Commissie voor Economie, Landbouw, Werkgelegenheid en Toerisme Vergadering van 03/10/2002
Vraag om uitleg van de heer Johan De Roo tot de heer Jaak Gabriels, Vlaams minister van Economie, Buitenlands Beleid, Buitenlandse Handel en Huisvesting, over het voornemen van de Vlaamse regering om milieuheffingen niet langer fiscaal aftrekbaar te maken
Vraag om uitleg van de heer Erik Matthijs tot de heer Jaak Gabriels, Vlaams minister van Economie, Buitenlands Beleid, Buitenlandse Handel en Huisvesting, over milieuheffingen of milieubijdragen
De voorzitter : Aan de orde zijn de samengevoegde vragen om uitleg van de heer De Roo tot de heer Gabriels, Vlaams minister van Economie, Buitenlands Beleid, Buitenlandse Handel en Huisvesting, over het voornemen van de Vlaamse regering om milieuheffingen niet langer fiscaal aftrekbaar te maken en van de heer Matthijs tot minister Gabriels, over milieuheffingen of milieubijdragen.
De heer De Roo heeft het woord.
De heer Johan De Roo : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, geachte collega's, de Vlaamse regering is niet langer van plan om de milieuheffingen om te vormen tot milieubijdragen. Dit voornemen betekent dat de milieuheffingen niet langer fiscaal aftrekbaar zullen zijn in het kader van de federale vennootschapsbelasting. De houding van de Vlaamse regering betekent concreet dat de bedrijven dubbel belast zullen worden op hun milieu-impact als gevolg van hun bedrijfsactiviteiten. Enerzijds worden zij belast via de respectieve Vlaamse milieuheffingen en anderzijds via de federale vennootschapsbelasting. Deze milieuheffingen zullen immers niet langer aftrekbaar zijn. Voor onder meer de Vlaamse textielsector betekent dit een belangrijke lastenverhoging. Volgens berekeningen van de Febeltex betalen de textielbedrijven alleen al aan waterheffingen -grondwaterwinning en afvalwaterlozing -in totaal 12 à 13 miljoen euro. Als hierop de nieuwe vennootschapsbelasting van 34 percent wordt toegepast, betekent dit nog eens een extra belasting van 4 à 4,5 miljoen euro. En dan zijn andere milieuheffingen zoals die op het vaste afval nog niet meegerekend.
Heel wat textielbedrijven zijn grootverbruikers van het grondwater voor diverse veredelingsprocessen, inzonderheid de verfprocessen. Aangezien het opgenomen water ook geloosd moet worden, zijn de textielbedrijven eveneens belangrijke lozers van afvalwater. Niettegenstaande de textielsector al heel wat maatregelen genomen heeft tot waterbesparing en recyclage, zal hij altijd een belangrijke waterverbruiker blijven. De Vlaamse textielbedrijven zijn niettemin de zuinigste van Europa, samen met de Nederlandse.
Heel recent werd de Vlaamse industrie in het algemeen en de textielsector in het bijzonder reeds zwaar getroffen door de invoering van de nieuwe, fors hogere grondwaterheffing. Dit alleen al leidde tot een verviervoudiging van de kostprijs voor grondwater voor de Vlaamse bedrijven.
Mijnheer de minister, waarom maakt de Vlaamse regering niet langer werk om de milieuheffingen fiscaal aftrekbaar te maken? Zal de Vlaamse regering de Vlaamse milieuheffingen omvormen tot aftrekbare milieubijdragen? Recent werd nog aangekondigd dat de milieulasten voor de bedrijven in belangrijke mate zouden dalen. U had het over niet minder dan 30 miljoen euro lastenverlaging. De realiteit bewijst echter het tegendeel. Waarom blijft de Vlaamse regering in gebreke bij de aangekondigde lastenverlagingen?
De voorzitter : De heer Matthijs heeft het woord.
De heer Erik Matthijs : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, geachte collega's, ik heb deze vraag ongeveer 4 maanden geleden ingediend. Om diverse redenen werd ze telkens van de agenda afgevoerd. Ze blijft echter nog even actueel.
