Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gelijke Kansen Vergadering van 06/06/2002
Vraag om uitleg van mevrouw Ingrid van Kessel tot mevrouw Mieke Vogels, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, over de samenwerking met de federale overheid inzake tabakspreventie
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van mevrouw van Kessel tot mevrouw Vogels, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, over de samenwerking met de federale overheid inzake tabakspreventie.
Mevrouw van Kessel heeft het woord.
Mevrouw Ingrid van Kessel : Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, geachte collega's, uit gegevens van het Onderzoeks- en Informatiecentrum van de Verbruikersorganisatie (OIVO) blijkt dat jaarlijks gemiddeld 20.000 mensen in Vlaanderen sterven tengevolge van het roken. De Vlaamse gezondheidsdoelstelling om het aantal rokers tussen 1998 en 2002 met 10 percent te doen dalen, wordt niet gehaald. Het is hoog tijd dat tabakspreventie meer ademruimte krijgt.
De federale overheid staat op het punt een fonds voor de strijd tegen tabaksgebruik op te richten. De federale minister van Volksgezondheid Aelvoet kondigde in haar beleidsnota voor het begrotingsjaar 2002 aan dat dit fonds zou worden gespijsd met fiscale inkomsten uit het tabaksgebruik. In 2001 bedroegen de fiscale inkomsten uit tabakswaren 72.323.000 frank, of 1,793 miljoen euro. Haar bedoeling is lovenswaardig, maar dit project zal uiteindelijk geen soelaas brengen.
Onlangs antwoordde de federale minister van Financiën Reynders op een parlementaire vraag dat hiervoor een bedrag werd uitgetrokken in de begroting, maar zonder dat er een verband is met de fiscale ontvangsten uit tabaksverkoop. Er wordt 1.859.000 euro uitgetrokken. De tabaksindustrie stelt hetzelfde bedrag ter beschikking, weliswaar niet van het fonds maar van een stichting. Zo blijft natuurlijk het gebrek aan middelen voor tabakspreventie bestaan.
Ook op Europees vlak stellen we een dubbelzinnige houding tegenover tabakspreventie vast. De tabaksindustrie spande in Duitsland en het Verenigd Koninkrijk toppolitici voor haar kar om het door de Europese Commissie beoogde verbod op reclame bij sportmanifestaties tegen te houden. Dat heeft men trouwens bij ons ook geprobeerd. De aangekondigde terugschroeving van subsidies voor de tabaksproductie komt er voorlopig niet. De financiële middelen van het Europese antirookfonds worden slechts met 1 symbolische percent verhoogd. Volgend jaar gaat het van 2 naar 3 percent en het wordt 5 percent nadat de Europese Commissie een rapport zal hebben opgesteld over de werking en de effecten van het fonds. Dat zal tegen 2005 gebeuren. Concreet betekent dit dat er dit jaar ongeveer 15 miljoen euro naar het fonds gaat. Volgend jaar wordt dat ruim 20 miljoen euro, en in 2004 40 miljoen.
Het is dus allemaal huilen met de pet op. Mevrouw de minister, welke middelen besteedt de Vlaamse overheid jaarlijks aan tabakspreventie? Welke concrete initiatieven ondersteunen we in Vlaanderen? Bent u als Vlaamse minister, bevoegd voor tabakspreventie, bereid om ook een financiële bijdrage in het Fonds te storten? Wat is de stand van zaken van het samenwerkingsakkoord tussen de gemeenschappen en de federale overheid inzake tabakspreventie? Op welk vlak zal de samenwerking worden gerealiseerd? Kan die samenwerking er in de toekomst toe leiden dat het fonds naar Vlaanderen wordt overgeheveld?
De voorzitter : De heer Roegiers heeft het woord.
