Commissie voor Institutionele en Bestuurlijke Hervorming en Ambtenarenzaken Vergadering van 15/10/2002
Vraag om uitleg van de heer André-Emiel Bogaert tot de heer Paul Van Grembergen, Vlaams minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Cultuur, Jeugd en Ambtenarenzaken, over de motie van de VWK in verband met de telling van de verkiezingen
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Bogaert tot de heer Van Grembergen, Vlaams minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Cultuur, Jeugd en Ambtenarenzaken, over de motie van de VWK in verband met de telling van de verkiezingen.
De heer Bogaert heeft het woord.
De heer André-Emiel Bogaert : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, enige tijd geleden bracht de Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Wetenschappen en Kunsten een motie uit die gericht was aan de voorzitter van het Vlaams Parlement, tevens voorzitter van deze commissie. Dergelijke eerbare instellingen doen dat niet om de haverklap. Integendeel, ze denken goed na vooraleer ze zoiets doen.
Daarna hebben ook de leden van het Vlaams Parlement deze motie gekregen. De motie houdt verband met de wijze waarop de telling van de verkiezingen op gemeentelijk niveau tot op heden gebeurt. Voor alle duidelijkheid : eind juni heeft de voorzitter op zijn beurt aan alle leden van het Vlaams Parlement een kopie gezonden van de tekst van de motie die hij had ontvangen. De bedoelde motie bevat eigenlijk een gemotiveerd pleidooi ter bepleiting van een telling van de verkiezingen op gemeentelijk niveau.
Hiertoe worden heel wat historische, wettelijke, rechtsvergelijkende en democratische argumenten aangehaald. Het is inderdaad beter de historische anomalie van de oude kantonnale omschrijvingen, die aan geen enkele realiteit meer beantwoorden, te vervangen door een meer aangepaste omschrijving die samenvalt met de gefuseerde gemeenten.
In de respectieve regeerakkoorden op federaal, gewest- en gemeenschapsniveau wordt de administratieve vereenvoudiging als een van de belangrijkste doelstellingen vooropgesteld. Dit wordt dan gekoppeld aan een verdere democratisering van het kiessysteem en de betrokkenheid van de kiezers bij de verkiezingen als zodanig. Een telling van de verkiezingen op gemeentelijk niveau beantwoordt inderdaad aan een sociologische realiteit, aan een wetenschappelijke verantwoording en aan een democratische vereenvoudiging.
Ik weet dat men hier altijd beukt op het federale, gewestelijke en gemeenschapsniveau. Ik begeef me dus enigszins op glad ijs. Gelet op het feit dat de motie gericht is aan de voorzitter van deze commissie en via hem aan de andere parlementsleden werd bezorgd, wil ik toch wel een aantal vragen stellen.
Mijnheer de minister, de eerste drie vragen hebben betrekking op wat ik al naar voren heb gebracht. Een bijkomende vierde vraag die ik zal stellen, hoeft u niet noodzakelijk vandaag te beantwoorden. U kunt daar later eventueel een schriftelijk antwoord op geven. Deze vierde vraag is immers pas opgekomen naar aanleiding van de studie van het onderhavige dossier.
Mijnheer de minister, kunt u in de huidige stand van zaken uw visie of die van de Vlaamse regering geven ten aanzien van de motie van de VWK? Wordt hiervoor al dan niet in interministerieel overleg tussen de verschillende bestuursniveaus voorzien? Kan Vlaanderen in uitvoering van de Lambermontakkoorden eenzijdig de wettelijke regels inzake de telling van de verkiezingen wijzigen?
Mijn vierde vraag heeft betrekking op het geautomatiseerd stemmen. In de huidige stand van zaken is er sprake van een zekere anomalie tussen de gemeenten waar elektronisch wordt gestemd en de gemeenten waar nog op de oude wijze wordt gestemd met aanpunten. Dit heeft niet zozeer belang wat betreft de juistheid van het aantal uitgebrachte stemmen, maar in de praktijk is wel al duidelijk gebleken dat het van zeer groot belang is voor het aantal voorkeurstemmen.
