Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gelijke Kansen Vergadering van 30/05/2002
Vraag om uitleg van mevrouw Trees Merckx-Van Goey tot mevrouw Mieke Vogels, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, over het nieuwe jeugdrecht
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van mevrouw Merckx tot mevrouw Vogels, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, over het nieuwe jeugdrecht.
Mevrouw Merckx heeft het woord.
Mevrouw Trees Merckx-Van Goey : Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, geachte leden, op 17 mei deelde de federale regering mee dat het kernkabinet een princiepsakkoord had bereikt over het jeugdrecht en de modernisering van de wet van 1965. Volgens de beschikbare gegevens -en ik lees hier het persbericht -zouden er drie wetsontwerpen worden ingediend in het parlement. 'De minister van Justitie benadrukte dat de regeringstop gekozen heeft voor een combinatie van bescherming en bestraffing. We houden het goede van de wet van 1965 over, maar we voegen er wat extra aan toe.'
Er zou een tweede wetsontwerp komen over het uit handen geven of -zoals men het nu wat zachter noemt -het verwijzen naar de correctionele rechtbank of het Hof van Assisen. Dan was er een derde wetsontwerp dat niet meteen thuishoort in de bespreking over de aanpak van jongeren die MOF's (als misdaad omschreven feiten) plegen. Het derde wetsontwerp wil volwassenen bestraffen die misbruik maken van minderjarigen om strafbare feiten te plegen.
Dit alles werd ons op 17 mei meegedeeld, na een nachtelijke vergadering. Prompt kwamen daar reacties op. De vraag rees wat nu precies de inhoud was. Na het debat van eergisteren in de commissie voor Justitie is de vraag naar de precieze bedoeling nog veel groter. We vernamen eergisteren immers dat wat wij hebben vernomen via de pers en het persbericht hetzelfde is als wat de federale meerderheid weet. Het zou gaan over wat losse punten. Onze partijgenoten in de Kamer stelden dat minister Verwilghen het eigen jeugdsanctierecht verloochent. In die korte gedachtewisseling op dinsdag heeft de minister ootmoedig toegegeven dat van het oorspronkelijke ontwerp niets meer overblijft. Om een van de commissieleden te citeren : 'Het is weg. Het is vervallen verklaard.' Er is sprake van een volledig nieuw voorontwerp, dat nog niet op papier staat, dat nog in een tekst moet worden gegoten. Er moet nog overleg plaatsvinden met de drie gemeenschappen. Om een lang verhaal kort te maken : volgens de minister van Justitie komt daar niets meer van tijdens deze zittingsperiode.
Toen in de commissie voor Justitie sommige leden het vroegere ontwerp als amendement indienden, om toch een debat te krijgen hierover, leidde dit, als klap op de vuurpijl, tot een staking van stemmen. Vier leden stemden voor de voortzetting van het debat nog tijdens deze zittingsperiode. Vier leden stemden tegen. Vier onthielden zich. De conclusie kon men lezen in een krantenkop : 'Kamer discussieert zelfs niet meer over jeugdcriminaliteit.' Het is dus niet meer voor deze zittingsperiode. Ik schreef vorige week nog in mijn vraag dat die modernisering, buiten het invoeren van wat meer rechtswaarborgen voor minderjarigen, zich zou beperken tot het introduceren van herstelbemiddeling, herstelrechterlijke maatregelen, dienstverlening ten bate van de gemeenschap en geldboetes, waarover tussen haakjes toch wat vragen kunnen worden gesteld. Ook dat komt niet meer ter sprake tijdens deze zittingsperiode.
