Commissie voor Buitenlandse en Europese Aangelegenheden Vergadering van 13/06/2002
Interpellatie van de heer Luk Van Nieuwenhuysen tot de heer Jaak Gabriels, Vlaams minister van Economie, Buitenlandse Handel en Huisvesting, over de houding van de Vlaamse regering inzake de toekomst van de Nationale Delcrederedienst en het aandeel van de gewesten in de raad van bestuur
De voorzitter : Aan de orde is de interpellatie van de heer Van Nieuwenhuysen tot de heer Gabriels, Vlaams minister van Economie, Buitenlandse Handel en Huisvesting, over de houding van de Vlaamse regering inzake de toekomst van de Nationale Delcrederedienst en het aandeel van de gewesten in de raad van bestuur.
De heer Van Nieuwenhuysen heeft het woord.
De heer Luk Van Nieuwenhuysen : Mijnheer de voorzitter, wat de buitenlandse handel betreft, is de aandacht bij het afsluiten van het Lambermontakkoord vooral gegaan naar de regionalisering en de opheffing van de BDBH en naar de hiermee gepaard gaande creatie van het Federaal Agentschap voor de Buitenlandse Handel. Ik heb trouwens gehoord dat deze oprichting niet van een leien dakje loopt. Blijkbaar neemt het federale niveau slechts moeizaam afscheid van de bevoegdheden op het vlak van de buitenlandse handel.
Dit moeizame afscheid blijkt overigens ook uit het feit dat de Nationale Delcrederedienst niet wordt geregionaliseerd. Bij wijze van compensatie zou het aantal leden uit de gewesten in deze dienst worden opgevoerd. Ondertussen is duidelijk geworden dat dit ook zal gebeuren. Ik heb evenwel de indruk dat er iets schort met de verhoudingen die hierbij worden gehanteerd. Hetzelfde geldt overigens voor het Federaal Agentschap voor de Buitenlandse Handel. Ik heb de minister er in het verleden al op gewezen dat de daar gehanteerde verhoudingen voor ons onaanvaardbaar zijn. Deze verhoudingen weerspiegelen allesbehalve het belang van Vlaanderen voor de Belgische export.
Het lijkt er momenteel op dat hetzelfde scenario wordt gehanteerd met betrekking tot de Nationale Delcrederedienst. In een door de federale regering aan de Raad van State voorgelegd voorontwerp van wet wordt de inbreng van de gewesten in de raad van bestuur van de Nationale Delcrederedienst uitgebreid. Op een totaal van twintig leden zou het aandeel van de gewesten in de toekomst van zes naar negen leden worden verhoogd. Dit is uiteraard niet onbelangrijk.
Ik vraag me af in hoeverre de Vlaamse regering bij deze besluitvorming is betrokken. Vindt de Vlaamse regering de vooropgestelde verhouding tussen de gewesten aanvaardbaar? We mogen immers niet vergeten dat Vlaanderen voor het gros van de Belgische export zorgt. Het lijkt me dan ook logisch dat de samenstelling van de raad van bestuur van de Nationale Delcrederedienst deze situatie zou weerspiegelen.
De Nationale Delcrederedienst is een belangrijke instelling. De verzekeringsactiviteiten zijn van groot belang voor onze exporteurs. Bovendien neemt deze dienst, die deel uitmaakt van de internationale beroepsorganisatie van kredietverzekeraars, deel aan de vergaderingen van de OESO en van de Club van Parijs. Vlaanderen moet dan ook de kans krijgen om op de besluitvorming in de Nationale Delcrederedienst te wegen.
Amper een jaar geleden, op 4 juli 2001, heeft minister Daems in de Kamer van Volksvertegenwoordigers verklaard dat zijn voorstel rekening zou houden met de regionale verschillen inzake de uitvoer naar verre markten. Aangezien de Nationale Delcrederedienst hier voornamelijk mee bezig is, zou in een gedifferentieerde vertegenwoordiging van de gewesten worden voorzien. Als ik het goed begrijp, komt hier niets van in huis en krijgen alle gewesten drie vertegenwoordigers. Ik veronderstel dat federaal minister Daems ervan uitgaat dat minister Gabriels dit even vlot zal slikken als de verhoudingen binnen het Federaal Agentschap voor de Buitenlandse Handel. Dit voorstel kan zijn werk immers enkel vergemakkelijken.
