Commissie voor Economie, Landbouw, Werkgelegenheid en Toerisme Vergadering van 17/10/2002
Vraag om uitleg van de heer Chris Vandenbroeke tot de heer Renaat Landuyt, Vlaams minister van Werkgelegenheid en Toerisme, over de evolutie van de werkzaamheidsgraad in Vlaanderen
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Vandenbroeke tot de heer Landuyt, Vlaams minister van Werkgelegenheid en Toerisme, over de evolutie van de werkzaamheidsgraad in Vlaanderen.
De heer Vandenbroeke heeft het woord.
-De heer Bogaert, voorzitter, treedt opnieuw als voorzitter op.
De heer Chris Vandenbroeke : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, door mijn laattijdigheid heb ik noodgedwongen interessante elementen van de discussie over de werkloosheid moeten missen. Ik sluit me volledig aan bij het voorstel van de heer Van Rompuy om eerstdaags een discussie ten gronde over tewerkstelling te voeren. Wat heeft de regering ons voorgehouden? Wat is er gebeurd? Wat is de realiteit op het veld?
In 1999 hield de regering ons een verhoging van de werkzaamheidsgraad voor. Daarbij werd gesteld dat de werkzaamheidsgraad bij ons schromelijk laag is, namelijk 59,5 percent. Dat zou met bekwame spoed moeten worden opgetrokken naar 65 percent. Dat is een mooie en een ambitieuze doelstelling. Er zouden per jaar 30.000 jobs moeten bijkomen, tegen het einde van de legislatuur betekent dat 150.000 extra jobs.
Bij het einde van de vorige legislatuur werd in het verdrag van Leuven gesteld dat de ambitie een halvering van de werkloosheid moest zijn. De werkloosheidsgraad in 1999 kennende, betekende dat full employment.
Na 1999 is er een technische herziening gekomen bij het definiëren van die werkzaamheidsgraad. Er kwam dus een andere manier van berekenen. In 1999 bedroeg de werkzaamheidsgraad 61,5 percent. Tegen het einde van de zittingsperiode zou die worden opgetrokken tot 70 percent. Gedurende die 5 jaar zouden er 30.000 extra banen worden gecreëerd. Door de aanpassing van de parameters zou men echter moeten uitkomen op ongeveer 67 percent. Tegen het fameuze scharnierjaar 2010 zou dit zelfs 70 percent moeten kunnen bedragen.
Ik heb hier uw beleidsbrief van vorig jaar. U wist dat het economisch moeilijker aan het worden was. U wist dat er structurele, maar ook conjuncturele problemen waren. Er was veel meer aan de hand dan de gebeurtenissen van 11 september. De economische vertraging was al duidelijk aanwijsbaar vanaf april of mei. Toch liet u zich superambitieus uit in uw beleidsbrief. Meerdere leden hebben daar reeds op gewezen. U zei dat de tewerkstellingstoename voor 2001 kon worden bepaald op 0,6 percent, en dat die voor dit jaar 0,7 percent zou bedragen. Concreet zou dit neerkomen op respectievelijk 26.000 en 29.000 extra banen. Dat is iets minder dan de vooropgestelde 30.000 banen. Maar in het licht van wat er structureel en conjunctureel aan de hand was, was dit toch wel heel gespierde taal. Ik ben benieuwd wat daarvan overblijft.
We kennen de realiteit. Die is ook tot uiting gekomen in de vragen van bepaalde collega's. Het beleid komt neer op het sombere beeld van steeds meer faillissementen en een enorme toename van de werkloosheid, in plaats van dat er jobs worden gecreëerd. Dit is niet alleen zo bij de allochtonen. Voor de eerste maal in jaren kunnen ook onze geschoolden, zelfs hooggeschoolden, niet meer worden ingepast in de arbeidsmarkt. De conclusie van het Steunpunt Werkgelegenheid, Vorming en Arbeid is dat de werkzaamheidsgraad vandaag 63,4 percent bedraagt. Dat zijn de harde cijfers. Meer zelfs, er is een afname van de werkzaamheidsgraad bij de mannen. Er is een lichte stijging bij de vrouwen. Maar ik benadruk nogmaals wat ik daarnet al zei : voor het eerst in jaren kennen de geschoolden alle moeite van de wereld -en dan druk ik me nog zwak uit -om een plaats te vinden op de arbeidsmarkt.