De hervorming van de vennootschapsbelasting, waarin de milieuheffingen worden geschrapt als aftrekpost, zorgt voor vele Vlaamse bedrijven voor een fikse lastenverhoging. Het VEV stelde voor om de milieuheffingen om te zetten in een milieubijdrage, die wel aftrekbaar is.
Op 28 februari verklaarde minister Van Mechelen dat, wanneer bij een hervorming van de vennootschapsbelasting een aantal aftrekposten van gewestbelastingen zouden worden geschrapt, Vlaanderen de heffingen zou omzetten in een facturatie. Dit was een formele belofte van de regering, die hiermee het voorstel van het VEV ten uitvoer zou brengen
Op maandag 13 mei 2002 zei hij in de marge van een personderhoud over het kaderdecreet inzake de expansiesteun nieuwe stijl, dat de omvorming van de milieuheffingen tot milieubijdragen geen reëel denkspoor meer was. De FET schreef : 'Er wordt niet meer gedacht in de richting van de omvorming van de milieuheffingen tot milieubijdragen.
' Mijn vraag stond op dinsdag 14 mei 2002 geagendeerd in de commissie voor Algemeen Beleid, Financiën en Begroting. Ik wilde toen van de regering weten of ze haar belofte zou waarmaken en wat de stand van zaken was. Mijnheer de minister, deze vraag werd doorkruist door uw mededeling van de dag voordien. Tot mijn verbazing stelde minister Van Mechelen in de commissie dat dit voorstel zeker niet van de baan was en dat men eraan dacht om heffingen om te zetten in bijdragen. Hij zou u daarover hebben gecontacteerd. De journalist zou de zaak verkeerd hebben geïnterpreteerd.
Minister Van Mechelen zei, en ik citeer uit het commissieverslag : 'Ten eerste wil ik melden dat ik daarover minister Gabriels heb gecontacteerd. Ik was immers ook verbaasd toen ik het artikel las. Hij had blijkbaar een interview gehad met verschillende journalisten. Slechts één journalist heeft dit opgemaakt uit zijn woorden. Hij heeft daarvan afstand genomen : voor hem blijft die mogelijkheid open.'
Mijnheer de minister, ondertussen hebt u uw uitspraak herhaald. In een interview met De Standaard op 25 mei 2002 stelde u : 'Ik geloof niet in het spoor dat we de milieuheffingen gewoon moeten veranderen in milieubijdragen omdat die wel nog aftrekbaar zijn.'
Ondertussen blijkt dat die journalist het bij het rechte eind had. Het VEV heeft afwijzend gereageerd op het intrekken van het voorstel. Omstreeks 24 mei 2002 heeft de minister van Financiën verklaard dat hij overleg wou. Het aanhangig maken van het voorstel inzake de aftrekbaarheid van de milieuheffingen in het kader van de vennootschapsbelasting bij het overlegcomité tussen de federale regering en de gewest- en de gemeenschapsregeringen is op de agenda van de Vlaamse regering geplaatst. Tegelijkertijd is het kantoor Daguinet, een gerenommeerd kantoor dat ook in de procedure rond de BTW-heffing op de werken van Aquafin is ingeschakeld, gevraagd om de zaak te onderzoeken.
De heer De Roo heeft daarnet al gezegd dat de voorzitter van de Febeltex niet te spreken is over de geplande belastinghervorming. Volgens hem betreft het hier een belastingverhoging. In de toekomst zullen de bedrijven niet enkel een federale vennootschapsbelasting, maar ook de Vlaamse milieuheffingen moeten betalen. De bedrijven worden trouwens niet enkel met deze factuur geconfronteerd. Er is tevens beslist om de kostprijs van het grondwater vanaf 2002 te verviervoudigen. De voorzitter van de Febeltex heeft het dan ook over een sluipende belastingverhoging.
Ik vraag me af wanneer er over dit dossier enige duidelijkheid zal zijn. In welke richting is de Vlaamse regering op zoek naar een oplossing? Wat zijn de resultaten van het overlegcomité tussen de federale regering en de gewest- en de gemeenschapsregeringen?
