Commissie voor Leefmilieu, Natuurbehoud en Ruimtelijke Ordening Vergadering van 17/10/2002
Vraag om uitleg van mevrouw Marleen Van den Eynde tot mevrouw Vera Dua, Vlaams minister van Leefmilieu en Landbouw, over grensoverschrijdende samenwerking
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van mevrouw Van den Eynde tot mevrouw Dua, Vlaams minister van Leefmilieu en Landbouw, over grensoverschrijdende samenwerking.
Mevrouw Van den Eynde heeft het woord.
Mevrouw Marleen Van den Eynde : Mevrouw de minister, op 28 januari van dit jaar heb ik hier al een vraag over gesteld. Ik weet het wel : het leggen van een directe link tussen verhoogde deposities en mogelijke verontreinigingsbronnen blijkt meestal -spijtig genoeg -niet mogelijk te zijn. Het probleem dat ik nu naar voren breng, heb ik dus wel al verschillende keren aan de orde gebracht, omdat er toch nog steeds klachten waren van omwonenden van die afvalverbrandingsinstallaties of van de zware industrie in die regio.
Het probleem werd ook naar voren gebracht in verband met een studie die door een Duits bedrijf in de Franse gemeente Halluin, buurgemeente van Menen, werd uitgevoerd. Op 28 januari heb ik gevraagd of u op de hoogte was van die studie. Dat bleek toen nog niet het geval te zijn.
Minister Vera Dua : Nu nog altijd niet.
Mevrouw Marleen Van den Eynde : Ik heb die studie ook niet. Hoe dan ook, uit die studie bleek dat er een lichte stijging was van het dioxinegehalte in de melk. Er werden dan 5 meetpunten opgestart, verspreid over de gemeente, en de resultaten zijn er volgens het overzicht van de maandelijkse dioxinedepositiemetingen steeds beter op geworden. Dat is dus toch wel goed nieuws.
De VMM heeft echter ook in het voor- en najaar van 2001 dioxineconcentratiemetingen laten uitvoeren in de Wervikstraat in Menen gedurende een bepaalde periode met constante windrichting, om op die manier na te gaan of een verhoogde dioxineconcentratie geassocieerd kan worden met een bepaalde windrichting uit een bepaalde regio of buurt.
Het rapport hiervan werd pas tegen einde maart 2002 verwacht. Ook in 2002 wilde de VMM een onderzoeksproject over die PCB-metingen opstarten op 4 plaatsen. Ook Menen zou in dit meetprogramma worden opgenomen. Blijkbaar zijn de resultaten van deze metingen niet zo gunstig, want u hebt inmiddels contact gezocht met uw Franse collega, om de verontreiniging die volgens u over de grens moet worden gezocht, op te sporen en aan te pakken.
Mevrouw de minister, ik heb de volgende vragen. Wat zijn nu de algemene vaststellingen van de dioxinedepositiemetingen die werden uitgevoerd op de verschillende meetpunten in Menen? Ik weet ondertussen dat u nog steeds niet in het bezit bent van de studie van het Duits bedrijf. Ik kan u dus ook niet vragen wat de bevindingen hiervan zijn.
Wat zijn de resultaten van de dioxineconcentratiemetingen die in het voor- en najaar van 2001 door de VMM werden uitgevoerd? Wat zijn de resultaten van de PCB-metingen die door de VMM in 2002 werden opgesteld? Werd naar aanleiding van de resultaten van de PCB-metingen overleg gevoerd met de Franse overheid? Gelden in Frankrijk dezelfde normen voor dioxine en PCB's als in België?
Kunt u mij meedelen of het federale ministerie van Volksgezondheid en Leefmilieu inmiddels maatregelen heeft getroffen na het aantreffen van een verhoogde dioxinewaarde in melkmonsters? Op welke manier zal er met het gemeentebestuur overlegd worden over te nemen maatregelen?
De voorzitter : Minister Dua heeft het woord.
Minister Vera Dua : Mijnheer de voorzitter, collega's, de luchtkwaliteit in Menen is duidelijk verbeterd sinds 1993. De maandelijkse dioxinedepositiemetingen, die over een volledig jaar uitgevoerd worden op de meetpost gelegen in de Wervikstraat in Menen, geven een licht dalende trend aan. Ik heb een hele reeks metingen, maar ik veronderstel dat niemand er een boodschap aan heeft dat ik die allemaal voorlees. Ik zal ze u schriftelijk bezorgen.
Hoe dan ook, in de periode van april tot augustus 2002 werd er geen enkele overschrijding van de richtwaarde vastgesteld. De jaren daarvoor waren er telkens een of twee. Het verbetert dus wel duidelijk. De uiteindelijke conclusie is dat de dioxinedeposities in Menen een fluctuerend verloop kennen. Dit wijst op het bestaan van een of meerdere discontinue bronnen, wat het natuurlijk moeilijk maakt om het op te sporen.
De Duitse studie waarvan sprake is ons niet bekend. We zullen daarover echter navraag doen bij de Franse diensten voor Leefmilieu. Die zullen wellicht op de hoogte zijn van deze zaak.
