Commissie voor Leefmilieu, Natuurbehoud en Ruimtelijke Ordening Vergadering van 24/10/2002
Vraag om uitleg van mevrouw Marleen Van den Eynde tot de heer Dirk Van Mechelen, Vlaams minister van Financiën en Begroting, Innovatie, Media en Ruimtelijke Ordening, over het beleid ´uimte voor water´/P>
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van mevrouw Van den Eynde tot de heer Van Mechelen, Vlaams minister van Financiën en Begroting, Innovatie, Media en Ruimtelijke Ordening, over het beleid ´uimte voor water´
Mevrouw Van den Eynde heeft het woord.
Mevrouw Marleen Van den Eynde : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, de voorbije zomer veroorzaakten hevige regenbuien een enorme waterellende in vele Belgische gemeenten. Volgens deskundigen komen zulke buien maar eens om de 100 jaar voor. Niet alleen de voorbije zomer, maar de jongste jaren werden we geconfronteerd met dergelijke weersverschijnselen.
Om de gevolgen hiervan te beperken hebben verzekeringsmaatschappijen de eigenlijke oorzaken van wateroverlast in ons land onderzocht. Ook de federale regering heeft enkele maanden geleden de Vlaamse overheid om medewerking gevraagd bij het uitwerken van een federale verzekering tegen wateroverlast. Naast initiatieven om de financiële gevolgen daarvan te beperken, is het van groot belang om het aantal risicogebieden te beperken en heel voorzichtig om te springen met de waterhuishouding van gebieden die onderhevig zijn aan mogelijke wateroverlast.
De regenbuien van vorige zomer waren van buitengewoon formaat. Vele van die gebieden hadden misschien gevrijwaard kunnen blijven van die wateroverlast. Daarom is het noodzakelijk dat er werk wordt gemaakt van een degelijke invulling van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen met de nodige aandacht voor water. Dit was ook één van de principes van het RSV om water een ordenende functie te geven.
We stellen ons dan ook de vraag of er tot op vandaag voldoende aandacht is gegeven aan het watersysteem dat in het milieubeleidsplan van de vorige regering stond omschreven. In elk geval vonden de verzekeringsmaatschappijen het nuttig om het thema water nader te bekijken naar aanleiding van de verzekerbaarheid van wateroverlast.
KBC-verzekeringen bijvoorbeeld voerde een grondige studie naar de oorzaken van de overstromingen. Eén van de belangrijkste bevindingen is dat wateroverlast een gevolg is van menselijk handelen. De ruimtelijke wanorde, zoals ze wordt genoemd, is een zeer belangrijke oorzaak. De stadsvlucht deed de vraag naar bouwgrond en nieuwe verkavelingen toenemen op het platteland, dat voorheen als waterbuffer kon dienen. Ook de economische expansie leidde tot de ontwikkeling van industrieterreinen en het creëren van meer verharde gebieden, die voor een overbelasting van het rioleringsnet van de woonwijken zorgen.
Anderzijds is er het fenomeen van mensen die de rust van de natuur opzoeken en zich in de open ruimte vestigen, onder meer in de winterbeddingen van de rivieren, de plaats waar de rivier bij hoogwaterstanden rustig buiten zijn oevers kon treden zonder daarbij voor wateroverlast te zorgen.
Een groot probleem is ook dat er in het verleden zeer weinig of geen rekening werd gehouden met de samenstelling van de bodem, of die rijk was aan water, of die goed waterdoorlatend was, enzovoort. De verdere inbedding van de grachtenstelsels leidde ertoe dat het regenwater niet snel genoeg kon afvloeien in de te kleine rioleringsbuizen.