De heer Jan Roegiers : Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, geachte collega's, vooreerst wil ik even mijn frustratie verwoorden. Ik heb op hetzelfde ogenblik als mevrouw van Kessel, met name op 28 mei, een interpellatieverzoek over hetzelfde onderwerp ingediend. Op de website van het Vlaams Parlement heb ik gezien dat de vraag van mevrouw van Kessel nog dezelfde dag aan de commissievoorzitter is bezorgd. Mijn interpellatie heeft daar echter twee dagen over gedaan. Als de voorzitter op hetzelfde ogenblik de twee verzoeken in handen had gehad, hadden we erg gemakkelijk samen die vraag kunnen stellen. Als we ons parlementair werk ernstig willen nemen, moeten we komaf maken met een aantal regeltjes. Zo begrijp ik niet waarom een interpellatieverzoek ten vroegste tien dagen na de indiening ervan in de commissie kan worden behandeld, terwijl dat in het geval van een vraag om uitleg binnen de week kan. Misschien moet dat in het Bureau eens worden aangekaart.
Wat het onderwerp zelf betreft, zeggen sommige mensen me dat ik eigenlijk geen recht van spreken heb omdat ik zelf rook. Gezien hun ervaringen kunnen rokers misschien met nog meer kracht dan anderen aandringen op meer preventie. De voorbije jaren is het tabaksgebruik in België niet meer gedaald. Sinds 1993 blijft het aandeel van de dagelijkse rokers boven de vijftien jaar schommelen tussen 25 en 31 percent. Op basis van de mortaliteitsstatistieken van 1993, 1994 en 1995 -dat zijn de laatste jaren waarover we cijfers hebben -is het aantal overlijdens ten gevolge van longkanker bij mannen tussen 45 en 74 jaar in België het hoogst van alle landen van de EU. Voor mannen en vrouwen samen komt ons land op de tweede plaats, na Denemarken. Minstens even ernstig zijn de gevolgen van roken op de morbiditeit en de mortaliteit ten gevolge van aandoeningen aan hart en bloedvaten. De nefaste gevolgen voor de longen en het cardiovasculair stelsel werden in mindere mate tevens aangetoond voor het zogenaamd passief roken.
Tijdens de afgelopen tien jaar schommelde de jaarlijkse sigarettenverkoop in België tussen 12 en 14 miljard stuks. 5 eurocent of 2 frank per pakje bovenop de taks zou een bijzonder positief signaal zijn. Zo zou blijken dat de overheden van dit land de tabakspreventie ernstig nemen. Mevrouw van Kessel heeft al verwezen naar de vraag om uitleg die volksvertegenwoordiger Van Weert in de Kamer aan minister Reynders stelde.
Ik wil nog een aantal zaken citeren. Mevrouw Aelvoet had in augustus 2000 aangekondigd dat zij voortaan jaarlijks een deel van de tabaksaccijnzen voor een tabakspreventiefonds wenste voor te behouden. Op 31 mei 2001 had zij met de heer Reynders overleg gepleegd en een gemeenschappelijk voorstel uitgewerkt voor de oprichting van een fonds voor de bestrijding van het tabaksmisbruik. Het zou kort nadien op de ministerraad worden ingediend. Nog hetzelfde jaar zou worden overgegaan tot de oprichting van dat fonds. Ik weet niet of het om het jaar 2001 of 2002 ging. In ieder geval is de tijd verstreken. Bestaat intussen dit tabakspreventiefonds op federaal niveau? Werd een samenwerkingsakkoord afgesloten?
De heer Reynders antwoordde op de vraag van 16 april 2001 : 'Mevrouw Aelvoet heeft een ontwerp van samenwerkingsakkoord voorbereid tussen de federale overheid en de bevoegde overheden in de deelstaten en heeft dit aan mij bezorgd. De verschillende departementen moesten voor 22 maart hun antwoord hierop indienen. Er liggen een miljoen verschillende voorstellen op tafel voor de verdeling van de middelen.' Hij spreekt dan over 1.859.000 euro afkomstig van de rijksmiddelen. Hij stapt af van het idee om een link te leggen tussen het innen van de accijnzen en het oprichten van een tabakspreventiefonds. Hij spreekt alleen van een bedrag uit de begroting en een akkoord over eenzelfde bedrag afkomstig van de tabaksindustrie.
Ik heb tot nu toe geen akkoord gezien van de gemeenschappen en de federale overheid om een fonds op te richten. Verder zegt de heer Reynders dat hij wil werken met een preventiefonds, georganiseerd door de publieke overheid, dus in de vorm van een samenwerkingsakkoord. Voorts wordt eenzelfde bedrag door de tabaksindustrie ingebracht. Dat bedrag moet aan de vereniging Rodin ter beschikking worden gesteld. Deze vereniging is mij niet bekend. Ik heb bedenkingen bij het feit dat ook de tabaksindustrie investeert in tabakspreventie en een fonds opricht dat in samenwerking met de overheid wordt beheerd. Er wordt dus met twee verschillende instellingen gewerkt.
