Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gelijke Kansen Vergadering van 21/05/2002
Vraag om uitleg van mevrouw Sonja Becq tot mevrouw Mieke Vogels, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, over de campagne kinderopvang in bedrijven
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van mevrouw Becq tot mevrouw Vogels, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, over de campagne kinderopvang in bedrijven.
Mevrouw Becq heeft het woord.
Mevrouw Sonja Becq : Mevrouw de minister, op de website van Kind en Gezin vinden ook bedrijven hun gading. Een mogelijke campagne over kinderopvang in bedrijven was een van de punten die in de marge van de beleidsbrief aan de orde is gekomen. Op de website staat dat bedrijven op verschillende manieren kunnen inspelen op de vraag naar kinderopvang. Ze kunnen opvangplaatsen zoeken, bemiddelen tussen werknemers en kinderopvanginstellingen, zelf opvangplaatsen huren of kopen of zelf een crèche opstarten. Ik was hier enigszins door verrast. We staan allemaal achter de idee dat er zoveel mogelijk plaatsen voor kinderopvang moeten komen. Als men wil dat dit een basisvoorziening is voor iedereen, heb ik er geen probleem mee dat bedrijven hieraan deelnemen, maar ik denk dat er vaak een heleboel toevallige factoren zullen bepalen of bedrijven wel of niet meedoen.
We horen van een aantal grote voorbeelden zoals de bedrijfscrèche van de VRT, crèches in ziekenhuizen en dergelijke. In hoeverre nemen bedrijven actief deel aan de organisatie van de kinderopvang? Gebeurt dit via een bijdrage voor de ouders of omdat ze zelf zorgen voor opvanginitiatieven? Staan ze alleen maar in voor de financiering van dergelijke initiatieven?
Blijkbaar werd aan sommige kinderopvanginitiatieven gevraagd of ze bereid zijn samen te werken met bedrijven. Wat is de reactie daarop? Hoeveel hebben er positief gereageerd? Werd de vraag alleen gesteld voor dagopvang, en niet voor initiatieven voor buitenschoolse opvang? Op welke manier hanteert men dit binnen de kinderopvanginitiatieven?
Is het zo dat bij een voorziening die een aantal plaatsen ter beschikking heeft, bepaalde firma's een aantal gesubsidieerde kinderopvangplaatsen inkopen of inhuren? Op welke manier gebeurt zoiets? Dat zou betekenen dat andere initiatieven die niet de ruggesteun vanuit een bedrijf hebben, in de kou blijven staan of niet van dezelfde toegankelijkheid kunnen gebruikmaken.
Bestaan er regels en voorwaarden voor het inkopen of inhuren? Zijn er afspraken of worden er afspraken over gemaakt? Om hoeveel plaatsen gaat het? Op grond van welke wettelijke basis kan men plaatsen inkopen? Gebeurt dit volgens het verbintenissenrecht? Kan dit bij gesubsidieerde plaatsen, want deze zijn toegankelijk voor iedereen, maar toch zouden er een aantal plaatsen gereserveerd worden voor bedrijven.
Wat zijn de consequenties voor de personeelsleden? Wordt de afhankelijkheid van de werknemer ten opzichte van de werkgever, die zorgt voor de kinderopvang, niet te groot? De werknemers die in een 'goede' sector, in een kapitaalkrachtig bedrijf zijn tewerkgesteld of een 'goede' functie bekleden, worden bevoordeeld. Ik kan me voorstellen dat bedrijven opvang zullen organiseren voor kinderen van werknemers die schaars zijn. Naast een bedrijfswagen zullen ze kunnen rekenen op kinderopvang. De anderen, waarvan de werkgever niet vindt dat ze die extralegale voordelen moeten krijgen, vallen uit de boot. Ik stel me daar vragen bij. We zien kinderopvang toch als een basisrecht! Ik dacht dat u die stelling ook onderschreef.
Mevrouw de minister, we moeten dit zeer belangrijke thema met de nodige ernst behandelen. We zouden graag uw visie hierover horen. In een later stadium kunnen we van gedachten wisselen over de mogelijkheden, voorwaarden en grenzen van die opvang.