Wat is in Vlaanderen de stand van zaken wat betreft de gemeenten of regio's waar men elektronisch dan wel nog op de oude manier stemt? Zijn er voor de toekomst incentives van de Vlaamse regering om een uniform systeem op te zetten, zodat er geen twee soorten tellingen zijn?
De voorzitter : Minister Van Grembergen heeft het woord.
Minister Paul Van Grembergen : Mijnheer de voorzitter, collega's, in uitvoering van de Lambermontakkoorden is de Vlaamse overheid uitsluitend bevoegd voor de regeling van de meeste aspecten van de verkiezingen voor de gemeenteraden, de provincieraden, de districtsraden en de burgemeesters, alsook de verkiezing van de OCMW-raden en de schepenen in sommige taalgrensgemeenten. De deelstaatverkiezingen blijven hoofdzakelijk een federale bevoegdheid, alhoewel ook daar binnen de constitutieve autonomie een aantal zaken door ons geregeld kunnen worden. Deze afbakening van de bevoegdheden is duidelijk. Wat dat betreft, is niet voorzien in overleg tussen de verschillende bestuursniveaus.
Wat de Vlaamse bevoegdheden betreft, heeft de vraag betrekking op de verkiezingen voor de provincieraden. Deze verkiezingen verliepen in 2000 gedeeltelijk via geautomatiseerde stemming. Dat zal ook in 2006 het geval zijn en desgevallend wordt die automatisering nog uitgebreid. Bij het automatisch stemmen gebeurt de telling nu reeds op het niveau van het district en niet van de gemeente. Een telling op een hoger niveau betekent, met de huidige werkwijze van elektronisch stemmen, wel een vereenvoudiging en tijdwinst. De telling op gemeentelijk niveau vereist een bijkomend echelon dat louter functioneel voor de verkiezingen van de provincieraden niet echt een meerwaarde heeft. Er zijn in dat geval wel meer telbureaus, mensen en administratieve handelingen nodig.
Ik begrijp dat het voor wetenschappelijk-statistische doeleinden aangewezen is om resultaten te kennen op het laagst mogelijke niveau. Ik weet ook dat partijen zeer geïnteresseerd zijn om te weten in welke straten en wijken ze scoren of niet scoren. Vroeger werden in sommige gemeenten bij gemeenteraadsverkiezingen door de partijen afspraken gemaakt om de bussen met de stembrieven niet te mengen, om op die manier hun sterktes en zwaktes beter te kunnen analyseren in de hoop daar dan iets mee te kunnen doen.
Rekening houdend met de snelle technologische evolutie is het misschien in de toekomst wel mogelijk de stemresultaten op een lager niveau te verkrijgen, zonder dat dit de procedure van de verkiezingen extra verzwaart. Ik weet bovendien dat er een bepaalde redenering werd opgebouwd om de stembussen te mengen. Dat was trouwens de normale regelgeving. Ik denk dat dit nog altijd een goed principe is.
Niettegenstaande ook de kantons onderling erg sterk verschillen in grootte, rijst daarbij de vraag of door de sterke ongelijkheid in grootte van de Vlaamse gemeenten en het bestaan van zeer kleine gemeenten een telling op gemeentelijk niveau een wenselijke evolutie is en of daardoor aan de wetenschappelijke bedoeling achter uw vraag tegemoet wordt gekomen. De stad Antwerpen zou eenzelfde regeling hebben als de gemeente Mesen, als een en ander dus per gemeente op die manier zou worden ingevuld. Daar zie ik dus toch niet zozeer de wetenschappelijke waarde van in.
