Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gelijke Kansen Vergadering van 04/07/2002
Interpellatie van mevrouw Marijke Dillen tot mevrouw Mieke Vogels, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid, Gelijke Kansen en Ontwikkelingssamenwerking, over de problematiek van het statuut voor de onthaalouders
De voorzitter : Aan de orde is de interpellatie van mevrouw Dillen tot mevrouw Vogels, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid, Gelijke Kansen en Ontwikkelingssamenwerking, over de problematiek van het statuut voor de onthaalouders.
Mevrouw Dillen heeft het woord.
Mevrouw Marijke Dillen : Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, het debat over het toekennen van een statuut aan de onthaalouders sleept reeds jaren aan. Tot vandaag werd geen oplossing ten gronde bereikt. De definitie van het statuut is een federale bevoegdheid, maar de keuze van het statuut is de facto afhankelijk van de evolutie van hun werkorganisatie onder de controle van de gemeenschappen.
De onthaalouders krijgen vandaag enkel een onkostenvergoeding per kind, waarbij ze echter niet kunnen genieten van de bescherming van de sociale zekerheid. Enkel eventueel via de echtgenoot kunnen ze genieten van afgeleide sociale rechten.
De onthaalouder bevindt zich dus in een precaire situatie, niet alleen omwille van hun sterk schommelende financiële vergoeding, maar vooral omdat ze niet kunnen genieten van de bescherming van de bepalingen van het arbeidsrecht, evenmin als van het sociaal vangnet van de sociale zekerheid. Een verbetering van het statuut van de onthaalouder is dan ook dringend noodzakelijk. Het terechte pleidooi hiervoor sleept helaas al veel te lang aan.
Er bestaat momenteel wel een akkoord, of een ontwerp van akkoord -dit is niet meer heel duidelijk -tussen federaal minister Vandenbroucke en de gemeenschappen om het statuut te verbeteren zonder evenwel te werken aan een oplossing ten gronde. Dit akkoord wil de onthaalouders een sociaal vangnet geven, waarbij de onthaalouders tegen een door hen te betalen bijdrage, berekend op een fictief inkomen, een bijzonder beperkt aantal rechten krijgt.
Het is slechts een suigenerisstatuut met een bijzonder beperkte sociale bescherming. Een volledige sociaalrechtelijke bescherming zoals een werknemer heeft, zullen ze met dit akkoord nog altijd niet bereiken. Zo hebben ze bijvoorbeeld geen vakantiegeld, geen recht op werkloosheidvergoedingen, enzovoort.
De Vlaamse Gemeenschap zal de werkgeversbijdragen betalen. Dit was de eerste afspraak. Maar de onthaalouders, de Vlaamse Belangengroep voor Opvanggezinnen en de vakbonden waren terecht bijzonder ontgoocheld en hebben in april deze voorstellen afgewezen. Het beroep van onthaalouder is een verantwoordelijke job en we moeten er dan ook een volwaardige erkenning aan verlenen. Daarenboven voelen onthaalouders zich steeds meer gesterkt door de rechtspraak die hun redenering volgt. In de rechtspraak groeit de tendens om in de meeste situaties de onthaalouder te beschouwen als een werknemer.
Er kwam protest op het bereikte akkoord -of ontwerp van akkoord, dat zult u dadelijk wel toelichten. In zijn reactie op dit protest heeft federaal minister Vandenbroucke ermee gedreigd het voorstel waarover een akkoord bestaat met de gemeenschappen terug te trekken, maar in april 2002 zei hij nog te zullen wachten op het advies van de Nationale Arbeidsraad.
Mevrouw de minister, daarop hebt u gereageerd met het voorstel in 3 miljoen euro extra in uw begroting te voorzien, waardoor ook de bijdragen van 5,5 percent die de onthaalouders moeten betalen voor rekening van de Vlaamse Gemeenschap komt, bovenop het reeds voorziene budget voor de werkgeversbijdragen.
Inmiddels heeft een succesvolle betoging van de onthaalouders plaatsgehad in Brussel, waarbij duidelijk de eis voor een volwaardig statuut klonk. Toen werd ook duidelijk verwezen naar de rechtspraak, naar het arbeidsrecht en naar specialisten terzake.
