Commissie voor Cultuur, Media en Sport Vergadering van 19/06/2002
Interpellatie van mevrouw Marijke Dillen tot de heer Patrick Dewael, minister-president van de Vlaamse regering, en tot de heer Dirk Van Mechelen, Vlaams minister van Financiën en Begroting, Innovatie, Media en Ruimtelijke Ordening, over eventuele politieke beïnvloeding bij de toekenning van de licenties voor landelijke commerciële radio
Interpellatie van de heer Carl Decaluwe tot de heer Dirk Van Mechelen, Vlaams minister van Financiën en Begroting, Innovatie, Media en Ruimtelijke Ordening, over eventuele politieke beïnvloeding bij de toekenning van de radiolicenties en de schorsing van het aandeel van Think-Media
De voorzitter : Aan de orde zijn de samengevoegde interpellaties van mevrouw Dillen tot de heer Dewael, minister-president van de Vlaamse regering, en tot de heer Van Mechelen, Vlaams minister van Financiën en Begroting, Innovatie, Media en Ruimtelijke Ordening, over eventuele politieke beïnvloeding bij de toekenning van de licenties voor landelijke commerciële radio en van de heer Decaluwe tot minister Van Mechelen, over eventuele politieke beïnvloeding bij de toekenning van de radiolicenties en de schorsing van het aandeel van Think-Media.
Minister Van Mechelen zal tevens in naam van minister-president Dewael antwoorden. Volgens het reglement kan de regering zelf beslissen wie komt antwoorden op een interpellatie. Daarenboven is er maar één vraag gericht aan de minister-president en hij heeft daar in de pers al duidelijk op geantwoord.
Mevrouw Dillen heeft het woord.
Mevrouw Marijke Dillen : Ik betreur het dat de minister-president niet aanwezig is omdat het toch wel om een cruciale vraag gaat. Minister Van Mechelen kan het antwoord wel voorlezen, maar in het kader van een goede parlementaire discussie was het wenselijk geweest dat hij aanwezig was. Daarenboven vind ik het argument dat hij al geantwoord heeft in de pers, niet voldoende. Hij is verantwoording verschuldigd aan het parlement en niet aan de pers. Wanneer vanuit dit parlement een vraag aan hem wordt gesteld, moet hij hier komen antwoorden. Daarom wil ik mijn ongenoegen uiten over het feit dat de minister-president hier niet kan of wil zijn.
De voorzitter : Hij heeft me gezegd dat zijn antwoord maar één woord is. Hij vond het dan ook niet nodig om aanwezig te zijn. Het reglement laat dat ook toe. Ik ga ervan uit dat minister Van Mechelen in naam van de hele Vlaamse regering antwoordt.
Minister Dirk Van Mechelen : Dat is ook zo.
De voorzitter : Mevrouw Dillen heeft het woord.
Mevrouw Marijke Dillen : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, dames en heren, in deze commissie is al herhaaldelijk een debat gevoerd omtrent de toekenning van de radiolicenties en mogelijke onregelmatigheden hierbij. Het is misschien al de vijfde of zesde keer dat dit punt op de agenda staat. Het einde van het dossier is nog steeds niet in zicht. Het blijft evolueren en voor nieuws zorgen. Nog steeds blijven er vraagtekens en verschillende aspecten onbeantwoord. Erger nog, keer op keer duiken er ernstige geruchten en insinuaties op omtrent cruciale elementen. We lazen zelfs in een editoriaal van een kwaliteitskrant dat het dossier steeds meer 'onwelriekende geurtjes' begint te verspreiden.
Het staat duidelijk vast dat er koersgevoelige informatie is gelekt vóór de toekenning van de radiolicentie en dat verschillende partijen voorkennis hadden over de toekenning van een van beide licenties aan 4FM. Hieraan kan geen zinnig mens meer twijfelen De beursbewegingen zijn hiervan het duidelijkste bewijs.
Een nieuw gegeven sinds de vorige besprekingen in deze commissie is dat ondertussen het aandeel van Think-Media op de beurs is geschorst. De exacte gegevens hierover zijn nog steeds niet duidelijk. Duidelijker zijn wel de verklaringen van Frank Verstraeten in TerZake van begin juni. Hij zei dat hij een week voordat de licenties werden toegekend al wist dat de licenties naar 4FM en Q-Music zouden gaan. Ik neem aan dat sommigen de wenkbrauwen fronsen bij het horen van dergelijke verklaringen uit de mond van iemand met de reputatie van Verstraeten. Maar dit nieuw element is een bevestiging van vroegere verklaringen van andere getuigen in dit dossier.
Verstraeten gaat zelfs verder en stelt dat hij op de hoogte was door een gesprek dat hij toevallig hoorde tussen minister-president Dewael en de heer Van Thillo van de Vlaamse Mediamaatschappij en De Persgroep, aan wie de licentie voor Q-Music is toegekend. Volgens zijn verklaringen is hij hierna onmiddellijk overgegaan tot het aankopen van een aanzienlijk pakket aandelen die na het toekennen van de licentie sterk in waarde zijn gestegen. Mijn vraag hierover is dan ook kort maar duidelijk : was de minister-president vooraf op de hoogte van de beslissing van het Vlaams Commissariaat voor de Media?
Ik vermoed dat we daarover vandaag geen duidelijkheid zullen krijgen. De liberale excellenties zullen elkaar wel indekken, zoveel is duidelijk. Alhoewel deze zekerheid niet zo duidelijk is vanwege de minister-president. Terecht wordt de laatste dagen gesteld dat minister-president Dewael in deze zaak opvallend voor zichzelf spreekt. Dat bewijst hoe ernstig de zaak wordt genomen, maar tegelijk neemt hij afstand van zijn minister van Media. Hij zei : 'De politieke verantwoordelijkheid ligt bij minister Van Mechelen. Ik heb in deze zaak niets ondernomen.' Mijnheer de minister, u moet dus uw eigen boontjes doppen en het politieke gewicht van de zaak dragen. We moeten ons dan ook de vraag stellen waarom de verschillende ministers niet samen optreden. In ieder geval heeft het Vlaams Parlement recht op volledige duidelijkheid en zekerheid. Hierover kan alleen een parlementaire onderzoekscommissie uitsluitsel en zekerheid geven. Ik kom daar straks op terug.
En dan is er opnieuw het Korfoeverhaal waarin een reeks zogenoemde toevalligheden aan bod komen. Mijnheer de minister, een aantal gegevens zijn ondertussen bekend. Uw vakantie werd georganiseerd door het reisbureau Ulysses Tours van de heer Van Dyck, dezelfde man met wie minister Gabriels ook verschillende malen op vakantie is geweest. Er is ook de 'toevallige' ontmoeting op Korfoe met de heer Van Dyck, de lobbyist voor 4FM, eveneens aandeelhouder van Think-Media. Ik zal daar niet verder op ingaan, alhoewel we blijven stellen dat dit minstens een deontologische fout was.
Maar begin juni waren er dan nieuwe geruchten dat een eigenaar van een hotelinfrastructuur op het eiland Korfoe eveneens aandelen van Think-Media had gekocht, ook met voorkennis. Wie die man was, werd vlug duidelijk. Het is de heer Verachtert, zakenman en aandeelhouder van het waterpretpark Aqualand, toevallig ook op Korfoe gelegen. Van de heer Verachtert weten we nu dat hij voor 220.000 euro aandelen van Think-Media heeft gekocht kort voor de toekenning van de licentie.
Mijnheer de minister, nu blijkt ook dat u deze man tijdens zijn Korfoereis zou hebben ontmoet. Ik wil u dan ook de ondubbelzinnige vraag stellen : kloppen deze beweringen? Voor zover ik heb kunnen nagaan, is hierover tot op heden nooit iets vermeld in antwoorden aan het Vlaams Parlement. Waarom werd dit toch niet onbelangrijke element verzwegen?
In een editoriaal konden we enkele dagen geleden lezen dat een aantal protagonisten u tijdens een vakantie op Korfoe in de val hebben willen lokken. Dat is nu wel duidelijk. Het wordt stilaan makkelijker te zeggen wie van de hoofdrolspelers niet op dat Grieks eiland was. Blijven geloven dat ook dit toeval is, wordt werkelijk onmogelijk. Men kan naïef zijn, maar aan alle vormen van naïviteit zijn grenzen. Dit is er toch wel een van. Mijnheer de minister, bent u bereid de volledige waarheid, gegevens en feiten over de 'Korfoesage' aan deze commissie en het Vlaams Parlement mee te delen?
Een ander element in deze zaak is de werking van het Vlaams Commissariaat voor de Media. Dat er bij het VCM een en ander grondig fout is gelopen in dit dossier staat vast. Het VCM zelf blijft wel alles ontkennen en gaat zelfs zover te suggereren dat er geen sprake was van handel met voorkennis in aandelen van Think-Media. Mocht het kunnen, dan zou het VCM wellicht ook ontkennen dat er sprake was van een forse koersbeweging.
Ondanks verschillende ernstige elementen in dit dossier over beïnvloeding en de houding van sommige leden van het VCM werden er eigenlijk nog steeds geen beslissingen ten gronde genomen. De situatie van de huidige effectieve commissarissen is onhoudbaar geworden. Ze kunnen onmogelijk hun rol nog naar behoren invullen. Dat is ook zeer duidelijk gebleken bij de eerste tussentijdse evaluatie van 4FM.
Zo is er tot op heden nog geen volledige duidelijkheid over de rol van VCM-commissaris Albrecht, gewezen adjunct-kabinetschef van minister-president Dewael toen hij minister van Cultuur was. Zijn voorkeur voor 4FM is bekend. Er is het gerechtelijk onderzoek bij het Antwerpse parket-generaal waarbij de lekken in het VCM worden onderzocht en wordt nagegaan wie koersgevoelige informatie heeft vrijgegeven.
Vandaag hebben de drie commissarissen een stap teruggezet en behandelen ze geen nieuwe zaken zolang het gerechtelijk onderzoek naar de onregelmatigheden duurt en hun gerechtelijke rol niet werd uitgeklaard. In nieuwe dossiers laten ze zich vervangen door hun plaatsvervangers. Dit is echter niet voldoende. De lopende dossiers, inclusief de evaluatie van de radiozenders 4FM en Q-Music, blijven ze opvolgen. Dit is niet ernstig, zeker nu ook in die dossiers elke schijn van partijdigheid moet worden vermeden. De drie commissarissen kunnen ook hier hun functie niet objectief en neutraal uitoefenen. Ik heb al verwezen naar het tussentijdse evaluatierapport van 4FM. Mijnheer de minister, bent u bereid maatregelen ten gronde te nemen en het VCM volledig te herstructureren? Hier moet prioriteit aan worden gegeven. Bent u bereid het nodige te doen zodat ook in de lopende dossiers de huidige commissarissen niet langer kunnen optreden?
Mijnheer de minister, reeds enkele maanden geleden heeft onze fractie gevraagd de radiolicentie van 4FM te schorsen in afwachting van een volledige opheldering van dit dossier. U hebt toen geweigerd hierop in te gaan. Niemand in dit Vlaams Parlement heeft toen onze motie willen steunen. Ik wens evenwel vandaag deze vraag opnieuw te herhalen en dring aan op een schorsing van de licentie zolang de zaak niet volledig en gedetailleerd is opgehelderd.
Ik kom nu aan het punt over de parlementaire onderzoekscommissie. De basis van het dossier is voldoende bekend, maar er duiken voortdurend nieuwe gegevens en elementen op over mogelijke beïnvloeding bij de toekenning van de landelijke radiolicenties.
Ik heb daarnet reeds gesproken over de verklaringen van de heer Verstraeten en de aankoop van een belangrijk pakket aandelen door de heer Verachtert. Daarnaast zijn er ook de recente onthullingen van de heer Decaluwe dat er een ernstige en betrouwbare getuige zou bestaan die weet heeft van smeergeld dat betaald zou zijn bij de toekenning van de radiolicentie. Deze anonieme getuige is gisteren -al dan niet toevallig -opgedoken in TerZake. Daar heeft hij verklaard dat er inderdaad sprake is van een aanzienlijke som smeergeld die via Verstraeten zou zijn betaald. Toen Verstraeten tijdens hetzelfde programma werd ondervraagd, ontkende hij dat verhaal. Verstraeten zegt echter wel dat er inderdaad smeergeld is betaald, en dat is toch wel de essentie. Ik denk dat het bijzonder duidelijk is, mijnheer de voorzitter, dat deze commissie dit grondig kan onderzoeken. De vraag dient te worden gesteld wie er in dit dossier liegt over het smeergeld. Momenteel wordt al door twee getuigen bevestigd dat er smeergeld is betaald, die allebei een ander denkspoor aangeven. De kwestie van het smeergeld is in elk geval geen nieuw element in deze zaak, het wordt steeds meer duidelijk dat hiervan sprake is.
Ik denk dat het belangrijk is voor dit dossier dat hierin onmiddellijk volledige duidelijkheid wordt gecreëerd, en volgens mij kan dat enkel door middel van een onderzoekscommissie, die dringend dient na te gaan of en waar de zaken zijn misgelopen. Het Vlaams Parlement moet hierbij de nodige openheid aan de dag leggen, ook voor de publieke opinie, die recht heeft op kennis van de volledige waarheid.
Vandaag staat duidelijk vast dat een aantal mensen voorkennis hadden. Vandaag staat ook duidelijk vast dat er misbruik is gemaakt van die voorkennis bij de toekenning van de radiolicentie : een aantal mensen hebben de gelegenheid gehad om grote pakketten aandelen te kopen. Het staat ook duidelijk vast dat de beurswaarde op dat ogenblik aanzienlijk is gestegen. Daarnaast zijn er de beschuldigingen van mogelijke politieke beïnvloeding. Het wordt eindelijk tijd dat de volledige waarheid aan het licht komt, zeker nu voor het eerst de naam van de minister-president opduikt in dit dossier. Als er werd geknoeid en geklungeld, moeten de betrokken verantwoordelijken onmiddellijk hun verantwoordelijkheid opnemen. Ik denk dat het een prioriteit moet zijn dat het Vlaams Parlement hierin zo spoedig mogelijk duidelijkheid brengt. Langer wachten is absoluut onaanvaardbaar.
Terecht hebben de collega's van CD&V vorige week in een persmededeling gezegd dat er steeds meer elementen wijzen op politieke beïnvloeding en voorkennis bij de toekenning van de radiolicenties. Onze fractie zal dan ook blijven aandringen op een parlementaire onderzoekscommissie om de rol van alle betrokken ministers en andere verantwoordelijken bij de toekenning van de radiolicenties te onderzoeken.
Ik ga ervan uit dat alle partijen in dit parlement hun instemming kunnen geven aan de oprichting van een dergelijke commissie, althans als ik de verklaringen mag geloven die de verschillende fracties de laatste weken in de pers deden. De minister-president heeft in elk geval zeer duidelijk verklaard dat hij er een voorstander van is. Ik citeer minister-president Dewael : 'Het parlement moet dat beslissen, maar ik heb een advies. Als ik van het parlement was, zou ik een onderzoekscommissie oprichten'.
