Commissie voor Binnenlandse Aangelegenheden, Huisvesting en Stedelijk Beleid Vergadering van 02/07/2002
Interpellatie van de heer Johan De Roo tot de heer Paul Van Grembergen, Vlaams minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Ambtenarenzaken en Buitenlands Beleid, over de resultaten van het akkoord met de federale regering betreffende de meerkost van de politiehervorming voor de gemeenten
Vraag om uitleg van de heer André-Emiel Bogaert tot de heer Paul Van Grembergen, Vlaams minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Ambtenarenzaken en Buitenlands Beleid, over extra middelen voor de politiehervorming
Vraag om uitleg van de heer Jan Loones tot de heer Patrick Dewael, minister-president van de Vlaamse regering, over de financiële meerkost voor de Vlaamse gemeenten van de politiehervorming
De voorzitter : Aan de orde is de interpellatie van de heer De Roo tot de heer Van Grembergen, Vlaams minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Ambtenarenzaken en Buitenlands Beleid, over de resultaten van het akkoord met de federale regering betreffende de meerkost van de politiehervorming voor de gemeenten, met daaraan toegevoegd de vragen om uitleg van de heer Bogaert tot minister Van Grembergen, Vlaams minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Ambtenarenzaken en Buitenlands Beleid, over extra middelen voor de politiehervorming, en van de heer Loones tot de heer Dewael, minister-president van de Vlaamse regering, over de financiële meerkost voor de Vlaamse gemeenten van de politiehervorming.
Minister Van Grembergen zal tevens in naam van minister-president Dewael antwoorden.
De heer De Roo heeft het woord.
De heer Johan De Roo : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, op dinsdag 11 juni werd zogezegd en voorwaardelijk een akkoord bereikt over de meerkost van de politiehervorming. De federale overheid heeft wekenlang onzekerheid laten bestaan over die meerkost. Ze heeft voortdurend aan de steden en gemeenten gezegd dat het een nuloperatie zou zijn, maar vandaag is er geen akkoord.
De Waalse vereniging van steden en gemeenten heeft duidelijk laten weten dat ze een heronderhandeling wenst van dat zogenaamd akkoord. Door de brief van 28 juni van de voorzitter aan de VVSG, wordt duidelijk dat die overeenkomst ook aan Vlaamse kant in feite wordt opgezegd, omdat de triomfantelijke verklaringen van de eerste minister niet juist blijken. Integendeel, de gemeenten en steden worden opgezadeld met bijkomende belangrijke kosten, aangezien een bedrag van 128 miljoen euro wordt bespaard door het uitstel met één jaar van de financiering van het pensioenfonds voor de politie. Als de federale overheid een besparing doet van 128 miljoen euro op de federale politiebegroting, dan zal iemand dat moeten betalen, en dan zal de rekening aan de steden en gemeenten worden gepresenteerd.
In het federaal parlement wordt de 25 miljoen euro voor de aanvaardbare meerkost helemaal niet vertaald in concrete kredieten tijdens de begrotingscontrole. Dat was echter wel beloofd, dus is dat opnieuw een belofte die niet wordt nagekomen.
Dan is er ook de fameuze ongelijke verdeling tussen de gewesten in ons land. Als de totale federale basisdotatie 19,7 miljard frank is, dan is het budget per inwoner in Vlaanderen 1.620 frank, in Wallonië 2.133 frank en in Brussel 3.146 frank. Zelfs als het bijkomend budget van 25 miljoen ooit ter beschikking wordt gesteld, dan wordt de scheeftrekking ten nadele van Vlaanderen nog groter.
In weerwil van alle verklaringen die door de media zomaar worden overgenomen, kan men met cijfers in de hand voor bijna elke politiezone aantonen dat er geen sprake is van een nuloperatie, integendeel. Ik voorspel dat veel steden en gemeenten in de loop van de komende maanden met financiële moeilijkheden zullen kampen. Ze zullen liquiditeitsproblemen krijgen. De federale overheid komt immers haar beloften niet na. Ik vind het bijzonder erg dat de ene overheid de andere compleet in de vernieling rijdt. Dat zal nochtans gebeuren als men niet snel duidelijke verbintenissen aangaat.
