Commissie voor Onderwijs, Vorming en Wetenschapsbeleid Vergadering van 20/06/2002
Vraag om uitleg van de heer Dirk De Cock tot mevrouw Marleen Vanderpoorten, Vlaams minister van Onderwijs en Vorming, over het ondersteunen van verenigingen die (vak)gericht didactisch werken
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer De Cock tot mevrouw Vanderpoorten, Vlaams minister van Onderwijs en Vorming, over het ondersteunen van verenigingen die (vak)gericht didactisch werken.
De heer De Cock heeft het woord.
De heer Dirk De Cock : Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, het onderwijsbeleid in Vlaanderen hecht terecht veel belang aan permanente naschoolse vorming van leerkrachten van alle niveaus. Er bestaan in Vlaanderen verschillende verenigingen die leerkrachten groeperen die in een bepaald onderwijsniveau fungeren of die eenzelfde vak onderwijzen.
Dergelijke verenigingen geven meestal ook een tijdschrift of een jaarboek uit. Die publicaties bevatten meestal informatie die door vakgenoten opgesteld werd. Ze bezit uiteraard een onmiskenbaar grote waarde aangezien ze rechtstreeks uit de praktijk komt. Enkele van de verenigingen die leerkrachten van het middelbaar onderwijs groeperen, staan vermeld op de webstek van de Vereniging van Vlaamse Leerkrachten.
Veel van die verenigingen staan trouwens open voor leerkrachten van de verschillende onderwijsnetten in Vlaanderen en dat is hoe dan ook een goede evolutie. Ook voor leerkrachten in het basisonderwijs zijn analoge verenigingen actief.
Ik wil de minister dan ook graag een aantal vragen stellen. Bestaat er een lijst van onderwijsverenigingen die voor hun tijdschrift, jaarboek of andere publicaties een subsidie krijgen? Indien bepaalde verenigingen geen subsidie krijgen, kunnen ze er dan een aanvragen? Bij wie en waar moet dat dan gebeuren en wat zijn de modaliteiten? Indien geen enkele vereniging financieel wordt gesteund, valt het niet te overwegen om dat voortaan wel te doen? Het kan toch niet worden geloochend dat dergelijke verenigingen die meestal worden gedragen door gedreven leerkrachten die zich gratis inzetten, een belangrijke bijdrage kunnen leveren in de naschoolse vorming en de verhoging van de kwaliteit van ons onderwijs.
De voorzitter : Minister Vanderpoorten heeft het woord.
Minister Marleen Vanderpoorten : Mijnheer de voorzitter, dames en heren, een dergelijke lijst bestaat niet. Er bestaat geen structurele subsidiëring voor de publicaties van onderwijsverenigingen. Momenteel is daar geen budget of decretale grondslag voor. Het lijkt me ook niet opportuun om daar in de toekomst in te voorzien en dit omwille van een aantal redenen. Er bestaan heel wat vaktijdschriften die zich richten naar een deel van de leerkrachten en leerlingen. Heel wat van deze tijdschriften bevatten inderdaad interessante informatie. Alle kwaliteitsvolle tijdschriften ondersteunen, is echter alleen al om budgettaire redenen onmogelijk. Bijkomend lijkt het me een gevaarlijk precedent als we bepaalde tijdschriften financieel zouden ondersteunen bijvoorbeeld door afname van abonnementen. Want hoe motiveren we dan dat we een bepaald tijdschrift wel en een ander gelijkwaardig tijdschrift niet ondersteunen?
Ik erken de waarde voor het onderwijs van de verschillende lerarenverenigingen die actief zijn op het vlak van vakdidactiek. Financiering per vereniging is echter moeilijk, gezien hun grote aantal en de grote verscheidenheid van activiteiten. Een financiering kan echter wel worden overwogen op voorwaarde dat deze verenigingen bereid zijn zich te organiseren in een netwerk. Bovendien zouden ze door hun activiteiten netwerkvorming tussen leraren moeten stimuleren. Tot slot moet de werking ervan een duidelijk netoverschrijdend karakter hebben. Uiteraard zullen hun activiteiten dan vooral tot doel moeten hebben om, bijvoorbeeld aan de hand van duidelijk omschreven projecten, de eindtermen en ontwikkelingsdoelen te implementeren in de klas- en schoolpraktijk.
Wat nascholing betreft, moet nog worden opgemerkt dat de nascholingsmarkt volledig is vrijgemaakt sinds het decreet betreffende de lerarenopleiding en de nascholing van 16 april 1996. De scholen beschikken sindsdien over een eigen budget voor nascholing en kunnen bijgevolg via het schooleigen nascholingsplan klemtonen leggen al naargelang de behoeften en interesses. Dit betekent dat ze ook vakgebonden nascholing kunnen financieren en bijvoorbeeld tijdschriften aankopen waarvan ze menen dat deze kunnen bijdragen tot de professionalisering van de leerkrachten.
De voorzitter : De heer De Cock heeft het woord.
De heer Dirk De Cock : Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik onthou dat er geen budget of decretale grondslag is om dit te doen. Bovendien is dit financieel niet haalbaar. Het grootste obstakel is echter dat er keuzes zouden moeten worden gemaakt en dat de parameters daarvoor niet evident zijn. Ik onthou ook dat er via netwerkvorming, netoverschrijdend werken en projectgericht werken op het vlak van de eindtermen en ontwikkelingsdoelen, wel mogelijkheden zijn om aan een beetje geld te geraken.
De voorzitter : Het incident is gesloten.