Ook de fractieleider van de VLD, die vandaag opmerkelijk genoeg aanwezig is in deze commissie, wat nogmaals de ernst van dit dossier bewijst, heeft in de pers duidelijk verklaard dat de VLD vragende partij is voor een onderzoekscommissie. Ook de sp.a heeft verklaard dat ze er geen tegenstander van is. Vandaag moet nog worden opgehelderd of CD&V nog bereid is om aan te dringen op een onderzoekscommissie. Ik verwijs daarvoor naar berichten die dit weekend in de pers verschenen. De VLD heeft druk uitgeoefend op CD&V met beloftes over een volgende regeringsdeelname. (Opmerkingen van de heer Eric Van Rompuy)
U krijgt dadelijk de kans om dit te weerleggen, mijnheer Van Rompuy. Het is echter een vraag die ik me stel. Misschien zijn die berichten verkeerd, mijnheer Van Rompuy, en stemmen alle Vlaamse partijen in met een onderzoekscommissie om de volledige waarheid aan het licht te brengen.
Mijnheer de voorzitter, ik rond af. Ik heb een aantal vragen gesteld aan de minister. Vele elementen in dit dossier blijven onduidelijk. Ik vraag dan ook aan de minister om vandaag eindelijk de volledige en duidelijke waarheid over dit dossier te geven. Dit is in elk geval iets waarop onze fractie blijft aandringen.
De voorzitter : De heer Decaluwe heeft het woord.
De heer Carl Decaluwe : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, mevrouw Dillen zei reeds dat ze de tel kwijt was. Ik weet eerlijk gezegd ook niet hoe dikwijls dit onderwerp reeds op de agenda stond. Ik weet wel dat we het in deze commissie reeds tien maanden lang hebben over de toekenning van de radiolicenties. Er komen nog steeds vragen bij, waarop geen concrete antwoorden zijn.
Wat wel vaststaat, is dat de aandelen gestegen zijn en dat er beursmanipulatie was. Dit wordt reeds onderzocht. Het is duidelijk dat er sprake is van voorkennis. Er zijn ook de uitspraken van VCM-commissaris-griffier Masyn, die hier toch duidelijk heeft verwezen naar bepaalde lekken. Er is ook het Korfoeverhaal, waarop ik straks dieper inga. Er duiken in ieder geval steeds nieuwe gegevens op.
We hebben deze interpellatie vorige week ingediend, vooral naar aanleiding van het feit dat maandag opnieuw in de kranten stond dat een zekere heer Verachtert, uitbater van het waterpretpark Aqualand op Korfoe, in de bewuste periode voor 220.000 euro aan aandelen heeft gekocht. Ik laat in het midden of dat met voorkennis gebeurde, het is gewoon een vaststelling. Mijnheer de minister, dat Korfoeverhaal blijft u in ieder geval achtervolgen. We stellen vast dat de heer Verachtert en de heer Van Dyck zeer goede kennissen zijn. De heer Van Dyck is een referentie-aandeelhouder van Think-Media en rechtstreeks betrokken partij bij radio 4FM. Hij kent ook zeer goed minister Gabriels. U, de minister van Media, was samen met hen daar aanwezig.
Mijnheer de minister, het viel onmiddellijk op dat u van bij het begin geen klare wijn hebt geschonken. Dat blijft me intrigeren. Ik heb uw eerste interviews hierover herlezen. Eerst zei u dat u bij het reisbureau Ulysses die reis hebt geboekt. Tegen De Morgen zei u : 'Ik wist niet dat de heer Van Dyck daarachter zat.' Drie of vier dagen later verklaarde de heer Van Dyck in een interview echter dat die reis gezamenlijk is gepland, in de loges van RSC Anderlecht. Volgens hem was daar ook de heer Gabriels aanwezig. De creditnota's zijn ook onderzocht, en dat is allemaal uitgeklaard. Ik beschuldig niemand, maar in elk geval hebt u onvoldoende assertief en niet helemaal correct het Korfoeverhaal becommentarieerd.
Nieuwe elementen in het dossier zijn onbevredigend aangepakt. De heer Verachtert zegt dat hij met de minister heeft gepraat. Hij zegt ook dat hij inderdaad aandelen heeft gekocht, maar daar niet met de minister over heeft gepraat. Ik wil dat aannemen, maar toch blijft de twijfel hangen. De samenloop van omstandigheden werkt dat in de hand. Als voogdijminister was het bijzonder onvoorzichtig en deontologisch niet correct naar Korfoe te trekken -zelfs als u alles zelf hebt betaald, want daar gaat het niet over. U wist immers dat er in de daaropvolgende weken zou worden gediscussieerd over de toekenning van de radiolicenties, en u moest dus weten dat dit problemen kon opleveren. Er moet opheldering worden verschaft over al die tegenstrijdigheden.
Een tweede aanleiding voor deze interpellatie is het feit dat het aandeel van de groep-De Beukelaar -nu in feite Think-Media -is geschorst door de beursinstanties. Dat is ondertussen opgeklaard, maar daarover is commotie ontstaan. Er werd beweerd dat dit op vraag van het parket is gebeurd, maar dat is niet juist : dat is gebeurd op vraag van de beurscommissie. De communicatie van Think-Media over deze zaak was bijzonder slecht. Er is echter een nieuw element dat wellicht de sleutel tot de oplossing van deze zaak zal leveren. Zaterdag werd in sommige kranten tot ieders verrassing gemeld dat de heer De Velder zelf -toch de hoofdaandeelhouder van Think-Media -geen aandelen meer bezit, maar ze in pand heeft gegeven aan een aantal banken.
Niemand kan vandaag zeggen hoe de vork precies aan de steel zit. Ik heb ook vernomen dat er 23.000 aandelen spoorloos zijn. Dat is merkwaardig. Die aandelen zouden in juni en oktober 2001 zijn verdwenen. Volgens ingewijden zou dat met smeergeld te maken hebben. Ook gisteren werd dat nog verklaard. Maar hoe het precies zit, weet ik ook niet. Er kunnen daarover veel vragen worden gesteld, maar vandaag zijn we niet in staat om antwoorden te geven.
Eergisteren werd een aandeelhoudersvergadering van Think-Media gehouden. Ik was erg verrast te lezen dat de heer De Velder -de voormalige topman -zichzelf vanuit de gevangenis kwijting verleent. De commissarissen die de jaarrekeningen hebben onderzocht, hebben zich onthouden bij de stemming over de goedkeuring ervan. Ik heb dat allemaal ook maar gelezen, want ik was er zelf niet bij. Ik heb ook gelezen dat er witwasoperaties hebben plaatsgevonden. In krantenartikelen is er ook sprake van geruchten over zwart geld. De minister heeft in het verleden in dat verband gezegd : 'Als blijkt dat één frank zwart geld in Think-Media is verzeild, dan roep ik de schorsing in van 4FM.' We zullen daar concrete vragen over stellen.
Derde grond voor deze interpellatie is het bijzonder merkwaardig bochtenwerk van de minister -en misschien ook van de meerderheid -over de positie van het Vlaams Commissariaat van de Media. Na lange debatten en hoorzittingen heeft de meerderheid moties ingediend om het VCM door te lichten en zijn autonomie te versterken. We hebben dat mee goedgekeurd. Merkwaardig was wel dat naar aanleiding van de discussie over de lokale radio's de meerderheid zich begon af te vragen of het VCM wel radiolicenties moet toekennen, en of dat niet beter door de politieke verantwoordelijken zou gebeuren. Politici worden hier voortdurend geconfronteerd met de problemen, maar beslissen zelf niet. In een interview zegt de minister zelf dat hij daarover met vragen worstelt. In de discussies over de lokale radio's is dat opnieuw aan bod gekomen.
Ik verwijt de minister en de Vlaamse regering nog altijd hun houding tegenover de VCM-commissarissen. De minister heeft in de media al gezegd dat ze beter een stap zouden terugzetten. Dat hebben ze niet willen doen. Vorige week dacht ik nog dat we erdoor waren. Ik had verwacht dat men tijdens de regeringsbijeenkomst van vorige week zou beslissen om het dossier uit handen van de drie VCM-commissarissen te nemen en hen terug te trekken. Nadien vernamen we dat de regering, de minister of de minister en de minister-president samen de drie commissarissen hebben gevraagd om het dossier-4FM nog wel te evalueren, maar zich niet meer met de toekomstige toekenning van radiolicenties bezig te houden : dat wordt het werk van de plaatsvervangers. Dit is natuurlijk een erg dubbelzinnige beslissing. Enerzijds laat u die mensen nog een evaluatie maken van de toekenning van het businessplan van 4FM en Think-Media en voor het parlement verschijnen, terwijl ze terzake geflaterd hebben. Anderzijds vindt u dat ze geen geloofwaardigheid meer hebben wat de toekomstige radiolicenties betreft. Het is het ene of het andere. De CD&V-fractie blijft erbij dat de 3 VCM-commissarissen per decreet moeten worden verwijderd. Dat zou pas een assertieve beslissing zijn van uw kant. Tot nu toe hebt u niets anders gedaan dan onderzoeken aangekondigd, maar concrete beleidsdaden, via een decreet of een ministeriële beslissing, hebben we vandaag nog niet gezien.
Men blijft aanmodderen met dit dossier. Het orgelpunt van deze zaak is de zoektocht naar de 23.000 aandelen. Ik heb vandaag geen zicht op de stand van zaken met betrekking tot het gerechtelijk onderzoek daarover. In de ene krant lees ik dat dit al ver gevorderd is. In de andere lees ik dat er nog geen ernstige onderzoeksdaden zijn gebeurd. Ik heb daar dus het raden naar.
Mijnheer de minister, daarom wil ik 4 concrete vragen stellen over dit onderwerp. Blijft u bij uw stelling dat het toekennen van de vergunning voor de radiolicenties door de politiek moet gebeuren, en niet meer door het VCM? Wat is uw motivering daarvoor? In welke mate acht u zich in staat om nog geloofwaardig te functioneren in dit dossier, na alle geruchten en onbeantwoorde vragen? Moet, na de schorsing en hernotering van het aandeel van Think-Media, maar ook en vooral -ik hecht daar bijzonder belang aan -na de niet-goedkeuring door de commissarissen van de jaarrekeningen van Think-Media, de radiolicentie van 4FM niet worden geschorst? Wij pleiten daar al maanden voor. Dit zou moeten gebeuren zo lang er geen duidelijkheid is terzake en in afwachting van een grondige doorlichting van de financiële situatie van Think-Media en 4FM.
Er zijn enorm veel bijkomende vragen. De vragen blijven opduiken. Mevrouw Dillen, u moet zich niet ongerust maken. Al die vragen kunnen slechts een duidelijk antwoord krijgen wanneer er een onderzoekscommissie komt die deze duidelijkheid schept.
De voorzitter : De heer Vermeulen heeft het woord.
De heer Jo Vermeulen : Mijnheer de voorzitter, zonder daar nu teveel gewicht aan te hechten, betreur ik eveneens dat de minister-president niet aanwezig is. Ik heb alle vertrouwen in het gecoördineerde antwoord van minister Van Mechelen, maar zijn aanwezigheid ware goed geweest.
Ik ben slechts gedeeltelijk benieuwd naar het antwoord van de minister, omdat een aantal antwoorden de voorbije maanden al uitvoerig zijn gegeven. Die zijn na te lezen in de diverse commissieverslagen en soms ook in de pers. Er is al een en ander duidelijk beantwoord. Natuurlijk zijn er nieuwe geruchten opgedoken. Ik neem er akte van dat mevrouw Dillen het heeft over verschillende categorieën van geruchten, namelijk de ernstige en de niet-ernstige geruchten.
Ernstige geruchten moeten we ernstig aanpakken, dat beaam ik volkomen. Ik verwijs naar wat er de voorbije maanden werd verklaard, gevraagd en geantwoord. Iedereen hier is op zoek naar de waarheid. Dat wordt ten overvloede gezegd, hier en elders. Welnu, wie de waarheid wil kennen, die moet ook eerst leren luisteren. Wanneer er vragen worden gesteld en de antwoorden worden gegeven, neem die antwoorden dan mee in overweging. Daar wil ik toe oproepen.
Vandaag is de vraag aan de orde of er al dan niet een parlementaire onderzoekscommissie moet komen. Zoals u weet, is het gerecht bezig zijn werk te doen met betrekking tot Think-Media en wat daar zoal loos kan zijn. Dat is in het verleden meermaals gesteld. De beurscommissie doet ook haar werk, met betrekking tot de mogelijke voorkennis en wat er daar zoal loos kan zijn. De vraag is : wat moet het parlement terzake doen? Ik wil het overlaten aan de wijsheid van de fractievoorzitters, ook van de CD&V-fractievoorzitter, om terzake een besluit te nemen na de discussies van vandaag. Ik ga geen argumenten geven tegen een onderzoekscommissie. Dit is te gevaarlijk, omdat zo gemakkelijk wordt gedacht dat men potjes gedekt wil houden. Ik wil me daarom beperken tot enkele redenen pro een onderzoekscommissie.
We hebben de laatste maanden een aantal belangrijke en zeer ernstige getuigen aan het woord gehoord. Er was een ambtenaar die om God weet welke reden zijn gloriemoment wil beleven. Als God de reden weet, dan ben ik bereid hem op te roepen als getuige. Er was een ex-hoofdredacteur, die nog een appeltje te schillen had met zijn vorige baas. Ik wil niet oordelen over die mensen, maar er was een duivel-doet-al die, de dag toen hij uit de gevangenis kwam, publiek op televisie ongecontroleerd en ongecontesteerd zijn verhalen mocht verkondigen. Dat gebeurde niet zomaar op televisie, maar op het net voor de meerwaardezoeker, wat het belang van die getuige alleen maar kan onderstrepen. Gisteren dook er een nieuwe getuige op, die door CD&V als zeer ernstig en betrouwbaar werd bestempeld, maar in het milieu van de drukkers toch vooral bekend staat als een man met een verleden als oplichter.
Ik wil ook nog enkele nieuwe geruchten toevoegen aan het dossier. Een tiental maanden geleden had ik het genoegen om door de heer Decaluwe uitgenodigd te worden voor een basketbalwedstrijd in Roeselare tussen enerzijds mensen van de VRT en anderzijds politici. Ik weet niet meer wat de uitslag was.
De heer Carl Decaluwe : We hebben gewonnen.
De heer Jo Vermeulen : Hebben we gewonnen? Eindelijk een overwinning! In elk geval, op de receptie nadien wemelde het van politici, sponsors, mensen die met affichage te maken hadden, mensen die naast radiolicenties hadden gegrepen, mensen van de VRT en mensen van andere media. Iemand vertelde me zelfs dat iemand anders die daar aanwezig was, net een fantastische reis naar Jamaica achter de rug had. Sommige zaken zijn feiten, sommige zaken zijn geruchten, maar het zijn wel ernstige geruchten. Kort nadien begon heel de geruchtenmolen pas goed op gang te komen. Is er een verband? Ik weet het niet. Ik wil de waarheid weten. (Gelach)
Dan is er nog een tweede gerucht waar ik toch even bij wil stilstaan. U weet dat vorige week de aandelen van Think-Media zijn geschorst. Ik kom nu terug op de Jamaicaanse connectie. Er zijn 23.000 aandelen zoek. Kan het toeval zijn dat kort nadien een Jamaicaanse scheidsrechter op het WK voetbal de goal van Wilmots afkeurt? (Gelach)
Dat kan geen toeval zijn. Ik wil weten waar die aandelen zitten. Ik wil weten wie er naar Jamaica is geweest. Ik wil weten waarom die goal van Wilmots is afgekeurd.