De voorzitter : De heer Vandenbroeke heeft het woord.
De heer Chris Vandenbroeke : Mijnheer de voorzitter, ik sluit me graag aan bij de vorige sprekers. In het huidig economisch klimaat kunnen we ons niets meer permitteren. Het gaat hier tenslotte om een zeer belangrijke sector.
De vorige sprekers hebben misschien onvoldoende benadrukt dat dit probleem het gevolg is van een federale beslissing. Aangezien de herschikking van de vennootschapsbelasting een neutrale operatie moet zijn, is dit dossier naar de Vlaamse regering doorgeschoven. Aangezien deze beslissing het concurrentievermogen van de Vlaamse bedrijven aantast, bedreigt deze beslissing een aantal zeer belangrijke sectoren. Het betreft hier onder meer de agro-industrie, de wasserijen en de textielsector. De textielsector is zeer belangrijk en stelt ongeveer 50.000 mensen te werk. De meeste textielbedrijven liggen in het zuiden van West- en van Oost-Vlaanderen. Deze zeer performante bedrijven hebben de benaming 'het Texas van Vlaanderen' mee gestalte gegeven.
Ik wil de hier aangehaalde cijfers niet herhalen. Het is duidelijk dat de herziening van de vennootschapsbelasting de textielsector zwaar zal treffen. Iedereen weet dat deze sector al jarenlang op het scherp van de snede moet functioneren.
Ik vraag me zelfs af of het hier geen belangenconflict betreft. De genomen beslissing zal deze belangrijke sector in zeer ernstige problemen brengen. We bevinden ons in een moeilijke conjuncturele situatie. Indien we hiernaast ook structurele handicaps inbouwen, vragen we gewoon om problemen.
Ik weet dat de minister de regio al meermaals heeft bezocht en het door de heer De Roo genoemde bijkomende probleem goed kent. Het betreft hier niet enkel de omzetting van de milieuheffingen in milieubijdragen. Er zijn al grote inspanningen geleverd om een oplossing voor het gebruik van het sokkelwater te vinden. De bedrijven doen alle moeite van de wereld om op een ecologisch verantwoorde wijze te werken. Gezien het belang van het evenwicht tussen ecologie en economie is de aanslagvoet verhoogd. Het inbouwen van structurele handicaps komt evenwel neer op het vragen om problemen. Ik verzoek de minister dan ook met aandrang om op te treden.
De voorzitter : De heer Van Goethem heeft het woord.
De heer Roland Van Goethem : Mijnheer de voorzitter, de federale regering heeft besloten de nominatieve aanslagvoet voor vennootschappen te verlagen. Tegelijkertijd is echter beslist om een heleboel aftrekposten te schrappen. Ondanks de nominatieve daling stellen we vast dat de reële kostprijs niet is gedaald. Aangezien een aantal aftrekposten zijn geschrapt, betalen de bedrijven eigenlijk evenveel belastingen als voordien. Uit een studie van de Febeltex blijkt zelfs dat de belastingdruk in bepaalde sectoren stijgt. Dit is niet goed voor de Vlaamse economie.
De werkloosheid stijgt. Volgens het recentste OESO-rapport wordt er steeds minder in Vlaanderen geïnvesteerd. De Vlaamse economie moet rekening houden met deze problemen. Dit betekent eigenlijk dat we een reële verhoging van de vennootschapsbelasting kunnen missen als de pest.
Bij zijn aantreden heeft de minister zich een voorstander van een lastenverlaging voor de vennootschappen genoemd. Hij heeft het zelfs over een lineaire lastenverlaging gehad. In de praktijk is hier echter niet veel van in huis gekomen.
Mijnheer de minister, welke maatregelen wilt u treffen om dit probleem op te vangen? Hoe denkt u ervoor te zorgen dat de overige Vlaamse bedrijven geen negatieve effecten van de wijziging van de vennootschapsbelasting op het federale niveau ondervinden?
De voorzitter : De heer Laverge heeft het woord.
De heer Jacques Laverge : Mijnheer de voorzitter, ik wil het hier niet over lastenverlagingen hebben. Het betreft hier een zeer specifieke sectorale aangelegenheid. Ik zou het betoog van de heer Vandenbroeke in dit verband trouwens wat willen relativeren.
