Commissie voor Openbare Werken, Mobiliteit en Energie Vergadering van 18/06/2002
Vraag om uitleg van de heer Dirk Holemans tot de heer Steve Stevaert, minister vice-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie, over de gebrekkige communicatie bij de opmaak van de herinrichtingsplannen van de N60 en de gevolgen hiervan voor de kwaliteit van het voorliggend plan
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Holemans tot de heer Stevaert, minister vice-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie, over de gebrekkige communicatie bij de opmaak van de herinrichtingsplannen van de N60 en de gevolgen hiervan voor de kwaliteit van het voorliggend plan.
De heer Holemans heeft het woord.
De heer Dirk Holemans : Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, alhoewel dit een vraag om uitleg is, vind ik het toch een betekenisvol dossier. Verkeersveiligheid is een bekommernis van ieder van ons. Om verkeersveiligheid te bekomen, is een goede heraanleg nodig van de gewestwegen. Bij de planopmaak moet de ervaringsdeskundigheid van lokale gebruikers op een goede manier worden geïntegreerd. Ik stel vast dat dit in dit dossier niet is gebeurd.
De N60 is een drukke toegangsweg naar Gent. Er ligt een belangrijke school, namelijk Don Bosco met meer dan 1.000 leerlingen. Twee derde daarvan komt met de fiets naar school. Een niet onbelangrijk detail is dat de school naast de gebouwen van AWV-Oost-Vlaanderen ligt. Een dialoog zou toch mogelijk moeten zijn.
Ik wil twee dimensies uit het dossier aanhalen. Ten eerste is er het dossier zelf of het voorliggend plan, want er zijn voldoende argumenten om te stellen dat de herinrichtingsplannen verre van optimaal zijn. Ten tweede is er de vaststelling dat de betrokken administratie niet in staat bleek om een doelstelling uit het Vlaams regeerakkoord te realiseren, namelijk de vlotte toegankelijkheid tot de administratie.
Reeds op 5 mei 1999 ging de Werkgroep Verkeer en Veiligheid van de school Don Bosco actief op zoek naar een manier om haar ideeën in te brengen bij de opmaak van de plannen voor de heraanleg. De werkgroep schreef onder meer een brief aan het Belgisch Instituut voor de Verkeersveiligheid. In een schriftelijk antwoord aan de school was te lezen dat de provinciale Commissie voor Verkeersveiligheid zich reeds akkoord had verklaard met de reductie van het aantal rijstroken en met de aanleg van een rotonde, en werd gesuggereerd dat een directe discussie met de betrokken administratie de meeste perspectieven zou bieden.
Jammer genoeg is er van die ruimte in het besluitvormingstraject geen sprake geweest. Vertegenwoordigers van de school hebben op 2 mei jongstleden noodgedwongen via de media aan de alarmbel getrokken. Ze hebben ook een brief gestuurd naar de lokale mandatarissen. Daarin uitten ze hun bezorgdheid over de nieuwe plannen voor de heraanleg van de N60. Ze vrezen dat de nieuwe situatie niet veiliger zal zijn voor de zwakke weggebruiker. Het is toch vreemd dat heel veel geld wordt gestopt in de heraanleg van een gewestweg, maar dat daarbij de belangrijkste instelling langs die weg erover twijfelt of de plannen zullen leiden tot een verkeersveiliger situatie.
De school heeft nochtans alle mogelijke inspanningen gedaan om op een ernstige manier te worden gehoord. In 1999 was er al een eerste contact. Toen werd aan de school verteld dat er niets kon worden beloofd omdat de plannen nog niet definitief waren en ze later zou worden gecontacteerd. De school heeft sindsdien niet vernomen, maar nu blijken de plannen plots wel definitief te zijn.
Na lang aandringen ontving de administratie op 19 november 2001 dan toch vertegenwoordigers van de school. Op die vergadering werd meegedeeld dat wel vragen konden worden gesteld, maar dat er geen kritische suggesties konden worden gemaakt omdat het plan in grote lijnen toch al vastlag. Tijdens een nieuw overleg in december noemden de ingenieurs de voorstellen zelfs onbespreekbaar.
Ten einde raad schreef de school op 19 januari een brief aan de minister met vijf suggesties voor het veiliger maken van de voorliggende plannen, maar ook om haar teleurstelling te uiten over de -ik citeer : 'gebrekkige communicatie die er bestaat tussen uw diensten en de rechtstreeks betrokkenen'. De aanvang van de werken was gepland op 1 maart, maar voor die datum heeft de school geen inhoudelijk antwoord ontvangen. Dat gebeurde pas op 6 mei. Het is toch wel merkwaardig dat daarin staat dat de administratie meermaals overleg heeft gepleegd met de afgevaardigde van het oudercomité. Ik heb contact opgenomen met die persoon en hij spreekt dat tegen. De briefwisseling over dit dossier is dus nogal ongelukkig.