Collega's, enkele maanden geleden hebben we zowel in de commissie als in de plenaire vergadering een zeer zinnige discussie gehad over de deontologie van de media, met onder meer de oprichting van de Hoge Raad voor de Journalistiek. De slotbedenking die ik toen in de plenaire vergadering maakte, was dat we voor één ding moesten opletten. Er bestaat zoiets als cowboyjournalistiek en er bestaat zoiets als cowboypolitiek. Wanneer die twee elkaar vinden, wordt dat een dodelijke cocktail. Ik denk dat we wat dat betreft in deze zaak op bepaalde momenten prijs hebben gehad. Over andere zaken wil ik de waarheid weten.
Als politici dragen we in deze een zeer grote verantwoordelijkheid. Ik wil die verantwoordelijkheid ook nemen. Ik denk trouwens dat we die zeer ernstig moeten nemen. Daarom verwijs ik ten gronde naar de verantwoordelijkheid van de fractievoorzitters terzake.
Ook de pers moet echter haar verantwoordelijkheid nemen. Ik verwees al naar het opvoeren van een getuige zonder wederwoord, op de dag dat hij uit de gevangenis kwam, op het net voor de meerwaardezoeker. Daar kan men vragen bij stellen, zeker wanneer men al in een geruchtentredmolen zit.
Als ik een krant met grote letters zie koppen dat de heer Dekelver van Think-Media is opgepakt en de volgende dag in een rechtzetting van 2 vierkante centimeter zie melden dat ze zich vergist hebben, dat het eigenlijk de heer De Velder is, en dat die al 6 maanden vastzit, ook dan stel ik me vragen bij hoe de journalistiek omgaat met geruchten en met het principe van double en triple check. Ik was vorige week ook geschandaliseerd toen in een interview in Villa Politica binnen de minuut de stap werd gezet van 'een reis georganiseerd door' naar 'jullie zijn samen op reis geweest, als dikke vrienden'. Alstublieft, laat niet alleen de politiek maar ook de journalistiek daar zeer ordentelijk mee omgaan.
De voorbije maanden zijn er al zeer veel beelden gebruikt. 'Geen rook zonder vuur.' Als men veel rook maakt, zal er wel ergens vuur zijn. 'Geef een zin of een feit van die man, en ik doe hem hangen.' 'Mentez, mentez, il en restera toujours quelque chose.' Dat is een uitspraak van Voltaire. 'Wie wind zaait, zal storm oogsten.'
Laat het heel duidelijk zijn : ook ik en onze fractie zijn steeds opnieuw danig geïnteresseerd in de waarheid, maar wie wind zaait, zal storm oogsten. Welke vorm die storm moet aannemen, wil ik overlaten aan de fractieleiders. Ik ben ook benieuwd naar een aantal elementen van het antwoord van de minister, die ik tot nu toe niet ken.
De voorzitter : De heer Verrijken heeft het woord.
De heer Miel Verrijken : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, ik sluit me natuurlijk volmondig aan bij de zeer grondige en degelijke uiteenzetting van mevrouw Dillen. Ik wil het echter specifiek hebben over iets wat me heeft geraakt bij de eerste hoorzittingen. Ik zou dit aan de minister willen voorleggen, niet als een beschuldiging, maar als een probleem dat ik heb en dat hij misschien kan oplossen.
De 3 commissarissen zijn gerespecteerde magistraten. Het is natuurlijk wel zo dat 1 van hen eigenlijk is benoemd door minister-president Dewael. Het hoort natuurlijk niet dat een kabinetschef op die manier zomaar wordt benoemd. Iedereen weet dat het fenomeen van de persoonlijke kabinetten een typisch Belgisch fenomeen is. Het is absoluut onbehoorlijk om die persoon dan zo te benoemen en het is nog veel onbehoorlijker om op zulke persoonlijke feiten niet voor de commissie te verschijnen. Dit is echter gewoon een parenthesis.
Er viel wel iets op aan die 3 eerbiedwaardige mensen. Vooral mensen met een juridische achtergrond zullen dat opgemerkt hebben. Ten eerste viel het op dat ze zich volledig distantieerden van hun dossier. Dat doet een magistraat bijna nooit. Ze zeiden dat ze vanaf het begin goed aanvoelden dat die dossiers waren opgemaakt door bekwame mediamensen en door bekwame gespecialiseerde advocatenbedrijven. Ze stelden dat ze dat met een korreltje zout hebben genomen. De ingediende dossiers hebben ze dus eigenlijk min of meer opzijgeschoven. Ze hebben meer hun persoonlijke overtuiging laten spelen, wat op zichzelf ook achtenswaardig is.
Dan zijn er 2 feiten die ik als minister niet zou hebben aanvaard. Ten eerste hebben ze de deadline om hun beslissing neer te leggen, niet gerespecteerd. Juister gesteld, ze hebben meer dan een week vroeger hun verslag neergelegd. Dat kan een blijk zijn van bijzondere vlijt, maar ook van een uitzonderlijke lichtzinnigheid. Als leken zeiden ze, zonder veel aandacht te hechten aan de dossiers, al een week voor het einde van de termijn dat ze genoeg wisten en dat het 4FM was. Op mijn vraag antwoordden ze dat ze de partijen nooit hadden gehoord of ontmoet. Ik viel zowat van mijn stoel.
Het zijn geen vakmensen, maar magistraten, en van de media kennen ze dus niets. Ze hebben niet veel gelezen in de dossiers, zeggende dat die waren samengesteld door uiterst partijdige beroepslui. Daar hadden ze ook gelijk in. Ze dienden een week voor de vervaldag hun verslag in, en ze hoorden de partijen nooit. Ten slotte hebben ze elkaar wel eens ontmoet, maar eerst hebben ze elk wat nagedacht in hun eigen hoekje, zonder het dossier te lezen, en zonder de betrokkenen te hebben gehoord. Ik zou huiveren bij de gedachte als commissaris zo'n prutswerk af te leveren.
Het is natuurlijk al te gemakkelijk om van drie magistraten, vergrijsd in hun vak, te beweren dat ze lichtzinnig hebben geoordeeld. Ik doe dat dan ook niet. Ik vrees echter dat dit doorgestoken kaart was, en dat die mensen wel wisten dat ze de dossiers dicht mochten laten. Ik heb een advocaat gekend die speciale knoopjes legde in zijn dossiers, om te kunnen nagaan of de magistraten ze hadden geopend. Hier echter weten we ook zo wel dat ze de dossiers niet hebben bekeken. Ze waren er meteen mee klaar, zonder de partijen te horen, en kwamen al een week op voorhand heel fier met hun beslissing naar de minister. Ik zou als minister hebben gezegd dat ze er wat ernstiger werk van mochten maken, zodat mijn betoog wat serieuzer zou zijn. Het is toch niet moeilijk, in plaats van het een week te laten liggen, die mensen een uurtje hun uitleg te laten doen? Sauver sa face, noemt men dat in het Frans.
Ik vrees dat die mensen verwittigd waren, maar ik beweer dat niet met stellige zekerheid, want de minister-president dreigt met een proces, al weten we niet hoe hij dat gaat aanpakken. Ik vrees dat die gemotiveerde en gerespecteerde magistraten voor dit werk wat minder gemotiveerd waren, omdat ze wisten dat het maar een formaliteit was, door de wet opgelegd, maar zonder belang voor het verstrekken van de licentie.
Ik heb ook eens mijn licht opgestoken bij het reisagentschap. Wie vol pension bestelt in de formule vliegtuig en logies, maaltijden inbegrepen, krijgt geen krediet, voor het geval hij de maaltijden ter plaatse zou overslaan. Een ervaren medewerker van het reisagentschap kan dat hier komen bevestigen in een onderzoekscommissie. Mijnheer de minister, aangezien u met veel gulle vrienden lange tijd op Korfoe was, zou het interessant zijn de facturen te zien van de restaurants waar u gedurende veertien dagen hebt gegeten, zonder ooit gebruik te maken van het door u betaalde vol pension. Het is mogelijk dat een reisagentschap een uitzondering maakt voor een minister, en dan toch creditnota's geeft, maar dan zou het interessant zijn de briefwisseling daarover in te zien. We raken dus steeds meer geboeid door deze zaak, en we evolueren steeds meer naar een onderzoekscommissie.
De voorzitter : De heer Keulen heeft het woord.
De heer Marino Keulen : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, ik ben hier niet de enige in de zaal met een gevoel van ondraaglijke lichtheid, zeker na het bekijken van de getuigenissen in het programma TerZake gisteren. Voor mij zitten we nu, na zeven jaar in het parlement, op een absoluut dieptepunt.
Ik zetel ook al veertien jaar in de gemeenteraad, en heb daar zowel in de meerderheid als in de oppositie gezeten. Wie daar iemand van het college beschuldigingen voor de voeten werpt, wordt eerst gevraagd zijn beweringen te staven met feiten en bewijsstukken. Ook door de media wordt dat gevraagd. Dat lijkt me ook correct. Zo moet het gaan.
Hier zitten we echter al tien maanden in een sfeer van roddels, geruchten en insinuaties. Mijnheer Decaluwe, u verwijst vaak naar die geruchten, maar vergeet er meestal bij te zeggen dat u zelf dat proces voor een groot stuk stuurt. Zojuist maakten we daar nog een staaltje van mee. Mevrouw Dillen, u zei dat iedereen weet dat de heer Albrecht een voorkeur had voor 4FM. Waar blijkt dat uit? Kunt u dat hardmaken? U uit die beschuldiging zomaar gratuit. U hebt uiteraard uw parlementaire onschendbaarheid, maar u neemt dat zomaar over en brengt het hier als een waarheid. Waar bent u mee bezig?
U neemt het over zonder enige nuance. Citeer dan ten minste uw bron. (Rumoer)
Onlangs was er weer heisa in dit huis en in medialand, want de heer Decaluwe had een betrouwbare getuige. Vandaag sprak hij daar in zijn betoog echter met geen woord meer over. Vorige week werd nochtans het hele verhaal van de onderzoekscommissie aan die betrouwbare getuige Danny V. opgehangen.
Het zou misschien een goede zaak zijn om de geloofsbrieven van die man eens nader te onderzoeken. Ik denk dat heel wat mensen de wenkbrauwen zouden fronsen. Gisteren hebben we de getuigenis van die man, waaraan het hele verhaal in feite wordt opgehangen, eindelijk gehoord. Hij heeft geen namen, geen feiten en geen bewijsstukken naar voren gebracht. Hij verwijst steeds naar zaken die hij zelf heeft horen zeggen. De kroongetuige, de heer Verstraeten, heeft ondertussen alles al ontkend. Dit betekent dat we met een sfeer van roddels en geruchten blijven zitten.
Ik wil er trouwens op wijzen dat Verstraeten zelf bij heel wat strafonderzoeken betrokken is. Ik vraag me af hoe we die man voor een onderzoekscommissie kunnen laten verschijnen. Met betrekking tot de strafonderzoeken van het parket van Antwerpen zou zijn getuigenis voor een onderzoekscommissie een echte vrijbrief kunnen zijn. Juridisch-technisch zouden we ons op glad ijs begeven. Het gaat hier om geruchten. Iemand zegt dat hij Verstraeten iets heeft horen zeggen. Verstraeten ontkent dit onmiddellijk. Dit zijn de enige gegevens waarover we momenteel beschikken.
De heer Decaluwe heeft gisteren gezegd dat het een kwestie van woord tegen woord is. Naar aanleiding hiervan wil hij een parlementaire onderzoekscommissie oprichten. Dergelijke commissies worden normaal opgericht om zeer zware feiten te onderzoeken. Dit betekent dat er duidelijke aanwijzingen of harde bewijzen moeten zijn. Ik zou dit even willen illustreren aan de hand van een voorbeeld uit het verleden. Een van de grote trauma's van CD&V en van de heer Van Rompuy in het bijzonder is het onderzoek naar de scheepskredieten.
Naar aanleiding van dit onderzoek heeft de heer De Gucht een materieel bewijsstuk voorgelegd. Het betreft hier een overschrijving op de rekening van een personeelslid van een bank. Die persoon is daarop trouwens prompt ontslagen. Dergelijke materiële bewijsstukken zijn onloochenbaar.
Dit bewijsstuk toont aan dat er geld is betaald. De heer De Gucht heeft dit hardgemaakt. (Opmerkingen van de heer Eric Van Rompuy)
De voorzitter : Mijnheer Van Rompuy, gelieve de heer Keulen te laten uitspreken.
De heer Marino Keulen : Na tien maanden van roddels en geruchten zijn een aantal essentiële punten op de achtergrond geraakt. Ik zou iedereen nog even aan deze feiten willen herinneren.
We hebben twee hoorzittingen met de drie commissarissen van het VCM georganiseerd. Tijdens die hoorzittingen hebben de commissarissen formeel verklaard dat ze geen politieke druk hebben ondervonden en dat ze onafhankelijk hebben kunnen werken. Het betreft hier de heer Cooremans, magistraat-emeritus bij het Arbitragehof, de heer Albrecht, kamervoorzitter bij de Raad van State, en de heer Boon, raadsheer bij het Hof van Beroep van Brussel. Momenteel worden deze heren als kwajongens behandeld en wordt hun reputatie besmeurd.
Geen van de afgewezen kandidaten is naar de Raad van State gestapt. Dit is nochtans in de procedure opgenomen. Iemand die niet akkoord gaat met de beslissing van het VCM, kan bezwaar aantekenen bij de Raad van State en via die weg alsnog zijn gelijk proberen te halen.
Het VCM levert de licenties af. Toen ik dit vorige week tegen een aantal journalisten heb gezegd, is het me opgevallen dat heel wat mensen nog steeds denken dat de minister of de Vlaamse regering die beslissing nog moeten bekrachtigen. Dit klopt uiteraard niet. De beslissing is door een gedepolitiseerd orgaan genomen. De drie commissarissen hebben formeel verklaard dat ze onafhankelijk en zelfstandig tewerk zijn kunnen gaan.
Een andere kwakkel die te pas en te onpas komt opduiken, is de insinuatie dat het decreet op maat van 4FM zou zijn geschreven. Ik wil er iedereen nog eens aan herinneren dat dit decreet unaniem is goedgekeurd. Alle 124 Vlaamse volksvertegenwoordigers hebben voor dit decreet gestemd. Er zijn mensen die een lage dunk hebben van de politiek. Het lijkt me evenwel onmogelijk om alle 124 Vlaamse volksvertegenwoordigers om de tuin te leiden. We moeten onszelf niet onderschatten. Mijns inziens leveren de meeste Vlaamse volksvertegenwoordigers ernstig werk en volgen ze dergelijke dossiers van nabij op. Bovendien wordt heel deze zaak momenteel nog door het parket van Antwerpen en door de Beurscommissie onderzocht. Wie deze polemiek van nabij volgt, krijgt soms de indruk dat hier een nieuwe zaak aan het licht is gekomen. Deze zaak wordt evenwel al geruime tijd onderzocht.
Ik vind dat de heer Decaluwe gisteren geen sterke redenering heeft opgebouwd. Ik vraag me af wie er verantwoordelijk is voor het giftig klimaat waarin we ons momenteel bevinden. Dit is een ongewone situatie. Er hangt een hoogst ongebruikelijk sfeertje in het Vlaams Parlement.
