Commissie voor Cultuur, Media en Sport Vergadering van 22/10/2002
Interpellatie van de heer Walter Vandenbossche tot de heer Paul Van Grembergen, Vlaams minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Cultuur, Jeugd en Ambtenarenzaken, over de toepassing in Brussel van het decreet houdende het stimuleren van een kwalitatief en integraal lokaal cultuurbeleid
De voorzitter : Aan de orde is de interpellatie van de heer Vandenbossche tot de heer Van Grembergen, Vlaams minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Cultuur, Jeugd en Ambtenarenzaken, over de toepassing in Brussel van het decreet houdende het stimuleren van een kwalitatief en integraal lokaal cultuurbeleid.
De heer Vandenbossche heeft woord.
De heer Walter Vandenbossche : Mijnheer de minister, mijnheer de voorzitter, collega's, dit is een staaltje van Brusselse spitstechnologie, vervat in een lokaal cultuurdecreet. De Vlaamse schepenen in Brussel hebben dit decreet bestudeerd en zijn nagegaan op welke manier dit tot uitvoering moet worden gebracht. Dit blijft onduidelijk. Uw antwoord zal politieke verduidelijking verschaffen aan iedereen die vandaag op het terrein met dit decreet bezig is.
Ik heb in de VGC gezegd dat de evaluatie in Vlaanderen misschien anders zal verlopen dan in Brussel. In Brussel wordt dit zeer goed ontvangen. Er wordt uitgekeken wat er op het terrein kan gebeuren. Er is dus wel degelijk wat ruimte om een Vlaams beleid te voeren.
De vraag is of er sprake kan zijn van een rechtstreekse relatie tussen de Vlaamse Gemeenschap en het lokale niveau. Uit het cultuurdecreet blijkt dat dit iets minder het geval is omdat de VGC opnieuw een specifieke rol heeft gekregen. Deze rol blijft wel wat onduidelijk. U kunt hierover vanuit de Vlaamse regering duidelijkheid verschaffen. Met dit decreet in de hand lijkt de VGC goed op weg om bijkomende obstakels op te werpen voor een vlotte instap van een aantal Brusselse gemeenten in dit decreet.
De vraag is of het hier gaat om een mechanisme van bevoogding, dan wel of men ervoor opteert om de toepassing van het lokaal cultuurdecreet op een soepele wijze mogelijk te maken. De belangrijkste voorwaarden die worden gesteld, zijn dezelfde als die in Vlaanderen. Men moet over een gesubsidieerde bibliotheek beschikken en er moet een cultuurbeleidsplan worden goedgekeurd.
Ik heb mijn interpellatie in twee gedeelten opgedeeld. Er is het aspect bibliotheek en bibliotheekwezen, en de problematiek van 1 euro per Vlaamse inwoner. Met betrekking tot de bibliotheek onderscheiden wij drie belangrijke categorieën. Elf gemeenten beantwoorden aan de voorwaarden van het decreet. Negen gemeenten hebben een plaatselijke openbare bibliotheek. Twee gemeenten hebben een filiaal van de hoofdstedelijke bibliotheek (HOB). Er zijn gemeenten die reële stappen willen zetten om in het decreet in te stappen, andere willen dit niet. De Vlaamse aanwezigheid in het schepencollege is daarbij geen hefboom.
Voor de gemeenten van categorie 2 voorziet de VGC in een begeleiding bij het oprichten van een plaatselijke openbare bibliotheek, en in financiële en logistieke steun voor het verwerven van de nodige culturele infrastructuur. Voor de gemeenten van categorie 3 zal de VGC haar initiërende rol spelen, maar voor de overige 11 gemeenten moet een instap in het Vlaams decreet mogelijk zijn. Daar rijst het eerste grote probleem. Voor twee gemeenten, Vorst en Sint-Gillis, lijkt de VGC een bijkomende voorwaarde te stellen, namelijk de filialisering van de hoofdstedelijke bibliotheek. De VGC eist dat dit een normale plaatselijke openbare bibliotheek wordt. Er moet dus een financieel engagement worden genomen, maar daar bestaat geen politieke duidelijkheid over.