Ik heb dan ook enkele vragen voor onze minister van Binnenlandse Aangelegenheden. Ik doe een beroep op hem, want hij moet de federale overheid een signaal geven. Kent de minister de vrijgegeven resultaten? Wat is zijn conclusie? Blijft hij bij zijn belofte en stelt hij zich garant voor het feit dat de politiehervorming voor de Vlaamse steden en gemeenten een nuloperatie wordt? Welke initiatieven zal hij nemen om dat te garanderen? Ooit heeft hij het gehad over een echt belangenconflict als men de Vlaamse steden en gemeenten financieel in de vernieling zou rijden. Het kan toch niet dat men een aantal grote steden enkele cadeaus geeft, maar alle andere in de miserie stort.
In de wandelgangen van dit parlement hoor ik zeggen dat de operatie onbetaalbaar is. De verbintenissen die vorig jaar lichtzinnig zijn aangegaan, worden op de lokale besturen afgewenteld. Dat is ongehoord. Dat zal de gemeenten gedurende vele jaren met financiële problemen opzadelen. Men moet goed weten dat de verbintenissen, ook wat de solidariteitsoperatie betreft, na twaalf jaar zullen zijn afgebouwd. De financiële lasten voor de steden en gemeenten zullen in de loop der jaren nog zwaarder worden.
Ten slotte wil ik van de minister ook weten welke reactie hij heeft op de hogere tegemoetkomingen voor de Waalse en Brusselse steden en gemeenten.
De voorzitter : De heer Bogaert heeft het woord.
De heer André-Emiel Bogaert : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, geachte collega's, het is een publiek geheim dat de politiehervorming veel meer zal kosten dan geraamd. Er gaat ook geen week voorbij of een of andere professor komt op tv zeggen hoe men het allemaal beter had kunnen aanpakken. Onder druk van bonden, overheden en parlementen wijzigt men voortdurend de financiële structuur van de operatie. Steeds opnieuw komt er geld bij -waarschijnlijk kan het ook niet anders.
Veel steden kunnen door de kosten in de problemen geraken. Ik ben bang dat er op termijn twee soorten steden en gemeenten zullen ontstaan. Dikwijls hoor ik zeggen dat de 'goede' steden en gemeenten vroeger veel hebben uitgegeven voor de veiligheid. Zij zullen van de operatie profiteren. De andere daarentegen zijn de pineut. Men vergeet echter dat sommige steden en gemeenten vroeger veiliger waren dan andere, en dat de noodzaak dus niet bestond om veel geld te besteden aan veiligheid. De politiehervorming legt de lat gelijk. Alle gemeenten worden per definitie beschouwd als even grote bronnen van onveiligheid, en dat leidt tot problemen, ook financiële.
De media creëren de indruk dat er een oplossing is, want er is in een forfaitaire meerkost van 25 miljoen euro voorzien. De federale minister van Binnenlandse Zaken heb ik op tv horen zeggen dat de gemeentebesturen nu wel tevreden zullen zijn. Eerlijk gezegd is dat vrij eigenaardig. Bij de afhandeling van dit dossier zijn de drie overheidsniveaus nauw betrokken, met alle gevolgen van dien. Behalve de verhoging van het budget voor de politiehervorming nam de federale regering ook beslissingen over het aantal wijkagenten per zone, te factureren geldtransporten, te verrekenen kosten voor de ordehandhaving bij sportmanifestaties, het aantal overuren en het inzetten van de lokale politie voor de ordehandhaving. Dat zijn allemaal beslissingen die op federaal niveau zijn genomen, maar directe gevolgen hebben voor de gemeenten en steden.
In hoeverre de bijkomende federale middelen de begrotingsproblemen van het Vlaams Gewest, de Vlaamse steden en gemeenten en de Vlaamse politiezones oplossen, is niet duidelijk. Steeds opnieuw komt men met een noodplan, maar het is echt niet duidelijk of het nu eindelijk zal volstaan. Evenmin is het duidelijk wat de budgettaire gevolgen zijn van de nieuwe federaal genomen beslissingen.
Mijnheer de minister, kunt u een globaal kostenplaatje geven van de omvang en de kostprijs van de politiehervorming voor de Vlaamse steden en gemeenten, zoals de zaken er vandaag voorstaan? Kunt u zeggen hoe en waar de bijkomende middelen zullen worden gebruikt in Vlaanderen? Hebben de federaal genomen beslissingen over de politietaken, het aanrekenen van bepaalde kosten, de beperking van overuren, weekend- en nachtprestaties en de lokale ordehandhaving rechtstreeks of onrechtstreeks een invloed op de uitgaven en inkomsten van het gewest en de steden en gemeenten?
De voorzitter : De heer Loones heeft het woord.