Iedereen die de media in het oog houdt, weet dat we ons momenteel in een echte media-oorlog bevinden. Alle betrokkenen hebben een eigen agenda en willen enkele persoonlijke rekeningen vereffenen. Blijkbaar denken sommige mensen dat ze hun belangen kunnen verdedigen en hun doelen kunnen bereiken door met andere mensen af te rekenen. De ruzie tussen de grote firma's die reclamepanelen verhuren, speelt hierin ook een rol. Een aantal van die namen zijn hier trouwens al gevallen. De NV Streep, Business Panel en Van Dijck Publishing zijn concurrenten in een sector waar onzachte omgangsvormen de regel zijn. Bovendien komen een aantal politici graag in de media. Zodra het over de media zelf gaat, weten ze zich verzekerd van een forum. (Opmerkingen van de heer Eric Van Rompuy)
De voorzitter : Mijnheer Van Rompuy, gelieve u aan de afspraken te houden.
De heer Marino Keulen : Mijnheer Van Rompuy, dat is uw theorie. Ik wil er evenwel op wijzen dat er nog steeds geen materiële bewijzen zijn. Toen de scheepskredieten zijn onderzocht, is de heer De Gucht wel met harde feiten op de proppen gekomen. (Rumoer)
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, ik roep op om het gerecht zijn werk te laten doen opdat er klaarheid kan komen in dit dossier en de waarheid aan het licht komt. Het gerecht is bij machte financiële transacties om mensen om te kopen -men spreekt van 10 miljoen euro -na te trekken en de handel en wandel van verdachten onder de loep te nemen. Ik heb de indruk -en ik leg me ook neer bij het soeverein oordeel van de fractievoorzitter -dat deze vraag om een onderzoekscommissie vooral dient om het gezicht van de heer Decaluwe te redden, die zelf in deze zaak poogt het gezicht van anderen te schenden.
Mijnheer Decaluwe, u wilt vooral uw eigen gezicht redden, maar concrete bewijsstukken zijn er niet. We zitten op het niveau van de roddels en de insinuaties. 'Doe Maar', ooit een populaire muziekgroep, zong : 'Is dit alles?'. Inderdaad, dit is alles wat er is op dit ogenblik. Ik wil een beroep doen op iedereens gezond verstand.
De voorzitter : De heer Van Dijck heeft het woord.
De heer Kris Van Dijck : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik wil de heer Van Rompuy zeggen dat de connecties tussen de ene Van Dijck en de andere Van Dyck minder betekenen dan tussen mensen met een andere achternaam en Van Dijck. Publi Van Dijck draait al heel lang mee en heeft vaak gewerkt voor politieke partijen bij verkiezingen. Dat is dus een bedrijf als een ander, en geen familie van mij.
Bij het aanhoren van de discussie en na lectuur van wat er de voorbije maanden met betrekking tot dit dossier allemaal is geschreven, kan ik het wrang gevoel van een aantal collega's onderschrijven. Er moet opnieuw sereniteit komen en een strategie om de waarheid te achterhalen. Ik vind het niet alleen belangrijk te weten wat de waarheid is, maar ook dat als er mensen -politici of anderen -een fout hebben gemaakt, ze kunnen worden bestraft. Het spanningsveld tussen een onderzoekscommissie en het lopende justitieel onderzoek komt hier aan de oppervlakte. We moeten er ons voor hoeden dat we in dit lopend onderzoek interveniëren. Het zou immers niets baten indien we op het einde van het verhaal zouden weten welke fouten zijn gemaakt en we misschien zelfs schuldigen kunnen aanwijzen, maar er door deze omstandigheden geen sancties kunnen worden opgelegd.
Voor de N-VA kan een onderzoekscommissie worden opgericht, maar laat ons dan zeer alert zijn dat er een nauwkeurige taakomschrijving komt. Het justitieel onderzoek gaat over de handel met voorkennis. Deze onderzoekscommissie zou zich dan ook niet op dat domein mogen begeven en zich louter moeten beperken -en ik wil geen restrictieve voorwaarden stellen -tot de politieke inmenging ter zake. We moeten zeer schroomvallig handelen.
Mijn besluit is dat een onderzoekscommissie kan, maar laat er ons alsjeblieft voor zorgen dat we het opleggen van sancties niet onmogelijk maken, want dat is niet wat deze commissie wil bereiken.
De voorzitter : De heer Vandenbossche heeft het woord.
De heer Dany Vandenbossche : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, ik wil beginnen met het VCM. Ik hoor de heer Verrijken praten over het functioneren en de onzorgvuldigheid van het VCM. Zijn uitspraken zijn is gebaseerd op wat de heer Decaluwe in een interpellatie enkele weken geleden heeft gezegd over het verslag van de auditeur in de zaak Finnpage versus het VCM.
In deze zaak worden telkenmale twee dingen compleet door elkaar gegooid. Enerzijds is er de beslissing van 6 september 2001, en anderzijds is er inderdaad een probleem over de evolutie van de aandelen van de aandeelhouders van één van de geselecteerde kandidaten, met name Think-Media. Op de beslissing van het VCM van 6 september 2001 valt formeel niets aan te merken. De beslissing werd, zo verklaarden de commissarissen hier, in volle onafhankelijkheid genomen, met uitzondering van de toen zetelende griffier. Die is volgens mij een paar maal uit zijn rol van griffier gevallen, waarbij een zeer gevaarlijk spel wordt gespeeld dat het functioneren van het VCM onmogelijk zou kunnen maken. Men moet zich de vraag stellen welke griffier -in wel rechtscollege dan ook -ooit over de beraadslagingen in een rechtscollege spreekt. Stel u voor dat een griffier, in een administratief of gerechtelijk onderzoek waar men met 3 rechters oordeelt, commentaar geeft op de beslissing van die 3 rechters! Denk maar aan correctionele zaken.
Er werd hier herhaaldelijk op het VCM ingebeukt. De heer Verrijken verklaarde daarnet nog dat het VCM dit dossier onzorgvuldig heeft aangevat. Ook de heer Decaluwe heeft dergelijke kritiek geuit, verwijzend naar het verslag van de auditeur. Ik wil echter beklemtonen dat het verslag van een auditeur slechts 1 document vormt in het kader van de hele procedure ten aanzien van de Raad van State.
Ik heb hier het arrest van de Raad van State voor mij liggen. Dit arrest Nr. 107.439 dateert van 6 juni en is dus pas 2 weken oud. Het betreft een arrest inzake Finnpage waarbij de schorsing werd gevraagd van het besluit van het VCM van 25 juli 2001, namelijk de niet-ontvankelijkheidsverklaring van de kandidaat Finnpage, alsook van het besluit van 6 september 2001, namelijk de beslissing van de toekenning van de licenties aan Q-Music en 4FM. Als er nog een arrest moet worden geveld, dan is het niet het verslag van de auditeur dat men moet citeren. Immers, het arrest van de Raad van State van 6 juni 2002 slaat een totaal andere toon aan.
De vordering tot schorsing werd door de Raad van State afgewezen. De Raad van State oordeelt dat het VCM niet onzorgvuldig is geweest, geen verplichting had om de kandidaten te horen, de regel van de gelijkheid niet heeft geschonden en zijn beslissing terdege heeft gemotiveerd. Ook het middel dat door Finnpage werd aangevoerd met betrekking tot de Europese regelgeving werd door het arrest als zijnde niet ernstig afgewezen.
Met dit arrest wordt dus de kritiek op de beslissingswijze van het VCM grotendeels onderuitgehaald. Bij deze heeft de Raad van State immers uitspraak gedaan over een aantal beginselen die mutatis mutandis ook in de beslissing houdende toekenning van de licenties aan de orde zijn. De beslissing van 6 september 2001 werd overigens door geen enkele van de ontvankelijk verklaarde, doch niet in aanmerking genomen kandidaten voor de Raad van State bestreden. Het arrest van 6 juli 2002 is dan ook vrij duidelijk : de beslissing van het VCM is administratief geenszins aangetast.
Dan kom ik nu tot de vraag wat er gebeurd is voor de toekenning van de licenties aan 4FM en aan Q-Music. Was er inderdaad beïnvloeding? Was er inderdaad voorkennis?
Over de ontwikkeling van de aandelen van Think-Media valt uiteraard een en ander te zeggen. Er is ongetwijfeld ergens iets aan de hand geweest. Het probleem is nu juist dat dit deel uitmaakt van een gerechtelijk onderzoek. De vraag naar de oprichting van een parlementaire onderzoekscommissie wordt hierdoor reeds helemaal bezwaard.
Gisteren werd nog een mogelijke getuige opgevoerd in TerZake. Van een anonieme getuige valt hier moeilijk te spreken. Ik heb hier een persartikel in de hand waarin de raadsman van die getuige zegt : 'Mijn cliënt is er zich van bewust van dat hij een charlatan is'. (Gelach)
Ik heb helemaal geen bezwaar tegen een onderzoekscommissie. De vragen zijn evenwel wat die commissie moet onderzoeken, over welke middelen die commissie zal beschikken en welke personen die commissie nog zal kunnen horen. Immers, door de samenloop van het gerechtelijk onderzoek met een parlementaire onderzoekscommissie ontstaat natuurlijk een probleem over wie dan nog onder ede kan worden gehoord. Ik hoef u er waarschijnlijk niet aan te herinneren dat in een eerdere onderzoekscommissie van dit parlement een ernstig juridisch incident is geweest dat tot een vrijspraak heeft geleid. Ik wil dus wel praten over de techniek van een onderzoekscommissie, maar dan wil ik wel eerst weten wat die commissie precies gaat onderzoeken.
De geruchtenmolen draait nog steeds op volle toeren. Ik heb het bijvoorbeeld over de geruchten over betrokkenheid van of beïnvloeding door ministers en verwijs daarbij naar de persmededeling van CD&V. Hoe kan dit gestaafd worden als men getuigen aanvoert die als 'charlatans' worden omschreven? Hoe kan men dit aanvoeren met getuigen die zelf betrokken zijn in strafzaken, niet als getuigen maar wel als verdachten?
Wat het perscommuniqué van CD&V betreft, kan ik er enkel mee akkoord gaan dat er iets met het VCM moet gebeuren. Daarover is trouwens reeds een resolutie goedgekeurd. Ik verwijs nogmaals naar de beslissing van 6 september 2001 en overhandig dan ook de tekst van het betreffende arrest aan de commissievoorzitter. In dat arrest zegt de Raad van State immers overduidelijk dat er administratief met die beslissing helemaal niets fout is.
Begrijp me dus niet verkeerd. Ik pleit niet tegen een onderzoekscommissie. Wil men inderdaad een onderzoekscommissie en kan men mij overtuigen van de bedoeling ervan, dan ben ik bereid daarin mee te stappen. Voorlopig zijn er te weinig tastbare gegevens. Als die er al zouden zijn, dan zijn ze aangetast door een lopend gerechtelijk onderzoek, waardoor een onderzoekscommissie zou kunnen vastlopen.
Mijnheer Decaluwe, u hebt het recht om vragen te stellen en te interpelleren en daarbij gebruik te maken van geruchten. Als ik geruchten, die op dit ogenblik in de sector de ronde doen, zou gebruiken om interpellaties te houden, dan zouden we nog niet aan het einde zijn van deze reeks. In de sector lopen ook geruchten over parlementsleden.
De voorzitter : De heer Denys heeft het woord.
De heer André Denys : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, de heer Keulen heeft namens de VLD-fractie gesproken, ik spreek ten persoonlijken titel, omdat ik een aantal vragen heb bij de manier van werken in dit dossier.
Er is een onderscheid tussen de heer Decaluwe in het managementsakkoord van de luchthavens van Deurne en Oostende, en de heer Decaluwe in dit dossier. Ik heb ervaring als gewezen oppositiewoordvoerder en heb begrip voor die positie. Mijnheer Decaluwe, in het dossier over de luchthaven van Deurne hebt u bewijsstukken : er is een inspectieverslag dat aantoont dat er vragen konden worden gesteld, en er is een rapport van het Rekenhof dat grote vragen oproept over de beslissing. Dat is totaal verschillend van wat hier voorligt. In dit dossier zijn er geen bewijsstukken, zoals de heer Keulen heeft gezegd.
Mijnheer Decaluwe, ik heb de meeste van uw interpellaties over deze zaak gehoord. U hebt telkens een ander verhaal verteld. Eerst hebt u gezegd dat het kabinet van minister-president Dewael betrokken was, u wist bovendien op welke datum. Daarna hebt u gesproken over de Korfoe-ontmoeting. Vandaag pakt u uit met een getuige.
Het kabinet van minister-president Dewael zou het dossier hebben begeleid van a tot z.
De heer Carl Decaluwe : Ik heb dat niet gezegd.
De heer André Denys : U hebt dat wel gezegd. Dat was uw ondertoon. U hebt zelfs gezegd dat er een bijeenkomst was op de dag van de Gordel. Dat verhaal is ondertussen afgevoerd.
Over de ontmoeting tussen politici en lobbyisten in Korfoe wil ik het volgende zeggen : ik ontmoet veel lobbyisten, ik ben van de loge. Daarmee bedoel ik niet de loge van de heer De Gucht, ik bedoel de voetballoge. Als ik een uitnodiging krijg voor een bezoek aan Anderlecht, Gent of Brugge, dan ga ik daar graag op in. Ik ben geen politieke veganist, als politicus ben ik een Bourgondiër. In de politiek mag ik meer eten dan een slaatje, ik lust ook wel een stukje kreeft, een glas champagne en een glaasje wijn. Ik heb dat al vaak gedaan, ik ben al vaak in contact gekomen met lobbyisten. Die lobbyisten proberen, soms terecht, te vertellen waar de politiek verkeerd bezig is. Ik heb nog nooit een voorstel van corruptie gekregen.
Ik ben daar niet alleen in. Gisteren is de commissie voor Openbare Werken op bezoek geweest bij Electrabel. De commissie voor Leefmilieu bezoekt BASF. BASF vraagt trouwens dat het Kyotoakkoord opnieuw wordt bekeken. Dat zijn volgens mij vormen van lobbying.
Trouwens, mijnheer Decaluwe, u bent ook een regelmatig bezoeker van de VIP-loge van Waregem Koerse, en van Watco en Electrabel. Op basis van een ontmoeting tussen de heer Freddy Van Dyck en minister Van Mechelen zegt u nu dat dit dossier corrupt is. Dat is de ondertoon van uw pleidooi. Alle commissarissen hebben duidelijk aangetoond dat op dat vlak de beslissing en besluitvorming onafhankelijk zijn gebeurd. Het is onverantwoord om op basis van een ontmoeting tussen een lobbyist en een minister, zoiets te zeggen.
Ik spreek me niet uit over de getuige. Mijn mening sluit naadloos aan bij de woorden van de heer Vandenbossche. Hij heeft de getuige in het juiste daglicht geplaatst. Ik wil het wel nog even hebben over de beurskoerschommeling van het aandeel van Think-Media vlak voor de beslissing, want die is voor mij geen bewijs van een lek of van manipulatie. Ook ik heb aandelen in mijn bezit. Weet u wie me daartoe heeft aangezet? Dat was de heer Decaluwe. (Gelach)
Drie of vier jaar geleden heeft de heer Decaluwe me, bij de beursgang van Kinepolis, aangespoord om aandelen te kopen. Ik had nog nooit in mijn leven een aandeel gekocht, want ik was er bang van. Ik was immers een conservatieve huisvader, maar ondertussen ben ik een beetje moderner geworden.
Mijnheer Decaluwe, het is toch waar dat u me hebt aangemoedigd om die aandelen te kopen?
De heer Carl Decaluwe : Dat klopt.