Aangezien minstens twee van de drie Brusselse vertegenwoordigers Franstaligen zullen zijn, heeft dit voorstel tot gevolg dat de meerderheid van de gewestelijke vertegenwoordigers Franstaligen zullen zijn. Ik heb bovendien gemerkt dat het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest op het vlak van de buitenlandse handel steeds meer samenwerken. Het Vlaams Gewest wordt hier niet bij betrokken. Dit betekent dat de drie vertegenwoordigers van het Vlaams Gewest zich in de raad van bestuur tegenover zes Franstalige vertegenwoordigers van de andere gewesten zullen bevinden. Aangezien dit me absurd lijkt, vraag ik me af hoe de Vlaamse regering op dit wetsontwerp zal reageren.
Ik veronderstel dat ik niemand van het belang van dit dossier hoef te overtuigen. Op Europees niveau beleeft de kredietverzekering een grondige verschuiving. Vanaf 2004 moeten de concurrentiële risico's aan marktvoorwaarden en zonder overheidswaarborg worden verzekerd. Blijkbaar is het federale niveau zich hiervan zeer goed bewust. Ongeveer anderhalve maand geleden heeft de premier in de Kamer van Volksvertegenwoordigers verklaard dat de hervormingen van de Nationale Delcrederedienst op dat ogenblik werden voorbereid. Het was toen duidelijk de bedoeling om de activiteiten van deze instelling op langere termijn te consolideren en om de structuur zodanig te moderniseren dat deze dienst, volgens de nieuwe regels van de OESO en van de EU, als een volwaardige verzekeringsoperator zou kunnen blijven opereren. De premier heeft toen ook verklaard dat de geplande hervormingen voor 25 juni 2002 zouden worden afgerond. Als ik de FET van eergisteren mag geloven, is dit ook gelukt. De federale regering heeft blijkbaar besloten om de Nationale Delcrederedienst om te vormen tot een naamloze vennootschap van publiek recht. Dit betekent dat deze dienst een belangrijke actor zal blijven. Hierover hoef ik dan ook geen vragen meer te stellen.
Ik vraag me enkel af of de beslissing van de federale regering aan de wensen van de Vlaamse regering voldoet. Is die beslissing in samenspraak met de Vlaamse regering tot stand gekomen?
De voorzitter : Minister Gabriels heeft het woord.
Minister Jaak Gabriels : Mijnheer de voorzitter, het Lambermontakkoord stelt dat de vertegenwoordiging van de gewesten in de federale organen en instellingen die waarborgen verstrekken tegen uitvoer-, invoer- en investeringsrisico's dient te worden verzekerd. In de praktijk betreft het hier de Nationale Delcrederedienst en Finexpo.
Zoals de heer Van Nieuwenhuysen ongetwijfeld weet, blijven dit evenwel federale instellingen. Aangezien de Nationale Delcrederedienst een federale instelling blijft, komt het de federale regering toe om de samenstelling van de raad van bestuur te regelen. Om dat te doen heeft de federale regering een wetsontwerp opgesteld. De federale regering heeft besloten om het huidig aantal bestuurders te behouden. Naast de reeds eerder toegekende leden, zal nu evenwel een derde vertegenwoordiger van elk gewest in deze raad van bestuur zetelen. Deze vertegenwoordigers moeten afkomstig zijn uit wat de federale regering de economische actoren noemt.
