Commissie voor Economie, Landbouw, Werkgelegenheid en Toerisme Vergadering van 02/07/2002
Vraag om uitleg van de heer André-Emiel Bogaert tot mevrouw Vera Dua, Vlaams minister van Leefmilieu en Landbouw, over de visserijplannen van de Europese Commissie en de beleidsplannen van de Vlaamse regering dienaangaande
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Bogaert tot mevrouw Dua, Vlaams minister van Leefmilieu en Landbouw, over de visserijplannen van de Europese Commissie en de beleidsplannen van de Vlaamse regering dienaangaande.
De heer Bogaert heeft het woord.
De heer André-Emiel Bogaert : Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, zeggen dat de voorheen Belgische en thans Vlaamse visserijsector het reeds een aantal jaren zeer moeilijk heeft, is eigenlijk een open deur intrappen. De laatste Europese hervormingsplannen zijn van die aard dat ze op relatief korte termijn de dood van een eigen Vlaamse zeevisserij met zich zouden kunnen meebrengen. Vandaar dat de bevoegde minister voor de Vlaamse visserijsector een uitzondering vraagt op deze hervormingsplannen. De voorgestelde afbouw van de vissersvloot bedreigt immers de leefbaarheid van de sector.
De EU-ministers van visserij bespraken de Europese voorstellen op een speciale vergadering in Luxemburg. De voorgenomen maatregelen hebben betrekking op de afbouw van vissersvloten, strengere controle op de vangstbeperkingen en het bepalen van de vangstquota. Dat het hier wel degelijk om draconische maatregelen gaat, blijkt uit het feit dat er in de EU tussen 2003 en 2006 bijna 8 600 vissersboten moeten verdwijnen, hetzij 8,5 percent van de vloten. In absolute cijfers ligt de zwaarste last bij de Zuid-Europese landen Italië, Spanje, Portugal, Griekenland en Frankrijk. Vlaanderen moet volgens de planning 54 van de 128 schepen uit de vaart nemen : in absolute cijfers de kleinste afbouw, maar in relatieve cijfers de grootste.
De bevoegde minister vraagt dan ook terecht aan de Europese instanties om voor België -en dus uiteraard ook voor Vlaanderen -een uitzondering te maken, omdat ons land nu eenmaal de kleinste visserijvloot in Europa heeft. De facto komt de vraag van de minister neer op het behouden van de reeds sinds 1992 bestaande minimumleefbaarheidsdrempel.
De bevoegde Europese Commissaris lijkt echter niet geneigd om uitzonderingen toe te staan. Ik spreek natuurlijk over het moment dat ik mijn vraag heb ingediend, zijnde 14 juni. Hoe dan ook, de bevoegde Europese Commissaris lijkt niet geneigd om uitzonderingen toe te staan, omdat de Zuid-Europese landen grote tegenstanders zijn van de Europese saneringsplannen. Men heeft schrik voor een domino-effect. Als men voor het noorden iets kleins doet, zou men veel moeten doen voor het zuiden. Pas na het zomerreces zouden definitieve beslissingen worden genomen, alhoewel de Europese Commissie de hervorming reeds begin 2003 wil laten ingaan.
De volgende vragen dringen zich dan ook op. Heeft de bevoegde minister terzake voorafgaandelijk overleg gevoerd met de betrokken visserijsector? Zo ja, wat waren de resultaten hiervan? Heeft de Vlaamse regering een totale beleidsvisie, annex beleidsplan, om in de toekomst op middellange en lange termijn een eigen Vlaamse vissersvloot in stand te houden? Brengt een eventuele ongewijzigde implementatie van de huidige Europese hervormingsplannen op korte of middellange termijn inderdaad de teloorgang van de eigen visserijsector met zich mee? Ziet de minister niet meer heil in een Europees grensoverschrijdend samenwerkingsverband om de globale Europese visserijsector mondiaal te beschermen, met eerbiediging van de regionale visserijbelangen, eerder dan telkens land per land uitputtende gevechten te leveren om de eigen nationale belangen veilig te stellen?
