Commissie voor Binnenlandse Aangelegenheden, Huisvesting en Stedelijk Beleid Vergadering van 02/07/2002
Interpellatie van de heer André-Emiel Bogaert tot de heer Paul Van Grembergen, Vlaams minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Ambtenarenzaken en Buitenlands Beleid, over de door Vlaanderen betaalde overlastmanagers
De voorzitter : Aan de orde is de interpellatie van de heer Bogaert tot de heer Van Grembergen, Vlaams minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Ambtenarenzaken en Buitenlands Beleid, over de door Vlaanderen betaalde overlastmanagers.
De heer Bogaert heeft het woord.
De heer André-Emiel Bogaert : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, geachte collega's, naar aanleiding van het federaal gevoerde veiligheidsdebat wordt Vlaanderen geconfronteerd met een nieuw soort managers. Na de overlasttaks krijgen we nu de overlastmanager. In het kader van zijn veiligheidsbeleid bracht premier Verhofstadt in april na een bezoek aan Charleroi ook een bezoek aan Antwerpen. Tijdens dit bezoek beloofde hij dat er voor de probleemwijken met federaal geld betaalde overlastmanagers zouden komen.
Achteraf bleek evenwel dat deze managers niet met federaal geld, maar met Vlaams geld uit het Stedenfonds -de opvolger van het Sociaal Impulsfonds -zullen worden betaald. Volgens de Antwerpse burgemeester moeten de overlastmanagers nog voor het eind van de zomer aan het werk zijn. Een en ander werd bekend na de bijeenkomst van de begeleidingscommissie ter verbetering van het Antwerpse politiekorps. Zowel het aanstellen als het financieren van de overlastmanagers -of de beperking ervan tot Antwerpen -roept evenwel veel vragen op.
Is de aanstelling van overlastmanagers een federale dan wel een gewestelijke of gemeenschapsbeslissing? Kan de federale premier beslissingen treffen voor Vlaanderen die achteraf met gewestmiddelen moeten worden gefinancierd? Blijft de mogelijkheid tot het aanstellen van overlastmanagers gefinancierd door het Stedenfonds beperkt tot de stad Antwerpen, of komen ook andere steden en gemeenten hiervoor in aanmerking? Worden die uitgaven via het Stedenfonds ook verrekend uit hoofde van de stad of gemeente die overlastmanagers krijgen toegewezen? Welk statuut krijgen de zogenaamde overlastmanagers, en onder wiens hiërarchisch gezag kunnen of mogen zij overlast bestrijden en beteugelen?
De voorzitter : Minister Van Grembergen heeft het woord..
Minister Paul Van Grembergen : Mijnheer de voorzitter, geachte collega's, bij de besprekingen over het veiligheidsbeleid tussen de stad Antwerpen en de federale overheid was de Vlaamse regering op geen enkele manier betrokken. Via de media hebben we vernomen dat de aanstelling van overlastmanagers een van de voorstellen was die de premier in Antwerpen heeft gedaan. Toen de betaling van de overlastmanagers aan bod kwam, werd gealludeerd op de middelen van het Stedenfonds. Uit contacten met het stadsbestuur is ondertussen gebleken dat Antwerpen waarschijnlijk dit jaar nog een proefproject zal opstarten : één overheidsmanager zal samenwerken met buurt- en pleinwerkers. De betaling van deze manager wordt geregeld in het veiligheids- en preventiecontract dat tussen de federale overheid en de stad Antwerpen is afgesloten. Dit lijkt me een voor de hand liggende regeling.
In principe stelt zich dus geen probleem. Het gaat immers om een beslissing waar de federale overheid en de stad bij betrokken zijn zonder dat de financiële repercussies op de Vlaamse overheid worden afgewenteld. Vooralsnog kennen we geen andere steden waarvoor men eveneens een overlastmanager zou aanstellen. Op de vraag naar de specifieke invulling van deze opdracht en het statuut moet ik het antwoord schuldig blijven en naar de betrokken overheden verwijzen.
Deze interpellatie geeft me wel de mogelijkheid een aantal zaken te verduidelijken. In de eerste plaats geldt het algemene principe dat de Vlaamse regering geen verantwoordelijkheid opneemt voor afspraken die tussen de federale overheid en steden en gemeenten worden gemaakt. Dit is een standpunt dat we al herhaaldelijk hebben ingenomen, onder meer naar aanleiding van de politiehervorming. We willen dat principe ook hier toepassen.
Er kan dus geen sprake van zijn dat middelen van het Stedenfonds worden gebruikt om afspraken tussen de federale overheid en de stad te honoreren. Ik wil er trouwens op wijzen dat elke voorafname op het Stedenfonds op zijn minst voorbarig te noemen is. Het voorontwerp van decreet over het Stedenfonds ligt vandaag nog voor advies bij de Raad van State. Ik hoop dat deze commissie de besprekingen over dit ontwerp zo vlug mogelijk na het zomerreces opstart. Als sluitstuk van de hervorming van de diverse fondsen moet het Stedenfonds op 1 januari 2003 in werking treden.
In het voorontwerp is bepaald dat steden in overleg met de Vlaamse regering afspraken kunnen maken over de besteding van de middelen. In tegenstelling tot het zopas goedgekeurde Gemeentefonds gaat het niet om vrij te besteden middelen. Zoals bij het Sociaal Impulsfonds moeten de middelen worden aangewend om de leefbaarheid van onze steden te verbeteren. Dat zal niet met een loep worden bekeken en gedetailleerd worden vastgelegd, want we willen administratieve rompslomp vermijden, maar die benadering is de ruggengraat van ons ontwerp waarover het parlement nog zal discussiëren.
Dat steden ook aandacht zullen hebben voor de veiligheid ligt, gezien de grote maatschappelijke gevoeligheid voor dit thema, voor de hand. Het is uiteraard zo dat enkel initiatieven die aansluiten bij de gewest- en gemeenschapsmateries met middelen uit het Stedenfonds kunnen worden betaald. Zo ver staan we vandaag nog lang niet. Eerst moet het Vlaams Parlement het ontwerp van decreet op het Stedenfonds nog goedkeuren. Daarna kunnen de gesprekken tussen de steden en de Vlaamse regering starten. Die gesprekken zullen niet open zijn : de grenzen ervan zullen worden vastgelegd in de Toelichting en de artikelen van het ontwerp van decreet. Ik wil daarom de commissieleden voorstellen om in het najaar, als we over de tekst discussiëren, alle ideeën hierover in een open gesprek kenbaar te maken.
De voorzitter : De heer Bogaert heeft het woord.
De heer André-Emiel Bogaert : Ik dank de minister voor zijn antwoord dat me voor 99,9 percent bevredigt. Eens te meer is het probleem er vooral eentje van de wijze waarop de burger de zaken percipieert. Naar aanleiding van het bezoek van de premier aan Antwerpen krijgen Jan en Mie Modaal iets te horen dat erop wijst dat overal overlastmanagers zullen worden aangesteld. Achteraf wordt dan gezegd dat de financiering geregeld is, en dan valt de berichtenstroom stil. Vandaag stel ik vast dat de vork goed aan de steel zit. In elk geval zullen we daarop nog terug komen bij de discussie over het Stedenfonds.
De voorzitter : Het incident is gesloten.