Commissie voor Leefmilieu, Natuurbehoud en Ruimtelijke Ordening Vergadering van 04/07/2002
Vraag om uitleg van de heer Paul Wille tot mevrouw Vera Dua, Vlaams minister van Leefmilieu en Landbouw, over erkende bodemsaneringsdeskundigen in een situatie van onverenigbaarheid
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Wille tot mevrouw Dua, Vlaams minister van Leefmilieu en Landbouw, over erkende bodemsaneringsdeskundigen in een situatie van onverenigbaarheid.
De heer Wille heeft het woord.
De heer Paul Wille : Mijnheer de voorzitter, dames en heren, voor een aantal onder u lijkt dit misschien een detailvraagje, maar voor mij is het een belangrijke vraag. Een aantal vennootschappen delen de eigenschap dat de overheid -het Vlaams Gewest, de VOI's of dochters van de VMH -er aandeelhouder van is.
Vroeger werd hierover al eens een vraag gesteld. Toen bleek dat een ambtenaar het tot de functie van bestuurder van een vennootschap had geschopt. Hij heeft ontslag genomen op het briefpapier van bijzonder gevolmachtigde. Dat was echt wel de consecratie van het aangeklaagde feit. De problemen zijn nog niet achter de rug, want er is sprake van nieuwe feiten.
Het lijkt me duidelijk dat de top van de OVAM met alle middelen probeert om de marktverstoring door de activiteit van één vennootschap -die erg onder de prijs werkt en daardoor waarschijnlijk slechte resultaten voorlegt -door de vingers te zien. Ook vertegenwoordigers van de overheid keuren de resultaten goed, zeer tot mijn ongenoegen. De resultaten blijven slecht. De overheid werkt via leningen nochtans rechtstreeks of onrechtstreeks mee aan het voortbestaan van de onderneming.
Ik besluit met een citaat van Cicero : 'Hoe lang nog Catalina, zal ons geduld op de proef worden gesteld?'. De situatie is niet langer houdbaar. Ik zal het nu niet hebben over reguleringsinstanties en dergelijke, maar de situatie kan erg delicaat worden wegens de sterke verbondenheid van de overheid in dergelijke vennootschappen.
Mevrouw de minister, ik hoop dat u me geen ontwijkend antwoord zult geven.
De voorzitter : Minister Dua heeft het woord.
Dua.Minister Vera Dua : Mijnheer de voorzitter, mijnheer Wille, naar aanleiding van uw vraag hebben we de zaak onderzocht. Ik zal u een juridisch antwoord geven. De vraag die moet worden gesteld, luidt in hoeverre de bodemsaneringsdeskundigen van ABO NV, Ecorem NV, BVMO NV en Seghers Better Technology Group NV, zich krachtens artikel 20 van het Vlarebo al dan niet in onverenigbaarheid bevinden als ze optreden in opdracht van het Vlaams Gewest, de VOI´, de dochters van de VMH en de GIMV. Het artikel geldt voor privé-firma's en bepaalt dat geen opdracht mag worden gegeven aan een firma die in eigendom is van de firma waarvoor moet worden gewerkt, bijvoorbeeld voor de opmaak van een bodemsaneringsdossier.
Om hieraan uitsluitsel te geven heeft de OVAM de vraag voorgelegd aan 3 verschillende externe juristen. Er werd geopteerd voor 3 juristenkantoren, omdat in het verleden al een juridische discussie over deze zaak is gevoerd. De adviezen worden momenteel verwerkt en zullen aan mij worden voorgelegd. Afhankelijk van het resultaat zullen al dan niet maatregelen worden genomen door de OVAM. De diverse groepen waarnaar u verwijst, bevinden zich in verschillende posities. Er moet dus een onderscheid worden gemaakt, maar het lijkt er sterk op dat er een probleem is met één van de dossiers. U weet waarschijnlijk wel over welk dossier ik het heb.
