Commissie voor Leefmilieu, Natuurbehoud en Ruimtelijke Ordening Vergadering van 13/06/2002
Vraag om uitleg van de heer Carl Decaluwe tot mevrouw Vera Dua, Vlaams minister van Leefmilieu en Landbouw, over uitdagingen gemeentelijk rioleringsnet
Vraag om uitleg van de heer Patrick Lachaert tot mevrouw Vera Dua, Vlaams minister van Leefmilieu en Landbouw, over het beleid in verband met de gemeentelijke rioleringen
De voorzitter : Aan de orde zijn de samengevoegde vragen om uitleg van de heer Decaluwe tot mevrouw Dua, Vlaams minister van Leefmilieu en Landbouw, over uitdagingen gemeentelijk rioleringsnet, en van de heer Lachaert tot minister Dua, over het beleid in verband met de gemeentelijke rioleringen.
De heer Decaluwe heeft het woord.
De heer Carl Decaluwe : Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, deze vragen werden reeds geruime tijd geleden ingediend en ondertussen hebben we daarover in de pers reeds een en ander kunnen vernemen.
Het uitgangspunt is nog altijd de studiedag die Vlario heeft georganiseerd als overkoepelende vereniging voor publieke en particuliere deskundigen in waterbeleid. Er ging toen enorm veel aandacht uit naar de problematiek van de verdere uitbouw van het gemeentelijk rioleringsnet en het geïntegreerd afvalwaterbeleid. Tijdens de studiedag werden hieromtrent een aantal nieuwe ideeën gelanceerd om de financiering en de versnelde uitbouw van het gemeentelijk rioleringsnet mogelijk te maken.
Het staat hoe dan ook vast dat de financiële middelen van de gemeenten onvoldoende zijn. Om de noodzakelijke rioleringen aan te leggen, is er toch nog altijd een bedrag van 6,5 miljard euro nodig. Als we het huidige gemeentelijke investeringsritme bekijken en als we dit toetsen aan de deadlines die door Europa worden opgelegd, dan moeten we eerlijkheidshalve toch stellen dat het bijzonder moeilijk, zo niet onmogelijk, wordt om de vooropgestelde data en normen te halen.
Daarom worden er ook andere uitwegen gezocht. Het gaat hier overigens om een sector die financieel lucratief kan zijn. Het hoeft dan ook weinig verbazing te wekken dat Aquafin, de drinkwatermaatschappijen en buitenlandse holdings zich blijkbaar steeds meer manifesteren om een deel van die problematiek naar zich toe te trekken.
Om de inkomsten van de gemeenten op te krikken en de investeringen in nieuwe rioleringen mogelijk te maken, wordt onder meer het instrument van het rioolrecht naar voren geschoven. Het uitgangspunt van het rioolrecht is dat de vervuiler en de verdunner betalen. Dit impliceert dat burgers die hemelwater afkoppelen van hun afvalwater, beloond worden en minder heffing zouden moeten betalen.
Bij nieuwbouw en vernieuwbouw is de aanleg van een hemelwaterput reeds verplicht. Het knelpunt blijft de afkoppeling van de bestaande woningen. Bovendien blijkt uit een enquête van de VMM dat er naast de praktische hinderpalen ook sprake is van maatschappelijke weerstand bij de burgers rond de problematiek van de afkoppeling.
Hoe dit rioolrecht geïnd zou moeten worden, is ook na deze studiedag wat onduidelijk. Sommigen verdedigen de stelling dat de drinkwatermaatschappijen hiervoor de ideale partners zijn en dit recht via de drinkwaterfactuur kunnen innen. De inkomsten zouden dan kunnen worden doorgestort aan de gemeenten, die hiermee de verdere uitbouw van het rioleringsnet zouden kunnen bekostigen.
In dit concept zou de mogelijke rol van de drinkwatermaatschappijen zich echter niet tot de inning van de rioolrechten alleen beperken. De drinkwatermaatschappijen zouden ook kunnen instaan voor de aanleg en de exploitatie van de gemeentelijke rioleringen : door de levering van drinkwater aan de huishoudens, de terugname van het geloosde afvalwater en de levering van het gezuiverde afvalwater -door Aquafin -aan de industrie.
Daarom zijn deze drinkwatermaatschappijen, net zoals Aquafin, bijzonder geïnteresseerd in de toekomstige sanering van het buitengebied. Samen met de renovatie van de bestaande rioleringen -volgens de cijfers zou meer dan de helft van de bestaande rioleringen door lekken en instortingen in geen al te goede toestand verkeren -wordt dit de inzet voor een hevige strijd om marktaandeel te verwerven.
Mevrouw de minister, ik heb voor u de volgende vragen. Ten eerste, bieden alle gelanceerde ideeën inzake het rioolrecht en de participatie van de drinkwatermaatschappijen en Aquafin volgens u enige uitweg voor het gebrek aan financiële middelen voor de uitbouw van de gemeentelijke rioleringen? Ten tweede, zijn deze ideeën inpasbaar in het afvalwaterbeleid van de Vlaamse regering? Ten derde, moet er niet waakzaam worden opgetreden in verband met een mogelijke toekomstige concentratie van het Vlaamse afvalwaterbeleid in handen van buitenlandse holdings, zodat de burger hiervan op termijn niet de dupe wordt? Ten vierde, hoe staat het met het masterplan voor de sanering van het afvalwater in het buitengebied?
De voorzitter : De heer Lachaert heeft het woord.