Ondertussen bleek dat de bouwvergunning nog niet in orde was. De start van de werken is verschoven naar 1 juni. Voor het bouwverlof zouden enkel de voorbereidende werken gebeuren, om nadien de echte heraanleg uit te voeren.
Mijnheer de minister, ik hoop dat dit oponthoud ruimte schept om in de mate van het mogelijke en zonder grote meerkosten, toch nog rekening te houden met een paar concrete vragen van de school waardoor de heraanleg verkeersveiliger wordt vanuit het perspectief van de vele verkeersdeskundigen die de 800 leerlingen toch wel zijn. Ze vragen onder meer een afscheiding tussen het fietspad en de rijweg. Ondanks veel aandringen wordt nu alleen in een aanliggend fietspad voorzien. Ze vragen ook een fietspad voor fietsers die vanop de N60 de R4 willen nemen. Nu is er enkel een trap die overwoekerd is door struiken en bezwaarlijk fietsvriendelijk kan worden genoemd. Ze vragen ook dat de situatie voor fietsers op de brug over de Ringvaart in de richting van Gent wordt beveiligd. Zelfs na de heraanleg wordt geen structureel antwoord gegeven op de vraag naar een oversteekplaats voor gebruikers van een grote supermarkt aan de kant van de Ringvaart in de richting van Gent. De bushalte is nochtans aan de overkant van de expresweg gelegen.
Mijnheer de minister, ik heb dit dossier op twee niveaus aangeklaagd : communicatie en inspraak van ervaringsdeskundigen en het concrete dossier. Welke maatregelen overweegt u om te garanderen dat bij gelijkaardige dossiers in de toekomst, de inbreng van de bevolking wel op een ernstige wijze in rekening wordt gebracht? Welke van de 5 suggesties kunnen nog worden gerealiseerd tijdens de loop van de werkzaamheden? Als ze niet worden gerealiseerd, wat is dan uw argumentatie daarvoor?
De voorzitter : Minister Stevaert heeft het woord.
Minister Steve Stevaert : Mevrouw de voorzitter, dames en heren, het project voor de herinrichting van de N60 tussen de kruispunten De Sterre en Hutsepot te Gent is een convenantgebonden project dat na een aantal pré-audits werd goedgekeurd door de Provinciale Auditcommissie. De bouwvergunning werd afgeleverd door de administratie Ruimtelijke Ordening na een openbaar onderzoek en na een gunstig advies van de stad Gent. Er kan bijgevolg niet worden gesteld dat de herinrichting van de N60 geen behoorlijke kwaliteit zou hebben en dat er geen sprake is van overleg.
Mijn administratie heeft me meegedeeld dat de genoemde Werkgroep Verkeer en Veiligheid een initiatief is van twee leraars van de school. Volgens mijn administratie werd wel degelijk overleg gepleegd met de school en werd ook rekening gehouden met een aantal geformuleerde opmerkingen. Na overleg met het Don-Boscocollege werd trouwens in de dubbelrichtingsfietspaden voorzien tussen de school en Hutsepot aan weerszijden van de N60. Het is niet omdat er niet op alle opmerkingen van de twee leraars ingegaan werd, dat er sprake is van een gebrekkige communicatie.
Er is verder in december 2001 ook een informatievergadering gehouden op het Don-Boscocollege voor ouders en leraars, alsook een informatievergadering voor de bewoners en omwonenden. Op beide vergaderingen is het project toegelicht en werd ook gesteld dat er bij het openbaar onderzoek inzake de bouwvergunning opmerkingen of bezwaren konden worden ingediend. De Werkgroep Verkeer en Veiligheid heeft geen bezwaren ingediend binnen de procedure waarin wettelijk voorzien is. De procedures van overleg met lokale overheid, van goedkeuring door de Provinciale Auditcommissie en voor het bekomen van de bouwvergunning vormen voldoende garantie dat rekening gehouden wordt met de bevolking. Aanvullende maatregelen op dit vlak worden niet overwogen. De bestaande procedures maken de realisatie van een project immers al behoorlijk moeilijk.
De geopperde suggesties zijn reeds uitvoerig besproken met de twee eerder vermelde leraars, onder meer in aanwezigheid van ambtenaren van de dienst Mobiliteit van de stad Gent. Het project wordt dan ook onverkort uitgevoerd zoals vergund in de bouwvergunning. Het Vlaams Parlement is, wat mij betreft, niet de plaats om verkeerstechnische discussies op projectniveau te voeren, te meer omdat de Provinciale Auditcommissie het project goedgekeurd heeft en er een bouwvergunning werd afgeleverd. Ik zal u een afzonderlijke nota bezorgen met het standpunt van de afdeling Wegen en Verkeer over de geformuleerde voorstellen. Na uitvoering van de werken zal mijn administratie de verkeersveiligheid in elk geval blijven opvolgen en ingrijpen indien dit nodig zou blijken.