De voorzitter : Mevrouw Declercq heeft het woord.
Mevrouw Veerle Declercq : Mijnheer de voorzitter, ik wil heel kort het volgende zeggen. Straks komt er een voorstel van resolutie ter sprake, dat tot doel heeft de kustvisserij te behouden, en ook vooral het biologisch evenwicht te garanderen en de visgronden te beschermen.
De voorzitter : Minister Dua heeft het woord.
Minister Vera Dua : Mijnheer Bogaert, de Europese Commissie heeft inderdaad na heel wat hocuspocus haar voorstellen voor de hervorming van het Europees visserijbeleid voorgesteld op 28 mei. Vooraleer ik concreet antwoord op uw vragen, wil ik toch de volgende zaken stellen.
De aanleiding van deze nieuwe voorstellen heeft te maken met het feit dat we op Europees niveau worden geconfronteerd met een enorme overbevissing van onze wateren -in ieder geval toch voor bepaalde soorten. Er zal uiteindelijk iets moeten gebeuren om de toekomst van de visserij te vrijwaren. Als er geen vis meer is, hebben we immers ook geen vissers meer. Voor een aantal vissoorten is de toestand echt dramatisch. Ik denk dan bijvoorbeeld aan kabeljauw. Dat zal echt een luxeproduct worden, dat zo schaars zal zijn dat men daar enorm veel geld voor zal moeten betalen. Dat zal gebeuren als we nu geen beschermingsmaatregelen nemen. Ik heb ook de cijfers van de wetenschappers gehoord. Ik wil het probleem dus echt niet minimaliseren. Er is sprake van een overbevissing die echt angstaanjagend is.
De Europese Commissie heeft een aantal voorstellen gedaan, die ook bestaan uit een vijftal ontwerpverordeningen met een soort begeleidingsdocument of 'roadmap'. Op 11 juni jongstleden werd dit voorstel tijdens de visserijraad in Luxemburg een eerste maal besproken. Dat gebeurde echter wel slechts op een zeer rudimentaire manier. De Europese Commissie heeft geen diepgaande toelichting gegeven. Ze heeft enkel de hoofd- of krachtlijnen voorgesteld. Elk land heeft een eerste reflectie gegeven op de voorstellen, maar op ambtelijk niveau moet alles nu nog gedetailleerd worden besproken.
Een van de hoofdpijlers is dat men overschakelt van de jaarlijkse discussie over de taksen en over de quota's naar echte beheersplannen die op Europees vlak worden opgesteld. Op die manier kan men echt bekijken wat er moet worden gedaan om een bepaalde vissoort in stand te houden. Op basis daarvan worden de quota's verdeeld. Dat zal natuurlijk een heel moeilijke discussie zijn. Op zich is het echter geen slechte zaak dat men vanuit een beheersvisie de druk op de visbestanden zal controleren.
Wat is er ondertussen gebeurd? Op vrijdag 28 juni werd een hoorzitting georganiseerd ten behoeve van de Vlaamse visserijsector. Ambtenaren van mijn administratie, van de DG-Visserij van de Europese Unie, van het wetenschappelijk model BMM en van het departement Zeevisserij van het CLO gaven er een toelichting over de voorziene hervorming van het Europese visserijbeleid. Vooraleer verder overleg met de sector kan worden gepleegd, moeten de voorstellen van de Europese Commissie verder verduidelijkt worden. Dat is trouwens de opdracht die de administratie ook heeft gekregen.
In het kader van de opmaak van de begroting 2003 wordt een beleidsnota Visserij voorbereid, gelet op het feit dat een groot deel van de visserijbevoegdheden naar het Vlaams Gewest overgeheveld zijn. In deze beleidsnota zal ook de problematiek van de kustvissers worden opgenomen. Een aantal ideeën uit die beleidsvisie sluiten nauw aan bij de studie 'Een toekomst voor de Belgische visserij' van professor Crijns. Op die manier willen we een kader scheppen voor de Vlaamse visserijsector om zich op middellange en lange termijn te kunnen handhaven.