De heer Patrick Lachaert : Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, ik heb niet enkel het genoegen gehad op die Vlariodag aanwezig te zijn geweest. Ik heb ook zelfs het genoegen gehad het woord te mogen voeren, naast de heer Termont van de TMVW, de heer Bossyns van Aquafin en ingenieur Vandenbussche van de stad Aalst. De houding van al deze mensen wordt uiteraard -terecht -ingegeven vanuit een vorm van eigenbelang of vennootschappelijk belang. Ik heb ook al enkele keren de gelegenheid gehad om hierover met de minister te spreken. We moeten ons daar niet op doodstaren. We moeten immers nog altijd beginnen aan deze problematiek. Ik zal mijn uiteenzetting vanuit dat oogpunt houden.
De taakstelling van Aquafin en van de VMM is voldoende bekend. Ondanks de zeer hoge investeringen in waterzuiveringsstations, collectoren en riolen blijven de resultaten van de waterzuivering ondermaats. Een belangrijk gedeelte van de infrastructuur werd reeds gebouwd en de grote vraag is natuurlijk hoe het nu verder moet. Hoe moet het worden gefinancierd? Hoe moet het worden georganiseerd in het buitengebied?
De gemeenten zijn bevoegd voor de aanleg van de gemeentelijke rioleringen en voor de zuivering van afvalwater in kleinschalige waterzuiveringsinstallaties. Ze ondervinden veel problemen bij het uitvoeren van deze taken. Opdat de gemeenten echter zouden weten wat van hen verwacht wordt, moet het gewest zelf een duidelijke visie hebben op het waterzuiveringsbeleid, die visie reglementair verankeren en een duidelijke en toegankelijke planning opstellen.
Dit geldt des te meer als het waterzuiverings- of zuiveringsbeleid wordt ingebed in een visie van integraal waterbeheer. Als we het decreet integraal waterbeheer behandelen, moeten we daarover dus een visie hebben. Dit is in het verleden niet het geval geweest. De Vlaamse administraties en openbare instellingen moeten deze eenduidige visie ook verwerkelijken.
De discussie moet een duidelijk onderscheid maken tussen wat de gemeenten inhoudelijk aankunnen en de financiële middelen die voor die taken vereist zijn. Met een volwaardige financiële steun is heel veel mogelijk. Inhoudelijk moet het subsidiariteitsprincipe gelden. Wat het best op lokaal vlak gebeurt, moet daar ook gebeuren.
De collega's van CD&V wil ik erop wijzen dat aan het idee om via de watermaatschappijen te werken, het gevaar is verbonden dat de watermaatschappijen zullen aanduiden in welke straten van de gemeente riolen worden aangelegd of heraangelegd. Daarmee zou de gemeente haar autonomie kwijtspelen inzake het leggen van prioriteiten.
Eender wie de taken oplegt, de gemeenschap zal ze altijd moeten betalen. De gemeenten moeten de tijd krijgen om kennis op te bouwen en nieuwe inzichten te ontwikkelen. De inschakeling van het afvalwaterbeleid in een visie en de uitvoering van het integraal waterbeleid vergen tijd, zowel op gemeentelijk als op gewestelijk niveau. Om hun verantwoordelijkheden te kunnen opnemen, moeten de gemeenten zich ook professioneel kunnen organiseren. Zeker in het licht van de waterproblematiek is het niet ondenkbaar dat de gemeenten in de toekomst meer zullen samenwerken. De watersystemen laten zich immers niet aan banden leggen door administratieve grenzen.
De afbakening van de zuiveringszones is van cruciaal belang, want die zorgt ervoor dat de gemeenten en de burgers eindelijk zullen weten waar ze aan toe zijn, nu en in de toekomst. De afbakening moet bovendien de toetsing aan de praktijk kunnen doorstaan. Voor heel wat dossiers is dit niet het geval. Er rest bijgevolg nog veel veldwerk op basis van de gedachtengang die nu door Aquafin wordt gevolgd. Voor 43 gemeenten werd al een masterplan opgesteld. Het gaat vooral over gemeenten waar leden van deze commissie gemeentelijke bevoegdheden hebben. Het hemdje is immers altijd nader dan het rokje. Nadat het masterplan is opgesteld, wordt het voorgelegd. Het is geen slechte zaak dat Aquafin een masterplan opstelt, dat het masterplan wordt gescreend door de VMM en dat daarna aan de gemeenten de tijd wordt gegeven om het plan in de praktijk te testen -het bevat immers nog heel wat fouten. Dit scenario ligt echter nog niet vast. Ik vraag u om dat te doen zodat elk niveau weet wat wordt verwacht.
Natuurlijk moet dat alles worden gekoppeld aan een investerings- en subsidiëringsprogramma. Voor mij hoeft er geen differentiatie in zones te komen volgens allerlei geleerde, wetenschappelijke en subtiele criteria, maar wel volgens de realistische en realiseerbare zuiveringsbehoeften. Alles moet klaar en duidelijk zijn. De afbakening van de zones waar nooit riolering zal komen en waar de particulieren zelf hun afvalwater moeten zuiveren, moet eerst gebeuren zodat de burgers die investeren in een individuele zuiveringsinstallatie, de kosten kunnen verantwoorden. Ook de certificering van de IBA's moet snel klaar zijn, want anders lopen de burgers het gevaar dure investeringen te doen die achteraf niet blijken te voldoen.