Naar aanleiding van het verzoek van de Kamer van Volksvertegenwoordigers heeft de Nationale Arbeidsraad een tweetal weken geleden haar advies gegeven over de verschillende voorstellen inzake het sociaal statuut van de erkende en gesubsidieerde onthaalouder waarop onder meer het bereikte akkoord van oktober 2001 tussen de federale regering en de Vlaamse Gemeenschap is gebaseerd. Zo heeft de NAR in haar advies van 12 juni 2002 uitdrukkelijk gesteld : 'dat de onthaalouders zich in een precaire situatie bevinden en dat het door de federale regering voorgelegde voorstel met betrekking tot het sociaal statuut van de onthaalouder slechts een eerste sociaal vangnet kan bieden en alleen kan worden aanvaard onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat het gaat om een overgangsmaatregel die getuigt van het feit dat de nood aan voldoende kinderopvang als een essentiële maatschappelijke dienstverlening ernstig wordt genomen, en op voorwaarde dat de kosten ervan volledig gedekt worden door een passend financieringssysteem. De motivatie dat het maximaal mag en kan gaan om een overgangsmaatregel ligt in het feit dat de huidige voorstellen nog steeds in gebreke blijven klaarheid te scheppen wat het arbeidsrechtelijk statuut betreft.'
Collega's, ook na het akkoord, dat al een zekere verbetering betekent van de situatie van de onthaalouders, wordt een hybridische situatie gecreëerd waarbij de situatie van de onthaalouder noch beantwoordt aan een werknemers- noch aan een zelfstandigenstatuut, in tegenstelling tot wat de NAR vooropstelt. Het blijft een suigenerisstatuut waarbij de NAR uitdrukkelijk stelt dat dit enkel een overgangsmaatregel kan zijn.
Mevrouw de minister, het was een zeer uitvoerig advies en ik twijfel er niet aan dat u het volledig hebt gelezen. Er staat verschillende malen uitdrukkelijk in vermeld dat het statuut enkel en alleen kan worden aanvaard mits een voldoende dotatie vanwege de overheid waardoor alle uitgaven voor dit statuut gedekt worden door evenwaardige ontvangsten.
Wie het advies grondig heeft gelezen, heeft gezien dat er een verschil in benadering was in het standpunt van de werkgeversorganisaties en dat van de werknemersorganisaties. Dat is vrij logisch. Het valt op dat de werkgeversorganisaties uiteraard niet zo ver gaan als de werknemersorganisaties, maar toch duidelijk de wens hebben onderschreven dat er een passende juridische oplossing wordt voorgesteld.
Er is een belangrijke eindconclusie : vanaf 1 januari 2003 moeten degenen die zich kandidaat stellen om te werken als erkende en gesubsidieerde onthaalouder, aanspraak kunnen maken op een volwaardig statuut om hun beroepswerkzaamheden uit te oefenen. Vanaf 1 januari 2004 zullen alle personen die deze activiteit uitoefenen dit alleen nog kunnen onder één statuut, hetzij een werknemersstatuut, hetzij een statuut van zelfstandige. Dit advies gaat dus verder dan het akkoord dat was bereikt tussen u en federaal minister Vandenbroucke en beantwoordt duidelijk aan de groeiende tendens in de rechtspraak.
Ik keer even terug naar het begin. De onthaalouders waren niet tevreden met de resultaten en als reactie op het protest van de onthaalouders dreigde de federale minister ermee om het akkoord met de gemeenschappen terug te trekken. Het moet me daarbij van het hart dat ik zijn reactie wat overdreven vond. Deze situatie heeft geleid tot uw voorstel voor bijkomende financiering, wat eigenlijk -als ik het goed heb begrepen -volledig in de lijn ligt van wat in het advies van de NAR wordt vooropgesteld ten aanzien van de overgangssituatie. Federaal minister Vandenbroucke heeft naar aanleiding van de betoging en na zijn eerste reactie gezegd dat hij het bereikte akkoord met de gemeenschappen niet zal uitvoeren als het advies van de NAR niet positief is. We hebben nu een zeer duidelijk advies, en tenzij ik me vergis, hebben we geen enkele officiële reactie meer gekregen van federaal minister Vandenbroucke. Het is belangrijk dat er klaarheid komt in dit dossier.