Er zijn meerderheidsakkoorden gesloten bij de gemeenteraadsverkiezingen, waarvan dit decreet op dat ogenblik geen deel uitmaakte. Mijnheer de minister, zult u aanvaarden dat de VGC die 2 gemeenten dwingt de bijkomende eis te aanvaarden, om hun bibliotheek als filiaal van de hoofdstedelijke bibliotheek om te zetten tot een plaatselijke openbare bibliotheek? Als u dit aanvaardt, zal het cultuurdecreet geen uitvoering krijgen, omdat die gemeentebesturen daarop niet voorzien zijn.
Ik heb het probleem van de financiering van de gemeenten aangeraakt. Dat mag niet altijd worden herleid tot onwil van de Franstaligen, maar gemeenten als Vorst en Sint-Gillis zijn niet noodzakelijk in staat om die stap te zetten. Dit betekent dat de Vlaamse regering beslist dat die gemeenten in feite niet in het lokaal cultuurdecreet kunnen stappen.
De Vlaamse Gemeenschap beschikt zelf over een niet onaanzienlijke culturele infrastructuur in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Een aantal van die instellingen wordt supplementair gesubsidieerd door de VGC. Toch stel ik vast dat die Vlaamse instellingen in het VGC-cultuurbeleidsplan onvoldoende aan bod komen.
Mijnheer de minister, kunt u verduidelijken op basis van welke criteria uit het Vlaams decreet de VGC de gemeenten Vorst en Sint-Gillis een overdracht van hun HOB-filialen kan opleggen? Welke garanties hebben die gemeenten dat die werkwijze niet tot een onnodige vertraging zal leiden voor hun lokaal cultuurbeleid? Wat is de logica van de VGC? Is er overleg gepleegd tussen de Vlaamse regering en de VGC? Wat is uw houding hierin?
Waarin verschilt de benadering van Vlaanderen met die van de VGC ten aanzien van de door de VGC erkende bibliotheken in Brussel? Hebt u voorzieningen getroffen voor de gemeenten die enkel over een dergelijke bibliotheek beschikken en toch in het decreet willen stappen? Welke afspraken hebt u gemaakt met de VGC? Zullen die worden ingeschreven in het convenant? Hebt u een exhaustieve lijst van de culturele instellingen van de Vlaamse Gemeenschap in Brussel? Welke rol krijgt de VGC daarin toebedeeld? Op welke wijze moeten die instellingen hun lokale uitstraling en inplanting realiseren?
Ik maak me veel zorgen over het partnership. Er zijn een aantal Vlaamse instellingen, zoals het Vlaams centrum voor amateurkunsten en de rijksmuziekacademies, waar de VGC aan voorbijgaat in haar cultuurbeleidsplan. Nochtans zijn dat belangrijke actoren die op het lokale niveau een bijzonder belangrijke rol spelen. Het Vlaams centrum voor amateurkunsten te Anderlecht heeft een belangrijke betekenis voor de Vlaamse Gemeenschap. De VGC gaat daaraan voorbij, maakt daar zelfs geen melding van. Is het niet belangrijk dat de VGC dat in haar cultuurbeleidsplan inschrijft en op die manier die gemeentebesturen stimuleert tot interactie om op die manier het cultuurbeleid te verbreden?
Het tweede deel van mijn interpellatie gaat over de extra euro per Vlaamse inwoner. Dat is een sterke maatregel. De Vlaamse regering behoudt haar engagement dat in de regeringsverklaring is opgenomen, namelijk 12 miljoen euro. Wij maken ons echter opnieuw zorgen want de VGC lijkt een aantal krijtlijnen te trekken met betrekking tot het engageren van die middelen, waarvan de bepalingen niet in het decreet terug te vinden zijn. Mijnheer de minister, kan de VGC op die wijze een rol vervullen, of moet dat door u worden gecorrigeerd? Opteert de Vlaamse regering voor een rechtstreekse dynamiek naar de lokale besturen? Ik vind het een unieke kans dat de Vlaamse regering dat via de Vlaamse schepen kan doen. De VGC kan wel een initiërende rol spelen ten aanzien van de onwillige gemeentebesturen, maar hoeft niet remmend te werken op het instappen in het mechanisme van uw administratie.
Ik wil het hebben over het actieplan. Nadat het cultuurbeleidsplan, zoals het in Vlaanderen door de verschillende cycli werd goedgekeurd en meegedeeld na advies van de VGC, ter goedkeuring werd overgemaakt aan uw administratie, lijkt het mechanisme op gang te kunnen komen. Op dat ogenblik echter eist de VGC een actieplan, waarvan niet duidelijk is of het opnieuw een instrument van administratieve vertraging is, of dat het een instrument van bevoogding van de VGC is, of dat we het niet kunnen omzeilen en moeten beschouwen als een formeel mededelingsplan, zodat het op het terrein niet wordt afgeremd.