Naast de zuiveringszone, moet er ook een afvalwaterbehandelingsplan komen. Dat houdt in dat de vuilvrachten moeten worden geïnventariseerd, dat systemen moeten worden gedimensioneerd, en dat afvalwater moet worden verzameld, getransporteerd en behandeld. De planning moet ook een duidelijk tijdschema bevatten. Er mag niet uit het oog worden verloren dat alle infrastructuur ook moet worden beheerd. Bouwen is immers een zaak, beheren is een andere. Om dit efficiënt te kunnen doen, zijn financiële middelen en kennis nodig. Intensieve steun is noodzakelijk.
De subsidiëring of financiering van infrastructuurwerken door het gewest moet eenvormig zijn, ongeacht wie investeert. In de bestaande situatie is de subsidie voor gemeentelijke werken ontoereikend. Er wordt immers alleen rekening gehouden met de kostprijs voor de aanleg van de riolering, maar niet met de kostprijs voor het openbreken en heraanleggen van de wegen. Het is bekend dat voor elke 100 frank (2,48 euro) investering 62 frank (1,54 euro) naar de riolering gaat en 38 frank (0,94 euro) naar de wegenwerken. Het gevolg hiervan is dat de prioriteit die aan de riolering van een straat wordt gegeven, in veel gemeenten niet afhangt van de noodzaak van een riolering, maar wel van de al dan niet gebrekkige staat van de weg.
Het totale subsidiebedrag is onvoldoende om alle aangevraagde projecten te betoelagen. Ook voor het onderhoud en de eventuele renovatie van het riolenstelsel moet een financieringssysteem worden ontwikkeld. De prioritaire overgangsmaatregel is het opheffen van de ongelijkheid in de financiering en subsidiëring van Aquafin en de gemeenten door het gewest. Dit kan door een integrale subsidie in te voeren, inclusief een deel voor de eventuele heraanleg van een weg via forfaitaire eenheidsbedragen, en door de optrekking van het totaalbudget van rioolsubsidies.
Een inventarisatie is pas zinvol als het gewest en de gemeenten over de vereiste instrumentaria beschikken. Ik zal hier niet te diep op ingaan, want dat zou ons te ver leiden, maar u weet dat het mijn stokpaardje is. In onze resolutie staat dat de gemeenten moeten beschikken over een hydronautische studie van de gehele oppervlakte van de gemeente en over een hydrologische studie voor een bepaalde oppervlakte ervan. Die studies zijn essentieel en moeten op topniveau 1 gebeuren, niet op niveau 4. Een algemene studie volstaat immers niet, er moet een detailstudie worden uitgewerkt. Pas daarna kent de gemeentelijke overheid de diepte van alle riolen en grachten, de volumes water die kunnen passeren, de plekken die overstromen, enzovoort. Het laten uitvoeren van de studies is vrij duur. Ik heb ze voor mijn gemeente, Merelbeke, laten uitvoeren en ze kostten 18 miljoen frank (446.208 euro). Ik heb daarvoor geen subsidie ontvangen. Zonder die studies is er geen vertrekpunt voor de gemeentelijke benadering. Via de resolutie vraag ik u daarom om de studies op te leggen tegen een bepaalde datum en ze gedeeltelijk te subsidiëren. Het is immers het enige goede uitgangspunt voor de aanpak van de problemen.
Een andere kritiek is dat die mensen niet eens weten waar de eigen buizen liggen. Hoe zouden ze dan weten waar de riolering ligt! Dat is een trieste vaststelling. Aquafin is ook zo gestart. Zij nam 10 jaar geleden twee criteria in aanmerking. Eerst vroeg ze zich af waar CD&V in de meerderheid was. Daarna zocht ze de laagst gelegen plaats in die gemeenten om de waterzuiveringsinstallatie te bouwen. Ik begrijp die argumentatie. Ik heb daar geen probleem mee. (Opmerkingen van de heer Carl Decaluwe)
Aquafin heeft daarna een zekere ervaring opgebouwd. Ze staat nu al veel verder. Severn Trent heeft bij de aanvang haar -beperkte -ervaring ingebracht. Nu neemt ze de knowhow van Aquafin over. Aquafin benadert de zaak nu op een veel correctere en wetenschappelijkere manier.
De heer Termont stort zich op het dossier zoals een stier op een rode lap. Het argument is dat de core business moet worden vergroot. Dat heeft natuurlijk niets te maken met de waterzuivering. Ik begrijp uiteraard de instelling van de watermaatschappij. Ik waarschuw echter de collega's van alle politieke partijen dat we voorzichtig moeten zijn. We zouden wel eens veel geld kunnen verliezen zonder dat we enig resultaat bereiken.
De RWZI (Rioolwaterzuiveringsinstallatie) valt onder de bevoegdheid van het gewest. De collectoren vallen onder de bevoegdheid van het gewest. Er is meer dan 50 percent gebouwd. Er wordt echter minder dan 50 percent gebruikt. Er is ongeveer 100 miljard frank (2,5 miljard euro) geïnvesteerd. Het klopt dus dat het rendement niet optimaal is. De reden daarvoor is niet alleen dat de constructies onder de grond liggen. Het is aan de gemeenten om op het net aan te sluiten. Dat kan als de prioriteiten op een correcte wijze worden vastgelegd. Op dat vlak is er een belangrijke taak weggelegd voor de VMM. Bij de subsidiëring van de gemeenten moet worden bepaald dat eerst de riolering moet worden gebouwd, zodat grote delen van de gemeente op de collectoren kunnen worden aangesloten. Op die manier moet het mogelijk zijn op vrij korte termijn tot 75 percent van de oppervlakte waar er riolen zijn, te zuiveren.