De heer Jan Loones : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, geachte collega's, dit is een dossier waarvan men waarschijnlijk hoopt dat we het moe zullen worden om het nog aan te kaarten. De drie vragen van vandaag tonen echter aan dat dit niet het geval is. Ik zal het uiteraard niet hebben over de politiehervorming zelf, want dat is een federale bevoegdheid. Ik wil het wel hebben over de verbintenissen die de minister en ook minister-president Dewael in verschillende interviews zijn aangegaan.
Ze hebben het standpunt ingenomen dat de politiehervorming niets mag kosten aan de gemeenten. Dat standpunt is logisch, en het is bekrachtigd in een resolutie. Ze zeiden dat de Vlaamse regering erover zou waken dat bijkomende kosten niet worden betaald met de extra middelen die de Vlaamse overheid via het Gemeentefonds aan de gemeenten geeft. We stellen echter vast dat dit niet wordt waargemaakt. Ik sluit me op dat punt aan bij wat de anderen daarover zeggen. Zo hebben de drie kleine gemeenten van de Westkust 22 miljoen tekort. Zelfs schriftelijk aangegane beloften worden niet gerespecteerd.
Een tweede probleem is de communautaire scheeftrekking. Dat bestond al bij de aanvang, maar dat wordt nu nog versterkt. Anders dan de heer Bogaert zei, profiteren de gemeenten die vroeger hun werk niet hebben gedaan het meest van de hervorming. Vroeger hadden ze immers rijkswachters ter beschikking, maar die worden nu vervangen door mensen van de zonale politie. De cijfers zijn duidelijk. Vroeger had Wallonië in verhouding veel meer rijkswachters ter beschikking dan Vlaanderen. Er waren 7.539 Belgische rijkswachters. Daarvan waren er 3.958 Nederlandstalig en 3.581 Franstalig : 52,5 percent tegenover 47,5 percent.
Ondanks eerdere beloftes werd de regeling inzake sociale zekerheid, pensioenen, de overheveling van de rijkswachtgebouwen en de federale dotatie dan toch gebaseerd op het aantal ex-rijkswachters in de politiezone, en niet op de aanwezigheid van lokale agenten. Cijfers van onder meer senator Vankrunkelsven wijzen erop dat het hier gaat over een transfer van 100 miljoen euro of vier miljard frank. Met betrekking tot die bijkomende som van 25 miljoen euro werd steeds gesteld, ook door u, dat men erover zou waken dat er geen nieuw onevenwicht zou ontstaan. Het tegendeel lijkt echter waar. Ik wil dus de alarmbel helpen luiden met mijn vragen vandaag. Wat zijn nu precies de cijfers? Hoe zit het met de verdeling? Wat kan de Vlaamse regering daar tegenover stellen? Het blijft een onderhandelingsmodel. Niet alleen de gemeenten, maar ook de Vlaamse regering wordt telkens betrokken bij die onderhandelingen en de akkoorden. Wat is onze bijdrage daarin? Wat kunnen we doen om die situatie recht te trekken?
De voorzitter : De heer Van Eyken heeft het woord.
De heer Christian Van Eyken : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, geachte leden, ik ben het volledig eens met het rampscenario van de heer De Roo. Het is inderdaad waar dat er een grote inspanning is geleverd om meer manschappen te geven aan de grootsteden. Daarentegen stel ik vast dat er geen enkele inspanning wordt geleverd voor de omliggende gemeenten. Dan spreek ik in mijn hoedanigheid van burgemeester van een van de randgemeenten rond Brussel. Criminaliteit kent helaas geen grenzen. De criminaliteit die we kennen in Brussel komt ook voor in de brede rand rond Brussel. Ik wil dus van u ook iets vernemen over die resultaten en de conclusies wat de meerkost betreft.
Dan heb ik nog een tweede opmerking. De rand wordt ook nog geconfronteerd met het leeglopen van onze zones, wat betreft effectieve manschappen. We hebben daadwerkelijk een aantal ex-rijkswachters gekregen, maar die mensen kwamen van her en der, vaak van ver weg. Via het mobiliteitsprincipe willen ze natuurlijk opnieuw zo dicht mogelijk bij hun woonplaats zijn. Men stelt vast dat die mensen terugkeren naar hun zone. Dat is het geval in alle gemeenten en zones rond Brussel. Daardoor blijven we onder de normen en is er sprake van onderbezetting.
De voorzitter : De heer De Loor heeft het woord.