De heer André Denys : Ik stond er wat weigerachtig tegenover, want ik wist dat er al een paar beursgangen van bedrijven mislukt waren. 'Neen', zei de heer Decaluwe, 'Kinepolis-aandelen moet u kopen.' Was dat een vorm van voorkennis? Ik weet het niet. (Gelach)
Ik heb Kinepolis-aandelen gekocht en heb ermee gewonnen. Ik trek de zaak niet in het belachelijke. Ik wil enkel aantonen dat de mensen die de beurs volgen heel goed wisten dat 4FM van Think-Media kandidaat was voor de licenties. Het is dus heel goed mogelijk dat er ook sprake was van speculatie over het aandeel. Dat de zaak zou zijn gemanipuleerd, is tot nu toe op geen enkel bewijs gebaseerd.
Mijnheer de voorzitter, ik wil me in persoonlijke naam ook uitspreken over het voorstel tot de installatie van een onderzoekscommissie. Ik ben er absoluut tegen. Ik heb daarvoor niet dezelfde -overigens terechte -juridische redenen als de heer Vandenbossche, maar ik handel uit een parlementaire reflex. De eerste parlementaire onderzoekscommissie die ik heb meegemaakt, behandelde het Heizeldrama. Ik was toen nog lid van de Kamer van Volksvertegenwoordigers. We hebben toentertijd lang gediscussieerd over de vraag of een parlementaire onderzoekscommissie moest worden ingericht. De argumentatie luidde dat het drama een dergelijke maatschappelijke impact had -zoveel doden -en dat er een onvoldoende gedetecteerd probleem van hooliganisme bestond. Die argumenten overtuigden iedereen ervan dat een onderzoekscommissie verantwoord was. Ik vergelijk die argumenten met de huidige situatie. Nu wordt een onderzoekscommissie gevraagd op basis van geruchten. Er is geen enkel bewijs voorhanden. Wat de fractievoorzitters ook beslissen, ik zal persoonlijk tegen de installatie stemmen als alles in hetzelfde stadium blijft. Ik zou het onverantwoord vinden om een onderzoekscommissie in te richten. Het parlement zou zich verlagen.
Ik heb nog een persoonlijke bedenking over het VCM. Na alles wat er al over is gezegd, ben ik voorstander om het uitreiken van de licenties aan de politieke overheid over te laten. Het VCM moet adviseren en mag controleren, maar de politieke wereld moet ter verantwoording kunnen worden geroepen. Als de minister een andere beslissing zou nemen dan wat door het commissariaat na onderzoek wordt geadviseerd, dan moet hij zich daarover verantwoorden. Wat we nu meemaken, kan niet langer. De CD&V-fractie stelt nu voor om de drie commissarissen te verwijderen, maar het systeem te behouden. Dat is volgens mij een ongezond voorstel dat tot een eindeloze discussie zou leiden. Het primaat van de politiek zou erdoor in een verkeerd daglicht worden gesteld.
De voorzitter : Mevrouw Hermans heeft het woord.
Mevrouw Margriet Hermans : Mijnheer de voorzitter, dames en heren, ik heb niet zoveel toe te voegen aan de uitgebreide uitleg van mijn collega's. Uit mijn eigen ervaring wil ik echter het volgende opmerken. Figuren die in de mediawereld achter de schermen circuleren, voelen zich vaak meer artiest of vedette dan de echte artiesten en vedettes. Ze houden van indianenverhalen, houden die heel graag in leven en voeden ze. Die mensen hebben een heel sterk ego en kunnen moeilijk tegenslagen verwerken.
Degenen onder hen die naast zo'n licentie grijpen, zien een heel groot deel van hun carrière in elkaar storten en dat kunnen ze niet verwerken. Ik zou zeggen : 'Let op, laat u niet verleiden door hun spelletjes'. In de hoorzittingen hebben we toch duidelijk gehoord dat het VCM onafhankelijk en zonder politieke beïnvloeding heeft gewerkt. Ik ben daar heel erg van overtuigd. Ik twijfel echter nog steeds aan het waarheidsgehalte van de vele indianenverhalen die we al hebben gehoord. Ze zijn allemaal gebaseerd op roddels en insinuaties. Ik vraag me af wanneer we overtuigende argumenten zullen horen en overtuigende bewijzen zullen krijgen.
Ik val misschien in herhaling, maar ik wil er ook nog even op wijzen dat de gerechtelijke onderzoeken nog lopen. Het is gevaarlijk om de zaken te mengen. Het is geen kwestie van schrik voor de instelling van een onderzoekscommissie in dit parlement, maar ik vind dat er een ernstiger basis voor nodig is.
De voorzitter : Ik heb nog een citaat bij van 21 november 2001 waarin de vermoedelijke betrouwbare getuige over zichzelf zegt : 'Ik geef toe dat ik me te vaak in het grijze, marginale milieu begeef.'
De onderzoekscommissie is nog geen voorwerp van discussie. Er circuleert wel al een tekst, maar die werd nog niet officieel ingediend. Wie van plan is om die in te dienen, zal dat vrij snel moeten doen.
Over het VCM wil ik nog opmerken dat we straks en morgen zullen discussiëren over het decreet over de lokale radio's. Daarin vormt de positie van het VCM een belangrijk onderdeel. Wie wil, kan zich straks tijdens de besprekingen in het debat mengen.
Minister Van Mechelen heeft het woord.
Minister Dirk Van Mechelen : Mijnheer de voorzitter, dames en heren, met deze interpellaties zijn we niet toe aan ons eerste debat over het fameuze radiodossier. Ik verwijs naar de hoorzittingen in deze commissie op 25 september 2001 en 1 februari 2002, en de interpellaties op 21 februari 2002 en 25 april 2002 met betrekking tot hetzelfde onderwerp. Ik heb daar naar mijn mening zeer uitvoerig op geantwoord. Daarom wil ik de uitlatingen van mevrouw Dillen over verschillende elementen in dit dossier betreffende de aanwijzing van beïnvloeding en de houding van sommige leden van het VCM, volledig voor haar rekening laten.
Tot op heden zijn we niet verder gekomen dat de verklaringen van mensen zoals Frank Verstraeten en van de gisterenavond ontmaskerde en ten tonele gevoerde anonieme getuige. Zijn getuigenis werd dan nog prompt tegengesproken door de leverancier van de informatie, namelijk de heer Verstraeten. Ik betreur als minister van Media dan ook dat hierop zonder enige kritische commentaar of zinnige reflectie steeds verder wordt geborduurd en aan besluitvorming wordt gedaan.
Laat een ding duidelijk zijn : meer dan wie ook ben ik vragende partij dat het gerechtelijk onderzoek snel de rol van figuren als Verstraeten en de financiële situatie van de mediagroep Think-Media volledig uitklaart, evenals daden van voorkennis of het uitbetalen van smeergeld waarvan ik me ten stelligste distantieer.
Soms ben ik verrast door het feit dat men er niet in slaagt om een aantal dingen correct in het tijdsperspectief te plaatsen. Daarom ben ik het als vijfde of zesde aflevering in dit dossier aan mezelf verplicht om nogmaals alle zaken op een rijtje te plaatsen. Ten eerste wil ik het hebben over het decretaal kader van het VCM, voor degenen die het nog niet zouden kennen. Overeenkomstig artikel 116ter, paragraaf 1 van de gecoördineerde mediadecreten heeft het VCM inzonderheid de taak de omroeperkenningen te verlenen, te schorsen en in te trekken. Overeenkomstig het vierde punt van dit artikel is het VCM eveneens bevoegd om de zendvergunningen af te leveren, te wijzigen en in te trekken. Voor alle duidelijkheid, het betreft hier dus een exclusieve bevoegdheid van het VCM waarin de minister van Media geen enkele directe bevoegdheid heeft. Mijnheer Van Rompuy, u herinnert zich nog dat we op een bepaald moment nog hebben gedacht aan de Nederlandse formule waarbij de minister van Media een beslissing van het commissariaat zou kunnen evoceren. Zelfs daar hebben we niet voor gekozen. We hebben in 1997 in de commissie voor Media na een goede parlementaire discussie voornoemde beslissing genomen.
Voor een goed begrip wil ik nog eens citeren uit het debat van toen. Ik lees : 'Het gevoerde debat in de commissie spitste zich toe op de vraag in hoeverre het toelaatbaar en gewenst is dat bepaalde bevoegdheden die de minister nu heeft, gedelegeerd worden naar een onafhankelijk orgaan, namelijk het VCM, dat ontsnapt aan de ministeriële verantwoordelijkheid. De minister blijft erbij dat de politiek zich ver van deze zaak moet houden. Beslissingen in strijd met het recht kunnen worden aangevochten bij de Raad van State. Dit lid heeft vragen bij de dubbele bevoegdheid die het commissariaat krijgt. Uit de hoorzittingen blijkt dat het commissariaat zich het best moet beperken tot een conformiteitsonderzoek, terwijl het VCM van onder meer het toekennen van vergunningen aan lokale radio's een opportuniteitsonderzoek moet doen, wat voor dit lid een primaat is van de politieke overheid.'
Ik wil nog in herinnering brengen dat het VCM, onder andere in het eerste jaarverslag, steeds heeft aangedrongen op een verscherpte parlementaire controle. Dit vinden ze zelf noodzakelijk omdat er geen hiërarchische overheid is en omdat er geen regeringscommissaris is. Evenwel is beroep steeds mogelijk via de Raad van State. Geen van de kandidaten in dit radiodossier heeft daar gebruik van gemaakt, behoudens Finnpage met betrekking tot de onontvankelijkheidsverklaring van het VCM inzake hun kandidatuur. Ik herhaal dan ook mijn oproep die ik al tweemaal in de commissie heb geformuleerd : het Vlaams Parlement moet over de bevoegdheden van het VCM het debat voeren in het parlement. Ik ben daartoe bereid en wil alle mogelijkheden overwegen, wat ook de ultieme beslissing moge zijn.
Het komt me in deze meer dan ooit voor dat de heer Decaluwe de decretale mogelijkheden of beperkingen, bewust of onbewust, over het hoofd ziet en alles op een hoop gooit. Het parlement heeft het VCM in het leven geroepen. Ik heb de voorbije drie jaar deze keuze gerespecteerd en me rigoreus aan de spelregels gehouden.
Daarnaast is er het decretaal kader voor de toekenning van radiolicenties. Daarover is ook al een en ander gezegd. Ik vind het onbegrijpelijk dat parlementsleden een aantal uitspraken in de mond durven nemen. De voorbereiding van het decreet op de landelijke radio's kende een zeer lange voorgeschiedenis. Ik beklemtoon nogmaals dat de teksten van dit decreet op de normale manier tot stand zijn gekomen. De administratie voor Media heeft ze voorbereid. Daarna volgden de bespreking en het overleg met het kabinet en de uitvoerige behandeling ervan met de meerderheidspartijen. Op 28 april 2000 werd de tekst voorgelegd aan de Vlaamse regering en met het oog op het noodzakelijke en wettelijke advies, aan de SERV en de Vlaamse Mediaraad, en volgde de aanvraag voor een kindeffectenrapport. Deze adviezen kwamen toe in de loop van mei 2000. Het voorontwerp werd aangepast. De heragendering in de Vlaamse regering gebeurde met het oog op een aanvraag van een advies bij de Raad van State. Dit advies werd uitgebracht op 17 juli 2000. Tot slot heeft de Vlaamse regering op 15 september 2000 het voorontwerp van decreet goedgekeurd. Daarna werd het ingediend in het Vlaams Parlement.
Mijnheer Decaluwe, graag breng ik u de bespreking van dit ontwerp in het Vlaams Parlement in herinnering. Op één dag, namelijk 12 oktober 2000, werd de tekst in deze commissie behandeld. Ik herinner u eraan dat er geen enkel amendement werd ingediend en dat het unaniem werd goedgekeurd. Op 14 november 2000 werd het ontwerp door 124 Vlaamse volksvertegenwoordigers goedgekeurd.
De suggestie dat al deze instanties -deskundigen van de SERV, de Vlaamse Mediaraad, de Raad van State, de commissarissen van de mediacommissie -zich bij de hand zouden laten leiden door een van de mogelijke toekomstige kandidaten, is grotesk en denigrerend, vooral ten opzichte van alle leden die hier aanwezig zijn.
In het decreet zijn de procedures opgenomen. Artikel 38decies stelt dat, rekening houdend met de frequentieplannen en het te erkennen aantal landelijke radio-omroepen, het VCM de erkenningen verleent en de zendvergunningen uitreikt aan de landelijke radio-omroepen. Voor de uitvoering van het decreet moest de regelgeving dus worden aangevuld met 3 uitvoeringsbesluiten. De Vlaamse regering heeft een besluit goedgekeurd op 27 april houdende de wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 14 juli 1998 houdende de vaststelling van de procedure van het Vlaams Commissariaat voor de Media dat de erkenningsprocedure afkondigt. Daarnaast was er het besluit van de Vlaamse regering van 8 juni 2001 houdende de aanpassing van het radiofrequentieplan van de Vlaamse Gemeenschap. Dit gebeurde in uitvoering van artikel 38decies. Ik herinner u eraan dat ik dit plan eerst aan de commissieleden heb voorgelegd vooraleer ik er in de media ook maar met één woord over heb gerept. Ten slotte was er het besluit van de Vlaamse regering van 13 juli 2001 betreffende de toekenning van zendvergunningen aan de erkende landelijke radio-omroepen. (Opmerkingen van de heer Carl Decaluwe)
Mijnheer Decaluwe, mag ik u vragen de beleefdheid te hebben om te luisteren! (Opmerkingen van de heer Carl Decaluwe en de heer Eric Van Rompuy)
Mijnheer Decaluwe, mag ik u er ook op wijzen dat deze voorontwerpen van besluit telkens ter beschikking werden gesteld van de commissieleden. We waren dat ook nadrukkelijk overeengekomen tijdens de bespreking van het ontwerp. De besluiten werden telkens voor advies voorgelegd aan de Vlaamse Mediaraad en de Raad van State. Op basis van deze besluiten heeft het VCM in juli en augustus de erkenningsprocedure behandeld. De oproep tot kandidaatstelling werd gelanceerd op 16 juni 2001 in het Belgisch Staatsblad. Op 6 september 2001 zou de uiteindelijke beslissing vallen over de toewijzing van de 2 licenties.
Een volgend punt gaat over de toekenning van de licenties en de politieke beïnvloeding dienaangaande. Over de procedure en de werkwijze heeft het VCM in de commissie voor Cultuur reeds uitvoerig toelichting gegeven. Het heeft ook tekst en uitleg gegeven aan de beursautoriteiten en het gerecht. Op 11 januari 2002 heeft het VCM schriftelijk geantwoord op vragen van de beursautoriteiten. Het commissariaat heeft ook zijn volledige medewerking aan de gerechtelijke instanties verleend. Dit is trouwens reeds ter sprake gekomen tijdens vroegere commissievergaderingen. Hierbij werden de personen genoemd die bij de behandeling van het dossier waren betrokken. Ik heb zelf via de pers vernomen dat in het kader van het onderzoek dat het gerecht heeft opgestart over het eventuele handelen met voorkennis aan het Hof van Cassatie, en dit om reden van voorrang van rechtsmacht die de 3 magistraten genieten, een verzoek werd gericht om hen te horen als getuigen. Het VCM, inclusief de griffier, heeft hierbij telkenmale onderstreept dat deze beslissing in alle onafhankelijkheid en wars van welke politieke beïnvloeding dan ook werd genomen. Het VCM werkte volledig binnen de decretale opdracht.