Mevrouw de minister, wat is uw beleidsvisie op de taken van de diverse overheden -gewest en gemeenten -en instellingen -VMM en Aquafin -in verband met de algemene organisatie van de waterbeheersingsproblematiek, vooral in het buitengebied? Daarover moet op zeer korte termijn duidelijkheid komen. Wat is de stand van zaken bij de onderhandelingen tussen het Vlaams Gewest en Aquafin? Uiteraard is het zo dat als we iets vragen aan Aquafin, we hen ook iets moeten kunnen bieden. Wat kunnen we bieden?
Ik heb vernomen dat er voor 300 miljoen euro aan subsidies zijn geblokkeerd. Indien dit klopt, dan zou dat een ramp betekenen voor de ontwerpers en ondernemers. Ik voorspel dat die markt volledig ineen zal storten. Mevrouw de minister, ik verwacht niet dat u me nu al antwoordt op deze laatste bemerking.
De voorzitter : Minister Dua heeft het woord.
Minister Vera Dua : Mijnheer de voorzitter, geachte leden, iedereen weet dat het collecteren van afvalwater en de zuivering ervan tijdens de volgende jaren belangrijke investeringen vereisen. Dit is een van de grote uitdagingen waar we voor staan. Ook de onderhoudskosten inzake de aangelegde infrastructuur zal ongetwijfeld toenemen. De eerste rioleringen zijn immers dringend aan renovatie toe. Er worden reeds aanzienlijke bedragen geïnvesteerd.
Als we de collectoren versneld willen uitbouwen, dan zijn er bijkomende financiële middelen nodig. Wat het Riobesluit betreft, zitten we aan een bedrag van 2,7 miljard frank (67 miljoen euro). Dat is niet min. De Vlaamse regering doet dus effectief extra inspanningen. Bij de afgelopen begrotingsonderhandelingen is er voor wat het FEU (Financieringsfonds voor Schuldafbouw en Eenmalige Investeringsuitgaven) betreft, nog in een aparte pot voorzien van 300 miljoen frank (7,4 miljoen euro) voor kleinschalige waterzuivering. We kunnen dus ook daaruit putten om de gemeenten te helpen ter zake initiatieven te nemen.
Nu duiken er inderdaad nieuwe opties op waarbij de drinkwatermaatschappijen zich willen toeleggen op de aanleg en exploitatie van rioleringen. Ze wensen daarbij een koppeling voor een rioolrecht om de financiering op te vangen.
In dat verband wil ik zeggen dat de verbruiker, die de vervuiler is, zal betalen. Als de gemeenten hun verantwoordelijkheid opnemen, dan zal de belastingbetaler ook moeten betalen. Ook de heer Lachaert vraagt dat. Alle actoren -de Vlaamse overheid, de gemeenten en de belastingbetalers -zullen extra inspanningen moeten doen om onze waterzuiveringsinfrastructuur te verbeteren.
Er is hier gevraagd hoe het zit met de drinkwatermaatschappijen. Wat het financiële luik van het rioolrecht betreft, wil ik enkele randbedenkingen op een rijtje zetten. Op wie moeten de kosten worden verhaald? De TMVW heeft een zeer groot bedieningsgebied. Zullen al die gemeenten tezelfdertijd worden ingeschakeld, waarna men dan misschien tien of vijftien jaar moet wachten vooraleer de eerste riool wordt aangelegd? Men zoekt naar oplossingen om dat efficiënt te organiseren. Is er solidariteit tussen rijkere en armere gemeenten nodig? Hoe houdt men bij de invoering van een rioolrecht rekening met de gemeentelijke inspanningen uit het verleden? Sommige gemeenten hebben al veel inspanningen gedaan. In die gemeenten zal niet veel meer moeten gebeuren. We moeten daar rekening mee houden. Verder is het wellicht aangewezen om rekening te houden met de inkomens van de mensen.
Ik heb al eerder publiek gesteld dat voor de minister van Leefmilieu de samenwerking met de drinkwatersector enkele mogelijkheden biedt. Dat kan synergieën opleveren, bijvoorbeeld inzake facturering. Dat is ook op technisch vlak, inzake onderhoud en renovatie, mogelijk. De drinkwaterleidingen liggen er. De maatschappijen werken met een infrastructuur die in de grond ligt. Ze kunnen goed individuele woningen identificeren. Ze hebben toegang tot de woningen, en dat is met het nieuwe drinkwaterdecreet zeker het geval. Dat is belangrijk, want de aansluiting van individuele woningen op de riolering die voor de deur ligt, is niet evident. Veel burgemeesters zeggen me dat het een goede zaak zou zijn als de verplichting tot aansluiting niet door de burgemeesters, maar door de drinkwatermaatschappijen zou worden opgelegd.
Er is ook een veeleer praktische vraag : zijn alle drinkwatermaatschappijen bereid en in staat om hun core-business uit te breiden? Iedereen weet dat er grote verschillen bestaan in de organisatie van de drinkwatermaatschappijen. Hun schaalgrootte en werking verschilt. Als we deze weg zouden inslaan, dan moeten we tezelfdertijd de drinkwatersector in Vlaanderen rationaliseren.
Ideeën zoals de invoering van het rioolrecht, de participatie van de drinkwatermaatschappijen en een rol voor Aquafin inzake knowhow zijn waardevol. De uitbouw van de gemeentelijke riolering moet echter in de eerste plaats gebeuren met het volle respect voor de gemeentelijke autonomie.