Mevrouw de minister, ik heb nu het federale verhaal geschetst, maar dat is sterk verbonden met ons verhaal. Al heel deze zittingsperiode lang -en in navolging van de in dit parlement unaniem goedgekeurde motie van aanbeveling -vragen, bidden en smeken we u dat u zich zou bezighouden met de problematiek van de jongeren die een als misdrijf omschreven feit plegen. U zou daarin het voortouw moeten nemen. We stellen immers vast dat op het federale niveau alles vastloopt. Toen ik u daarover de vorige keer heb ondervraagd, hebt u uitdrukkelijk gezegd dat u akkoord gaat met het voorstel van federaal minister Verwilghen. U hebt daarover een positief advies uitgebracht. U had zich voorgenomen om dat voorstel te helpen uitvoeren. Vandaag is daarvan geen sprake meer. Eufemistisch uitgedrukt, wijkt het federale akkoord op een aantal essentiële punten af van het eerste ontwerp. Bent u over deze koerswijziging geraadpleegd? Wanneer is dat gebeurd? Is er nog verder overleg gepland? In de Kamer heeft de minister van Justitie het daarover dinsdag gehad. Zult u terzake een initiatief nemen?
Wat is uw mening over dat federaal politiek akkoord, over dat A4-tje? Het is alvast duidelijk dat de nieuwe regeling veel repressiever zal zijn dan de oorspronkelijke. Wat is de mening van de Vlaamse regering over dit belangrijke onderwerp? Wat wordt er met de modernisering van de jeugdbescherming bedoeld? Zal de federale overheid voor de opsluiting van jongeren nog een beroep doen op de Vlaamse Gemeenschap? De federaal minister van Justitie zegt uitdrukkelijk dat hij zal vragen om dat 'veelvuldig' te doen. Blijkbaar is in dat politiek akkoord bepaald dat de opvang enkel kan gebeuren in gesloten instellingen in Vlaanderen. Zijn daarover met u afspraken gemaakt?
Hetzelfde Belga-bericht van 17 mei heeft het ook over bijkomende strafinrichtingen voor jongeren. Komen die er? Dat is erg onduidelijk. Federaal minister Onkelinx verklaarde na de nachtelijke ministerraad dat die er komen. Er wordt verondersteld dat de gemeenschappen initiatieven zullen nemen. Is dat juist? Hoe wil het federale niveau de Vlaamse Gemeenschap betrekken bij zaken als onderwijs en hulpverlening voor deze minderjarigen? Als we het verdrag over de kinderrechten willen respecteren, moeten we dat doen. We hebben geen wetten nodig om dat te doen : we hebben de elementaire plicht om in dat geval hulp te verlenen.
Het federaal akkoord heeft alles naar een volgende zittingsperiode verschoven. Wat betekent dat voor Everberg? Is en blijft Everberg een noodoplossing, op basis van een noodwet? Wordt Everberg op die manier dan toch de definitieve oplossing, zonder dat er veel visie aan voorafgaat? Everberg werd gezien als de aanzet tot een nieuw jeugdsanctierecht. Dat recht komt er duidelijk niet. Speelt Vlaanderen een rol in deze 'definitieve' oplossing, die neerkomt op het opsluiten van jongeren? Op 28 januari verklaarde u nog, mevrouw de minister, dat u tevreden was over het akkoord over het jeugdrecht. Er waren volgens u belangrijke verwezenlijkingen, zoals het feit dat het federale niveau versneld werk maakt van een nieuw jeugdrecht. Dat komt er echter niet.
Een belangrijke pijler van ons beleid ten aanzien van jongeren die een MOF hebben gepleegd, is weggevallen. Betekent dit dat we ons terugtrekken uit Everberg? Werken we mee aan een beleid dat zich beperkt tot het opsluiten van jongeren? Kent u de beweegredenen voor het afschieten van de voorstellen? We hebben nu al drie jaar tijd verloren. Men wil er zelfs niet meer over spreken. Dat is een heel spijtige zaak. Sommigen zeggen dat de voorgestelde gedrochten van oplossingen, zoals Everberg, noodzakelijk zijn. Velen wijzen met een beschuldigende vinger naar de gemeenschappen omdat er een gebrek is aan opvangplaatsen. Veel jeugdrechters zeggen dat Everberg niet nodig was geweest als er voldoende opvangcapaciteit zou zijn.