Tot nu toe werd alleen een samenwerkingsakkoord gespijsd door een bedrag afkomstig van de rijksmiddelenbegroting en een specifiek bedrag van de tabaksindustrie via de vereniging Rodin. Het gaat om 150 miljoen frank vanwege de federale overheid en een bedrag dat werd gestort door de tabaksindustrie. Het is mogelijk dat de gemeenschappen eenzelfde bedrag in het fonds storten, want preventie is een gemeenschapsbevoegdheid. Persoonlijk denk ik dat een en ander een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid is.
Het is niet duidelijk of er een samenwerkingsakkoord is, noch door wie het preventiefonds, als het tenminste al bestaat, zal worden beheerd. Mevrouw de minister, hebt u een akkoord om er de nodige middelen in te brengen? Ik sluit mij in grote lijnen aan bij de vragen van mevrouw van Kessel.
De voorzitter : Minister Vogels heeft het woord.
Minister Mieke Vogels : Mevrouw de voorzitter, vanuit het gestructureerd en gecoördineerd beleid inzake preventieve gezondheidszorg wordt voor de uitvoering van het tabakspreventiebeleid met het Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie samengewerkt. Dit is historisch gegroeid. De Vereniging voor Alcohol- en Drugpreventie houdt zich niet met tabakspreventie bezig, het VIG neemt deze taak op zich. Deze organisatie ontvangt op basis van een convenant met de Vlaamse Gemeenschap een subsidie van 272.370 euro voor de uitvoering van de in het convenant vastgelegde opdrachten. Naast deze subsidie wordt het VIG tevens gesubsidieerd als D-voorziening in het kader van het besluit op de Gezondheidspromotie van 19 december 1997 en ontvangt hiervoor jaarlijks 867.630 euro.
Voor de implementatie van de doelstelling inzake roken is de medewerking van alle lokale initiatieven onontbeerlijk. De 26 LOGO´ staan in voor de uitvoering van deze implementatieopdracht in Vlaanderen en mogen hiervoor rekenen op de inhoudelijke ondersteuning van het VIG en andere expertisecentra. Elk LOGO ontvangt een jaarlijkse subsidie op basis van een convenant om onder meer mee te werken aan de realisatie van de gezondheidsdoelstelling inzake roken.
Het volledige takenpakket is uiteraard uitgebreider. De werkingsmiddelen die naar de realisatie van de doelstelling inzake roken gaan, kunnen niet correct benoemd worden. Zo vond naar aanleiding van de Dag Zonder Roken in vele LOGO's de slotmanifestatie van rookvrije klassen plaats. Het illustreert dat voor heel wat LOGO's deze gezondheidsdoelstelling centraal staat. Het staat intussen wetenschappelijk vast dat het roken van de eerste sigaret best zo lang mogelijk wordt uitgesteld. Het VIG stelt dan ook een aantal methodieken ter beschikking.
Het is niet mogelijk om precies het aantal euro te kennen dat naar de realisatie van de gezondheidsdoelstellingen inzake roken gaat. Er wordt zeker werk van gemaakt. Het aantal jonge rokers neemt toe. Er moeten in de toekomst nieuwe preventiemethodes worden ontwikkeld en er moet in meer middelen voorzien. Twee jaar geleden werd in de schoot van de federale regering de oprichting van een tabakspreventiefonds aangekondigd dat door nieuwe middelen zou worden gespijsd. Er is tussen mijn kabinet en dat van de andere ministers die bevoegd zijn voor gezondheidsbeleid, regelmatig overleg gepleegd. Op een van deze bijeenkomsten was ook een vertegenwoordiger van minister Reynders aanwezig.