Er zal een beleidsvisie worden uitgewerkt over de rol van de drinkwatersector in de oplossing van dit probleem. Dat zal de basis vormen voor de discussie in de regering. De heer Decaluwe vraagt of die ideeën in het afvalwaterbeleid van het parlement passen. Dit is een belangrijk en boeiend debat, waarover veel meningen leven. Die ideeën maken een kans, op voorwaarde dat ze worden gekaderd in een duurzaam en integraal afvalwaterzuiveringsbeleid. Ik heb het al gehad over de synergieën op het vlak van gelijktijdige aansluitingen en een homogenere aanpak van de rioleringsproblemen, van de rioolaansluitingen en van de nog betere samenwerking inzake de inventarisatie van huishoudelijke lozingen.
Het zal dan wel noodzakelijk zijn om de gemeentelijke en de bovengemeentelijke rioleringstaken goed af te bakenen. De gemeenten beslissen momenteel autonoom welke rioleringsprojecten ze op hun grondgebied prioritair uitvoeren. Daardoor ontstaan er regelmatig problemen met de afstemming van het gemeentelijk op het bovengemeentelijk rioleringsnetwerk. De gemeenten proberen de rioleringswerken te laten samenvallen met andere gemeentelijke taken. Als er ergens een gemeenteweg moet worden heraangelegd, dan wordt er ook aan de riolering gewerkt. Die werken passen niet in een duurzaam waterbeleid en dat is nefast voor het eindresultaat. We moeten sowieso komen tot een betere afbakening van rioleringsprojecten binnen een duurzaam lokaal waterbeleid.
We streven altijd naar een brongerichte aanpak. Het is essentieel dat vervuilde en niet-vervuilde waterstromen worden gescheiden. Dat is natuurlijk een enorme opgave. Ik pleit dus voor de verdere uitbouw van gescheiden stelsels. Ook waar nu reeds rioleringsstelsels aanwezig zijn, moeten inspanningen worden geleverd. Die inspanningen kunnen worden geleverd op het ogenblik dat er renovatiewerken moeten worden uitgevoerd. Het is helemaal niet duidelijk of gemeenten met een uitgebouwd afvalwaterleidingennetwerk bereid zullen zijn om toe te treden tot een systeem waarbij de inwoners financieel zullen worden benadeeld op het ogenblik dat er een uniform systeem wordt ingevoerd.
Internationaal is er sinds enkele jaren inderdaad een beweging aan de gang naar meer concentratie in de water- en de afvalwatersector. Ook grote groepen zijn er nu in geïnteresseerd. We stellen vast dat deze concentratie niet steeds leidt tot een kwaliteitsverbetering voor de burger. We mogen niet evolueren naar een groot Vlaams monopolie waarbinnen water wordt gewonnen en verdeeld, waarbinnen afvalwater opnieuw wordt ingezameld en gezuiverd, waarbinnen heffingen worden opgelegd en waarbinnen wordt geïnvesteerd. We zullen een dergelijke evolutie met alle mogelijke middelen tegengaan.
Drinkwatervoorziening is een publieke aangelegenheid. De overheid moet dus sturend optreden op het vlak van het drinkwater, wat uiteraard niet wegneemt dat er een aantal privé-actoren op de markt zijn. Ik denk daarbij ook aan de afvalwaterzuivering, waarin de NV Aquafin actief is. We zijn contractueel aan de NV Aquafin verbonden die dus nog een tijdje haar rol zal blijven spelen. De NV Aquafin evolueert in de richting van een performant bedrijf. De normale neiging van een privé-onderneming is gebruikmaken van een bepaalde gelegenheid om een bepaalde service aan te bieden. Drinkwater is echter een publieke aangelegenheid. Voor het overige moeten we onze waterzuivering zo goed mogelijk organiseren en moeten we erover waken dat we de markt nog gedeeltelijk laten spelen, zeker in het KWZI-segment (kleinschalige waterzuiveringsinstallatie). Daartoe hebben we een eerste aanzet gegeven met het nieuwe subsidiebesluit.
Het masterplan is ruimer van opzet dan alleen maar de sanering van het buitengebied. De nieuwe zonering is nu bijna afgewerkt door de VMM, in samenspraak met de gemeenten. Die nieuwe zonering wordt nu ter discussie voorgelegd. Er is vertrokken van een ontwerp van zoneringskaart van de NV Aquafin, maar de uiteindelijke zonering zal er slechts komen na overleg met de gemeenten. Dit moet dan leiden tot de definitieve vastlegging van de zones waar particuliere zuivering moet gebeuren en van de zones waar via openbare leidingen water moet worden getransporteerd om te worden gezuiverd in kleinschalige of grootschalige waterzuiveringsinstallaties.
De projecten die daaruit voortvloeien, zullen samen met de resterende projecten in het reeds grootschalig gesaneerd gebied de globale projectenkorf van het masterplan vullen. Op basis van de beschikbare middelen zal er een prioriteitenlijst worden opgesteld. De projecten die het meest doeltreffend zijn, zullen eerst worden gerealiseerd, zodat een maximale vuilvrachtreductie wordt bekomen voor het oppervlaktewater. Er lopen nu 21 proefprojecten en de eerste resultaten zullen nog deze maand beschikbaar zijn. Mijn uitgangspunt is altijd geweest dat we moeten komen tot een efficiëntere aanpak van het waterzuiveringsbeleid en dat de heronderhandeling met de NV Aquafin daarom van uitzonderlijk belang is en goed moet worden voorbereid.