De heer Vandenbroeke heeft het daarnet over de textielsector gehad. Ik wil er evenwel op wijzen dat de aangehaalde problemen slechts voor een beperkt deel van deze sector gelden, namelijk voor de weverijen en de spinnerijen. Deze bedrijven vertegenwoordigen slechts 10 percent van de totale omzet van de textielsector.
Dit betekent uiteraard niet dat deze bedrijven niet met een belangrijk probleem worden geconfronteerd. De heer Vandenbroeke weet ongetwijfeld dat de sector zelf oplossingen zoekt. Een van de oorzaken van de verhoging van de milieuheffingen is namelijk de uitputting van het sokkelwater.
Er is ook een andere aanpak voor het probleem mogelijk. In de omgeving van Waregem heeft het bedrijfsleven zelf initiatieven genomen. Ik hoop dat de minister deze zoektocht naar alternatieve bronnen zal blijven steunen. Op die manier zouden deze bedrijven de milieuheffingen kunnen ontlopen. Mijns inziens moeten we deze richting blijven inslaan.
De uitputting van het sokkelwater vormt een probleem. Op termijn zou dit ook een probleem voor de gezondheid van de burger kunnen worden. Als er geen degelijk drinkwater meer kan worden gewonnen, zou de hele bevoorrading van het Vlaams drinkwaterbeleid in het gedrang kunnen komen. Terwijl we alternatieven zoeken, moet er een manier worden gevonden om deze plotse lastenverhoging te spreiden.
De voorzitter : Minister Gabriels heeft het woord.
Minister Jaak Gabriels : Mijnheer de voorzitter, ik zou een globaal antwoord op de gestelde vragen willen geven. We moeten de zaken in een juiste context plaatsen. Er is hier gezegd dat de lineaire verlaging van de vennootschapsbelasting geen invloed op de situatie van het bedrijfsleven zou hebben. Dit klopt niet. Ik heb echter nooit ontkend dat er voor een gedeelte van de textielsector een aantal negatieve gevolgen zullen zijn. De vorige sprekers hebben deze negatieve gevolgen benadrukt.
Iedereen weet dat het niet-aftrekbaar maken van de milieuheffingen geen bevoegdheid van de Vlaamse regering is. Een ad-hocwerkgroep van de Vlaamse regering heeft de niet-aftrekbaarheid en de mogelijke oplossingen in kaart gebracht. Door middel van een brief aan de premier en aan de minister van Financiën heb ik de bevindingen van deze ad-hocwerkgroep aan het overlegcomité bezorgd. Ik heb de federale overheid attent gemaakt op het feit dat de niet-aftrekbaarheid indruist tegen het voornemen van de Vlaamse regering om de lasten voor bedrijven te verlagen. Om dit euvel op het federale niveau te corrigeren, moeten nieuwe voorstellen en mogelijkheden worden ontwikkeld.
We proberen nog voor de wet op de vennootschapsbelasting in het federaal parlement wordt behandeld een aantal correcties aan te brengen. Dit lijkt me de meest gepaste handelwijze. De nadelige effecten van een wijziging van de vennootschapsbelasting op het federale niveau kunnen best op hetzelfde niveau worden aangepakt.
Dit is het denkspoor dat we tot op heden hebben gevolgd. Indien zou blijken dat we op deze manier onvoldoende resultaten boeken, ben ik uiteraard bereid om over de milieulasten te praten. Dit zou dan wel in een breder kader moeten gebeuren dan de vorige sprekers naar voren hebben geschoven.
In mei 2002 heb ik er al bij de minister van Leefmilieu op aangedrongen om het hele milieuheffingsbeleid te preciseren. Dit onderwerp is bovendien ook al besproken tijdens een aantal bilaterale ambtelijke overlegmomenten over de beleidsdomeinen economie, energie, leefmilieu en natuur.