Ik ben dus ontgoocheld, en heb een plaatsvervangend schaamtegevoel over de manier waarop we in dit land dit probleem aanpakken. We zijn daar samen verantwoordelijk voor. Een vraag om uitleg is natuurlijk niet de goede aanleiding om hierover diepgaand van gedachten te wisselen. Dat is nochtans nodig. Vlaanderen mag niet aan de kant blijven staan. We mogen niet passief blijven toekijken hoe men ruziet en er uiteindelijk niets van terechtbrengt. Noch de federale, noch de Vlaamse overheid zijn blijkbaar in staat zo'n belangrijk probleem op te lossen. De minister moet initiatieven nemen en het parlement de kans geven zijn rol te spelen.
De voorzitter : Mevrouw Declercq heeft het woord.
Mevrouw Veerle Declercq : Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, geachte collega's, dit onderwerp komt geregeld aan bod. Dit dossier wordt op federaal niveau geblokkeerd. We kunnen dat niet op Vlaams niveau oplossen. De bestaande noodwet en de vigerende wetgeving van 1965 staan evenwel toe om met het federale niveau nieuwe samenwerkingsakkoorden af te sluiten om jongeren die een delict hebben gepleegd beter aan te pakken. Daaraan kunnen dan financiële afspraken worden gekoppeld. Het samenwerkingsakkoord over de gesloten instelling in Everberg is politiek gesproken een andere zaak. Gezien de politieke verhoudingen staat dat los van de uitbouw van het jeugdrecht.
De voorzitter : Mevrouw Dillen heeft het woord.
Mevrouw Marijke Dillen : Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, geachte collega's, ik sluit me aan bij de vragen van mevrouw Merckx. Het jeugdsanctierecht is een van de paradepaardjes van federaal minister Verwilghen. Het is anderhalf jaar geleden triomfantelijk aangekondigd. Vandaag is het echter volledig afgevoerd. Als de berichten juist zijn, is dat geen prioriteit meer voor deze zittingsperiode. Op 17 mei is een federaal politiek akkoord afgesloten. We mogen zeggen dat het een zeer vaag akkoord is. Als het over concrete zaken gaat, is er duidelijk geen eensgezindheid. Mevrouw Merckx vraagt zich af of Vlaanderen inspraak heeft gehad. Ik ben erg benieuwd naar het standpunt van de Vlaamse regering terzake.
In het kader van de aanpak van jonge criminelen heb ik nog bijkomende vragen. Ongeveer twee weken geleden heeft de Brusselse minister-president een initiatief over speciale internaten aangekondigd. Volgens persberichten heeft minister Vogels verklaard dat ze daar geen voorstander van is. Volgende week gaat er op initiatief van de Brusselse minister-president een rondetafelgesprek door. Minister Verwilghen en de Vlaamse en de Franse Gemeenschap zijn uitgenodigd. Men wil er discussiëren over het voorstel om in Brussel zo'n internaat op te richten. Heeft de Vlaamse regering terzake een standpunt ingenomen?
Verder vind ik dat we eens een grondige gedachtewisseling moeten organiseren over dit onderwerp. Misschien moeten we dat bespreken bij de regeling van de werkzaamheden.
De voorzitter : Minister Vogels heeft het woord.
Minister Mieke Vogels : Die gedachtewisseling over de Bijzondere Jeugdzorg in Vlaanderen zal in elk geval plaatsvinden naar aanleiding van het ontwerp van decreet over het samenwerkingsakkoord over Everberg. Dat zal nog voor het reces in dit parlement moeten worden besproken.
Een aantal vragen die ik hier heb gehoord, moet men op het federale niveau stellen. Ik ben niet op de hoogte van alle intenties van de federale regering. Ik kan wel ons standpunt over het nieuwe jeugdrecht verduidelijken. Gesteund door het voltallige Vlaams Parlement hebben we altijd geopteerd voor een nieuw jeugdrecht dat de geest van de wet van 1965 zou behouden. Dat moeten we integreren in een ruimer geheel met enerzijds meer rechten, maar anderzijds ook meer verantwoordelijkheid en plichten voor jongeren.