In de praktijk betekent dit dat aan de gewesten negen bestuurders op een totaal van twintig wordt toegewezen. Dit is net iets minder dan de helft. We mogen echter niet vergeten dat het hier nog steeds een federale instelling betreft. De pariteit van de vertegenwoordiging maakt deel uit van het Lambermontakkoord. Zoals u weet is dat de eigenheid van het federale vlak. In haar advies aan de federale regering van 25 januari 2002, naar aanleiding van onder meer het wetsontwerp over de afschaffing van de BDBH, stelde de Vlaamse regering dat Vlaanderen binnen de raad van bestuur meer vertegenwoordigers moet hebben dan de andere gewesten, gezien zijn belang in de export. Samen met u stel ik vast dat dit advies niet is gevolgd. De federale regering voert aan dat dit een federale materie is, en dat zij autonoom de samenstelling bepaalt, in overeenstemming met de Lambermontakkoorden. Het zal dan ook niemand verbazen dat ik die samenstelling niet optimaal vind voor Vlaanderen. Aan de andere kant is er toch een duidelijke verbetering voor de gewesten, dus ook voor Vlaanderen. Het moet voor iedereen duidelijk zijn dat de reële invloed van Vlaanderen niet alleen moet worden afgemeten aan het aantal zitjes in de raad van bestuur. Los daarvan is het vrij duidelijk dat beslissingen genomen zonder het akkoord van Vlaanderen in de praktijk niet meer kunnen.
Voor de vraag over de toekomst van de Nationale Delcrederedienst verwijs ik naar het antwoord dat de premier op 8 mei gaf op een gelijkaardige interpellatie van mevrouw Van de Casteele. Uit dit antwoord blijkt duidelijk dat de federale regering zich bewust is van de gevolgen voor de Nationale Delcrederedienst van de Europese en OESO-regels. Vanaf 2004 moeten concurrentiële risico's worden verzekerd aan marktvoorwaarden en zonder overheidswaarborg. Indien de NDD blijft werken in zijn huidig statuut van parastatale, zal het zijn verzekeringsactiviteit fors zien inkrimpen door de Europese regelgeving. Deze evolutie heeft voor de NDD als gevolg dat meer dossiers met hoge risico's zullen doorwegen in zijn rekeningen, terwijl de meer rendabele dossiers moeten worden overgelaten aan privé-operatoren. Daarom is het van belang dat er strategische keuzes worden gemaakt om de activiteiten van de NDD te consolideren op langere termijn en te voorzien in de nodige structuren die deze dienst toelaten nog verhandelbare risico's te verzekeren en zich op te stellen als een volwaardige verzekeringsoperator.
De hervorming van de NDD moet op de eerste plaats rekening houden met het verdwijnen van de staatssteun, zoals de staatswaarborg, bij de verhandelbare risico's volgens de definitie van de Europese Commissie. Bovendien moet de NDD ook kunnen beschikken over een juridische structuur die de dienst toelaat flexibeler in te spelen op de markt. In het kader van een goed beheer van overheidsactiva kan men de omvorming van de NDD tot een naamloze vennootschap overwegen, waarbij een grotere samenwerking met de privé-sector aangewezen is. In vergelijking met bijvoorbeeld Frankrijk, Duitsland, Nederland en het Verenigd Koninkrijk is in België de overheid nog het meest rechtstreeks betrokken bij de diverse deelmarkten van de exportkredietverzekering.
Ondanks een doorgedreven commercialisering van de exportkredietverzekering en de hervorming van de NDD zal er nog steeds een belangrijke bijdrage zijn van de overheid bij het dekken van politieke risico's, langetermijnrisico's en projecten van strategisch belang. In de hervorming zullen deze risico's de nodige aandacht moeten krijgen. Maar nogmaals, dit is tot nu toe een bevoegdheid van de federale overheid. Ik ben het met u eens wanneer u stelt dat dit beter ook was geregionaliseerd, samen met de bevoegdheid Buitenlandse Handel. Maar dit is momenteel niet het geval. De evolutie van de komende maanden en jaren zal moeten uitwijzen dat dit onvermijdelijk wordt. In het licht van de hervorming die onder Europese invloed tegen 2004 moet gebeuren, zullen deze twee instellingen, die toch rechtstreeks verbonden zijn met activiteiten van buitenlandse handel, dezelfde weg opgaan als de bevoegdheid.
De voorzitter : De heer Van Nieuwenhuysen heeft het woord.
De heer Luk Van Nieuwenhuysen : Mijnheer de minister, ik stel vast dat u net als ik akte neemt van de beslissing over de hervorming van de Nationale Delcrederedienst zoals die blijkbaar is genomen door de federale regering. U hoopt dat er terzake nog een verdere defederalisering zal komen. Ik hoop dat u niet alleen hoop blijft koesteren in die richting, maar dat u daar ook actief aan zult werken. Daar komt het natuurlijk op aan.
