis van het concept van de integrale jeugdhulp, hoewel in het decreet over de integrale jeugdhulp het probleem van de MOF-jongeren niet is opgenomen. Dat mag niet alleen van de goodwill van jeugdrechters afhangen.
Wat de psychiatrie betreft, is bevestigd wat we vroeger al hadden vernomen. En wat de drugsverslaafden betreft, zou het goed zijn om in het verlengde van de drugsnota daaraan eens een bespreking te wijden.
De voorzitter : De heer Van Dijck heeft het woord.
De heer Kris Van Dijck : De minister pleit voor bilaterale akkoorden tussen de federale staat enerzijds, en de gemeenschappen anderzijds. Wat de drie mogelijkheden betreft, blijven er nog twee over : voor of na 15 juni. Ik denk echter niet dat de minister een pleitbezorger is van een verdere federalisering van justitie.
Ik kan me achter het antwoord over Antwerpen scharen, maar dan is er nog Everberg en het jeugdsanctierecht. Als men oordeelt dat dit niet moet worden geregionaliseerd, blijft er een breuklijn. We weten dat hier in Vlaanderen een grote vraag naar is. Er is één partij die terzake op de rem blijft staan. Dat betreuren we.
De voorzitter : Het incident is gesloten.