De federale regering is -met betrekking tot de wetgeving inzake jeugdbescherming -verplicht om advies te vragen aan de gemeenschappen en gewesten. We hebben naar aanleiding van die vraag om advies gezegd dat het ontwerp-Verwilghen een bespreekbare basis vormt, mits een aantal aanpassingen, onder meer met betrekking tot de bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap in verband met herstelgerichte en alternatieve afhandeling.
Het standpunt van Wallonië was anders. Voor de Franse Gemeenschap betekende het voorstel van federaal minister Verwilghen geen basis tot een bespreking. De federale regering verkeerde dus in een patstelling die ze zelf moest oplossen. Ze is er uitgeraakt en heeft enkele weken geleden beslist om de elementen in het voorstel van federaal minister Verwilghen met betrekking tot grotere responsabilisering van jongeren en rechten voor jongeren, te weerhouden en deze onder te brengen in drie aparte wetsontwerpen.
Ten eerste is er de modernisering van de wet van 1965 waar duidelijk de alternatieve afhandeling en de herstelbemiddeling wordt ingeschreven. Dit is meteen een antwoord op de vraag van de Vlaamse Gemeenschap om die bevoegdheid integraal naar de gemeenschappen over te hevelen. In de wet zullen ook de rechten van jongeren beschreven worden evenals de maatregelen die de jeugdrechter kan nemen.
Ten tweede is er de aanpassing van de huidige wetgeving met betrekking tot de uithandengeving, waarover nog geen concrete teksten bestaan. Dit is erg belangrijk ten aanzien van kinder- en jongerenrechten, in het licht van het al dan niet repressieve karakter ervan. De wet op de uithandengeving geldt voor jongeren vanaf 16 jaar. Naar aanleiding van de beslissing van de federale regering is er een interministeriële conferentie geweest waar deze drie punten werden voorgelegd en duidelijk werd gesteld dat het niet de bedoeling kan zijn om de strafrechtelijke leeftijd in België tot 16 jaar te verlagen. De uithandengeving zoals ze nu bestaat in de wet van 1965 moet worden versoepeld en over de uitbreiding moet een parlementair debat worden gehouden met duidelijk respect voor de kinderrechten.
Ten derde is er de mogelijkheid tot het bestraffen van meerderjarigen die minderjarigen aanzetten tot het plegen van een strafbaar feit. Niemand heeft hier vragen bij, dit is een goede maatregel.
Er is op de interministeriële conferentie van veertien dagen geleden afgesproken, behoudens een aantal concrete voorstellen met betrekking tot de uitstroom uit de gesloten instellingen, dat de drie wetsontwerpen op korte termijn door de minister van Justitie zouden worden vertaald in voorontwerpen van wet die een eerste maal zouden worden voorgelegd eind juni op een nieuwe interministeriële conferentie. Zo worden de gemeenschappen onmiddellijk betrokken bij de eerste debatten over die ontwerpen.
Ik denk dat er een misverstand zit in de vragen van mevrouw Merckx. Het is niet zo dat met betrekking tot de uithandengeving de strafuitvoering zou gebeuren door de gemeenschappen. Het is wel degelijk de bedoeling dat zowel de voorlopige hechtenis als de strafuitvoering voor die zaken die uit handen worden gegeven, gebeuren door de federale overheid in daartoe bestemde voorzieningen of afdelingen van bestaande voorzieningen, met extra begeleiding voor onderwijs, cultuur enzovoort, waardoor de samenwerkingsakkoorden met de gemeenschappen zullen moeten worden versterkt. Dit loopt enigszins parallel met wat men nu in Everberg doet met de voorlopige hechtenis.