Mevrouw de minister, wat is de stand van zaken in dit dossier? Het advies van de Nationale Arbeidsraad is duidelijk en sluit aan bij de groeiende tendens in de rechtspraak en rechtsleer waarin duidelijk wordt gesteld dat de onthaalouder juridisch beschouwd recht heeft op een volwaardig statuut. Heeft er overleg plaatsgehad met uw federale collega om in opvolging van het duidelijke advies van de Nationale Arbeidsraad een beter statuut uit te werken om te vermijden hiertoe achteraf gedwongen te worden door gerechtelijke uitspraken en mogelijk ook aansprakelijk te worden gesteld voor aanzienlijke schadevergoedingen? Denk maar aan het voorbeeld van het arbeidshof te Gent met de onthaalouder van Bredene.
Naar aanleiding van het protest van de onthaalouders op het bereikte ontwerp van akkoord heeft uw federale collega voor Sociale Zaken ermee gedreigd dit akkoord terug te trekken. Wat is hier de stand van zaken? Heeft hierover nog bijkomend overleg plaatsgehad met de gemeenschappen? Wat is uw standpunt betreffende dit dreigement? U hebt een positief antwoord gegeven ten aanzien van de onthaalouders, maar hebt u hiertegen formeel geprotesteerd ten overstaan van uw federale collega?
In een poging tot een oplossing te komen, hebt u voorgesteld in bijkomende middelen te voorzien zodat ook de bijdragen die de onthaalouders moeten betalen, zullen worden vergoed via uw begroting. Hebt u hierover overleg gepleegd met uw Franstalige collega? Is er terzake eensgezindheid en bestaat ook in de Franse Gemeenschap dezelfde bereidheid? Zo neen, vreest u niet dat de kans groot is dat de Franstaligen zich tegen uw voorstel voor bijkomende middelen zullen verzetten? Ik moet u het aantal dossiers niet noemen waar we al met iets gelijkaardigs zijn geconfronteerd, bijvoorbeeld het dossier van het tijdskrediet.
De voorzitter : Mevrouw Becq heeft het woord.
Mevrouw Sonja Becq : Mevrouw de voorzitter, ik wil me aansluiten bij deze interpellatie. We hebben ondertussen het advies van de NAR gezien waar als belangrijk gegeven instaat dat het statuut iets tijdelijk moet zijn. Dit werd van in den beginne duidelijk gesteld over alle groepen of meningen van onthaalouders heen.
De vakbonden en anderen die het werknemersstatuut verdedigen, hebben om duidelijkheid gevraagd. Ze willen weliswaar niet dat alles van in het begin wordt geregeld, maar wel dat er een evolutie is naar een werknemersstatuut. Daar moeten nu stappen in worden gezet en engagementen voor worden genomen, zodat er een planning kan worden opgemaakt.
Hetzelfde is ook terug te vinden in het advies van de Nationale Arbeidsraad, die uitdrukkelijk stelt dat dit een tijdelijke regeling moet zijn. Het is noch een werknemersstatuut, noch een zelfstandigenstatuut, noch een vrijwilligersstatuut. Het is dus een statuut sui generis, wat tijdelijkheid inhoudt.
Er wordt in het advies ook allusie gemaakt op het feit dat het financieringssysteem ontoereikend zou kunnen zijn. Ook daar moet aan worden gedacht. Daarnaast wordt er aandacht gevraagd voor goede informatie, zodat er duidelijkheid is zowel voor de onthaalgezinnen als voor de diensten, die heel wat engagementen zullen moeten nemen voor de onthaalgezinnen waarvoor ze verantwoordelijk zijn.
Mevrouw de minister, welk perspectief biedt u? Op korte termijn komt er een statuut sui generis, zoals de NAR zegt? Welke engagementen neemt u samen met minister Vandenbroucke voor na die overgangsperiode?