In het nieuwe beleid worden de verschillende actoren geresponsabiliseerd en worden de verschillende bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de actoren herschikt en beter afgelijnd in homogene pakketten. Een van de knelpunten is juist dat de administratie, de gemeenten en de NV Aquafin dikwijls op elkaars terrein komen, maar als er iets fout loopt, dan steekt de ene de schuld op de andere. Het is dus van groot belang dat die herschikking er komt.
In de resolutie waar de heer Lachaert al gedeeltelijk naar verwees, gaat het over de rechtszekerheid, over de definitieve afbakening, over het gebieddekkend uitvoeringsplan dat er per gemeente moet komen, over het feit dat de gemeenten een sleutelpositie hebben op het vlak van rioleringen en over het feit dat er een optimale afstemming moet zijn van de schaalgrote en de techniek op de ecologische omstandigheden en kosten. Bovendien staat erin dat er niet a priori moet worden vertrokken van een grootschalige aanpak, maar dat er gebiedsgericht moet worden bepaald welke aanpak de meest aangepaste is. Er staat ook in dat de bevoegdheden van de actoren moeten worden herschikt en dat de actoren moeten worden geresponsabiliseerd. Dat zijn de grote lijnen van het eerste deel van de resolutie.
Hoe hebben we de zaken nu concreet aangepakt? Aan Aquafin werd de opdracht gegeven om een masterplanningmethode uit te werken, gebaseerd op een duidelijke zonering met daarnaast een aantal criteria voor het definiëren van de saneringsprojecten. Het uitgangspunt van de zonering vormt het wegwerken van de bestaande planmatige onduidelijkheid die nu in Vlarem staat : zone A waar al een RWZI is, zone B waar er een zal komen en zone C waar er geen is. Iemand die in zone B woont, kan daardoor plots zone A worden. Het is dus een zeer onduidelijke regeling en daar moeten we vanaf.
De masterplanningmethode zelf moet toelaten om op basis van een aantal criteria weer te geven op welke manier de sanering het beste gebeurt. De mogelijkheden zijn een KWZI, een RWZI of individuele zuivering.
De methodologie voor de zonering die door Aquafin werd ontwikkeld, leidt tot een ontwerpkaart op gemeentelijk niveau. Daarop zijn een vijftal zones aangeduid. De indeling in zones gebeurt op basis van een aantal uitgangspunten en berekeningen, waarbij een omslagpunt werd bepaald. Vanaf dat punt is ofwel centrale collectering ofwel zelfzuivering aangewezen. Op de ontwerpkaarten kunnen vijf zones worden onderscheiden. Er is een zone 1 waar al riolering en collectering gebeurt. In zone 2 is de kostprijs voor collectieve behandeling lager dan 70 percent van het omslagpunt. Daar is collectieve zuivering sowieso goedkoper. In zone 3 ligt de kostprijs veeleer tussen 70 en 100 percent van het omslagpunt. Daar biedt collectieve zuivering nog het meeste voordeel. In zone 4 ligt de kostprijs tussen 100 en 130 percent van het omslagpunt. Collectieve zuivering kan er nog, maar eigenlijk is het al beter om tot particuliere zuivering over te gaan. In zone 5 is het het financieel voordeligst om aan zelfzuivering te doen. De zonering wordt weergegeven in verschillende kleuren.
Aquafin heeft momenteel voor veertig pilootgebieden een ontwerp van zonering ontwikkeld. Die werd uitgetest en er is overleg over gepleegd met de betrokken administraties en de VVSG. Dit heeft voor een aantal noodzakelijke bijsturingen gezorgd. De methodologie is momenteel klaar om opgemaakt te worden voor heel Vlaanderen. Dit moet resulteren in ontwerpen van zoneringskaarten die in een volgende fase door de VMM zullen worden voorgelegd aan de gemeenten. Er is overleg gepland in september. We laten eerst de methodologie nog eens door een Deens studiebureau screenen.
Naast de zoneringsplannen heeft Aquafin ook een masterplanningmethode. Eens de zones zijn afgebakend, wordt via deze methode beoordeeld waar best wordt gekozen voor KWZI's of RWZI's en waar KWZI's het best worden ingeplant. Bijkomende uitgangscriteria kunnen worden ingevoerd naargelang het beleid waarvoor wordt gekozen. Het masterplanningmodel is beschikbaar en wordt momenteel uitgetest op een aantal pilootgebieden. Tegen eind deze maand zal Aquafin het model hebben uitgetest op 21 grotere pilootgebieden.
Dan wil ik het hebben over de beoordeling door de gemeenten. Het doel van het voorleggen van de ontwerpen van zoneringskaarten is dat de gemeenten naargelang de lokale situatie een aantal bijsturingen kunnen doen. Ze kunnen de hele zaak natuurlijk niet in vraag stellen. Hun terreinkennis laat toe te beoordelen waar er geen leidingen kunnen worden gelegd omdat dit ecologisch onverantwoord zou zijn. De heer Lachaert heeft hier ooit een voorbeeld gegeven waarbij Aquafin een lijn trekt tussen twee punten, maar geen rekening houdt met het terrein.
De gemeenten moeten ook een definitieve uitspraak doen over de zones 3 en 4. Na die beoordeling blijven er uiteindelijk nog 3 zones over : zone 1 met RWZI, zone 2 waar de collectieve behandeling zal gebeuren, met aansluiting op een RWZI of een KWZI, en zone 3 met individuele zuivering. Het voorleggen van de kaarten aan de gemeenten zal gebeuren door de VMM in opdracht van het Vlaams Gewest. Aquafin zal de VMM bijstaan om aan de gemeenten toe te lichten hoe de kaarten technisch inhoudelijk tot stand kwamen. Conform de bepalingen van de samenwerkingsovereenkomst hebben de gemeenten een jaar de tijd om de kaarten te beoordelen en te onderzoeken. Uiteindelijk stelt de VMM een definitieve kaart vast in overleg met de gemeenten.