De studie schuift meteen ook een aantal oplossingen naar voren met als belangrijkste uitgangspunt ruimte voor water. Dat hiervoor nog zeer veel werk dient te gebeuren is zeker, maar een degelijke invulling van het ruimtelijkeordeningsbeleid met aandacht voor water is onontbeerlijk. Daarom is het van groot belang dat er veel voorzichtiger wordt omgesprongen met het toekennen van bouwvergunningen in risicogebieden. Een artikel in een magazine trok mijn aandacht. Het waarschuwde kandidaat-bouwers of -kopers van een bouwgrond voor problemen en hoge kosten bij het kopen van een bouwgrond in een waterrijk of waterziek gebied.
Mijnheer de minister, ik stelde u in mei 2001 een vraag over het bouwen in kwelgebieden. Vandaag denk ik nog steeds dat in het toekennen van bouwvergunningen onvoldoende rekening wordt gehouden met de structuur van de bodem, de draagkracht van de te bebouwen oppervlakte en de gevolgen voor de waterhuishouding van het hele gebied indien er wordt gebouwd op waterrijke of waterzieke gronden.
Wat is het beste voor de kandidaat-bouwer of voor de omwonenden of voor het hele gebied? Wordt het bouwgebied gedraineerd om het bouwen mogelijk te maken? Onrechtstreeks kan dat een gevolg hebben voor de waterhuishouding van het nabijgelegen gebied. Wordt de bestemming van het gebied gewijzigd? Dat is niet zo evident, maar soms is het, in het maatschappelijk belang zoals bij wateroverlast, wenselijk.
Mijnheer de minister, blijft u hetzelfde principe hanteren, met name dat het watersysteem één van de ordenende principes moet zijn in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen? Op welke manier hebt u in uw ruimtelijkeordeningsbeleid al rekening gehouden met de structuur van de bodem? Werden er studies en onderzoeken uitgevoerd over hoe een degelijk bodembeleid kan worden gevoerd? Werden er reeds plannen opgesteld van alle gebieden in Vlaanderen met een onderscheid tussen van nature overstroombare gebieden en recent overstroombare gebieden, om op die manier ruimte voor water afdwingbaar te maken? Op welke manier voert u momenteel overleg met de Arohm om een ruimtelijkeordeningsbeleid te voeren dat gestoeld is op ruimte voor water? Zal de Ahrom in de toekomst ruimte voor water bij gemeenten afdwingbaar maken?
De voorzitter : Minister Van Mechelen heeft het woord.
Minister Dirk Van Mechelen : Mijnheer de voorzitter, collega's, ik heb aan 13, 14 en 15 september 1998 een blijvende interesse voor wateroverlast overgehouden. Het spreekt vanzelf dat het departement Ruimtelijke Ordening ten zeerste begaan is met de problemen van wateroverlast en met de gebieden die moeten dienen als buffer.
De suburbanisatie in Vlaanderen is gekend. Door het systematisch blijven verharden van terreinen, het aanleggen van wegen, het bouwen van woningen, het aanleggen van parkeerplaatsen bij woningen, bedrijfsterreinen en winkelcentra, wordt het probleem alleen maar groter. Bij het recentelijk toekennen van bouwvergunningen zijn we daar wel degelijk intensief mee bezig. Bij de nieuwe verbouwing van Carrefour te Antwerpen werden zeer ingrijpende maatregelen genomen om de wateropvang van de hele parking te concentreren en controleren.
De ambtenaren van Ahrom zijn zich terdege bewust van het probleem van de wateroverlast en zijn bereid om daar, indien mogelijk en in afwachting van bijkomend studiemateriaal, rekening mee te houden. We proberen natuurlijke overstromingsgebieden te detecteren en we proberen de stommiteiten uit het verleden te vermijden. We moeten anticiperen op de maatschappelijke en financiële schade van overstromingen en ervoor zorgen dat we het kwaad voorkomen, indien dat mogelijk is.