Momenteel worden we geconfronteerd met het feit dat de NDD blijft bestaan als federale instelling. Op dat vlak bevalt uw antwoord me minder. U neemt immers alleen maar akte van de verdeling die wordt toegepast voor de vertegenwoordiging van de gewesten in die raad van bestuur. Vorige jaar stelde federaal minister Daems nog dat er een gedifferentieerde vertegenwoordiging van de gewesten zou komen. Die vinden we niet terug. Alvorens dit wetsontwerp wordt goedgekeurd door de Kamer, zou u de nodige inspanningen moeten doen om ervoor te zorgen dat de voorlopige beslissing die nu is genomen en die het Vlaams Gewest stelt tegenover de twee andere gewesten, wat in de praktijk neerkomt op drie vertegenwoordigers tegenover zes, alsnog zou worden herzien.
Mijnheer de voorzitter, ik zal dan ook een motie indienen in die zin.
De voorzitter : Minister Gabriels heeft het woord.
Minister Jaak Gabriels : Mijnheer Van Nieuwenhuysen, ik ben het niet oneens met een groot deel van uw betoog. Het probleem is echter dat deze diensten nog niet zijn gedefederaliseerd. Dit is nog steeds een federale materie, en de federale instanties bepalen de samenstelling volgens de regels die bij hen gelden.
We zullen wel trachten een grotere aanwezigheid in deze diensten te krijgen van Vlaamse ondernemingen die zich richten op de export, via de privé-actoren, maar ook via de activiteiten. Heel wat van de fondsen die federaal bestonden werden in het verleden te weinig benut door Vlaanderen. Op basis van die krediettoekenningen zijn in het verleden bepaalde verdelingen gebeurd. Daarbij werd rekening gehouden met de pariteit : dat is evident. Samen met u ben ik vragende partij terzake.
Ik wil alleszins mijn invloed terzake aanwenden, in de mate dat dit kan helpen. U weet dat dit dansen op een slappe koord is. Dit is een federale materie, en we kunnen alleen trachten de federale instanties tijdens de behandeling van dit voorstel in de Kamer aan te zetten tot betere inzichten. Zelfs als er een andere verdeling komt voor de gewesten, waarop Vlaanderen mijns inziens recht heeft, zullen we, zolang dit federaal blijft, steeds worden geconfronteerd met de pariteit als verplichting.
De heer Luk Van Nieuwenhuysen : De premier gaf in de Kamer duidelijk aan dat er overleg heeft plaatsgevonden met de gewestregeringen. Mag ik vragen wat dit overleg behelsde? Ik heb immers de indruk dat u gewoon een mening te kennen hebt gegeven, maar dat er niet echt sprake is geweest van overleg over deze aangelegenheid.
Minister Jaak Gabriels : Ik wil niets van me afwentelen, maar deze onderhandelingen waren afgerond voor ik op dit departement kwam. Dit werd besproken in zijn totaliteit, met de overheveling van buitenlandse handel. In de teksten is expliciet overeengekomen dat men de NDD en Finexpo federaal zou houden. Ik ben het met u eens dat dit in de toekomst moet worden aangepast. Dat zal ook blijken uit de activiteitsgraad en het beroep op deze instellingen dat we willen activeren.
De heer Luc Van den Brande, voorzitter : In de resoluties van het Vlaams Parlement wordt trouwens gesproken over een versterkte aanwezigheid van de gewesten, en een proportionaliteit in die aanwezigheid wat de NDD betreft. Ik denk dat dit de toetssteen moet zijn, ook voor de Vlaamse regering. Dit doel wordt hier niet bereikt.
Met redenen omklede motie
De voorzitter : Door de heer Van Nieuwenhuysen werd tot besluit van deze interpellatie een met redenen omklede motie aangekondigd. Ze moet zijn ingediend uiterlijk om 17 uur op de tweede werkdag volgend op de sluiting van de vergadering.
Het parlement zal zich daarover tijdens een volgende plenaire vergadering moeten uitspreken.
Het incident is gesloten.