We verwachten al sedert juni 2002 een globale nota over de milieufinanciering. Een concretisering is in het Zomerakkoord opgenomen. Het omzetten van milieuheffingen in milieuretributies is een van de mogelijkheden die kunnen worden onderzocht, weliswaar binnen het ruimer kader van de milieufiscaliteit. We mogen evenwel niet vergeten dat de werkelijke kostprijs van de waterzuivering het uitgangspunt van een dergelijke retributie zou vormen. Aangezien dit een stijging van de lasten zou kunnen inhouden, zou deze omzetting het effect van de herwonnen aftrekbaarheid kunnen verminderen. We moeten hier rekening mee houden. Het heeft geen zin een onvoldoende adequaat of efficiënt instrument aan te reiken. Om die reden wil ik op het Vlaams niveau een discussie over de milieufiscaliteit voeren.
Het probleem van het sokkelwater is hier onlosmakelijk mee verbonden. Ik heb dit probleem al bij de minister van Leefmilieu aangekaart. In Waregem zal volgende week trouwens een vergadering met alle betrokken actoren plaatsvinden. Bij die gelegenheid zullen de Aminal, de provincie West-Vlaanderen, Leiedal, de GOM, Rebac, Aquaplus, de VMW, Bekaert, Concordia en Steverlinck samen een oplossing trachten te vinden. Het is tenslotte mijn opdracht om, in samenspraak met de sector, een oplossing voor dit probleem te vinden.
Zoals de heer Laverge al heeft gezegd, moeten we dit probleem bovendien in een ruimer kader zien. Op langere termijn zal dit de nodige investeringen vergen. Op korte termijn moeten we de hogere lasten gedeeltelijk doen verdwijnen. Op lange termijn moeten infrastructuurwerken voor een definitieve oplossing zorgen. Aangezien het geplande project hierin voorziet, hoop ik zo snel mogelijk tot een finalisering te komen. Een overgangsfase moet het probleem van de verhoogde lasten oplossen. Ik heb het hierover al met de minister van Leefmilieu gehad. Ik hoop dan ook volgende week een concrete oplossing te vinden.
De voorzitter : De heer De Roo heeft het woord.
De heer Johan De Roo : Mijnheer de minister, uw antwoord ontgoochelt me enigszins. U kent het probleem al maanden. Het VEV en het VBO hebben er al op gereageerd. De Febeltex heeft al een uitgebreide onderzoeksnota gepubliceerd.
Met haar beslissing om de milieuheffingen fiscaal niet langer aftrekbaar te maken, ligt de federale regering aan de basis van heel het probleem. Voor tal van sectoren in de verwerkende en in de bewerkende nijverheid heeft deze beslissing verstrekkende gevolgen. Dit geldt in het bijzonder voor de textielsector.
Mijnheer Laverge, ik ken geen enkel groot bedrijf uit de textielsector dat niet met veel water werkt. (Opmerkingen van de heer Jacques Laverge)
U woont zelf in een streek waar er nog veel textielbedrijven zijn. Ik ken die ook tamelijk goed. Ze werken allemaal met heel veel water. De heffingen die ze betalen, zijn enorm. Dat wordt wel eens vergeten. De Vlaamse regering heeft die zaak aangekaart bij de federale regering. Tot nog toe heeft dit echter niets opgeleverd.
Mijnheer de minister, u zegt dat het probleem wordt bestudeerd en dat het in een ruimer kader moet worden geplaatst. De heffingen van de federale overheid inzake de vennootschapsbelasting worden echter beschouwd alsof ze niet zijn betaald. Vroeger kon men die heffingen in rekening brengen, nu kan dat niet meer.
Mijnheer de minister, de economische gevolgen voor de sector zullen enorm zijn. Dat geldt ook voor de werkgelegenheid in een aantal bedrijven, voornamelijk in het zuiden van Oost-Vlaanderen. Er zijn er die dit probleem relativeren en wegwuiven. Dat is hun verantwoordelijkheid. Ik wil die echter niet nemen. Er wordt gemakkelijk gesproken over lastenverlaging. In dit geval gaat het echter om een lastenverhoging. Dat is de realiteit!
De voorzitter : De heer Matthijs heeft het woord.