De heer Herman De Loor : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, geachte leden, de politiehervorming is veel te vlug gebeurd, met alle gevolgen van dien. Daarover bestaat geen betwisting. Voor die snelheid bestaan wel excuses, maar daarover zullen we het niet hebben. Sindsdien heeft er al veel overleg plaatsgevonden met de federale regering, zeker met de VVSG en de Waalse tegenhanger van die vereniging. We moeten erkennen dat er, gelukkig maar, financieel al veel is bijgestuurd. Toch is dit nog steeds onvoldoende. De politiezones hebben inderdaad het bericht gekregen van een grotere financiële bijdrage. Die is echter onvoldoende. De zware kosten terzake blijven op de gemeenten drukken. Mijnheer de minister, mijn fractie vraagt dan ook dat u verder zou aandringen op een bijkomende bijdrage vanwege de federale overheid. Ieder van ons weet dat de gemeentefinanciën niet gunstig evolueren. Het zou jammer zijn mocht het dan nog de politiehervorming zijn die hen de das omdoet.
De voorzitter : De heer Schepens heeft het woord.
De heer Cis Schepens : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, geachte leden, het zou te gek zijn om alles te herhalen wat hier is gezegd. Ik stel alleen vast dat we in onze zone alleen al in onze gemeente een tekort van 11 miljoen frank hebben, terwijl ons bij de eerste ronde 1,6 miljoen frank werd toegezegd. Ik hoop dat er nog wat gevechten zullen volgen, zodat dit bedrag nog wat stijgt. Dit is immers al te gek.
Misschien zijn we tekortgeschoten wat een aantal zaken betreft, maar zelfs als men die mee in rekening neemt, dan komen we nog niet aan een vierde van wat we zouden moeten hebben om die nuloperatie te bereiken. Men kan dit extrapoleren naar de hele Kempen : overal ziet men hetzelfde. Het zou jammer zijn mocht dit zo verder gaan. Ik hoop dan ook dat we kunnen rekenen op onze minister van Binnenlandse Aangelegenheden in dit debat dat nog steeds woedt.
De voorzitter : Ik stel vast dat we als gemeentenaren en stedelingen allemaal in veiligheid willen investeren, maar dat we die investering liefst niet te veel zelf willen dragen. We kijken dus hoopvol naar hogere overheden om tussenbeide te komen. Ik neem aan dat de minister terzake zijn best zal doen. Hij zal dat ook met zoveel woorden zeggen, denk ik, mijnheer De Roo.
Minister Van Grembergen heeft het woord.
Minister Paul Van Grembergen : Mijnheer de voorzitter, geachte leden, de reorganisatie van de politiediensten is ongetwijfeld een van de belangrijkste initiatieven van de federale regering van de voorbije jaren. We erkennen allen de noodzaak ervan, maar het gaat hier over een verhaal in vele boekdelen, dat nog niet tot een echte eindconclusie heeft geleid.
Het is een verhaal dat wordt geschreven op het federale niveau. Zowel de Vlaamse regering als de VVSG, de politieke groepen in de federale Kamer en in dit parlement, trachten, elk op hun wijze, daar hoofdstukken aan toe te voegen of te wijzigen. Men tracht klemtonen te versterken of te doen afnemen, maar het schrijven zelf gebeurt niet door de Vlaamse regering, noch door het Vlaams Parlement.
In deze commissie heb ik steeds vrij strikt en duidelijk het standpunt van de Vlaamse regering vertolkt. Het uitgangspunt daarbij is dat, daar het veiligheids- en politionele beleid federaal blijft en federaal georganiseerd is, de verantwoordelijkheid voor de financiële mogelijkheden bij dat federale niveau berust. Daar de federale overheid deze taak organisatorisch uitbouwt met de gemeenten en enkelvoudige of meervoudige politiezones, is het gesprek daarover in essentie een gesprek tussen de federale overheid en lokale overheden, en met de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten. Die laatste is immers de organisatie die mee de verdediging van de belangen van de gemeenten op zich neemt.