Voor de laatste keer wens ik de nadruk te leggen op die onafhankelijkheid. Ik verwijs daarbij naar een aantal stukken. Een eerste stuk komt uit het erkenningsdossier. Ik citeer hieruit : 'De administratie heeft haar onderzoeksrapporten opgevat als analyserapporten, met een opgave van de vaststelling die zij meende te kunnen doen op basis van een lezing van de ingediende dossiers. Dit komt immers, zoals ook gemeld door de administratie tijdens het overleg van 5 april tussen de griffie van het VCM en de administratie, overeen met de uitdrukkelijke wil van de Vlaamse minister, bevoegd voor het mediabeleid, de autonomie van het VCM volledig te respecteren'.
Een tweede citaat komt uit het jaarverslag van het VCM van 2001 : 'Wel weze het veroorloofd -en het VCM staat erop -andermaal te onderstrepen dat de beslissing van de erkenning in alle zelfstandigheid en onafhankelijkheid is genomen. Eenmaal de beslissing genomen in het dossier, is ze in alle openheid ter beschikking gelegd van zowel de leden van de bovengenoemde parlementaire commissie als de betrokkenen'.
Ik zou ook willen verwijzen naar de hoorzittingen die hier plaatsvonden op 25 september en 1 februari. Ik citeer de heer Coremans : 'Ik kan de heer Van Rompuy onmiddellijk geruststellen : er werd geen politieke druk uitgeoefend en er werd geen interkabinettennota voorgelegd. De commissarissen hebben hun beslissing in de grootste onafhankelijkheid genomen'. De heer Boon, die u zelf hebt aangesteld, mijnheer Van Rompuy, zei het volgende : 'Onafhankelijkheid is voor ons uiteraard belangrijk, anders had ik deze opdracht nooit aanvaard. Ik heb op geen enkel moment enige beïnvloeding ervaren. Ik heb nooit contact gehad met kabinetsmedewerkers of politieke partijen, sterker nog : ook tijdens het beraad heb ik geen eigenaardigheden ervaren. Het verliep sereen'.
Ik zou ten slotte willen verwijzen naar de motie die dit Vlaams Parlement dienaangaande heeft aangenomen op 6 maart 2002, waarin het volgende wordt gesteld : 'Uit het antwoord van de minister en uit de hoorzitting met het VCM van 1 februari 2002 blijkt dat het VCM volledig onafhankelijk heeft kunnen beslissen over de toekenning van de radiolicenties, en dat het de hun toevertrouwde en opgedragen taken correct heeft kunnen uitvoeren'.
Collega's, ik denk in eer en geweten te kunnen besluiten dat dit dossier in volle onafhankelijkheid en objectiviteit door het VCM werd afgewerkt. Van politieke beïnvloeding was geen sprake. Het Vlaams Parlement heeft dit trouwens met een grote meerderheid bevestigd.
De minister-president vroeg mij op de drie concrete vragen van mevrouw Dillen het volgende te antwoorden. Het antwoord op de eerste vraag : de minister-president heeft over de toekenning van de radiolicenties nooit contacten gehad met de leden van het VCM. Hij werd van de beslissing van het VCM op de hoogte gebracht op 6 september. Hij kan dus over deze beslissing nooit contact hebben gehad met de heer Van Thillo. Voor alle duidelijkheid : op 6 september was de beslissing reeds genomen.
De tweede vraag is, gelet op het antwoord van de minister-president op de eerste vraag, zonder voorwerp.
Het antwoord op de derde vraag is het volgende : zowel ikzelf als de minister-president zijn in dit dossier altijd voorstander geweest van de grootst mogelijke duidelijkheid en doorzichtigheid.
Voor alle duidelijkheid geef ik nog eens de exacte data van het verloop van de behandeling van het erkenningsdossier. Op 16 juni 2001 was er de lancering van de oproep tot kandidaatstelling door het VCM in het Belgisch Staatsblad. De termijn voor de indiening van de kandidaturen was 30 kalenderdagen vanaf de dag na de publicatie van de oproep in het Staatsblad.
Op 17 juli 2001 werden de dossiers in ontvangst genomen door het commissariaat. Er werd een pv opgemaakt en een voor eensluidend verklaard afschrift daarvan werd aangetekend verzonden naar de kandidaten. De ontvankelijkheidsbeslissing van het VCM viel op 25 juli 2001, werd per fax ter kennis gebracht van mijn kabinet op 26 juli en ook per brief bevestigd.
Het financieel verslag werd met een verzendnota van 8 augustus 2001 door de administratie Abafim aan de administratie Media overgemaakt. Ik wil er u op wijzen dat ik de heer Dewael, toenmalig minister van Financiën en Begroting, had gevraagd een beroep te kunnen doen op Abafim om in dit dossier de administratie Media te ondersteunen.
Op 14 augustus 2001 -en mag ik uw aandacht vragen voor deze datum -werd het administratief dossier door de afdeling Mediavergunningen overgemaakt aan het VCM. Met andere woorden : tijdens de periode dat ik op vakantie in het buitenland was, namelijk van vrijdag 3 tot maandag 13 augustus, was het dossier in behandeling bij de administratie : eerst bij die van Abafim en daarna bij die van Media.
Graag wil ik nogmaals bevestigen dat ik tijdens mijn vakantie met mijn gezin geen enkele weet had van de afhandeling van het erkenningsdossier. Ik heb daarover dan ook vanzelfsprekend met niemand ooit enig woord gesproken, ook niet met de heer Van Dyck of de heer Verachtert. Mijnheer Decaluwe, tevens wil ik benadrukken dat wij reeds bij het begin van 2001 hadden besloten om onze jaarlijkse vakantie door te brengen op het Griekse eiland Korfoe, dat deze reis werd besteld op 26 april 2001 en bevestigd op 18 mei, en dat ik die correct heb betaald -mocht u daar nog aan twijfelen.
Op 18 januari 2002 heb ik naar aanleiding van een krantenbericht hierover contact opgenomen met de procureur des konings van Antwerpen en heb ik hem een volledig overzicht bezorgd van bestellingen en betalingen. Tevens heb ik in deze brief het volgende gesteld. Ik citeer : 'U gelieve er tevens nota van te willen nemen, mijnheer de procureur des konings, dat wij ons geheel ter beschikking stellen voor het verstrekken van alle toelichtingen die u in deze wenselijk acht.' Tot op vandaag heeft de procureur des konings van Antwerpen gemeend daar geen gevolg aan te moeten geven.
Ik wik mijn woorden : ik zeg u in alle duidelijkheid dat ik ervan walg dat sommigen ten koste van mijn gezin hun eigen reputatie proberen te redden. Ik heb ook mijn mening over de rol van de nieuwe Cleopatra's en Mata Hari's van deze samenleving. Ik word er ziek van. Zelf zal ik wel de integriteit van iedereen respecteren.
Ten slotte ben ik in een brief van 28 augustus 2001 in kennis gesteld van het beroep van Finnpage Oy bij de Raad van State tegen de beslissing van het VCM van 25 juli. Finnpage had dit verzoekschrift 'bij uiterst dringende noodzakelijkheid' ingediend op 24 augustus. Op de website van Radio Visie werd daarover bericht. Deze vordering is uiteindelijk verworpen in een arrest van de Raad van State van 30 augustus 2001. In een brief van het VCM van 31 augustus 2001 aan het kabinet wordt dat bevestigd. Op 6 september is de beslissing genomen en werd het proces-verbaal opgesteld. Dezelfde dag, om 16.41 uur, zijn per e-mail de kabinetten van de minister-president en van mezelf in kennis gesteld van de beslissing van het VCM. Op dat ogenblik vergaderde ik op het kabinet met enkele collega's. Ik kom daar nog op terug.
De vierde vraag luidt : wat was het optreden van de minister bij de toekenning van de landelijke radiolicenties en de evaluatie van de toekenning? Op 17 april 2001 heeft op het kabinet een werkvergadering over het verloop van de procedure plaatsgevonden. Ikzelf, mijn medewerkers en de drie commissarissen namen daaraan deel. Op die vergadering waren de volgende onderwerpen aan de orde : de werking van het VCM, de personeelsomvang en het al lang aanslepende probleem in verband met de griffier, en een ruime toelichting van mezelf over de timing en de geest van het erkenningsbesluit dat aan de Vlaamse regering op 27 april 2001 zou worden voorgelegd. Verder besprak ik met de mensen van het VCM of ze met de hulp van een extern bureau de kandidaturen wilden onderzoeken -daarvoor waren kredieten op hun werkingstoelagen ter beschikking -of dat ze daarvoor een beroep wilden doen op de Vlaamse administratie, en zo ja, op wie. De commissarissen kozen uitdrukkelijk voor een beroep op de knowhow die in de Vlaamse administratie zelf ter beschikking is.
Ze pleitten vooral voor goede en snelle werkafspraken. Ze vroegen me de administratie Media en de minister van Financiën om hulp te vragen. Abafim zou de administratie Media moeten bijspringen. Abafim zou een financiële analyse van de dossiers, en meer in het bijzonder van het businessplan en het financieel plan onderzoeken. De administratie Media zou een analyse maken van de aspecten programma-aanbod, media-ervaring en technische infrastructuur. Nadien zou ze de resultaten van de analyse van Abafim overnemen. Op basis van deze rapporten zouden de commissarissen zelf overgaan tot een weging van de ingediende kandidaturen. De administratie zelf zou dus geen indicaties of een duidelijke appreciatie, laat staan een voorstel van weging of enige aanduiding van haar persoonlijk oordeel geven. Ten slotte is overeengekomen dat, van zodra de beslissing zou zijn genomen, er snel en duidelijk zou worden gecommuniceerd met alle betrokken partijen, inclusief de Vlaamse regering.
Na mijn vakantie, op dinsdag 21 augustus 2001, heb ik voor het eerst opnieuw contact gehad met de administratie Media om te kunnen inschatten wat de gevolgen konden zijn van de klacht die de RTBf bij de Raad van State tegen het frequentieplan had ingediend. Toen hebben de heer Paul Vandevelde en ikzelf onderzocht of dat gevolgen zou hebben voor de lopende erkenningsprocedure. In de loop van dit gesprek heeft de directeur-generaal mij het verloop van de werkzaamheden en het onderzoek van de dossiers gemeld. Hij heeft toen gesteld dat conform de afspraak het dossier op 14 augustus per nota is overgemaakt aan de griffie van het VCM. De directeur-generaal heeft toen benadrukt dat de kandidaturen aan een scherpe analyse waren onderworpen. Tezelfdertijd drukte hij zijn bezorgdheid uit over de onontvankelijkheidsverklaring van het dossier Finnpage. Hij wees toen op de risico's van mogelijke schadeclaims en op de gevolgen voor de verdere afhandeling van de dossiers en de erkenning van de twee geselecteerde kandidaten. Deze bespreking vond op mijn kabinet plaats en heeft ongeveer drie kwartier geduurd.
Ik bespreek nu de laatste twee weken van de evaluatieperiode en mijn contacten met de minister president. De minister-president heeft me na zijn vakantie opgebeld en geïnformeerd naar de stand van zaken van het radiodossier. Het is logisch dat de leider van de Vlaamse regering dat doet. Ik heb hem een korte toelichting gegeven bij het geleverde werk van de administratie en de verslaggeving hierover door directeur-generaal Paul Vandevelde. Ik heb hem ook meegedeeld dat ik geen exacte timing kon geven van het verdere verloop, omdat het verzoek tot hoogdringende schorsing van Finnpage bij de Raad van State eventueel kon leiden tot een uitstel van de beslissing. Er zou worden onderzocht of men kon wachten op een uitspraak van de Raad van State vooraleer men -met wat toen kon worden omschreven als -met verminderde risico's kon overgaan tot een definitieve beslissing.
Het radiolandschap, mocht u er aan twijfelen, wachtte op dat ogenblik gespannen op de resultaten. Ik heb de minister-president toen ook beloofd hem op de hoogte te houden van het verdere verloop. Vanaf 29 augustus zijn de politieke bilaterale besprekingen begonnen met betrekking tot het opstellen van de begroting, en zag ik de minister-president bij wijze van spreken dagelijks.
Ik heb eens nagekeken welke werkzaamheden ik heb verricht in die periode. Mijnheer Decaluwe, ik wil nogmaals met stelligheid de verhalen ontkennen als zou er iets zijn gebeurd op dat fameuze weekend van 1 en 2 september 2001. Die verhalen worden naar de prullenmand verwezen, maar duiken telkens weer op. Op zaterdag 1 september 2001 was mijn eerste vergadering om 8 45 uur, op het gemeentehuis van Kapellen. Ik had nadien nog een aantal vergaderingen. Ik heb een receptie bijgewoond van een huwelijk. 's Avonds heb ik een verjaardagsfeest bijgewoond van twee vrienden. Een van hen is nota bene lid van de politie, mijnheer Decaluwe, mocht u betrouwbare getuigen zoeken. (Opmerking van de heer Carl Decaluwe)
Op zondag 2 september heb ik om 11 uur jubilarissen ontvangen op het gemeentehuis. Om 12.30 uur was ik aanwezig bij de start van een wandelzoektocht. Om 13 uur heb ik geluncht -we hebben geen businessloges -bij voetbalclub Kapellen, bij de start van het seizoen van de ploeg tegen Kortrijk, mijnheer Decaluwe. Onze ploeg heeft verloren. Om 18 uur was ik aanwezig bij wijkfeesten in Hoogboom. Om 20 uur heb ik mee deelgenomen aan de avondmaaltijd in een café, na de wandelzoektocht. U kent dat soort weekends, mijnheer Van Rompuy. Om u gemoedsrust te doen vinden : ik ben die dag niet in Brussel geweest, noch heb ik vergaderd over radio's.
Met betrekking tot de week van 3 september wil ik zeer duidelijk zijn. In die week hebben we de begroting afgerond. Het enige contact dat ik met mensen uit de media zou kunnen hebben gehad, is een gesprek met de heren De Graeve en Van Thillo over het digitaal thuisplatform en de technologische ontwikkeling van de media in Vlaanderen. Op 6 september, de dag waarop de beslissing is gevallen, had ik om 8 uur een ontbijtvergadering met de burgemeesters van Stabroek en Kapellen over de moeilijkheden met betrekking tot de interpolitiezone. Om 11.30 uur stond ik in het Centraal Station van Antwerpen, om er samen met minister Stevaert Koning Albert te ontvangen. Om 13.30 uur ben ik daar vertrokken. Om 14 uur was ik aanwezig bij het begin van de tweede ronde van de politieke bilaterale besprekingen, die de hele namiddag en avond hebben geduurd. Daar heb ik de beslissing over de erkenning vernomen.
Nadien hebben we een aantal stappen gezet om ervoor te zorgen dat de besluitvorming kon worden gevolgd. Ik verwijs in dat verband naar mijn brief van 25 oktober 2001, die hier ook reeds uitvoerig aan bod is gekomen. Daarin wees ik de mensen van het VCM er nadrukkelijk op dat zij niet alleen de opdracht hadden om de erkenning te verlenen, maar dat ook de hen decretaal toevertrouwde taak van toezicht na de toekenning van de erkenning een van hun belangrijkste opdrachten was. Op 28 december 2001, toen ik bezig was met het afsluiten van de rekeningen van de Vlaamse Gemeenschap, kreeg ik een e-mail van een van de niet-geslaagde kandidaten. Toen heb ik nogmaals, via de directeur-generaal, aan het VCM een vervroegde evaluatie gevraagd, met bijzondere aandacht voor de financiële situatie, van de beginnende landelijke radio-omroepen. In een brief van 21 november 2001 heeft het VCM trouwens aan de beide erkende omroepen gevraagd een tussentijds verslag te bezorgen tegen 1 maart 2002. U weet dat in navolging hiervan op 12 april een hoorzitting heeft plaatsgevonden. Dit verslag is inmiddels ter bespreking overgemaakt aan het Vlaams Parlement.