Diverse industriële vestigingen in Menen en Noord-Frankrijk zijn potentiële bronnen voor die verhoogde dioxinewaarden. Het opsporen van de bron of de bronnen wordt bemoeilijkt doordat de dioxinedepositie onderhevig is aan meteo-omstandigheden zoals windrichting en neerslag. De bemonsteringsduur van een depositiestaal laat het aanduiden van een richting niet toe. Gedurende een maand is men immers alles aan het opslaan. Daar kan men dus geen windrichting uit afleiden.
Daarom werden dioxineconcentratiemetingen gestart. Bij dergelijke concentratiemetingen wordt de lucht actief aangezogen en wordt de met stof beladen filter geanalyseerd op de aanwezigheid van dioxines. Deze metingen worden over kortere periodes uitgevoerd dan depositiemetingen -24 uur tot 2 weken naargelang het meettoestel -en er wordt naar gestreefd om gedurende een constante windrichting te bemonsteren. Via deze metingen poogt de VMM na te gaan uit welke windrichting een verhoogde dioxineconcentratie voorkomt.
Gedurende twee periodes werden stalen gecollecteerd : in mei-juni 2001 en in oktober-november 2001. Op basis van de heersende windrichting werden verschillende stalen geselecteerd en geanalyseerd op de aanwezigheid van dioxines. In 2 van de 26 stalen werden hogere dioxineconcentraties aangetroffen. Dit werd overgemaakt aan de milieu-inspectie.
Ik wil toch opmerken dat in het verleden vergelijkbare dioxineconcentraties werden aangetroffen op andere plaatsen. Het is dus niet zo dat het zeer uitzonderlijk is.
De overeenkomstige dioxinedeposities waren wel laag. Dat wijst erop dat het om piekwaarden gaat, die slechts uitzonderlijk voorkomen. Het is dus geen continue belasting.
De dioxineconcentraties werden gemeten in een periode met een uitzonderlijk lage depositie. De meetposten voor de PCB's zijn gelegen bij de Leie aan de Franse grens. Daar worden persistent hoge waarden gemeten. Dat wijst op een lokale bron, die op Frans of op Vlaams grondgebied ligt, dat is niet bekend. Er wordt wel aan de Milieu-inspectie gevraagd om dat op te zoeken. Aan het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen werd gevraagd om melkstalen in Menen te analyseren op de aanwezigheid van dioxines en PCB's. Daartoe werden 3 melkveebedrijven geselecteerd, om na te gaan of er verhoogde dioxine in de melkproductie aanwezig is.
Op 1 oktober 2002 heb ik een brief gericht aan de Franse minister van Leefmilieu, waarin ik haar de resultaten heb meegedeeld. Ik heb mijn bezorgdheid geuit en gevraagd een overleg te organiseren om de oorzaak van de grensoverschrijdende milieuproblemen na te gaan.
In het Vlarem nemen we momenteel dioxinedepositienormen op. Vlaanderen is de enige regio ter wereld waar dat vastligt. Het is ook aangekondigd op de Europese raad van de leefmilieuministers en het werd er goed onthaald. Voor PCB's werden nog geen normen uitgewerkt. Andere landen voeren nauwelijks depositiemetingen uit, omdat dat probleem als minder relevant wordt beschouwd.
De meetresultaten van de VMM geven echter duidelijk aan dat depositiemetingen een geschikt middel zijn om de kwaliteit van de omgevingslucht te meten en het bestaan van ongekende bronnen aan te duiden. Diffuse emissies worden opgevangen in de depositiekruiken. Dit impliceert dat het uitvoeren van emissiemetingen op schoorstenen van industriële installaties waardevolle informatie aanreikt, maar dat het ook zinvol is om het aan te vullen met kennis van concentraties in de onmiddellijke omgeving.
Ik weet niet of de federale minister van Leefmilieu en Volksgezondheid intussen maatregelen heeft getroffen. Wellicht worden de resultaten afgewacht van de metingen van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen.
De persnota over de dioxine- en PCB-resultaten hebben we vrijgegeven op 2 oktober. Op 30 september hadden wij en de VMM telefonisch contact opgenomen met het gemeentebestuur om inlichtingen te verschaffen. Dit gesprek werd gelijktijdig bevestigd door een schrijven aan het college van burgemeester en schepenen, en de gemeentelijke milieuraad. Op 3 oktober was er een overleg op het gemeentebestuur waaraan vertegenwoordigers van de VMM en van de Milieu-Inspectie deelnamen.
Er werden verdere acties besproken. De VMM zal einde 2002 concentratiemetingen opstarten. In het kader van het Interregproject, dat opgestart wordt om de grensoverschrijdende luchtverontreiniging in de regio Rijsel -Kortrijk te onderzoeken, zal de VMM enkele depositiemetingen op Frans grondgebied uitvoeren.
Eind 2002 wordt een PCB-project opgestart waarbij de samenhang tussen het voorkomen van PCB´ in lucht, depositie en op de bodem wordt onderzocht. Ook Menen wordt opgenomen in dit project. Daarnaast zal het Centrum voor Onderzoek in Diergeneeskunde en Agrochemie onderzoek verrichten naar PCB-gehaltes in gras.
Op die manier hebben we een beeld van de problemen in die streek. Het is altijd moeilijk om piekbronnen van vervuiling op te sporen, omdat ze eenmalig zijn.
De voorzitter : Het incident is gesloten.