Ik werd nog niet officieel op de hoogte gebracht van het resultaat van het juridisch onderzoek. Ik zal zeker niet nalaten om u ervan in kennis te stellen. U weet dat de verkoop wordt voorbereid van de dochters van de Vlaamse Milieuholding, want nog niet zo lang geleden hebben we daarover gediscussieerd. Eenmaal de verkoop is gerealiseerd, bevinden we ons in een andere situatie. Natuurlijk moeten we ons in de tussentijd hoeden voor juridische problemen.
De administrateur-generaal is inderdaad tussenbeide gekomen. Hij heeft gevraagd om extern juridisch advies in te winnen voor er een dossier wordt klaargemaakt. De toon van mijn antwoord verschilt dus van die van uw vraag. Hij besefte immers heel goed dat er problemen zouden kunnen ontstaan en heeft daarom de toekenning van een bodemsaneringsdossier aan een bepaald bureau stopgezet ook al kwam het bureau als beste uit de strijd. Ik ben bereid om de zaak verder te onderzoeken, maar op het eerste zicht heeft de OVAM geen fout gemaakt.
De voorzitter : De heer Wille heeft het woord.
De heer Paul Wille : Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, het probleem is dat de betrokkene, de heer Parent, samen met het bedrijf in kwestie vergadert. Dat gebeurt om op basis van juridische adviezen een uitweg te vinden om de zaak toch te kunnen voortzetten, en met 'de zaak' bedoel ik het werk als bodemdeskundige in opdracht van de overheid. Het verwondert me dan ook niet dat om drie juridische adviezen werd gevraagd. Ik vind dat een goede zaak.
Ik vraag ook uw aandacht voor een tweede probleem. Bij de toewijzing wordt een systeem gehanteerd waarbij niet alleen aan de prijs een aantal punten wordt toegekend, maar ook aan een aantal heel betwistbare criteria. Die geven veeleer aanleiding tot misbruik dan dat ze die zouden tegenhouden. We kunnen de situatie op het terrein bekijken. Aangezien de overheid zelf mee aan de tafel zit wanneer het resultaat van de firma wordt besproken, heeft ze er alle belang bij dat ze zelf een aantal opdrachten toegewezen krijgt. Bij eender welke manier van werken is er duidelijk sprake van vermenging van belangen. Dat is de reden waarom ik de vraag hier stel.
Dit alles zou dan het volgende perverse effect kunnen hebben. De firma in kwestie houdt haar prijs bijzonder laag omdat ze haar vaste kosten over een grote omzet moet kunnen uitsmeren. Hierdoor geniet de firma eigenlijk altijd voordeel van de opdrachten van de overheid zelf. Bovendien zou het resultaat kunnen zijn dat de verliescijfers van die firma zich altijd maar oppotten. Als het bedrijf dan telkens wanneer de nood hoog is, bij de overheid gaat aankloppen om de financiële nood te lenigen, dan zijn we eigenlijk bezig met het geld voor het milieubeleid op een incorrecte manier uit te geven. U hebt dat geld nodig om uw beleid uit te voeren. Het is dus verkeerd om dat aan een specifieke onderneming te geven, om iets in stand te houden wat niet alleen die eigen firma geen deugd doet, maar alle normale concurrenten zoveel schade berokkent dat men kan spreken over iets wat ons allemaal pijn doet.
Ik kijk met veel interesse uit naar die adviezen. Ik neem aan dat we ze wel eens zullen kunnen inzien. Wat nog het ergste zou zijn, en dat zal vroeg of laat gebeuren, is het volgende. Het ergste zou zijn dat niet alleen het bedrijf maar ook de overheid -of u als functioneel bevoegde minister, uw integriteit in die zaak kennende -vroeg of laat voor een rechtbank zou moeten verschijnen om uit te leggen waarom we deze zaken hebben geduld.
De voorzitter : Het incident is gesloten.