Daarmee heb ik nooit bedoeld dat de Vlaamse regering geen oog had of wil hebben voor de problemen die rijzen. Ik heb terzake het partnership tussen de Vlaamse regering en de gemeenten benadrukt. In het verleden werden reeds discussies gevoerd en zijn de standpunten van de Vlaamse regering steeds door het Vlaams parlement gesteund. Wat de politieke keuzes betreft bij de wijze van handelen, kan ik stellen dat deze niet zijn veranderd. Ik heb vastgesteld dat de VVSG op een bepaald ogenblik haar akkoord had gegeven, waarvan zij nu zegt dat het voorwaardelijk was. Ik had nochtans duidelijk in grote bewoordingen op de radio gehoord dat er een akkoord was en dat iedereen winnaar was. Het was geen eenzijdig verhaal van de federale overheid, maar een akkoord van de VVSG en de federale overheid samen. Ik was opgelucht dat het probleem was opgelost. Al vlug bleek dat er opnieuw misverstanden waren gerezen. Afspraken zouden niet zijn nagekomen. Het laatste wat wij erover hadden gehoord was net een oplossing, die zowel door de VVSG als de Waalse zustervereniging was goedgekeurd.
Wij hebben de federale overheid gevraagd ons de definitieve cijfers te bezorgen om een oordeel over de totaliteit van het probleem te kunnen vellen. Deze cijfers zijn dan in die zin definitief dat gemeenten of politiezones dachten dat de definitieve cijfers opnieuw overwogen moesten worden. Zij zouden het recht hebben gehad om binnen een periode van tien dagen hun opmerkingen te formuleren. De federale regering beloofde daarbij dat -als de argumenten valabel bleken -zij in die tweede zogenaamd definitieve fase uiteindelijk tot een echt definitieve situatie zou komen.
Over de laatste cijfers heb ik geen gegevens. Ik weet niet hoeveel politiezones of gemeenten nog opmerkingen hebben geformuleerd noch of deze relevant of zakelijk zijn of hoe deze zijn ontvangen. Ik heb deze cijfers aangevraagd.
De Vlaamse regering houdt dus vast aan haar uitgangspositie. Ik heb dit standpunt reeds herhaalde malen hier meegedeeld. De discussie moet binnen het partnership opnieuw worden opgestart van zodra de globale eindrekening wordt voorgesteld.
Het tweede politieke probleem betreft de communautaire scheeftrekking. Mijn houding hieromtrent is genoegzaam gekend. Ik sta billijkheid en redelijkheid voor : billijkheid in de zin van solidariteit en redelijkheid in die zin dat de veiligheid in Vlaanderen op een even doeltreffende manier moet worden gegarandeerd als in het Franstalige landsgedeelte. Het beoordelen van situaties op hun veiligheid, is een van de parameters die moet worden ingevuld. Als men deze parameter voor Antwerpen en voor grensstreken aanvaardt, waar maffiabendes snel van het ene grondgebied naar het andere kunnen trekken, afhankelijk van de infrastructuur en het beschikbare wegennet, dan moeten deze parameters in de communautaire discussie worden opgenomen.
Voor de hypothetische, superveilige landelijke gemeenten in Vlaanderen moeten zowel het aspect landelijkheid als veiligheid in rekening worden gebracht. Alles wat met de politie te maken heeft, moet echter in zijn geheel worden bekeken en gedragen. Bij een eventuele communautaire scheeftrekking moeten de billijkheid en de redelijkheid in rekening worden gebracht, maar daarvoor zijn definitieve cijfers nodig.
Over enkele cijfers beschik ik reeds. In de landelijke zones waren er vroeger meer rijkswachters dan in de stedelijke. Men heeft dit als een soort communautaire invulling van lasten en zorgen aanzien. Sommigen leiden hieruit af dat dit tijdelijk zou kunnen leiden tot een voordeel voor de landelijke zones en dus in het voordeel van het Waals Gewest zou spelen.
Volgens beschikbare gegevens werden 7.539 rijkswachters overgedragen naar de operationele personeelskaders van de landelijke politie ; 3.786 of de helft naar het Vlaams Gewest ; 3.144 of 42 percent naar het Waals Gewest en 609 of 8 percent naar het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De verdeling van de federale gelden wordt bepaald door het aantal personeelsleden van de gemeentepolitie dat effectief in dienst was op het moment van de hervorming. Van de 19.693 in aanmerking genomen personeelsleden waren er 9.782 in het Vlaams Gewest actief of opnieuw ongeveer de helft. Slechts 5.725 of 29 percent werkte in het Waals Gewest en 4.186 of 21 percent in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Deze gegevens tonen niet aan dat kan worden gesproken van een groter voordeel. Woorden zijn relatief. Definitieve cijfers delen we onmiddellijk mee van zodra we ze hebben. Daarover zullen de politici dan hun oordeel vellen en dan kan de discussie worden verdergezet.