Ik bevestig dat ik op 8 april, dus voor de hoorzitting met de twee kandidaten die de erkenning hadden gekregen en waren opgestart, aan de voorzitter van het VCM heb gevraagd een eventueel terugtreden van de commissarissen in het kader van de vervroegde evaluatie van de landelijke commerciële radio's te overwegen. Op woensdag 10 april hebben de commissarissen hierover vergaderd, met het oog op de versnelde evaluatie en de hoorzitting. U kent de tekst van de persmededeling die ze daarna hebben verspreid : 'In hun vergadering van 10 april 2002 hebben de voorzitter en de commissarissen van het VCM beslist dat er geen reden is om de tussentijdse evaluatie van de twee erkende landelijke radio omroepen en de rapportering daaromtrent aan anderen toe te vertrouwen. Die evaluatie en rapportering zijn als daden van controle de natuurlijke voortzetting van de beslissing houdende erkenning van die landelijke radio-omroepen, welke beslissing door geen enkele van de ontvankelijk verklaarde kandidaten voor de Raad van State of voor een andere rechtscollege is bestreden. In het raam van die evaluatie en rapportering zullen de betrokken erkende landelijke radio-omroepen op 12 april 2002 door het Commissariaat worden gehoord.'
De Vlaamse regering heeft tijdens de ministerraad van 19 april 2002 akte genomen van dit standpunt van de voorzitter en commissarissen van het VCM. Met betrekking tot het functioneren van het VCM wil ik meedelen dat op 15 april een einde werd gemaakt aan de tewerkstelling van de griffier. De directeur-generaal heeft inmiddels een nota opgesteld over de mogelijke omkadering van het VCM en vooral over de toekomstige rol, de kwalitatieve en vooral kwantitatieve uitbreiding van het VCM.
Tot slot wil ik verwijzen naar het feit dat ik op 13 juni jongstleden, na het begin van de bespreking 's ochtends in deze commissie van het voorstel van decreet over de lokale regio's en gelet op beschouwingen van parlementsleden over de behandeling van dit voorstel en de voorwaarden die ze eraan koppelden, een gesprek heb gehad met de VCM-voorzitter, de heer Coremans. Hij had me gevraagd om, indien een van de commissarissen vrij was, iemand te mogen meebrengen om het debat te voeren. Trouwens, mijn raadgeefster was daarbij aanwezig. Tijdens deze vergadering hebben we nogmaals het volledige dossier doorlopen. De voorzitter onderstreepte dat de besluitvorming onafhankelijk en correct was verlopen en dat de commissarissen beschikbaar zijn voor het Vlaams Parlement om een tussentijdse evaluatie te brengen en te verdedigen.
Om een goede werking van het VCM te garanderen en om de nieuwe erkenningen zeker niet te kunnen blokkeren, zullen -na overleg -de commissarissen de plaatsvervangers oproepen om eventuele nieuwe dossiers te beoordelen, en dit zolang het gerechtelijk onderzoek gaande is. Wat het jaarverslag en het dossier landelijke radio betreft, vragen de commissarissen dan ook het recht om hierin hun volle verantwoordelijkheid op te nemen, en dus getuigenis en verantwoording af te leggen aan hun enige toezichtsinstantie, namelijk het Vlaams Parlement.
Dan was er de vraag over de schorsing van de licentie van 4FM, een van de kandidaten. Laat me toe als persoonlijke bedenking te stellen dat ik denk dat niemand van de mediacommissie de ambitie heeft om een stille en sluipende moord te plegen op een privé-initiatief van vier jonge radiomensen. Aan de andere kant denk ik dat het inderdaad aan het VCM toekomt om omroeperkenningen te schorsen. Het Vlaams Parlement heeft dit zo gewild. Ik dring er dan ook op aan dat we -wat dit betreft -deze procedure op het vlak van schorsing van de erkenning en de zendvergunning zullen respecteren.
Ik heb dienaangaande dan ook, na samenspraak met de voorzitter, een eerste juridische nota bezorgd aan de commissarissen met een aantal mogelijke afwegingen. Als er zwart geld zit in de financiering van Think-Media, dan kan dit repercussies hebben op de toekomst van 4FM en de verstrekte erkenning. Ik blijf erbij dat het commissariaat en de commissarissen hierin hun verantwoordelijkheid moeten nemen.
Ik wil afronden met de denksporen inzake de mogelijke betaling van smeergeld. De appreciatie van de getuige die gisteren werd opgevoerd -en u hebt niet tegengesproken dat dit uw getuige was -laat ik over aan de wijsheid van de commissie, het parlement en de journalisten. Ik heb in ieder geval mijn mening gevormd of dit nu -zoals u hebt gezegd -een zeer betrouwbare getuige is. Als u mijn mening vraagt, is dit waardeloos.
Ik wil ook in alle duidelijkheid het volgende stellen over de nieuwe idee die nu wordt gelanceerd, inzake de betaling in aandelen. Ik hoop dat het gerecht dit grondig onderzoekt. Mijnheer Decaluwe, ik kan u geruststellen, in tegenstelling tot de heer Denys bezit ik geen aandelen. Deze afspraak werd drie jaar geleden gemaakt toen ik minister van Economie werd en de voogdij kreeg over de GIMV. Ik denk trouwens dat we de voorbije drie jaar de moeilijkste en de meest delicate dossiers in de grootste discretie hebben behandeld. U kunt dat vragen aan de gewezen kabinetschef van de heer Van Rompuy, de heer Daems.
Mijnheer de voorzitter, ik wil afronden door te stellen dat men mij misschien kan verwijten te weinig assertief te zijn in dit dossier in deze commissie. Iedere vogel zingt zoals hij gebekt is. Ik ben misschien te veel 'technieker' en te weinig 'politieker'. Laat me één ding echter duidelijk stellen. Mijnheer Decaluwe, ik zit hier vijftien jaar. Ik hoop dat u niet twijfelt aan mijn integriteit.
De voorzitter : Mevrouw Dillen heeft het woord.
Mevrouw Marijke Dillen : Mijnheer de minister, ik dank u voor uw uitvoerig antwoord, maar ten gronde geeft het toch nog altijd geen volledige duidelijkheid en schenkt het mij dus nog altijd geen volledige genoegdoening.
Wat het VCM betreft, denk ik dat het absoluut onvoldoende is dat de drie commissarissen gewoon een stap terug zetten in nieuwe dossiers. Mijns inziens moeten ze dat ook doen voor de oude dossiers, zeker in verband met alles wat te maken heeft met het dossier dat we hier vandaag bespreken. Het is voor hen onmogelijk om in de lopende dossiers objectief en neutraal hun opdracht uit te oefenen. Ik denk dan ook dat het belangrijk is dat er ten gronde een concrete beslissing wordt genomen.
Wat de schorsing van de radiolicentie betreft, is het inderdaad juist dat dit decretaal gezien volledig de verantwoordelijkheid is van het VCM. Ik denk echter dat er in dit dossier te veel onduidelijkheid is. Er is onduidelijkheid over de financiële situatie. Er is ook nog altijd dat bijzonder belangrijke dossier van voorkennis. Er zijn de schorsingen van de aandelen van Think-Media op dit ogenblik. Ik denk dan ook dat de radiolicentie die is toegekend aan 4FM, tijdelijk moet worden geschorst in afwachting van volledige duidelijkheid.
Mijnheer de minister, die duidelijkheid kunnen we enkel en alleen krijgen via een onderzoekscommissie. Onze fractie blijft dan ook na de bespreking hier in deze commissie aandringen op het oprichten van een parlementaire onderzoekscommissie. Dat is inderdaad absoluut noodzakelijk. Er is hier terecht gesteld dat de Beurscommissie haar werk doet. Het gerecht doet zijn werk. Dat geldt ook voor het parket-generaal en het Hof van Cassatie. Ik denk dat het parket-generaal in Antwerpen bijzonder uitvoerig en grondig zijn werk doet. Ik twijfel daar niet aan, maar we mogen niet vergeten dat zo'n gerechtelijke procedure jaren in beslag zal nemen. Bovendien betreft het gerechtelijk onderzoek dat door het parket-generaal van Antwerpen wordt gevoerd, alleen strafrechtelijke aspecten, dus mogelijke inbreuken op het strafwetboek. Het gaat niet over politieke inmenging, noch over mogelijke onzorgvuldigheden, noch over politieke verantwoordelijkheid. Dat is ook de taak niet van het gerecht. Het Vlaams Parlement heeft daarin een belangrijke verantwoordelijkheid.
Het is misschien ook de verantwoordelijkheid van het parlement eindelijk uit de sfeer van geruchten en roddels te treden, maar er zijn niet alleen roddels en geruchten, er zijn ook duidelijke aanwijzingen. We blijven aandringen op volledige klaarheid over de hele waarheid. Die kunnen we alleen krijgen door middel van een parlementaire onderzoekscommissie die in alle sereniteit een welomschreven opdracht uitvoert. Een gebrek aan die sereniteit kunt u ons alvast niet verwijten.
De opdracht moet het onderzoek inhouden naar mogelijke onzorgvuldigheden en naar de politieke verantwoordelijkheid, zonder in de plaats te treden van het lopende strafonderzoek en zonder het te hinderen. We moeten daarvoor voldoende waarborgen inbouwen. Het Vlaams Parlement heeft recht op de volledige waarheid, en de burgers hebben dat ook. Alleen door een onderzoekscommissie kan die aan het licht komen. Dat is absoluut noodzakelijk om opnieuw geloofwaardigheid te krijgen in de politiek.
Ik hoop dan ook dat alle fracties bereid zijn mee te werken aan de installatie van zo'n onderzoekscommissie.
De voorzitter : De heer Decaluwe heeft het woord.
De heer Carl Decaluwe : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, de minister had het over een sluipende moord op de mensen van 4FM. Dat is nochtans niet mijn ambitie, noch die van iemand in de CD&V-fractie of iemand anders in deze commissie. We moeten echter een onderscheid maken tussen de gedreven radiomakers en de financiers. Het is bij het businessplan en het financieringsplan van Think-Media dat we altijd grote vragen hebben gehad.
Het verwondert me niet dat de meerderheid probeert de getuigenissen belachelijk te maken. Wij baseren ons echter op feiten, zoals ook mevrouw Dillen heeft aangevoerd. Er zijn gerechtelijke onderzoeken aan de gang ; de beurs is ermee bezig ; er zijn elementen van voorkennis aangewezen ; en er zijn uitspraken van derden, en niet van de minsten, over mogelijke beïnvloeding.
We hebben tot op heden nog niemand beschuldigd. We hebben nog geen namen genoemd. (Opmerkingen van de heer André Denys)
We vragen steeds om duidelijke antwoorden op onze vragen. Het is merkwaardig dat bepaalde mensen tot voor eergisteren zeiden dat de getuigenissen van de heer Verstraeten indianenverhalen waren, terwijl ze nu juist die man gebruiken om weer andere getuigenissen belachelijk te maken. (Opmerkingen en rumoer)
Mijnheer de minister, u hebt een vrij goed overzicht gegeven, maar er zijn geen nieuwe elementen naar voren gekomen. U hebt gedetailleerd geantwoord, hoewel u bijvoorbeeld niet hebt gezegd dat bepaalde uitvoeringsbesluiten werden uitgeschreven door McKinsey, maar daar gaat het ook niet om. Er blijven hoe dan ook vragen over, en we willen nog steeds duidelijkheid krijgen.
De voorzitter : Minister Van Mechelen heeft het woord.
Minister Dirk Van Mechelen : Ik heb al woordelijk in deze commissie gezegd dat McKinsey op ons verzoek één facet van het besluit heeft nagekeken, namelijk welke prijs mag worden gevraagd, marktconform, voor het jaarlijks bezit van zo'n licentie. Onze administratie heeft niet de competentie om te zeggen of dat nu 1 frank, 100 frank of een miljoen frank waard is. Die opdracht hebben we via de normale procedures uitbesteed. De prijsvraag werd gewonnen door McKinsey, dat een systeem ontwierp om er een prijs op te plakken, gestoeld op een Fins model. Alle besluiten zijn overigens bezorgd aan het parlement.
De voorzitter : De heer Decaluwe heeft het woord.
De heer Carl Decaluwe : Mijnheer de minister, er blijven nog vragen, en er komen geen concrete antwoorden. De twee VLD-ministers hebben het dossier vorige week naar zich toegetrokken. Dat is hun probleem. Wij hebben hun namen niet genoemd in verband met smeergeld of zo.
De voorzitter : De heer Vermeulen heeft het woord.
De heer Jo Vermeulen : Mijnheer de voorzitter, ik wil bevestigen dat het Blok dit dossier sereen heeft benaderd. Ook de meerderheid heeft geprobeerd dat te doen.
Ik heb al gezegd dat de voorzitters van de fracties hun verantwoordelijkheid zullen moeten nemen. Ze bevinden zich bijna in een catch 22-situatie, want er is geen goede uitweg. Na de geruchtenstroom van de voorbije maanden kan alles wat nog wordt gezegd, verkeerd worden geïnterpreteerd. Indien er geen onderzoekscommissie komt, zullen een aantal mensen zich afvragen wat verborgen moet blijven. Indien er wel een onderzoekscommissie komt, zullen bepaalde mensen zich afvragen waarom de kanonnen worden bovengehaald, terwijl nog niemand met zekerheid kan zeggen of er muggen zijn om op te schieten.
De minister heeft terecht naar de aangerichte collateral damage verwezen. De radiomakers, de mensen van het VCM die boven elke verdenking zijn verheven en de voortdurend vermelde politici ondervinden deze schade. Dit is een ernstig probleem. Iedereen die deze discussie niet heeft bijgewoond, zal zich afvragen waar wij het een hele voormiddag over hebben gehad en zal hieruit concluderen dat er wel iets moet schelen. Dit betekent uiteraard niet dat we hier geen nuttig debat hebben gevoerd.
De heer Van Rompuy zal met de andere fractievoorzitters overleggen. In dit verband zou ik hem even willen herinneren aan een goede raad die hij me onlangs heeft gegeven : iemand kan pas bijten als hij vlees heeft. We moeten dergelijke dossiers op een ordelijke manier behandelen of, zoals ze in het Engels zeggen : 'We have to cut the crap'. Hoe dit moet gebeuren, kan ik op dit ogenblik echter nog niet zeggen. Ik weet niet of een onderzoekscommissie het aangewezen middel is. Ik heb de voor- en nadelen daarnet al opgesomd.
Hoewel ik haast nooit persoonlijk word, zou ik tot slot nog iets over de heer Decaluwe willen zeggen. Hij zou de tweede vraag van zijn interpellatie misschien eens op zichzelf kunnen toepassen. In welke mate acht hij zichzelf na alle geruchten nog in staat om in dit dossier op een geloofwaardige manier te functioneren? (Opmerkingen van de heer Carl Decaluwe)
De voorzitter : De heer Van Rompuy heeft het woord.