De heer Erik Matthijs : Mijnheer de minister, u schuift het probleem gewoon door naar uw collega, de minister van Leefmilieu. Ik ben lid van de commissie voor Leefmilieu. We willen al maanden een discussie voeren over de financiering van het milieubeleid, over het milieuheffingenbeleid. De vraag is hoe de milieufactuur moet worden gefinancierd. We staan op dit moment nog nergens. Binnen de regering bestaat hierover helemaal geen overeenstemming. De zaak is opnieuw geagendeerd. Ik vraag me af welke concrete voorstellen er uit de bus zullen komen.
Het is gemakkelijk te zeggen dat het een probleem is van Leefmilieu. Mijnheer Laverge, u weet zeer goed dat de grondwaterheffing is verhoogd om de bedrijven aan te sporen andere technieken te gebruiken, andere investeringen te doen, enzovoort. Over de grond van de zaak, namelijk de financiering van het milieubeleid, is er tot nu toe geen enkel voorstel gedaan, noch door de regering, noch door de minister van Leefmilieu. Daarover werd al herhaaldelijk in de pers geschreven.
Ik heb zelf twee voorstellen. Ik zal ze hier echter niet naar voren brengen. Er zijn maar twee mogelijkheden. De regering moet de moed hebben die voorstellen op tafel te leggen.
De voorzitter : Deze commissie is bevoegd voor economie. De fiscale problemen worden behandeld door de commissie voor Financiën. De milieuproblematiek hoort dan weer elders thuis. Vandaag hebben we het over het economisch aspect.
De heer Vandenbroeke heeft het woord.
De heer Chris Vandenbroeke : Mijnheer de minister, het probleem gaat over water en het watergebruik. We moeten de vis niet willen verdrinken. Samen met dit dossier is er het probleem van het sokkelwater. We moeten de zaken echter scheiden. De sector is zelf bezig om naar best vermogen een oplossing te vinden.
De kern van het probleem is dat de federale overheid een hypotheek legt op een wezenlijk deel van de streekeconomie, namelijk de textielsector. De heer Laverge heeft natuurlijk gelijk dat in sommige delen van de textielsector meer of minder water wordt gebruikt. In het algemeen heeft men echter altijd water nodig.
Mijnheer de minister, het kan zo niet meer verder. Er wordt steeds maar gesproken over belastingvermindering terwijl de economische realiteit aantoont dat er een wezenlijke verhoging van de belastingdruk is. Daaruit volgt dat de concurrentiekracht van die sectoren volledig wordt gehypothekeerd. Indien er niet snel een oplossing komt, dan volgt er een enorme crisis. Ik hoop dat u Zuid-Vlaanderen daarvan kunt besparen.
De voorzitter : De heer Van Rompuy heeft het woord.
De heer Eric Van Rompuy : Mijnheer de minister, op dit moment maken we in Vlaanderen een investeringscrisis mee. De investeringen verminderen. Het algemeen klimaat en de hoogte van de fiscaliteit zijn belangrijk.
Ik word echt moe van het lezen van interviews. Ik blijf echter mijn best doen. Minister Van Grembergen stelt vandaag in Het Laatste Nieuws voor de gemeenten opcentiemen te laten heffen op de vennootschapsbelasting. Op een moment dat er een investeringscrisis is en Vlaanderen als investeringsregio kostenhandicaps heeft, geeft hij in een krant met vrij veel lezers het signaal aan de gemeenten om de gemeentefinanciën te spijzen met bijkomende opcentiemen. Mijnheer de minister, dit staat in tegenstelling met wat u vorig jaar hebt gezegd over het verbieden van de tewerkstellingstaks. U zou zorgen voor een compensatie. Ik heb daar later niets meer over gehoord. Dat is ook een signaal. Als de situatie in Vlaanderen moeilijk is, komt dat omdat de overheid geen enkele stabiliteit biedt qua investeringsklimaat.
Mijnheer de minister, wat is uw houding inzake het nieuwe signaal van de Vlaamse regering om de gemeenten opcentiemen te laten heffen op de vennootschapsbelasting en de gevolgen hiervan voor de investeringen en de werkgelegenheid?