Ik wil dus de perspectieven die ons zijn voorgehouden toetsen aan de realiteit van vandaag en de realiteit zoals we ze al kunnen inschatten binnen 10 maanden, wanneer deze zittingsperiode ten einde is. Mijnheer de minister, ik denk dat u de conclusie van het Steunpunt Werkgelegenheid beaamt, namelijk dat de werkzaamheidsgraad vandaag 63,4 percent bedraagt. Dat is heel ver van het vooropgestelde doel van 67 percent. Ondertussen zijn we een jaar verder. Uw beleidsbrief had het over 26.000 jobs voor 2001. Hoeveel jobs zijn er daadwerkelijk gecreëerd in dat jaar? Uw beleidsbrief zinspeelde erop dat dit in 2002 verder zou worden opgetrokken, met een groeicoëfficiënt van 0,7 percent, of 29.000 jobs. Het jaar is uiteraard nog niet om, maar kunt u nu al inschatten wat het eindresultaat zal zijn? Ik denk dat dit ver onder de vooropgestelde 29.000 jobs zal blijven. Er resten u nog 10 maanden. Hoe denkt u uiteindelijk de norm van 67 percent te halen? Ik ben benieuwd naar uw antwoord en naar het bijkomende debat waarnaar de heer Van Rompuy verwees. We zijn ambitieus van start gegaan. Het doel was dat we binnen deze zittingsperiode zouden zorgen voor 5 maal 30.000 of 150.000 jobs, wat min of meer neerkomt op volledige tewerkstelling. We zijn daar ver van verwijderd, denk ik.
De voorzitter : Er is vanmorgen in deze commissie heel veel gepraat over deze problematiek. Zoals de heer Voorhamme en de heer Van Rompuy hebben gezegd, zou er een soort rondetafelconferentie moeten komen die het engere debat tussen de Vlaamse regering en de sociale partners overstijgt. Ik heb de indruk dat het parlement bij de opmaak van de doelstellingen inzake Kleurrijk Vlaanderen weinig of niet is betrokken. Het parlement zou stimulansen mogen geven om op hoger niveau rond de tafel te gaan zitten en te praten over het beleid. Hopelijk zal het Bureau hierover een besluit nemen.
De heer Laverge heeft het woord.
De heer Jacques Laverge : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, geachte leden, ik volg al een hele tijd de debatten over werkloosheid in dit parlement. We moeten ons hoeden voor paniekvoetbal. Natuurlijk is het zo dat de huidige conjunctuur niet alleen ons land, maar de hele wereld aantast. De heer Van Rompuy heeft het over het probleem met buitenlandse investeringen, maar zelfs de grootste verklaringen kunnen daaraan niets veranderen, want er is een storing in de wereldeconomie. Ik hoop dat die storing niet te lang zal duren. Ondertussen kunnen we een aantal punctuele aanpassingen van het beleid doorvoeren.
Ik steun de heer Van Goethem in zijn pleidooi dat er voor de werkgelegenheid eerst een creatieve fase nodig is. In de eerste plaats zijn er ondernemers nodig, want er kan geen werkgelegenheidsbeleid worden gevoerd zonder een ondernemingsbeleid. De regering doet heel hard haar best om het Vlaamse ondernemerschap wakker te schudden.
Het was immers aan het slapen omwille van de hoge welvaart en de gemakzucht die daarvan het gevolg is. Alleen door het ondernemerschap te steunen, kan werkgelegenheid ontstaan. Het parlement kan wel over werkgelegenheid praten, maar kan er geen creëren. We kunnen enkel zorgen voor een klimaat dat het voor de ondernemers makkelijker maakt om te investeren, om te starten, om uit te breiden en om aan kostenbeheersing te doen.
Heel wat factoren vallen absoluut buiten ons Vlaamse beleid. Over het grootste probleem wordt heel weinig gesproken : de massale delokalisatie naar Oost-Europa. Dat is een volledig nieuw element van ons economisch bestel. Ik hoop dat die landen zo snel mogelijk tot de EU toetreden zodat we de situatie onder controle krijgen. De arbeidskosten in die landen moeten verhogen, want momenteel wordt een arbeidskostenstrijd gestreden.
De premier vraagt voorzichtigheid bij de loononderhandelingen. De sociale partners moeten ook beseffen dat we niet leven in de kleine afgesloten Vlaamse ruimte, maar dat we deel uitmaken van een wereldeconomie met spelregels waar we niet zomaar tegenin kunnen gaan.
Het is belangrijk om de zaak positief te benaderen. De heer Vandenbroeke weet ook dat er altijd cyclische bewegingen zijn in de economie. Niet alles gaat slecht, er is ook hoop. Die cycli zijn sterk gebonden aan de beursevolutie en de beurs biedt reeds een aantal nieuwe perspectieven. We moeten de economie positief benaderen en optimistisch blijven. We mogen de zaak niet dramatiseren en doen alsof de hele Vlaamse economie aan het instorten is. Laten we samen zoeken hoe we op korte termijn de tijdelijke problemen kunnen oplossen. Alle experts verwachten over 2 tot 3 jaar opnieuw een forse stijging van de conjunctuur.