De beleidsnota zal natuurlijk ter discussie worden voorgelegd in het Vlaams Parlement. Bovendien zullen we dit ook uitgebreid bespreken met het recent opgerichte Vlaams Visserijcomité. In dit comité zijn alle geledingen van de visserijsector vertegenwoordigd.
De Vlaamse regering heeft ondertussen ook al een voorstel tot wijziging van het FIVA goedgekeurd. Dat ligt nu voor advies bij het Vlaams Visserijcomité. Ik hoop dus dat we daar na het reces volop verder mee kunnen.
Het is uiteraard de bedoeling om een Vlaamse vissersvloot in stand te houden, die op een duurzame en rendabele wijze de aan België toegekende quota kan opvissen. Dat is het uitgangspunt van het beleid. Op de visserijraad heb ik uitdrukkelijk gewezen op de kleine omvang van onze vissersvloot. Ik heb aan de Europese Commissie duidelijk gezegd dat er een kritische grens is waaronder de leefbaarheid van de Vlaamse visserij in het gedrang komt. Dat is het zogenaamde 'minimum vitale' waar we tot nu toe van konden genieten. Dit principe, dat in het verleden reeds werd aanvaard, zal ik ook in de toekomst uitdrukkelijk blijven verdedigen. Het is echter nog niet duidelijk of de Europese Commissie daarop zal willen ingaan.
Om de werkelijke impact van de commissievoorstellen voor de Vlaamse visserijsector te kunnen inschatten, zijn we nu allerlei verduidelijkingen aan het vragen. Europees Commissaris Fischler heeft immers enkel de grote lijnen van het nieuw Europees gemeenschappelijk visserijbeleid uitgetekend. Momenteel wordt de discussie voortgezet in ambtelijke werkgroepen.
In feite is het Europees gemeenschappelijk visserijbeleid een Europees grensoverschrijdend samenwerkingsverband, waarin wordt getracht de regionale visserijbelangen te eerbiedigen. Het is een heel moeilijke evenwichtsoefening om aan de ene kant dat globale aspect in het oog te houden en aan de andere kant tegemoet te komen aan de eisen van de diverse lidstaten en regio's.
Ik kan niet voorspellen hoe dat uiteindelijk zal aflopen. Het beloven zeer harde debatten te worden. Dat is in ieder geval toch mijn eerste indruk, zeker vanuit de zuiderse landen. Ik denk ook dat bepaalde forse cijfers, die op de raad onmiddellijk zeer sterk werden genuanceerd door de Europese Commissaris, moeten worden beschouwd vanuit de verwachtingen dat het zeer moeilijke onderhandelingen zullen worden. Waarschijnlijk zal men proberen om de gulden middenweg te vinden.
In ieder geval blijkt als algemene lijn dat men gaat naar een verdere ondersteuning van de afbouw van de vloot. Inzake het echt terugschroeven of zelfs laten verdwijnen van de steun voor nieuwbouw en vernieuwbouw, zal men zeer strikte normen hanteren voor FIOV-steun. Het zal in elk geval dus wel strenger zijn dan nu. Dat is evident. De eindconclusies zijn echter zeker nog niet voor morgen.
De voorzitter : De heer Bogaert heeft het woord.
De heer André-Emiel Bogaert : Mevrouw de minister, we weten uiteraard dat het zeer moeilijk zal worden. Een van de hoofdproblemen is dat het ecologisch aspect, waar men vroeger over sprak omdat het trendy was, nu eigenlijk bittere noodzaak wordt. Er is echt een zeer zwaar probleem inzake de biotopen in de zee. Dat moet echter in overeenstemming worden gebracht met het inkomen van een hele hoop mensen. Mensen oefenen een zeer eerzaam beroep uit, maar door hun beroep uit te oefenen, brengen ze schade toe aan een bepaalde biotoop. Het is uiterst moeilijk om daar een goede oplossing voor te vinden.