Een tweede vraag heeft betrekking op de ondersteuning van de diensten en de informatie en begeleiding van de onthaalgezinnen. Op welke manier zullen de diensten worden ondersteund in de nieuwe opdracht die ze krijgen door dat statuut sui generis? Zal die steun financieel of logistiek zijn? Ze zullen immers heel wat verplichtingen krijgen.
U hebt zich destijds sterk gemaakt dat u zou zoeken naar een oplossing voor onthaalouders die niet meteen in het systeem willen stappen. Alle nieuwe mensen zouden meteen in het systeem moeten stappen, maar wie al langer onthaalouder is, zou de vrije keuze krijgen. U zou die mogelijkheid onderzoeken. Hoever staat u daarmee? Is er al een oplossing?
De voorzitter : Mevrouw Van Den Heuvel heeft het woord.
Mevrouw Ria Van Den Heuvel : Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, ik sluit me aan bij het gegeven overzicht van de geschiedenis van het statuut van de onthaalouders en bij de vraag naar de stand van zaken. Mevrouw de minister, u hebt een overleg met de sector en een interministeriële conferentie aangekondigd. Wat is uw timing daarvoor, en hoe zal het verder verlopen?
De voorzitter : Minister Vogels heeft het woord.
Minister Mieke Vogels : Mevrouw de voorzitter, collega's, vorig jaar in oktober was er een interministeriële conferentie Gelijke Kansen waar een principieel akkoord is bereikt tussen de verschillende gemeenschappen en de federale regering over het concretiseren en uitwerken van een statuut sui generis voor de onthaalouders die werken voor een erkende en gesubsidieerde dienst voor opvanggezinnen. Het is de bedoeling de betrokkenen maximale rechten te geven.
Wat er ook in de pers is gezegd door collega's van andere gemeenschappen of door federale collega's over een mogelijke intrekking van dat akkoord, doet niets ter zake. Tot nader order blijft de beslissing van de interministeriële conferentie gelden, en is er zeker geen akkoord om wat nu voorligt, weer in te trekken.
In aansluiting met dit principieel akkoord hebben we een voorontwerp van wet gemaakt, waarin de verschillende aspecten van sociale bescherming technisch werden uitgewerkt. Dat heeft veel tijd gevraagd, omdat het een ingewikkelde operatie was. Vervolgens werd de Nationale Arbeidsraad om advies gevraagd, niet alleen over het voorstel van de regeringen, maar ook over een aantal voorstellen die in het federaal parlement waren ingediend.
Het advies van de Nationale Arbeidsraad is inderdaad duidelijk. Op een aantal punten was er unanimiteit. De NAR stelt het begrip sui generis gelijk met tijdelijkheid, wat niet evident is. Daarmee wordt duidelijk gemaakt dat er tussen het statuut van zelfstandige en dat van werknemer geen plaats is voor een statuut sui generis als nieuwe tak aan de boom van de sociale zekerheid.
Er is in het advies verdeeldheid tussen de werkgevers en de werknemers op het punt van de duur van de tijdelijkheid. Beiden staan ervoor open bij wijze van overgang toch te werken met een statuut sui generis, maar de timing die ze voor ogen hebben, verschilt. De werkgevers stellen voor het stelsel in werking te stellen, en het later, rekening houdend met alle aspecten zoals budget, juridische context, organisatorische consequenties, perspectief van het bestaande aanbod, enzovoort, te evalueren. Tegen medio 2004 kan dan een volwaardig werknemersstatuut worden uitgewerkt. De werknemers van hun kant vragen een kortere overgangsperiode en vragen om al vanaf 1 januari 2003 voor wie dat wil, en vanaf 1 januari 2004 structureel het werknemersstatuut van toepassing te verklaren.
Zoals mevrouw Van Den Heuvel heeft gezegd, is er een interministeriële conferentie gepland om het advies van de NAR te evalueren. Ze heeft volgende week op 10 juli plaats. Ik zal daar pleiten voor een verdere uitwerking van het statuut sui generis. Tevens zal ik voorstellen snel het onderzoek aan te vatten naar de gevolgen ten gronde van de invoering van een volwaardig werknemersstatuut voor de onthaalgezinnen.