Op 8 november 2001 heb ik op de werelddag van de stedenbouw een toespraak gehouden. Die stond volledig in het teken van een waterbeleid en het afstemmen van het waterbeleid op de ruimtelijke ordening in Vlaanderen. Er werd een hele dag geconfereerd over hoe die problemen in de praktijk worden aangepakt. De problemen van de Laaglandlaan in Merksem maken in de straatnaam duidelijk waar ze vandaan komen. We proberen systematisch om die water- en overstromingsgebieden te duiden en trachten te vermijden dat die verder worden aangetast.
Het spreekt voor zich dat de drie planningsniveaus daar hun verantwoordelijkheid moeten opnemen. In eerste instantie bedoel ik daarmee de gemeenten. Ik heb zelf het genoegen gehad om vijftien jaar openbare werken te beheren. Ik denk dat niemand beter de waterhuishouding van zijn gemeente kent dan het college van burgemeester en schepenen, dat dienaangaande bevoegd is en beter dan wie ook weet waar de pijnpunten zich in de gemeente situeren, hoe deze geremedieerd kunnen worden en hoe bijkomende problemen kunnen worden voorkomen. De drie niveaus zijn nodig om tot een goed beleid te komen.
Mijns inziens passen we het besluit van de Vlaamse regering van 29 juni 1999 heel consequent toe. Dit besluit legt bij de bouw van nieuwe eengezinswoningen of bij grondige renovatie de verplichting op om een hemelwaterput met een capaciteit van minimaal 3.000 liter te installeren. Dit wordt inderdaad toegepast bij nieuwe bouwwerken. In vele gemeenten bestaan trouwens systemen en subsidiëringsmechanismen voor diegenen die reeds gebouwd hebben maar nu zo'n hemelwaterput willen installeren.
Op het gewestelijke niveau hebben we daar bij het opstellen en het wijzigen van gewestplannen rekening mee gehouden. Er zijn in het verleden een aantal bestemmingswijzigingen in de gewestplannen doorgevoerd om natuurlijke overstromingsgebieden te vrijwaren van nieuwe bebouwing. We doen dat op basis van de zogenaamde NOG- of ROG-kaarten zoals u zelf hebt gesteld. Deze kaarten geven de natuurlijke overstromingsgebieden en de recent overstroomde gebieden weer. Ze worden gebruikt als toetsingskader bij de herziening van een gewestplan.
Het is belangrijk dat we deze kaarten gebruiken en dat we de systematisch opgebouwde gegevens gebruiken bij het opstellen van de nieuwe uitvoeringsplannen, die vandaag van de band rollen. Op dit ogenblik zijn twee plannen quasi klaar. Het betreft de afbakening van de regionaal stedelijke gebieden Aalst en Turnhout. In die afbakeningsplannen hebben we systematisch rekening gehouden met het beschermen van beekvalleien en overstromingsgebieden. Dat is zelfs cartografisch mee opgenomen in deze uitvoeringsplannen. Mijnheer de voorzitter, het is misschien interessant om dit bij gelegenheid aan de hand van concrete voorbeelden aan te tonen.
Hetzelfde hebben we gedaan in samenspraak met de provinciebesturen bij het opstellen van de 44 gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen in het kader van de problematiek van de zonevreemde campings. Ook daar hebben we duidelijk aangegeven welke gebieden wel mee werden opgenomen in de zonering. Tevens hebben we duidelijk gezegd dat bepaalde gebieden niet mogen worden bebouwd of bezet door gelijk welke infrastructuur. Hierdoor hebben we in het kader van die openluchtrecreatieve terreinen opnieuw een stuk waterberging meegenomen. Het betreft zelfs meer dan waterberging vermits er in een aantal gevallen zelfs natuurontwikkeling werd voorgeschreven.