De heer Robert Voorhamme : Mijnheer de voorzitter, dit staat niet op de agenda. (Rumoer)
De heer Eric Van Rompuy : Ik vraag enkel wat de houding van de minister van Economie is tegenover dit signaal.
De voorzitter : Ik wens de kerk in het midden te houden. Mijnheer Van Rompuy, u moet die vraag stellen op het moment dat dit opportuun is in de daartoe bevoegde commissie.
Mijnheer de minister, ik laat u vrij om de vraag van de heer Van Rompuy al dan niet te beantwoorden.
De heer Van Goethem heeft het woord.
De heer Roland Van Goethem : Mijnheer de minister, we kunnen hier tot morgenochtend discussiëren over het resultaat van de daling van de vennootschapsbelasting. Ik heb de federale minister van Begroting echter meermaals horen verklaren dat het over een nuloperatie ging. Dit houdt in dat de geldmassa die hij binnenkrijgt, gelijk blijft. Voor een verkoopdirecteur is het een goede zaak naar buiten te komen met een daling van de kosten. Vermits de kosten geschrapt zijn, verandert er voor de accountant echter niets. Hij betaalt identiek hetzelfde. Er zullen wel verschillen zijn tussen sectoren en firma's. Dat geef ik toe. Sommige firma's zullen er belang bij hebben. Andere bedrijven zullen meer betalen. In het algemeen verandert er echter niets.
De voorzitter : Minister Gabriels heeft het woord.
Minister Jaak Gabriels : Mijnheer de voorzitter, geachte leden, de replieken verbazen me enigszins. Uw bekommernissen zijn immers ook de mijne. Ik heb echter duidelijk gesteld dat we zullen trachten bij de behandeling van de wetgeving op de vennootschapsbelasting in het federale parlement de negatieve effecten weg te werken. Dat is het essentiële uitgangspunt. De federale minister van Begroting, de heer Reynders, heeft reeds gezegd dat hij gevoelig is voor deze thematiek. Hij wenst een degelijk onderzoek om een degelijk antwoord te kunnen geven. Dat is op dit moment de stand van zaken. Indien daar een oplossing wordt gevonden, dan is het probleem weggewerkt. Deze wet moet eerst worden goedgekeurd vooraleer hij kan worden uitgevoerd.
Mijnheer De Roo, mijnheer Matthijs, daarnaast wachten we nog op een algemeen voorstel inzake de milieufiscaliteit. Het is van het allergrootste belang dat dit er komt om het geheel in kaart te kunnen brengen. Het gaat niet enkel over dit onderdeel. Voor het bedrijfsleven is het van belang dat we een overzicht hebben van het geheel zodat we duidelijkheid kunnen verschaffen over de maatregelen die we op het Vlaams niveau moeten nemen om de concurrentiepositie van de bedrijven te vrijwaren.
De heer Johan De Roo : Is er wat dat betreft een timing?
Minister Jaak Gabriels : Ik hoop dat dit zo snel mogelijk wordt geagendeerd. In het Zomerakkoord is dit uitdrukkelijk bedongen. Minister Dua heeft er zich toe verbonden deze zaak eerstdaags bij de Vlaamse regering in te dienen. Ik wacht daarop. Het is haar bevoegdheid. Pas daarna kan ik u een antwoord geven.
Mijnheer Van Rompuy, u hebt een aantal proefballonnen opgelaten. De regering is echter in die zaak niet gevat. Ik kan daarover geen standpunt innemen. Persoonlijk vind ik niet dat een lager niveau de bedrijven extra fiscale lasten moet opleggen. Dat is mijn standpunt. U hebt verwezen naar de gemeentebelasting. Er was een voorstel tot hervorming van de expansiesteun. De VVSG heeft zich mordicus verzet tegen deze ingreep in haar autonomie.Ik moet daar ook rekening mee houden.
Ik zal te gepasten tijde mijn standpunt verduidelijken. In Het Laatste Nieuws komt een kabinetslid van minister Van Grembergen aan het woord. Ik wens eerst minister Van Grembergen te horen vooraleer ik mijn mening geef.
De voorzitter : Het incident is gesloten.