Mijnheer de minister, wordt over de door de VGC voorgestelde werkwijze inzake de actieplannen overlegd met de Vlaamse regering? Kunt u zeggen welke bepalingen uit het Vlaamse decreet hierop van toepassing zijn? Bevestigt u dat een positief advies van de VGC bij de indiening van een gemeentelijk cultuurbeleidsplan, na goedkeuring door de Vlaamse regering, de facto ook een akkoord inhoudt met het door de gemeente ingediende actieplan voor bijzondere en vernieuwende projecten, dat daarin past? Onderschrijft de Vlaamse regering de stelling dat de communicatie van de bedoelde actieplannen voor de Brusselse gemeenten met het cultuurbeleidsplan uitsluitend met de Vlaamse overheid moet gebeuren? Kan een subsidiëring bijgevolg niet meer worden geweigerd door de VGC, noch worden onderworpen aan de door de VGC opgeworpen extra voorwaarden? Zal de Vlaamse regering deze interpretatie ook aan de VGC meedelen? Hoe wilt u garanderen dat de projecten die vanuit Brusselse gemeenten met een cultuurbeleidsplan worden ingediend, op gelijke voet worden behandeld met projecten die door de VGC zelf of door andere Brusselse gemeenten worden ingediend?
Mijnheer de minister, wordt het cultuurdecreet gebruikt als een instrument van een soepele en sterke stimulans voor een Vlaamse aanwezigheid en dynamisering, of wordt het gebruikt voor een strategie van administratieve creatie van belemmeringen waarin een kat haar jongen niet terugvindt? Ik begrijp dat veel collega's het opgeven. We zijn hier dagelijks met de cultuurcoördinator mee bezig en plegen overleg om geen fouten te maken. Mijnheer de minister, u kunt ons helpen om dit op te lossen. Het kan niet dat we een cultuurcoördinator of een bibliothecaris vragen om zich met regeltjes bezig te houden. We hopen dat de uitbouw van onze lokale cultuurcentra en bibliotheken, en het stimuleren van onze verenigingen ons door de regeltjes niet wordt ontnomen.
Ik heb mijn interpellatie bewust verwarrend gemaakt omdat het voor iedereen duidelijk zou zijn wat men ons in Brussel aandoet. Mijnheer de minister, onze hoop op betere dagen ligt in uw handen.
De voorzitter : Minister Van Grembergen heeft het woord.
Minister Paul Van Grembergen : Mijnheer de voorzitter, collega's, tussen de Vlaamse Gemeenschap en de VGC werden 2 convenants afgesloten in het kader van het decreet van 13 juli 2001 houdende het stimuleren van een kwalitatief en integraal lokaal cultuurbeleid. Dit gebeurde conform de artikels 16.34 en 16.35 van het genoemde decreet. Die convenants geven onder meer invulling aan de procedures voor opmaak en evaluatie van de beleidsplannen voor bibliotheekbeleid en cultuurcentra. Bovendien werd het cultuurbeleidsplan van de VGC op 26 september ingediend onder voorbehoud van goedkeuring door de raad van de VGC op 18 oktober.
Mijn administratie heeft de evaluatie van de beleidsplannen derhalve niet afgerond. Bovendien was het alleszins niet de wil van de decreetgever om de verantwoordelijkheid van de lokale beleidsdiscussie naar zich toe te trekken, integendeel. Dit decreet wil consequent het subsidiariteitsprincipe toepassen, uiteraard binnen bepaalde lijnen die door het decreet en het uitvoeringsbesluit worden uitgetekend.
Volgens artikel 22 van het decreet kan een aanvraag van een gemeente voor subsidiëring van een cultuurbeleidscoördinator alleen in aanmerking worden genomen als de gemeente beschikt over een door het decreet gesubsidieerde bibliotheek. In dit opzicht betekent dat een autonome gemeentelijke bibliotheek of een bibliotheek in samenwerking met een andere gemeente of de VGC. Een samenwerking veronderstelt een financiële inbreng van de beide partijen. Dat kan betekenen dat de gemeenten de filialen overnemen, en dat er een inhoudelijke samenwerking blijft met de VGC. Die gemeenten hebben het voordeel dat ze geen eigen volledige bibliotheek moeten oprichten, maar als filiaal kunnen functioneren van de hoofdstedelijke openbare bibliotheek, weliswaar met financiële inbreng vanuit de gemeente. Er moet wel een samenwerkingsverband zijn dat de verschillende aspecten regelt en dat wordt goedgekeurd door beide partijen.