Het tabakspreventiefonds is nog niet opgestart. Dit is zeker niet het gevolg van het gebrek aan bereidheid tot overleg van de verschillende gemeenschappen. Bij elk overleg waren de verschillende overheden en gemeenschappen aanwezig. Er is intussen wel duidelijkheid over de bedoeling van het tabakspreventiefonds. Men wil de acties tegen het tabaksgebruik versterken. Wij enten ons op een voorbeeld uit Californië. Het toont aan dat een volgehouden en gecoördineerde actie wel degelijk succes heeft.
Dat veronderstelt echter het uitvoeren van een globale strategie op verschillende vlakken : wetgevende maatregelen met betrekking tot reclame, sponsering en verkoop van tabaksproducten en het roken zelf, alsook het toezicht op dit alles ; een prijzenbeleid, waarmee ik niet een geleidelijke prijsverhoging die de tabaksindustrie voorstaat bedoel, maar af en toe forse stijgingen die een bewezen effect hebben op het tabaksgebruik ; preventieve acties gericht op individuen en groepen, zoals campagnes of weerbaarheidstraining en op de fysieke en sociale omgeving zoals een rookvrije thuis- en schoolomgeving ; maatregelen die het stoppen met roken bevorderen zoals een minimaal interventieprogramma en cognitieve- en gedragstherapeutische technieken al dan niet gecombineerd met een nicotinesubstitutietherapie.
Daar zullen veel middelen voor nodig zijn. De bijeenkomsten met betrekking tot de oprichting van het tabaksfonds zijn er van uitgegaan dat er veel middelen zouden worden ingestopt. Vandaag is het duidelijk dat het om heel wat minder euro gaat. Het oorspronkelijk genoemde bedrag van 12 miljoen euro wordt beperkt tot 1,86 miljoen euro. Hoe dit fonds er precies zal uitzien, ligt nog niet vast. Dinsdag 11 juni 2002 is hierover een volgend overleg gepland tussen de gemeenschappen en de federale overheid en zal op basis van de nieuwe middelen verder worden gepraat.
Dat is een betreurenswaardige evolutie, temeer omdat de tabaksindustrie een even groot bedrag ter beschikking stelt aan een VZW ´tichting Rodin´ Dit brengt ons in een moeilijke situatie. Ik heb hierover advies gevraagd aan het VIG en de VAD. De leidraad voor een standpunt in deze kwestie zijn de raadgevingen van de WHO : elke samenwerking met de tabaksindustrie in het kader van preventieprogramma´ wordt ontraden. Ik zie dan ook een onverenigbaarheid tussen de stichting Rodin en de Vlaamse preventieprogramma´. Dit is een belangrijk ethisch standpunt. Ik hoop dat de commissie mij daarin volgt.
De doelstelling van de stichting Rodin staat haaks op onze gemeenschapsbevoegdheid. Men wil de overheid controleren en alles beter doen, omdat de overheid dat toch niet kan. Het wordt nog moeilijker als de voorzitter van het VAD stichtend lid is en in de raad van bestuur van die VZW zit.
Dokter Ansoms heeft op het bestuurscomité van de VAD van 5 juni 2002 aangekondigd dat hij zijn lidmaatschap bij de stichting Rodin zal opzeggen. Dat moet een duidelijk signaal zijn dat de Vlaamse overheid niet gediend is met een dergelijke VZW, die in de plaats van de overheid met geld van de tabaksindustrie aan preventie zou doen.
Heel deze problematiek heeft de oprichting van het tabaksfonds vertraagd. Hoewel het bedrag momenteel beperkt blijft tot 1,86 miljoen euro, lijkt het toch de moeite ermee door te gaan. In elk geval zullen de gemeenschappen en de gewesten geen middelen inbrengen in dit fonds. Het fonds wordt enkel gespijsd door federale middelen uit de accijnzen op tabaksproducten.
Volgende week worden de modaliteiten verder besproken. Onder andere moet het behoud van de autonomie van de gemeenschappen met betrekking tot de preventie worden gegarandeerd.
Een vierde van de middelen zou ter beschikking blijven van de federale overheid om onder meer het handhavingsbeleid te ondersteunen. Dit betekent dat het budget 836.000 euro zou bedragen voor Vlaanderen en de 300.000 Vlamingen in Brussel.