Wat het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreft, er komen tienduizenden Vlamingen naar Bussel om er te werken. Veel mensen die s'avonds werken zijn bevreesd om van hun werk over straat naar het openbaar vervoer te lopen. Het is essentieel om voor die problemen naar efficiënte oplossingen te zoeken.
Ik heb u mijn huidige benadering gegeven. Ik weet dat de politieke discussie nog niet afgerond is, maar ik meen dat ik u correct heb ingelicht.
De voorzitter : De heer De Roo heeft het woord.
De heer Johan De Roo : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord, maar ik heb nog vier opmerkingen. Ten eerste, de gemeenten willen investeren in veiligheid en doen dat ook, maar dat moet gebeuren op een billijke wijze. Een rechtvaardig en verantwoord deel van de hogere kosten is ontstaan door de onderhandelingsmethode van de federale regering. Het kan toch niet dat de federale regering tijdens onderhandelingen alles toegeeft wat ooit werd gevraagd en nadien het grootste deel van de factuur doorschuift naar de gemeenten. Belangrijke elementen worden immers niet aanvaard als 'aanvaardbare meerkost'.
Ten tweede is een voorwaardelijk akkoord dat niet wordt ingevuld, geen akkoord. Binnen de beperkte mogelijkheden waarover ik beschik, zal ik een oproep doen aan andere gemeenten en steden in Vlaanderen. We moeten alle wettelijke middelen aanwenden om de belofte van een nuloperatie door de federale premier en de federale minister van Binnenlandse Zaken af te dwingen. Er bestaan wettelijke maatregelen om dit te doen. Het ene overheidsniveau kan in verzet treden tegen het andere. Het is gerechtvaardigd om die maatregel te gebruiken, want het federale overheidsniveau misbruikt duidelijk de loyauteit van de steden en gemeenten.
Ten derde bedwelmt de federale regering de gemeenten door middel van een mist van beloften. De lasten worden echter nog steeds in ruime mate doorgeschoven. Het gevolg daarvan zal zijn dat veel meer moet worden uitgegeven voor de politie. Dat probleem zal in de gemeenten en steden moeten worden opgelost. Dat kan door ofwel de lasten voor de burgers te verhogen ofwel door belangrijke besparingen te doen in andere sectoren van gemeentelijk belang.
Ten slotte, hebt u met uw verklaring niet kunnen tegenspreken dat er een communautaire scheeftrekking is. Wij zijn daar nog steeds van overtuigd en we zouden graag de juiste cijfers krijgen.
De voorzitter : De heer Schepens heeft het woord.
De heer Cis Schepens : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, een definitieve regeling is voorlopig niet mogelijk, want we hebben net cijfers ontvangen voor een tegensprekelijk debat. Het is logisch dat nog zal worden gediscussieerd. Tijdens mijn jongste contact met de diensten bleek dat ze uit de klaargemaakte Excel-file waaruit die cijfers zijn gerold, al een aantal fouten hebben gedistilleerd. Het bedrag zou al wat hoger zijn. Ik ben dan ook vol verwachting over de grootte, maar de definitieve cijfers zullen waarschijnlijk nog een kleine maand op zich laten wachten.
De voorzitter : De heer Loones heeft het woord.
De heer Jan Loones : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u voor het antwoord en ik onthoud dat u ons op de hoogte zult brengen van de definitieve cijfers. In feite duurt de hele zaak toch verschrikkelijk lang en wordt ze nu opnieuw vervolgd.
Over de scheeftrekking willen we natuurlijk geen oorlog voeren. We merken echter dat 95 percent van de Vlaamse gemeenten vroeger beantwoordde aan de zogenaamde Tobback-norm van één agent per 1.000 inwoners. In Wallonië gold de norm voor slechts de helft van de gemeenten. Het kan dan ook bijna niet anders dan dat de gemeenten die vroeger hun werk niet hebben gedaan, nu worden beloond. Dat kunnen we niet zomaar laten gebeuren. Dergelijke zaken moeten worden afgewogen. Van de Vlaamse regering mogen we toch verwachten dat ze over onze belangen waakt. De cijfers die u nu aanhaalt, komen min of meer overeen met de cijfers die ik vroeger had. Door de grotere overdracht voor het Franstalige landsgedeelte en de toewijzingen voor pensioenen, gebouwen en dergelijke, komen we tot de scheeftrekking. We moeten waakzaam zijn, maar ik ben het met u eens dat we ook redelijk en billijk moeten zijn.
De voorzitter : Het incident is gesloten.