Elke gemeente die beschikt over een bibliotheek die aan het decreet voldoet, kan in het decreet stappen voor de subsidiëring ervan. De culturele infrastructuur van de Vlaamse Gemeenschap kan niet worden ingebracht voor de aanvraag van een cultuurbeleidsplan. Artikel 5, paragraaf 2 van het uitvoeringsbesluit bepaalt dat alleen de culturele infrastructuur van de VGC in aanmerking kan worden genomen op basis van een overeenkomst met de VGC. De gemeenten Anderlecht, Etterbeek, Jette, Schaarbeek en Sint-Pieters-Woluwe hebben een aanvraag voor een cultuurbeleidsplan ingediend dat ook is aanvaard.
Het decreet bepaalt inderdaad dat de Vlaamse Gemeenschapscommissie pas na goedkeuring van zijn beleidsplan de 1-eurosubsidie krijgt. Brusselse gemeenten krijgen de 1-eurosubsidie niet na goedkeuring van hun beleidsplan. In verband met de verhouding van de gemeenten tot de Vlaamse Gemeenschapscommissie stelt het uitvoeringsbesluit enkel dat de gemeenten hun plan voor advies moeten indienen bij de Vlaamse Gemeenschapscommissie. Uit het advies moet blijken dat het gemeentelijk cultuurbeleidsplan is afgestemd op dat van de Vlaamse Gemeenschapscommissie.
Ik benadruk dat afspraken over de besteding van deze middelen in de eerste plaats een zaak zijn van de gemeente en de Vlaamse Gemeenschapscommissie onderling. Het decreet gaat uit van een maximale subsidiariteit. De Vlaamse overheid huldigt het principe zich zeker niet te mengen in inhoudelijke discussies op lokaal vlak.
De manier waarop de VGC de 1-eurosubsidie zal geven aan de gemeenten, moet worden beschreven in hun cultuurbeleidsplan. Binnen de drie maanden moet de minister het plan goed- of afkeuren. De door de heer Vandenbossche aangebrachte problematiek zal worden onderzocht naar aanleiding van de behandeling van het beleidsplan van de Vlaamse Gemeenschapscommissie, in functie van een goedkeuring door de minister.
De voorzitter : De heer Vandenbossche heeft het woord.
De heer Walter Vandenbossche : Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord op heel veel vragen. Er rest me alleen nog te vragen of de Vlaamse Gemeenschapscommissie de filialen van de bibliotheken dwingend kan omvormen tot plaatselijke openbare bibliotheken. Kan de VGC met name de bibliotheken van Vorst en Sint-Gillis opleggen plaatselijke openbare bibliotheken te worden, vooraleer kan worden ingestapt in het cultuurbeleidsplan? Mij lijkt dat op grond van het decreet niet mogelijk.
De voorzitter : Het decreet is niet dwingend : het biedt de mogelijkheid om in te stappen.
De heer Walter Vandenbossche : De aanwezigheid van een filiaal volstaat om met een cultuurbeleidsplan in het decreet te kunnen instappen. Vandaag werpt de VGC echter een belemmering op voor die twee gemeenten. Ze dwingt hen de filialen over te nemen en om te vormen tot plaatselijke openbare bibliotheken. Dat lijkt me in strijd met het decreet.
De voorzitter : Minister Van Gembergen heeft het woord.
Minister Paul Van Grembergen : Het volstaat dat er een overeenkomst is tussen de VGC en de gemeente dat de gemeente zal samenwerken met het filiaal en meer middelen ter beschikking zal stellen.
De heer Walter Vandenbossche : De gemeente moet dus een financieel engagement ten aanzien van het filiaal van de hoofdstedelijke bibliotheek in haar begroting inschrijven?
Minister Paul Van Grembergen : Dat klopt.
De voorzitter : Dit is een duidelijk antwoord. Zolang die voorwaarde niet is vervuld, kan de bibliotheek geen aanspraak maken op de subsidiëring.
Het incident is gesloten.