In het kader van de voorbereidingen van het ontwerp van een Vlaams kiesdecreet voor gemeenten en provincies wordt de indeling van de provincies in entiteiten, op basis waarvan de zetelverdeling gebeurt, wel bestudeerd. Mijnheer Bogaert, ik wil uw vraag daarbij mee in overweging nemen. Ik kan daar evenwel in dit premature stadium nog geen verdere informatie over verstrekken.
Ter herinnering wil ik wel nog eens zeggen waarvoor Vlaanderen constitutioneel precies bevoegd is. Ik som de verschillende zaken even op : het bepalen van het aantal leden van het Vlaams Parlement, het instellen van bijkomende onverenigbaarheden om verkiesbaar te zijn, het vaststellen van de kieskringen, het bepalen hoeveel personen de akte van voordracht moeten ondertekenen en het invoeren van een kiesdrempel. Die wijzigingen moeten wel telkens met een tweederde meerderheid in het Vlaams Parlement goedgekeurd worden.
Dan is er nog uw vierde vraag inzake het geautomatiseerd stemmen. Ik ben het met u eens dat het niet zo zou mogen zijn dat de wijze waarop men stemt invloed heeft op het stemgedrag of op de voorkeurstemmen. Ik pleit er dan ook voor om zo snel mogelijk naar een geüniformiseerd systeem te gaan. Dat zal zeker geen terugkeer naar de stembrief zijn, er zal integendeel worden gestreefd naar een versnelling van de automatisering.
De voorzitter : De heer Bogaert heeft het woord.
De heer André-Emiel Bogaert : Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord, zeker wat betreft het laatste gedeelte. Ik ben het volledig met u eens dat we niet onder de bevoegdheidsverdelingen uit kunnen. Toch zijn aan alle voorstellen zowel pro's als contra's verbonden.
U hebt verwezen naar Antwerpen en Mesen. Uw stelling is inderdaad juist, maar ik wil toch ook het volgende punt naar voren brengen. Op zichzelf vormen de districten ook een kunstmatige opdeling. We hebben dat ook gezien bij de politiezones, want die komen niet overeen met de districten. Dat zijn dus weer andere indelingen. Ik kan u volgen als u het hebt over omkadering, infrastructuur en financiering. Ik ben het echter niet met u eens dat de indeling in districten overeenkomt met een realiteit.
In de toekomst moeten we ervoor zorgen dat een en ander zo duidelijk mogelijk gebeurt en zo dicht mogelijk bij de bevolking. Ik heb het dan ook over de uitslagen van het stemgedrag. We moeten dit natuurlijk niet per straat gaan bekijken, maar nu is er dikwijls onduidelijkheid over het verschil van niveau.
Het zou inderdaad goed zijn als we voor Vlaanderen zo vlug mogelijk naar een geüniformiseerd systeem zouden komen. Het archaïsche systeem moet verdwijnen, en het elektronisch stemmen moet overal worden ingevoerd. Op die manier kunnen we alle huidige anomalieën -die men al of niet kan bewijzen -uit de weg ruimen.
De voorzitter : Minister Van Grembergen heeft het woord.
Minister Paul Van Grembergen : Ik wil nog even verwijzen naar een principe dat ik toch wel belangrijk vind. Ik heb er geen enkel probleem mee dat politieke partijen elkaar bestrijden en op basis van hun programma's het gevecht aangaan. Dat is eigen aan de democratie.
Op basis van het ontleden van de samenstelling van wijken en straten zou de overheid echter -al naargelang er meerderheden zijn -de burgers daarmee ook een soort van last op de schouders leggen. We zouden hen immers tekenen met een Kaïnsteken of een ander teken. Burgers kiezen hun vertegenwoordigers, en partijen hebben hun programma. Daar moeten we zeer onthecht mee omgaan. Als er fouten zijn in het beleid, moeten we die op een doelbewuste manier trachten weg te werken, en niet op basis van louter lokale situaties in bepaalde wijken of straten.
De voorzitter : Het incident is gesloten.