De aanpassing van de huidige wetgeving met betrekking tot de uithandengeving is een cruciaal stuk in deze drie beslissingen. Wat de wet van 1965 betreft is het voor de gemeenschappen duidelijk dat de bevoegdheden, waaronder zelfs herstelbemiddeling en alternatieve straffen, bij de gemeenschappen blijven. Wat betreft de uithandengeving zal de mate van verantwoordelijkheid van respectievelijk de federale en de Vlaamse overheid, afhangen van de definitie van dit begrip. De teksten worden tegen eind juni verwacht en op dat moment zal onmiddellijk het gesprek daarover met de gemeenschappen worden aangegaan.
De stemming die in de commissie voor Justitie heeft plaatsgehad, heb ik, na contact met de minister in die commissie, niet zo geïnterpreteerd als zou de commissie voor Justitie deze legislatuur niet meer discussiëren over het jeugdrecht. Het zou eigenaardig zijn dat op een moment dat de hele samenleving spreekt over het jeugdrecht, het parlement zou beslissen er niet meer over te spreken. In de interministeriële conferentie is trouwens duidelijk afgesproken dat de teksten zo snel mogelijk aan het parlement worden voorgelegd.
Ik ben benieuwd naar de teksten die eind deze maand zullen voorliggen op de interministeriële conferentie. Een eventueel veranderde houding van de federale regering om die wijzigingen niet meer aan het parlement voor te leggen, zijn wat mij betreft niet geofficialiseerd. Dit is de huidige stand van zaken.
De afspraken in verband met Everberg komen niet in het gedrang. Everberg moet worden geïntegreerd in een eventueel nieuwe regelgeving. Voorlopig blijft Everberg voortwerken in de richting die ik altijd heb verdedigd en waar het Vlaams Parlement het mee eens was. Dat betekent dat Everberg dient voor de voorlopige hechtenis van jongeren met dien verstande dat er een nauwe samenwerking is met de gemeenschappen. Op dit moment is er plaats voor vijf jongeren en tegen uiterlijk 20 juli zal er worden uitgebreid met twintig plaatsen voor de Vlaamse Gemeenschap. De jongeren worden begeleid, georiënteerd en geobserveerd door de ambtenaren die door de gemeenschap zijn afgevaardigd met het oog op de juiste maatregelen die de jeugdrechter daarna in het kader van de wet van 1965 moet nemen. Het zou een beetje gek zijn nu te zeggen dat Vlaanderen met Everberg niets meer te maken heeft. Integendeel, wij moeten de volledige verantwoordelijkheid opnemen voor de minderjarigen die er zitten. We hebben er alle belang bij dat de jeugdrechter de juiste maatregel uitspreekt, die wij achteraf in volle bevoegdheid moeten uitvoeren.
Mevrouw Merckx, wat er speelt in het hoofd van de minister van Justitie, kan ik u niet vertellen.
De voorzitter : Mevrouw Declercq heeft het woord.
Mevrouw Veerle Declercq : Stel dat er niets verandert, kan de gemeenschap dan toch verder met de huidige wetgeving?
Minister Mieke Vogels : Uiteraard kan dat, maar we gaan ervan uit dat de wetgeving zal veranderen.
Mevrouw Marijke Dillen : Mevrouw de minister, ik vroeg u naar het standpunt dat volgende week zal worden ingenomen.
Minister Mieke Vogels : We hebben daar vorige week uitgebreid over gedebatteerd naar aanleiding van een vraag van de heer Gatz. De Vlaamse Gemeenschap is duidelijk voorstander van instellingen van categorie 1bis, wat u ook internaten kunt noemen. Eigenlijk heeft de minister-president van het Waals Gewest onze voorstellen gekopieerd. We hebben internaten in samenwerking met Antwerpen, De Overstap, en met Anderlecht in het Brussels Gewest, Boy-Kot. (Opmerkingen van mevrouw Marijke Dillen)
Dat is wel degelijk hetzelfde. Gisteren heb ik nog gesproken met burgemeester Thielemans van Brussel, die bereid is om in Brussel een gebouw ter beschikking te stellen en voor de Nederlandstalige jongeren gebruik te maken van onze omkadering voor de bijzondere jeugdzorg. Dat is precies wat we willen doen.