We zullen dit systematisch blijven doen in de gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen. Ik zal één klein detail geven dat u ongetwijfeld ook na aan het hart zal liggen. Bij het verlenen van de bouwvergunning voor de hoge snelheidslijn tussen Antwerpen en de Nederlandse grens, hebben we de bouwvergunning voor de waterhuishouding geweigerd Zo hebben we de NMBS verplicht om daar het huiswerk volledig opnieuw te maken en met een compleet nieuw voorstel te komen. Inmiddels is dat probleem opgelost. We besteden dus ook veel aandacht aan bouwvergunningen van superinfrastructuur om erover te waken dat we daar geen nieuwe problemen creëren zoals in dit geval ten aanzien van het Schijnbekken.
We blijven dit vanzelfsprekend nauwgezet opvolgen. Tot slot wil ik verwijzen naar het ontwerp van decreet Integraal Waterbeleid van Minister Dua dat de Vlaamse regering op 19 juli 2002 heeft goedgekeurd. Via dit ontwerp van decreet zullen we ook definitief een kader scheppen om één en ander wettelijk te regelen. U weet dat dit ontwerp van decreet voor advies is overgemaakt aan de SERV en de MINA-raad. Mijnheer de voorzitter, het zal u en uw commissie toekomen om dit ontwerp van decreet uiteindelijk in tempo non suspecto te stemmen.
De voorzitter : Mevrouw Van Den Eynde heeft het woord.
Mevrouw Marleen Van Den Eynde : Mijnheer de minister, ik wil nog even mijn bezorgdheid duiden. Momenteel liggen er nog bouwgronden open omwille van de mogelijke wateroverlast. Pas vandaag bestaat er kennis om die gronden te draineren. Wat moeten we echter prefereren? Laten we die bouwgronden open liggen als waterbuffer of gaan we toch alle mogelijke technieken aanwenden om die grond toch maar bouwrijp te maken?
Als gemeenteraadsleden moeten we mee beslissen over de goedkeuring van een bouwvergunning of een verkaveling. Ik vind dit een zware verantwoordelijkheid. Als er nadien problemen inzake wateroverlast opduiken omdat het al waterrijke gebieden waren, zal ik me schuldig voelen omdat ik die verkaveling mee heb goedgekeurd. We hadden dan moeten weten dat het een waterrijk gebied betrof dat niet geschikt was voor bebouwing. Deze bezorgdheid ligt ten grondslag aan mijn vraagstelling.
Minister Dirk Van Mechelen : Ik wil u absoluut geen slapeloze nachten bezorgen. We moeten echter het aloude Vlaamse spreekwoord "Bezint eer ge begint" in de praktijk omzetten. De hele preventiecampagne die vandaag loopt, gaat van dezelfde idee uit. Men moet drie keer nadenken vooraleer een beslissing te nemen die zowel financieel, maatschappelijk, familiaal als sociaal een heel belangrijke impact heeft.
Dat probleem zal ongetwijfeld ter sprake komen bij de bespreking van het ontwerp van decreet Integraal Waterbeleid. Hier rijst natuurlijk de vraag wie er opdraait voor de kosten van het planloos weigeren van een bouwvergunning. In het decreet Integraal Waterbeleid hebben we een wijziging doorgevoerd omdat Ruimtelijke Ordening daar de kost niet van moet dragen. We hebben hier voor een deel te maken met Integraal Waterbeleid en Milieubeleid. De oprichting van een bijzonder fonds is voorzien om dit soort zaken te financieren. Als ik dit moet betalen uit mijn Grondfonds voor Planschade, zijn we aan een verkeerd avontuur begonnen.
Bij de invoering van een bouwverbod moet de bestemming van de gronden ook planologisch worden gewijzigd. Bij de gewestplannen in de jaren '70 heeft men daar eigenlijk geen rekening mee gehouden. Een wijziging zal onmiddellijk aanleiding geven tot eventuele schadevergoedingen. Daarom is het belangrijk dat er een instrument wordt ontwikkeld voor die wijziging. Dat zal ongetwijfeld besproken worden met Minister Dua in het kader van het ontwerp van decreet Integraal Waterbeleid.
De voorzitter : Het incident is gesloten.