Deze commissie moet in dit verband duidelijke afspraken maken, zo niet wordt het voor mij onmogelijk om te functioneren. Als het parlement mij oproept en mij de mogelijkheden of een instrument geeft om in te grijpen, dan wil ik dat wel doen. Ik denk evenwel dat dit geen vorm van goed bestuur zou zijn. Immers, voor elke opmerking valt er wel een tegenopmerking te formuleren. Indien de minister en zijn kabinet voor elk project op basis van de opmerkingen van leerkrachten zouden ingrijpen tegen de administratie in, dan zouden we heel slecht aan het besturen zijn. We kunnen wel rekening houden met terechte opmerkingen, wat nog niet betekent dat aan alle opmerkingen moet worden tegemoetgekomen. Er kunnen immers heel specifieke problemen rijzen waarmee we ook rekening moeten houden.
De oversteekplaats in het verlengde van de schooluitgang in de bocht van het verkeersplein zou zeer onveilig zijn. De met lichten beveiligde oversteekplaats moet zich op het rechte gedeelte bevinden. Dit brengt slechts een beperkte verschuiving teweeg.
Ook de school heeft een rol in de afwikkeling van het fiets- en voetgangersverkeer bij het verlaten van de school. Wachtende overstekers hoeven het doorgaand fietsverkeer niet te blokkeren.
Het is een algemeen principe om binnen de bebouwde kom de fietspaden aanliggend en verhoogd aan te leggen. De argumenten hiervoor zijn te vinden in het Vademecum Fietsvoorzieningen dat samen met de Fietsersbond is opgesteld. Voor deze schikking werd geopteerd voor het deel tussen De Sterre en de Ringvaart.
De aansluiting tussen de N60 vanuit Oudenaarde en de R4 -de buitenring -door middel van een trap is thans inderdaad niet optimaal. Dit knelpunt zal worden aangepast, maar staat los van de herinrichting van de N60.
Het tracé van het fietspad voor de afslag van de R4 wordt gedeeltelijk bepaald door het dwarsprofiel op de Ringvaartbrug. Het aanliggend maken van het fietspad met de rijweg is om structurele redenen korter. Dit beïnvloedt echter geenszins het zicht op de fietsers voor afslaande voertuigen.
Er is niet in een supplementaire oversteekplaats voorzien ter hoogte van het grootwarenhuis. De N60 kan veilig gedwarst worden ter hoogte van het met lichten geregeld kruispunt aan de De Pintelaan of via de fietserstunnel nabij het grootwarenhuis. Het voorzien in een bijkomende oversteekplaats vlakbij de aansluiting met de R4 wordt als onveilig beschouwd.
In een rotonde is evenmin voorzien omdat daar thans geen behoefte aan is voor de verkeersafwikkeling. Er werd wel een rotonde gesuggereerd bij een definitieve aansluiting van de R4 met de N60 na het definitief afsluiten van alle op- en afritten van de E40 en het doortrekken van de R4 tussen Zwijnaarde en Merelbeke.
Ik heb de indruk dat dit stuk voor stuk indrukwekkende argumenten zijn. Ik roep het parlement dan ook op er zich voor te hoeden in de plaats van de administratie te treden.
De voorzitter : De heer Holemans heeft het woord.
De heer Dirk Holemans : Mijnheer de minister, ik kan begrijpen dat u zich achter uw administratie schaart. Dit mag echter niet betekenen dat het eventuele niet optimaal functioneren van de administratie met betrekking tot het realiseren van inspraak hier niet ter sprake kan of mag komen.
Minister Steve Stevaert : Ik heb hier al duizendmaal gezegd dat wij juist via steden en gemeenten willen werken. In deze commissie zitten een aantal burgemeesters -waarbij ik er terloops op wijs dat u gekant bent tegen de aanwezigheid van burgemeesters in dit parlement. Welnu, burgemeesters haten dat de administratie zich rechtstreeks tot de inwoners richt. Ik denk trouwens dat dit ook de overtuiging van Agalev is. Mevrouw Pira, de Agalev-burgemeester van Mortsel, zou het ook niet fijn vinden dat we rechtstreeks contact zouden opnemen met de scholen en met de inwoners van de gemeente.
U mag mij oproepen en ik zal daar graag gevolg aan geven. Voor mijn eigen stad zou ik het echter niet aangenaam vinden indien een minister onaangekondigd op werkbezoek zou komen en de zaken zou komen bekijken en uitleggen. Dat is geen voorbeeld van goede democratie.
De voorzitter : Het incident is gesloten.