De voorzitter : De heer Laurys heeft het woord.
De heer Jan Laurys : Mijnheer de voorzitter, ik sluit me aan bij de bekommernissen van de heer Vandenbroeke, al is zijn vraag deze voormiddag al woordelijk aan bod gekomen. Ik ben het met de minister eens dat het geen oplossing is om altijd maar meer middelen te vragen, zoals de sociale partners doen. Er is natuurlijk nog een middenweg tussen enerzijds niets anders doen dan middelen vragen zonder ze concreet te besteden en anderzijds het voeren van een vrijblijvend debat. Ik heb al verwezen naar het verdrag van Leuven, het pact van Vilvoorde, levenslang leren, het Trivisi-overleg, het meerwaardeoverleg en de vele rondetafelgesprekken. Wij vragen concrete maatregelen.
Ik ga ervan uit dat wij als volksvertegenwoordiger kennis mogen nemen van stukken die de minister vrijblijvend aan de sociale partners geeft, zoals het startbanenplan. Een flexibele IBO is een goed instrument om de werkvloer te gebruiken in het licht van de werkgelegenheid. We hebben meer behoefte aan concrete, uitvoerbare, transparante maatregelen dan aan nog een overlegronde die uitmondt in vrijblijvende verklaringen waarover niemand het later nog heeft.
De voorzitter : De heer Van Goethem heeft het woord.
De heer Roland Van Goethem : Mijnheer de voorzitter, in onze zoektocht naar nieuwe banen mogen we niet in de val trappen en opnieuw nepjobs creëren in een of ander circuit, die economisch niet verantwoord zijn en geen meerwaarde hebben. De incentive moet wel degelijk komen van de competitiviteit van onze ondernemingen.
De voorzitter : Minister Landuyt heeft het woord.
Minister Renaat Landuyt : Mijnheer de voorzitter, dames en heren, met alle begrip voor mensen die pas later aan deze commissievergadering deelnemen, moet ik er toch op wijzen dat we al veel hebben besproken. Op de eerste en tweede vraag kan ik heel kort antwoorden door te verwijzen naar de RSZ-databank. Daaruit blijkt dat het aantal Vlaamse werknemers in loondienst in 2001 is gestegen met 27.300. Dat cijfer ligt dus hoger dan de inschatting in onze beleidsbrief.
De derde vraag betrof de meer recente evolutie. Uit de snelle schattingen van de tewerkstelling via de RSZ blijkt een stijging met 6.300 werknemers of 0,3 percent in 2001-2002.
Wat de vooruitzichten betreft, kan ik hier enkel melden dat ik in de beleidsbrief 2003 enkele correcties en indicaties zal moeten aanbrengen.
De vierde en de vijfde vraag kan ik enkel behoorlijk beantwoorden door naar de beleidsbrief 2003 te verwijzen. Ik hoop dat de vraagsteller hiervoor begrip kan opbrengen.
De voorzitter : De heer Vandenbroeke heeft het woord.
De heer Chris Vandenbroeke : Mijnheer de minister, ik heb hier alle begrip voor. Zodra ik uw beleidsbrief in handen krijg, zal ik dit verder uitspitten. We moeten uiteraard eerlijk en correct met de cijfers omspringen.
Er zijn momenteel twee bewegingen aan de gang. De eerste beweging betreft de demografische afgeleide. De instroom zal de komende jaren nog toenemen. De tweede beweging betreft de inschakeling van de nieuwkomers in de arbeidsmarkt. De vraag is hoeveel nieuwkomers werk zullen vinden. Samen bieden deze elementen me een zicht op de werkloosheid.
Het verontrust me ten zeerste dat de hooggeschoolden voor het eerst sinds jaren weer met een acuut probleem worden geconfronteerd. Blijkbaar kunnen de hooggeschoolden niet langer vlot in de arbeidsmarkt worden ingepast.
We moeten de huidige situatie grondig bespreken. Dit betekent uiteraard niet dat we in doemdenken moeten vervallen. We moeten de nodige realiteitszin aan de dag leggen. Er stellen zich niet enkel conjuncturele problemen. De Vlaamse economie wordt tevens met structurele problemen geconfronteerd.
Gezien onze gebrekkige hefboomkracht, is de risicofactor immens. Het gaat hier niet langer over delocatie. De textielsector stelt nog steeds 40.000 mensen te werk. Deze sector gaat evenwel langzaam ten onder. Nu de milieuheffingen niet langer aftrekbaar zijn, zijn de bedrijven niet langer concurrentieel. Ik geef dit voorbeeld enkel om aan te tonen dat er niet enkel conjuncturele problemen zijn. We moeten ook de structurele problemen grondig bespreken.
De voorzitter : Het incident is gesloten.