De heer Eric Van Rompuy : Aangezien hier al enkele keren over het oprichten van een onderzoekscommissie is gesproken, zou ik hier nog een korte toelichting willen geven. Het reglement van het Vlaams Parlement stelt dat elke volksvertegenwoordiger een motie kan indienen bij de voorzitter van het Vlaams Parlement om het recht van onderzoek toe te passen. Deze motie, die door zes Vlaamse volksvertegenwoordigers moet worden ondertekend, moet door een meerderheid in het Vlaams Parlement worden goedgekeurd. Pas 48 uur na een publiek debat in plenaire vergadering kan het Vlaams Parlement over deze motie stemmen.
Dit betekent dat deze commissie niet over het oprichten van een dergelijke onderzoekscommissie kan of moet beslissen. Bepaalde mensen hebben de indruk gewekt dat we hier vandaag een beslissing moeten nemen. Dit is een misverstand. Eerst moet een motie worden ingediend bij de voorzitter van het Vlaams Parlement.
Ik heb vorige week aangekondigd dat mijn fractie zo'n motie zou indienen. De fractievoorzitters van de meerderheidspartijen hebben me geantwoord dat ze hierover eens wilden praten. Dit gesprek heeft maandagnamiddag plaatsgevonden. Ik heb uit dit gesprek afgeleid dat de fractievoorzitters van de meerderheidspartijen het debat van vandaag wilden afwachten om een beslissing te nemen.
Ik zou hier nog een misverstand uit de weg willen ruimen. Mevrouw Dillen heeft daarnet gesuggereerd dat CD&V de vraag om een onderzoekscommissie op te richten niet langer zou aanhouden. Om een onderzoekscommissie op te richten, moeten we echter een meerderheid in het Vlaams Parlement vinden. Het is duidelijk dat CD&V die meerderheid niet kan leveren. Uit het debat dat we vandaag hebben gevoerd, leid ik af dat de VLD geen onderzoekscommissie wenst op te richten. De twee woordvoerders van de VLD hebben dit duidelijk gezegd.
Vorige week heeft de minister-president even duidelijk gezegd dat hij op dit vlak wel vragende partij is, want hij vindt dat er klaarheid moet komen. Hij heeft zelfs gezegd dat 'Als ik een advies mocht geven aan het Vlaams Parlement, dan moet er een onderzoekscommissie komen'. Vandaag heb ik vastgesteld dat de VLD blijkbaar toch geen onderzoekscommissie wenst. De heer Denys heeft zelfs verklaard dat hij tegen het oprichten van een onderzoekscommissie zou stemmen.
Ik heb een jarenlange parlementaire ervaring. Ik heb in 1993 de discussies over de onderzoekscommissie over de KS meegemaakt. Ook toen werd de rol van diverse betrokkenen, waaronder de heer Ghyselinck, door het gerecht onderzocht. Ondanks dit gerechtelijk onderzoek heeft de onderzoekscommissie plaatsgevonden. De conclusies van deze onderzoekscommissie hebben tot een aantal beleidsconclusies geleid. Ik denk hierbij onder meer aan de tentakels van de GIMV, die mee verantwoordelijk was voor het beheer van de KS-gelden.
Aangezien een onderzoekscommissie ook beleidsvoorstellen moet doen, is ze hier zeker op haar plaats. Een onderzoekscommissie mag zich immers niet louter tot het onderzoeken van de feiten beperken.
Een van de belangrijkste vragen in heel dit dossier betreft de onafhankelijkheid van het VCM. Heeft de politiek de onafhankelijkheid van het VCM gerespecteerd? Het Nederlandse Commissariaat van de Media bestaat al negen jaar. Buiten een klein detail vlak na de oprichting zijn er nooit vragen over de werking of over de leden van dit commissariaat gesteld. De Nederlandse politici zijn zeer blij dat ze zich niet langer hoeven bezig te houden met het toekennen van vergunningen en aanverwante zaken. Het is belangrijk dat we conclusies kunnen trekken uit wat hier is gezegd.
De voorzitter : Vorige week heeft de heer Decaluwe duidelijk in naam van CD&V gesteld dat hij het instrument van het VCM wil behouden, maar de mensen die erin zetelen weg wil.
De heer Eric Van Rompuy : Ik probeer niet in te gaan op persoonlijke dingen. Ik vind het spijtig dat men praat over zaken als Jamaica en dergelijke, want daarmee probeert men de zaak belachelijk te maken.
De grond van de zaak is : werkt het VCM, kan het in volle onafhankelijkheid beslissen en heeft de politiek een rol gespeeld in de toekenning van de licenties? Een onderzoekscommissie kan nagaan of zowel het commissariaat als de politiek, die onafhankelijk daarvan moet opereren, zich hebben gehouden aan de decretale opdracht en of de onafhankelijkheid is gerespecteerd. Als anderen zeggen dat dit leidt tot een collectieve onverantwoordelijkheid omdat men de bal naar elkaar toespeelt, dan kunnen we daar conclusies uit trekken, maar dat is de bedoeling van een onderzoekscommissie.
De VLD zegt in alle duidelijkheid tegen een onderzoekscommissie te zijn. De sp.a heeft zich niet definitief uitgesproken, maar heeft er op zijn minst vragen bij gesteld en Agalev heeft zich al evenmin voor een onderzoekscommissie uitgesproken. Het is niet de taak van de fractieleiders om in een achterkamertje samen te komen en erover te beslissen.
De meerderheid zegt niet wat de minister-president vorige week heeft gezegd. Hier blijkt duidelijk dat de meerderheid eigenlijk geen onderzoekscommissie wenst. Wij zullen ons werk doen en een motie indienen bij de voorzitter om een onderzoekscommissie te vragen volgens de geëigende procedures. Ik heb een tekst overgemaakt aan de leden van de meerderheid. In het licht van de vragen die hier zijn gesteld en het antwoord van de minister, zullen we die opnieuw bekijken, maar we handhaven de motie.
De heer Decaluwe doet zijn werk. Men kan geen zeven maanden lang de pers aan het lijntje houden, en denk zeker niet dat de CD&V dit kan. We hebben veel macht gehad in het verleden, maar de macht over de media ligt zeker niet meer bij ons. Er zijn een pak onbeantwoorde vragen die klaarheid vragen, ook in het belang van het functioneren van onze instellingen op het vlak van de media. Hier spelen zowel het commissariaat, de minister als het parlement een rol. We hebben een bepaalde keuze gemaakt, en die is vastgelopen. Niemand weet nog wie verantwoordelijk is voor wat. Wij hebben dat niet veroorzaakt. Wij hebben niet gezegd dat de commissarissen van het VCM verantwoordelijk blijven voor het dossier van de landelijke commerciële radio, maar niet langer voor de nieuwe dossiers. Dat betekent toch dat er een probleem is. (Opmerkingen van minister Dirk Van Mechelen)
Mijnheer de minister, u hebt de beslissing genomen. De tijd is voorbij om altijd naar ons te wijzen, u bent verantwoordelijk.
Minister Dirk Van Mechelen : Doe niet zo schijnheilig.
De heer Eric Van Rompuy : Het commissariaat kan niet meer functioneren. De commissarissen blijven verantwoordelijk voor de landelijke commerciële radio's, niettegenstaande ze ondervraagd zijn door het gerecht en er heel wat vragen over hun rol bestaan, maar over de nieuwe dossiers mogen ze niet meer beslissen. Wat is dat voor een beslissing? Onze instellingen op het vlak van de media functioneren niet meer. Daarom is een onderzoekscommissie nodig, om na te gaan welke instrumenten in de toekomst nodig zijn om het mediabeleid te voeren. De vragen die de heer Decaluwe stelt, zijn geen geruchten. Een griffier van het VCM legt bepaalde verklaringen af, aandelen van financiers van een radio die een licentie heeft gekregen, worden geschorst, er zijn 23.000 aandelen zoekgeraakt. Op al deze zaken wordt geen antwoord gegeven.
Volgende week zal de motie met de vraag naar een onderzoekscommissie in de plenaire vergadering worden voorgelegd. De minister-president had klaarheid gevraagd, maar de VLD trekt nu zijn staart in. Ik vraag me af waarom. Dat kan alleen de onduidelijkheid verhogen. We zullen ons werk voortzetten via interpellaties, en ook het gerecht zal zijn werk voortzetten. Ik ben ervan overtuigd dat als we elkaar in september zullen terugzien, de discussie weer zal worden gevoerd. Het parlement zal dan twee maanden verloren hebben en de klaarheid in dit dossier, die er kan komen door een onderzoekscommissie, zal in een ander circuit totstandkomen. Ik vind dit zeer spijtig.
De heer Decaluwe doet zijn job. Hij zal dit vanmiddag ook doen over het dossier van de luchthavens. Ik ben de goedkope insinuaties beu van mensen die het dossier niet hebben gevolgd. Gisterenavond hebben twee figuren -die elkaar misschien tegenspreken -gezegd dat er smeergeld is betaald. We hebben nooit gezegd dat de minister-president of minister Van Mechelen smeergeld of aandelen hebben ontvangen, maar er zijn aanwijzingen dat er geld ter beschikking was voor de decision makers, maar niemand weet wie ze zijn. De instelling van het mediabeleid staat hier op de helling!
Aan wie zullen we de licenties in de volgende maanden toevertrouwen? Hoe zal de minister nog geloofwaardig kunnen optreden? We stellen die geloofwaardigheid niet in vraag, maar er zijn gewoon feiten die vragen oproepen waarop we een antwoord willen.
Herinner u nog de scheepskredieten. Ik werd toen beschuldigd van wanbeleid. Door mijn schuld zou de gemeenschap miljarden franken verloren hebben! Ik heb daar echter geen seconde van wakker gelegen omdat ik stevig in mijn schoenen stond. Uiteindelijk heeft die onderzoekscommissie voor klaarheid gezorgd en dat is daar precies de bedoeling van. Een onderzoekscommissie is er om vragen te beantwoorden. Ik heb hier vastgesteld dat de VLD een dergelijke onderzoekscommissie afwijst. Wijzelf echter gaan door en zullen morgen bij de voorzitter van het parlement de betreffende motie indienen.
We hebben geen enkel persoonlijk belang in dit dossier. Welk belang zouden we erbij hebben de mensen van 4FM te schaden? Welk belang zouden we erbij hebben die commissarissen ongeloofwaardig te maken? Waar we wel belang bij hebben, is dat er in volle onafhankelijkheid een mediabeleid kan worden gevoerd.
De volgende maanden zal in ieder geval blijken dat bepaalde zaken -bewust of onbewust -fout gelopen zijn. Het is onze taak daar beleidsconclusies uit te trekken.
De voorzitter : Aangezien het VCM zelf vragende partij is om met betrekking tot dit dossier verantwoording af te leggen aan het Vlaams Parlement, kunnen we volgende week een hoorzitting houden in verband met hun evaluatie.
De voorzitter : De heer Keulen heeft het woord.
De heer Marino Keulen : Mijnheer de voorzitter, ik wil kort reageren op de aantijgingen van de heer Van Rompuy en toelichten waarom we gekant zijn tegen een onderzoekscommissie.
We zijn ertegen omdat alles gebaseerd is op roddels en geruchten, niet op feiten of bewijsstukken. Dit is in een parlement nooit eerder vertoond en is ons land onwaardig. Mijnheer Decaluwe, vorig week triomfeerde u in de media met uw betrouwbare getuige. Welnu, vandaag rept u daar met geen woord meer over! Uw enige ijkpunt wordt gevormd door de heren Vuylsteke en Verstraeten, mensen met een reputatie waar Vlaanderen bang voor is, en op de koop toe mensen die elkaar tegenspreken. Een en ander doet me wat terugdenken aan de jaren vijftig in de VS. Toen ontketende senator McCarthy een ware heksenjacht omdat hij dacht dat heel Amerika communist was. Hij heeft toen grote vergissingen begaan en vooral heel wat menselijk leed veroorzaakt. Welnu, we zijn hier met net hetzelfde bezig : we gaan voort op roddels en geruchten en ondertussen worden reputaties kapotgemaakt. Dit is het parlement onwaardig.
De voorzitter : De heer Vermeiren heeft het woord.
De heer Francis Vermeiren : Mijnheer de voorzitter, het is juist dat de minister-president, ikzelf en andere personen uit mijn partij enkele weken geleden verklaard hebben achter een onderzoekscommissie te staan. Deze verklaring werd gedaan op grond van het feit dat een lid van dit Vlaams Parlement beweerde over belangrijke elementen te beschikken waarvan het parlement kennis diende te nemen.
Sta me toe even het volgende te citeren uit het interview dat de heer Decaluwe gisteren in TerZake gaf : 'Ik stel gewoon vast dat het woord tegen woord is. Dit is voor ons voldoende en we willen dat de waarheid aan het licht komt. Om die reden willen we beide personen met elkaar confronteren in een onderzoekscommissie'. De heer Decaluwe gaat ervan uit dat twee kleurrijke figuren elkaar tegenspreken en roddels de wereld insturen. Hij vindt dat het parlement die twee kleurrijke figuren moet ondervragen. (Opmerkingen van de heer Carl Decaluwe)
Alle fractieleiders zijn bereid een onderzoekscommissie op te richten op basis van correcte elementen, maar niet op basis van roddels en geruchten en niet als blijkt dat sommigen de bedoeling hebben daarmee een ander spel te spelen.
Samen met enkele andere collega's heb ik onlangs het genoegen gehad gevierd te worden naar aanleiding van de twintigste verjaardag van mijn parlementair mandaat. Wat ik in die twintig jaar heb geleerd in dit parlement, is dat we niet kunnen werken als parlementsleden over de ideologische grenzen heen, geen respect opbrengen voor elkaar. Wat ik mis in dit dossier is niet het zoeken naar de waarheid, maar het respect voor elkaar, la politique politicienne. Heel sereen en rustig, zonder bijbedoelingen en met een stille wenk naar jonge collega's, pleit ik voor voorzichtigheid in het aanbrengen van zulke zaken in het parlement, als u over geen andere elementen beschikt dan roddels van kleurrijke figuren.
Met enige weerzin en heel veel verdriet in mijn hart heb ik de minister zijn gezin horen vernoemen. Ik ken al mijn collega's, de meesten heb ik lief, ze hebben allemaal gezinnen. Ik ben een fervent lezer van een gekend weekblad. Ik heb vijf kleinkinderen. Ik heb dat weekblad uit mijn leefkamer verwijderd omwille van een tekst uit de mond van één van die kleurrijke figuren, omdat ik vreesde dat die tekst onder de ogen van mijn kleinkinderen zou komen.
Als dit parlement gedurende drie uren discussieert op basis van teksten en uitspraken van dergelijke figuren, dan moeten we ons afvragen of we ons niet vergissen, of we niet te vlug zijn. Ik doe een oproep aan al mijn collega's : als we beslissingen nemen, welke die ook zijn, laat ons dat altijd doen in eer en geweten. Dat wil de VLD, en de VLD wil nooit de speelbal zijn van sommigen die zich misschien vergissen.
Met redenen omklede motie
De voorzitter : Door mevrouw Dillen werd tot besluit van deze interpellatie een met redenen omklede motie aangekondigd. Ze moet zijn ingediend uiterlijk om 17 uur op de tweede werkdag volgend op de sluiting van de vergadering.
Het parlement zal zich daarover tijdens een volgende plenaire vergadering moeten uitspreken.
Het incident is gesloten.