Gezien de grote economische belangen van de tabaksindustrie, blijkt het niet zo eenvoudig om deze sector op een gepaste wijze op zijn verantwoordelijkheid te wijzen. Dit fenomeen doet zich jammer genoeg in alle landen voor. Wel is het hoopgevend dat in België alle ministers die bevoegd zijn voor Volksgezondheid, in deze aangelegenheid eenzelfde houding aannemen.
De voorzitter : Mevrouw van Kessel heeft het woord.
Mevrouw Ingrid van Kessel : Het fonds is een heel moeilijke bevalling, net zoals het afschaffen van de reclame heel moeilijk was. Het is goed dat de financiering van de overheid en de financiering van de industrie uit elkaar zijn getrokken. Toch is het jammer dat er geen percentage werd afgesproken van de inkomsten uit accijnzen op tabak, dat naar het fonds moet gaan. Er werd een bedrag afgesproken, en omdat dat bedrag niet hoog was, heeft men de industrie daarbij willen betrekken, als ik het goed begrijp.
De heer Ansoms heeft zich nu uit de stichting Rodin teruggetrokken. Het fonds zou een dubbele financiering krijgen, enerzijds een percentage van de accijnzen, en anderzijds een bijkomende financiering van de stichting Rodin.
Minister Mieke Vogels : Zo is het niet. Het probleem is dat er twee fondsen zijn : een tabaksfonds van de overheid en een tabaksfonds van de VZW Rodin. Dat laatste is eigenlijk geen tabaksfonds, maar een VZW die de tabakspreventie gestalte wil geven. Dat is een heel bizarre situatie.
Mevrouw Ingrid van Kessel : Wat is de link tussen die twee fondsen?
Minister Mieke Vogels : Die link is er niet. Die was er impliciet omdat men in de raad van bestuur van die VZW mensen had geplaatst die de preventie voor de overheid uitvoerden. Dat is een zeer ongezonde en onaanvaardbare situatie. Dat vinden ook de andere ministers van Volksgezondheid.
Ik wil in de toekomst niet antwoorden op initiatieven van de VZW Rodin. Dat is tabaksgeld voor een VZW waar ik geen zicht op heb.
Mevrouw Ingrid van Kessel : Dat is een wijze beslissing. Ik vind het jammer dat er geen vast bedrag is bestemd voor de tabakspreventie. Ik blijf dit op de voet volgen.
De voorzitter : De heer Roegiers heeft het woord.
De heer Jan Roegiers : Het verheugt me dat we in deze commissie het scepticisme delen ten aanzien van een stichting die wordt gefinancierd door de tabaksindustrie, en die er geen belang bij heeft dat er minder zou worden gerookt. Mevrouw de minister, mijn interpellatieverzoek had kunnen dienen om u te steunen. Misschien moeten we zoeken naar een instrument om u namens het Vlaams Parlement te steunen.
Was de heer Ansoms op eigen initiatief toegetreden tot de stichting Rodin? Dat zou toch vreemd zijn. Ik begrijp niet dat hij niet de ethische reflex had dat hij als voorzitter van het VAD niet zomaar in een door de tabaksindustrie gefinancierde VZW kon zetelen. Blijkbaar heeft hij nu aangekondigd dat hij er alweer uitstapt.
Minister Mieke Vogels : De veiligheidsadviseur van de eerste minister is ook stichtend lid van de VZW. Ik denk dat een aantal autoriteiten inzake preventie op een nogal dubbelzinnige manier werden aangezocht om deel uit te maken van die VZW, en velen hebben dat met de beste bedoelingen gedaan. De heer Ansoms heeft trouwens gisteren nog gezegd dat het gebrek aan transparantie van de boekhouding van de VZW een van de redenen is waarom hij niet langer in die VZW blijft. Hij wil niet langer die verantwoordelijkheid nemen.
De voorzitter : De heer Roegiers heeft het woord.
De heer Jan Roegiers : Hij had dat wel kunnen weten toen hij als stichtend lid toetrad. In elk geval wou ik daarbij de kanttekening maken dat ik dit vreemd vind.
De voorzitter : Mevrouw Van Den Heuvel heeft het woord.
Mevrouw Ria Van Den Heuvel : Omdat over deze aangelegenheid vandaag geen motie kan worden ingediend, stel ik voor dat er een voorstel van resolutie wordt uitgewerkt.
De voorzitter : Het incident is gesloten.