Die gevolgen zullen, zoals ik in het verleden al heb gezegd, op alle vlakken heel groot zijn, niet alleen budgettair, maar ook voor de werknemerssituatie van de onthaalouders. Ik heb me altijd afgevraagd of met een inpassing in het werknemersstatuut niet het systeem van onthaalgezinnen op zich zou worden opgeblazen. Een onderzoek zal dat moeten uitwijzen.
Ik ken op dit ogenblik niet het standpunt van onze collega's in de andere gemeenschappen, noch dat van de federale regering, al heeft minister Vandenbroucke in een reactie op het advies van de NAR al te kennen gegeven dat hij het voorontwerp van wet toch zal indienen in het parlement. Hij wil met andere woorden tenminste het parlementair debat daarover aanvatten.
We hebben inderdaad aan minister Vandenbroucke, die stelde dat hij zijn voorstel zou intrekken als er ongenoegen bleef bestaan op het terrein, geantwoord dat het ongenoegen voor ons begrijpelijk was. Een van de oorzaken van dat ongenoegen is ongetwijfeld te vinden in het feit dat onthaalouders nu ook werknemersbijdragen zouden moeten betalen en dat wij die bijdragen ten laste zouden nemen.
Dit is echter een autonome bevoegdheid van de gemeenschappen, zodat we het kunnen doen zonder dat er een akkoord over wordt gesloten in de interministeriële conferentie. Ik hoef niet te wachten op het akkoord van de Franse Gemeenschap, maar kan er gewoon zelf over beslissen. De federale overheid zal een wettelijk statuut creëren waardoor er een werkgevers- en een werknemersbijdrage komt. Als wij dat werknemersdeel ten laste nemen van de Vlaamse begroting, dan behoef ik daarvoor geen akkoord van de andere partners in de interministeriële conferentie.
Mevrouw Becq, het lijkt me nogal voorbarig nu al te stellen dat de erkende diensten als gevolg hiervan meer kosten zullen hebben en meer werk zullen krijgen, zodat we moeten voorzien in meer werkingsmiddelen. Eerst moeten we zorgen voor een optimale uitwerking van het statuut voor de onthaalouders, en voor middelen voor de werkgeversbijdragen. Daarna zullen we moeten evalueren, en ik wil dat doen op een zo transparant en eenvoudig mogelijke manier. Daarna zullen we moeten evalueren of een en ander extra lasten en kosten met zich meebrengt voor de diensten voor onthaalouders.
Het is tevens op dit moment ook nog niet mogelijk alternatieven uit te werken voor onthaalouders die niet voor het systeem kiezen. We zullen eerst moeten zien op welke manier in welke modaliteiten moet worden voorzien. Als er inderdaad vanaf 2003 of 2004 toch een volwaardig werknemersstatuut is, dan hebben we slechts een heel beperkte overgangsperiode, waarna er alleen nog het volwaardig werknemersstatuut en het zelfstandigenstatuut zijn. Daarover moet eerst duidelijkheid zijn, voordat we kunnen zeggen wat er moet gebeuren met onthaalouders die niet in het statuut sui generis willen stappen.
We houden het evenwel in het oog. Ik kijk uit naar de interministeriële conferentie van 10 juli in de hoop dat er een akkoord wordt bereikt, en dat er duidelijkheid wordt gecreëerd, zodat we in het najaar ook duidelijke informatie kunnen geven aan de diensten en de onthaalmoeders.
De voorzitter : Mevrouw Dillen heeft het woord.
Mevrouw Marijke Dillen : Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. Sta me toe nog enkele opmerkingen te formuleren. Juridisch gezien zal de reactie van minister Vandenbroucke inderdaad niet ter zake doen, en blijft het akkoord bestaan, maar we kunnen het er wel over eens zijn dat het een totaal verkeerd signaal was aan de onthaalouders.