Mijnheer Lachaert, u had nog een vraag over de marktmechanismen. Bij de opmaak van de plannen worden duidelijke beoordelingscriteria ingeschreven over de verantwoordelijkheden van het gewest versus die van de lokale gemeentelijke overheid. Hiertoe zal de administratie tegen eind juni een voorstel doen in overleg met de VVSG voor de vaststelling van bovengemeentelijke versus gemeentelijke projecten. Volgende week gaat er een vergadering door op basis van een ontwerp van tekst opgemaakt door de administratie. Daarin zijn de criteria een beetje bijgestuurd. Op basis daarvan wordt het al duidelijk welke de verantwoordelijkheid van het gewest is en welke van de gemeente. Voor de KWZI's bijvoorbeeld kunnen de gemeenten de markt consulteren en eventueel voor privé-aanbestedingen kiezen.
Het is de bedoeling om in de toekomst aan Aquafin de volledige verantwoordelijkheid inzake planning en uitvoering van de bovengemeentelijke infrastructuur te geven en dat in het kader van de responsabilisering. Ze moeten zich uiteraard houden aan de zonering en het masterplan. De economische en ecologische regulering zal gebeuren door de overheid. In afwachting blijft de VMM verantwoordelijk voor de planning. De VMM zal het investeringsprogramma 2004 toetsen aan deze planningsmethode. Op die manier vindt er een meer ecologische en economische evaluatie plaats. Aan de hand daarvan zal de VMM de investeringsprogramma's bijsturen. Ook voor vroegere projecten die nog niet zijn uitgevoerd of technische plannen die nog niet in een te vergevorderd stadium zitten, zal de VMM een beoordeling doen in overleg met Aquafin.
In de loop van 2000-2001 hebben werd een grondige herziening doorgevoerd van het subsidiebesluit voor de aanleg van rioleringen en de bouw van KWZI's door de gemeenten. De procedures werden vereenvoudigd en de reactietijden werden ingekort. Voor een volledig gescheiden stelsel en voor de KWZI's is in een subsidie van 100 percent voorzien. Semi-gescheiden stelsels krijgen 75 percent subsidie, de andere 50 percent.
We hebben de administratie ook de opdracht gegeven om een exploitatiebesluit uit te werken om zodoende de ongelijkheid inzake het exploiteren van een KWZI tegenover een RWZI van Aquafin weg te werken.
De feitelijke onderhandelingen met Aquafin zullen worden aangevat in september. Ik kan u verzekeren dat we ons daarbij zullen laten bijstaan door een deskundig advocatenbureau. Het zullen immers geen eenvoudige onderhandelingen worden. Zij kunnen echter pas uitvoering krijgen nadat een aantal voorbereidende werkzaamheden verder gevorderd of afgerond zullen zijn.
De opdrachten die in de resolutie van het Vlaams Parlement aan de Vlaamse regering zijn opgedragen ter voorbereiding van de renegotiatie, werden vertaald in een aantal initiatieven die tot nog toe genomen werden.
Tot slot zal er nog voor het reces duidelijkheid moeten zijn over de financiering van het milieu- en waterbeleid. Daartoe zal aan het parlement een financieringsnota worden voorgelegd die nu wordt voorbereid.
Ik wil het ook nog heel even hebben over de commotie die veroorzaakt is door de uitspraken van de VMM op de bewuste studiedag met betrekking tot de kostprijs van de renovatie van de riolering. Mijn administratie heeft mij dienaangaande verzekerd dat er nu een goed zicht is op alle knelpunten. Er werd dus een goede inventaris opgemaakt van de influenten in de RWZI's zodat we ook goed weten waar de verdunningsproblemen zich precies situeren. Bovendien werd een knelpuntendatabank opgemaakt waarin momenteel 800 rioleringsknelpunten opgenomen zijn. Dit kan bijvoorbeeld gaan over het doorzakken van rioleringen, over het insijpelen van grondwater, enzovoort. Het zijn die knelpunten die we nu prioritair willen oplossen en bij elke aangereikte oplossing willen we dan bepalen hoeveel inwonersequivalent daardoor bijkomend gezuiverd werd.
Het kostenplaatje dat in dit verband werd opgemaakt, is eigenlijk niet meer dan een ruwe inschatting waarop men zich niet al te sterk wil vastpinnen. Het gaat in ieder geval om een enorm bedrag. Dit toont alvast aan dat ons op het vlak van waterzuivering nog enorme uitdagingen te wachten staan.
De voorzitter : De heer Lachaert heeft het woord.
De heer Patrick Lachaert : Mevrouw de minister, ik geef u de raad eens een vergadering bij te wonen ter voorbereiding van wegwerkzaamheden waarop ook een vertegenwoordiger van de nutsmaatschappijen aanwezig is. U zult dan heel wat vernemen over de stand van zaken met betrekking tot al die buizen en leidingen.
Ik wil ook benadrukken dat niet alle drinkwatermaatschappijen op dezelfde golflengte zitten. Zo zouden er in Antwerpen zo´ 35.000 woningen niet bekend zijn bij de drinkwatermaatschappij. Ik zie dus niet in hoe de invoering op Vlaams niveau in Antwerpen gerealiseerd kan worden.