De voorzitter : Mevrouw Merckx heeft het woord.
Mevrouw Trees Merckx-Van Goey : Mevrouw de minister, u sprak over de interministeriële conferentie van veertien dagen geleden. Was dat dan voor de vergadering van het kernkabinet?
Minister Mieke Vogels : Dat was na het kernkabinet.
Mevrouw Trees Merckx-Van Goey : Dus vóór dit politiek akkoord bent u niet geconsulteerd?
Minister Mieke Vogels : Toch wel, we hebben ons op basis van de adviesplicht van de federale regering uitgesproken over het voorstel van minister Verwilghen. We gaven een positief advies, met dien verstande dat er aanpassingen moesten gebeuren. De Franse Gemeenschap heeft daarentegen gezegd dat dit geen basis was voor een bespreking. De bal lag dus weer bij de federale overheid, die de knoop moest ontwarren. Dat heeft ze ook gedaan. Ze heeft haar verantwoordelijkheid genomen, en haar nieuwe voorstellen nadien toegelicht in een interministeriële conferentie.
We hebben toen een aantal voor Vlaanderen belangrijke garanties gekregen. Over de speerpunt, de uithandengeving, is ons beloofd dat we er van bij de opmaak van de eerste teksten nauw bij zullen worden betrokken.
Mevrouw Trees Merckx-Van Goey : Mevrouw de minister, ik zal, op uw suggestie, nu niet verder ingaan op Everberg. Ik neem echter akte van uw mededeling dat Everberg nu past in de filosofie die ook in Vlaanderen door het parlement unaniem zou worden verdedigd. U hoeft onze fractie daar niet bij te rekenen, althans niet als Everberg niet ook past in een algemene coherente visie op een nieuw jeugdsanctierecht. Vermits dat er niet komt, hoeft u niet te zeggen dat het ook in onze filosofie past. We kunnen dat naar aanleiding van het ontwerp van samenwerkingsakkoord nog wel bespreken.
De uithandengeving was een essentieel punt om op federaal vlak toch nog enige inspraak te hebben. U zegt dat we er van in het begin bij zullen worden betrokken, en dat het federaal parlement er nog een debat over zal voeren. De intenties die de minister van Justitie eergisteren heeft geuit, zijn nochtans heel duidelijk. Wat daarmee wordt beoogd, staat haaks op het vrijwaren van de zorg en de hulpverlening voor jongeren. Zelfs al wordt er in een interministeriële conferentie gezegd dat het niet de bedoeling is de leeftijd voor strafrechtelijke meerderjarigheid in feite te verlagen, het zal er wel heel snel naar evolueren. De verantwoordelijkheid daarvoor ligt bij de federale meerderheid. Ik betreur het dat u dat minimaliseert. Ik had gehoopt dat u op die interministeriële conferentie ten minste de handschoen zou opnemen en dat u effectief werk zou maken van een correcte invulling van een mogelijk nieuw jeugdsanctierecht. Vermits het ontwerp van minister Verwilghen niet meer de basis van de bespreking vormt, hebben we sterke twijfels over de formulering van eventuele bijkomende rechtswaarborgen voor jongeren en over een specifieke aanpak die jongeren letterlijk en figuurlijk verdienen.
U zegt dat ook alternatieve maatregelen nu een kans maken. Jongeren zullen echter steeds meer geconfronteerd worden met een gelijkschakelijking met volwassenen. Daarmee blijven we schromelijk in gebreke ten aanzien van het recht op een faire behandeling van jongeren, en hun recht op hulpverlening. Er wordt hen een rad voor de ogen gedraaid, zeker als er binnen de kortst mogelijke tijd over moet worden beslist.
Ik hoop dat u gelijk hebt dat de teksten er in juni zullen zijn, maar ik twijfel er sterk aan.
De voorzitter : Het incident is gesloten.