Ik wens u veel succes met de interministeriële conferentie, en hoop in het belang van de onthaalouders dat er inderdaad duidelijkheid komt. De verschillende partijen hebben alvast hetzelfde standpunt over dit dossier. Ik hoop dan ook op een versnelde uitwerking van een volwaardig statuut. Ik wens er geen tijdstip op te plakken, maar het zou er toch op relatief korte tijd moeten komen.
Het is immers wat beschamend dat achteraf de situatie moet worden rechtgezet met vonnissen van rechtbanken en arbeidshoven. Er zijn nu enkele gevallen bekend, maar de mensen zullen meer en meer naar rechtbanken stappen als ze in het ongelijk worden gesteld. Dat zal ook steeds meer aanleiding geven tot de uitbetaling van aanzienlijke vergoedingen. Ik hoop dan ook dat er spoedig een definitieve oplossing komt.
Mevrouw de minister, ook uw opmerking over de bijkomende financiële lasten voor de begroting als gevolg van de werkgevers- en werknemersbijdrage is strikt technisch gezien juist. Het is inderdaad een gemeenschapsbevoegdheid. U bent daar optimistisch over, maar we moeten ook lessen trekken uit het verleden. Als het gaat om bijkomende financiële vergoedingen aan werknemers, getuigt de houding van de Franstaligen jammer genoeg niet altijd van respect voor de beperkte autonomie van de andere gemeenschap. Te pas en te onpas roepen ze een belangenconflict of een bevoegdheidsconflict in, bijvoorbeeld over het tijdskrediet, om een en ander te blokkeren. Ik hoop dat dat nu niet het geval zal zijn.
De voorzitter : Mevrouw Becq heeft het woord.
Mevrouw Sonja Becq : Mevrouw de minister, ik hoop dat er na de interministeriële conferentie inderdaad vooral duidelijkheid komt voor de onthaalgezinnen, zowel over wat er nu gaat gebeuren, als over wat er na die korte overgangsperiode komt. Ik hoop ook dat die periode duidelijk wordt omschreven.
Na de informatieavonden van de vakbonden, waar het statuut sui generis duidelijk werd uitgelegd, hoorde ik reacties van diensten voor onthaalgezinnen die verrast waren omdat ze dachten dat ze veel formaliteiten zouden moeten vervullen die tot nu toe niet nodig waren, bijvoorbeeld voor vakantiedagen en zo. Ik bedoelde met mijn vraag dat er daar voldoende aandacht voor moet zijn, want het betekent dat de diensten nieuwe opdrachten krijgen waarmee ze niet meteen overweg zullen kunnen.
Mevrouw Ria Van Den Heuvel : Werd recent nog steekproefsgewijs onderzocht wie in het statuut zou stappen en welke effecten dit zou meebrengen? Zo'n steekproef werd lang geleden al eens genomen, maar misschien is het aangewezen om het opnieuw te doen. Als na een overgangsperiode iedereen in het statuut moet stappen, zou dit wel eens ongewenste effecten kunnen opleveren.
Minister Mieke Vogels : Eerst moet er duidelijkheid komen, pas dan kunnen mensen zeggen of ze er al dan niet wensen in te stappen. De enquête werd toen gehouden in het kader van het voorlopig akkoord van de interministeriële conferentie. Een aantal onduidelijkheden in het voorstel zijn voor veel mensen een rem. Men moet eerst duidelijk weten welke voordelen en engagementen er zijn, alvorens een nieuwe steekproef aangewezen is. Sinds wij voorstellen de werknemersbijdrage op ons te nemen, is ook geen steekproef meer gehouden.
Ik pleit ervoor om tijdens het zomerreces duidelijkheid te scheppen, zodat in september of oktober de sector over de stand van zaken geïnformeerd kan worden
Met redenen omklede moties
De voorzitter : Door mevrouw Dillen en door mevrouw Becq werd tot besluit van deze interpellatie een met redenen omklede motie aangekondigd. Ze moet zijn ingediend uiterlijk om 17 uur op de tweede werkdag volgend op de sluiting van de vergadering.
Het parlement zal zich daarover tijdens een volgende plenaire vergadering moeten uitspreken.
Het incident is gesloten.