De mensen van TMVW zijn gewiekste kerels. Zij doen al het mogelijke om de schepencolleges over de brug te krijgen en spelen daarbij het moment van de waarheid -dus het moment van de afkoppeling -uit. Op korte termijn klinkt alles bijzonder goed in de oren van de schepencolleges, maar op lange termijn moeten we ons toch heel wat vragen stellen. De aangereikte wortel zou wel eens snel een zure pruim kunnen worden.
Ik wil het ook nog even hebben over het masterplan dat in essentie drie zaken bevat : de zaak waar de riolering is of komt, de zaak waar de riolering misschien zal komen en tot slot de zaak waar ze nooit zal komen. Aquafin heeft er uiteraard alle belang bij dat er zo veel mogelijk rioleringen aangelegd worden. Ik verwijs in dit verband naar de 2000-IE-grens (inwonersequivalent). Als men alles volgens die grens vastlegt, zal heel Vlaanderen aangesloten zijn op de waterzuiveringsstations die door Aquafin worden gebouwd. Daarom pleit ik voor een zekere zelfdiscipline. Het is belangrijk voor de gemeenten dat zij het masterplan ook vanuit dat oogpunt bekijken.
Voor de gemeenten is het ter zake ook belangrijk de nodige correcties aan te brengen. Het systeem bevat immers heel wat fouten waarvan zelfs de VMM niet op de hoogte is. Wat kennisopbouw betreft, is de VMM nog slechter beslagen dan Aquafin.
Wat de onderhandelingen met Aquafin betreft, wens ik erop te wijzen dat er niet alleen de juridische kanten zijn, maar ook de riool -en zuiveringskanten waarbij technici betrokken moeten worden die even beslagen zijn als Aquafin. Die technici zullen in Vlaanderen niet gemakkelijk te vinden zijn.
Ik wil er ook op wijzen dat de positie van Aquafin vandaag niet duidelijk is en ik ben verheugd hier vandaag de kans te krijgen deze stelling nader toe te lichten. Ik wil in dit verband eerst beklemtonen dat ik het niet eens ben met de visie van onze minister-president over Severn Trent omdat Severn Trent ook nog een industriële boodschap heeft.
Ik ga er wel mee akkoord dat er moet worden onderzocht of het aandeel van de financiële beleggers in Aquafin nu niet moet worden uitgekeerd. Er is immers geen enkele inbreng naar het industriële gedeelte. Het enige wat men daar in die raad van bestuur vraagt, is wat het opbrengt. Ik hoor dit van verschillende kanten. Dit kan echt wel worden onderzocht.
Tot besluit wil ik hier nog een tweede element aan toevoegen, dat belangrijk is bij onze onderhandelingen. Aquafin is per slot van rekening een stuk van ons. We zitten daar dus eigenlijk in twee posities. We onderhandelen met onszelf. Onze vertegenwoordiging binnen de raad van bestuur van Aquafin is vandaag op zijn minst zeer onduidelijk. Degenen die daarin zitten, zitten daar zelfs niet meer in voor de VMH (Vlaamse Milieuholding). Eigenlijk zit er daar niemand meer in voor het Vlaams Gewest.
Mevrouw de minister, ik vraag u dat u vanuit de VMH mensen stuurt die met een duidelijke taakstelling het belang van het Vlaams Gewest en het belang van de VMH verdedigen. Vandaag is dat niet zo. Degenen die daarin zitten, zitten daar alleen in voor zichzelf.
De voorzitter : De heer Matthijs heeft het woord.
De heer Erik Matthijs : Mijnheer de voorzitter, ik heb aandachtig geluisterd naar de vragen en naar het antwoord van de minister. Het is inderdaad juist dat de waterzuiveringsproblematiek en de Europese verplichtingen die ons zijn opgelegd, enorm veel middelen en enorme inspanningen zullen vragen van de overheid en van de burgers. U vertelt een juist verhaal. De lasten zullen verhogen. De vervuiler zal moeten betalen. De mensen zullen dus moeten betalen. Ik begrijp dat dit een verhaal is dat moeilijk verkocht raakt. Ik begrijp dus ook wel dat die dossiers moeilijk vooruitgaan. Mevrouw de minister, ik kan u misschien de raad geven om eventueel, zoals andere ministers, regelmatig eens met een gratis pakket naar buiten te komen. Dan zullen de dossiers misschien sneller afgehandeld worden.
De voorzitter : De heer Verfaillie heeft het woord.
De heer Jan Verfaillie : Mijnheer de voorzitter, ik ken een aantal rijke gemeenten bij ons in de streek die nu koste was het kost willen bewijzen dat de belastingen niet omhoog moeten gaan. Ze gaan enorm snoeien in hun investeringsprogramma. Wat wordt er dan precies gesnoeid? Het gaat dan inderdaad om projecten inzake de aanleg van riolen om aan de wettelijke verplichtingen te voldoen.
Mevrouw de minister, kunt u daar iets aan doen? In Veurne zitten we in een coalitie met de VLD. Wij hebben heel bewust de belastingen verhoogd om te voldoen aan een aantal wettelijke verplichtingen en om ons investeringsprogramma te kunnen uitvoeren voor de bevolking. Er zijn echter heel wat gemeentebesturen die koste wat het kost het tegendeel willen bewijzen, maar daardoor vandaag geen investeringen uitvoeren.
De voorzitter : Dat is de gemeentelijke autonomie die speelt. De afrekening kan dan gebeuren bij de verkiezingen.
Het incident is gesloten.