Daarom vraag ik me af of we het ons nog kunnen veroorloven om ons jaar na jaar uit te putten vanuit een nationale ingesteldheid. Zouden we ons niet beter als een Europese visserijsector mondiaal positioneren? Dat zal mijns inziens gewoon bittere noodzaak worden. De problemen die er hier zijn, zijn er immers ook in zeeën ver van hier. Het is dus echt een mondiaal probleem. Waar zal wie nog wat mogen doen? Europa zou dus beter coördinerend optreden in één 'vissersmachtsblok', om ecologie en economie in één beleid te verzoenen.
De voorzitter : Minister Dua heeft het woord.
Minister Vera Dua : Mijnheer Bogaert, eigenlijk is dat zo een beetje de basisfilosofie van het document van Europees Commissaris Fischler. Hij stelt juist dat we niet meer mogen vertrekken vanuit de belangen van de verschillende lidstaten. We moeten vertrekken vanuit de visie : wat leeft er in de zee en wat kunnen we daaruit oogsten zonder permanente schade te berokkenen?
Ik ben het daar volledig mee eens. Wel heb ik namens Vlaanderen gezegd dat er één uitzondering moest zijn. Wij eisen namelijk het minimum vitale. Het zal dus altijd een moeilijke oefening worden. Als we het globaal bekijken, mogen we er immers ook niet mee inzitten dat er boten bij ons verdwijnen. Het is dus zeker geen gemakkelijke discussie.
Wat betreft de economische kracht van de sector, stel ik vast dat de quota voor kabeljauw en voor bepaalde andere vissoorten gedaald zijn. De inkomsten of de verkoopcijfers zijn echter niet gedaald. De vis is gewoon duurder geworden. Ik zie dat de heer Laverge instemmend knikt. Dat is dus gewoon het marktmechanisme dat speelt.
De vraag is natuurlijk hoever we daarin kunnen gaan. Tot hoever zal de markt kunnen meegaan? Op een bepaald moment zal een bepaald segment namelijk toch te duur worden om nog een goede afzetmarkt te vinden. Dan zullen er dus toch vissers verdwijnen.
De heer Jacques Laverge : Er zijn veel vissoorten die niet gebruikt worden. Men zou promotie moeten voeren voor een aantal vissoorten die vandaag niet gebruikt worden.
Minister Vera Dua : Daar is men ook mee bezig.
De heer Jacques Laverge : Er is voldoende vis, maar iedereen wil dezelfde vis eten.
Minister Vera Dua : Dat is inderdaad een ander probleem. Voor een aantal soorten zijn er effectief geen quota. Daar is men nu een markt voor aan het zoeken. Men is er promotie voor aan het voeren. Op een bepaald moment zullen we dan ook daarvoor quota moeten instellen. Het is trouwens een van de voorstellen van de Europese Commissie om op de andere vissoorten globaal een quotum te zetten.
Hoe dan ook, het is een moeilijk debat. Vanuit de Europese Commissie heeft men volgens mij wel een goede visie van waar men naartoe wil, maar dat betekent daarom nog niet dat het voor elke individuele lidstaat zo gemakkelijk zal zijn. In bepaalde zuiderse landen, bijvoorbeeld, is de vissersgemeenschap van een totaal andere orde dan bij ons. Daar zijn veel meer mensen bij betrokken. Dat zijn kleine boten, maar hele kustgemeenschappen leven daarvan. Bij ons zijn het dikwijls grote boten, maar ligt de sociaal-economische situatie totaal anders.
De heer André-Emiel Bogaert : Denkt u dat men dat tegen begin 2003 zal kunnen waarmaken?
Minister Vera Dua : Men verwacht dat dit zal lukken. De discussie zal sowieso gevoerd moeten worden naar aanleiding van de quota 2002. Er moeten nog ondersteuningsprogramma's worden goedgekeurd. Het is dus in elk geval de bedoeling van de Europese Commissie om daaruit te geraken.
De voorzitter : Het incident is gesloten.