De voorzitter : Minister Vogels heeft het woord.
Minister Mieke Vogels : Mevrouw Becq, u hebt het over sterkere en zwakkere sectoren. Die ongelijkheid bestaat op dit moment ook al. Werknemers in sterkere sectoren genieten heel wat meer sociale voordelen dan de anderen. Dat is nu eenmaal de realiteit. Indien die sociale voordelen geen bedrijfswagen of een massagebeurt inhouden, maar wel kinderopvang, dan kan ik dat enkel toejuichen. Het is bovendien de bedoeling dat er extra plaatsen worden gecreëerd zodat er in de bestaande opvanginitiatieven plaatsen vrijkomen voor mensen die werken in minder kapitaalkrachtige sectoren.
Op dit moment wordt de gesubsidieerde sector niet voorbehouden voor diegenen die het minst verdienen of het zwakst staan. We opteren absoluut voor een mengeling van zeer hoge en zeer lage inkomens. Ze kunnen allen gebruik maken van de gesubsidieerde sector. Meer zelfs, cijfers tonen aan dat de midden- en hogere klasse sneller gebruik maken van die sector dan de groep met een lager inkomen, omdat die laatste niet genoeg georganiseerd is. We wensen duidelijk geen bijkomende ongelijkheid te creëren. Wel moeten we zeer omzichtig te werk gaan.
De campagne voor kinderopvang valt niet uit de lucht. Iedereen gaat ervan uit dat de werkgevers een bijdrage moeten leveren in de kosten van de kinderopvang. Een goed voorbeeld hiervan is het FCUD. Dat is een solidair systeem waarop wij echter geen beroep kunnen doen. Bij het begin van deze legislatuur heb ik ook wel eens gehoopt en gepleit dat, naar aanleiding van een federale CAO, die 0,05 percent zou worden opgetrokken. Er is immers een hoge nood aan kinderopvang. Op zo'n moment krijg ik echter het antwoord dat kinderopvang een gemeenschapsmaterie is. De dag daarna wordt dan weer gesteld dat het FCUD een federale bevoegdheid is. We hebben dan ook van meet af aan gekozen voor samenwerking met de werkgever. De huidige campagne is hiervan een uitvloeisel.
Kind en Gezin heeft een consultancy-ambtenaar aangeworven die een model heeft uitgewerkt. De bedrijvencampagne werd recent besproken door Kind en Gezin en het dagelijks bestuur van de SERV. Hierbij werd gedetailleerd nagegaan wat er zou gebeuren. Na een aantal opmerkingen van de SERV heeft Kind en Gezin zelfs een aantal wijzigingen aangebracht in de aanpak van de campagne.
We voeren een evenwichtige campagne die zich stapsgewijs richt naar bedrijven en de openbare sector. Tegen de zomer zullen alle openbare besturen en 40 percent van de bedrijven met meer dan 50 werknemers worden aangeschreven. In de brief zullen ze in het kort worden geïnformeerd over het engagement dat ze met betrekking tot kinderopvang kunnen nemen. Ze worden uitgenodigd hun houding ten opzichte van de kinderopvang verder te verkennen.
De sleutel om bedrijven aan te zetten om te zorgen voor kinderopvang, ligt op het federale niveau. Bij eerste contacten reageren bedrijven positief indien de opvang fiscaal aftrekbaar is. Die zaak is reeds op het federale niveau aangekaart. Bepaalde partijen staan open voor de argumenten. Andere stellen zich meer terughoudend op.
Op dit moment zijn de specifieke engagementen van bedrijven met betrekking tot een regulier kinderopvangaanbod zeer beperkt. Er zijn er een aantal, maar ze richten zich niet exclusief tot kinderen van het bedrijf in kwestie. Structureel, omvangrijk en grootschalig kunnen we de creatie of financiering van opvanginitiatieven door individuele bedrijven op dit moment niet noemen.
Aan de erkende en gesubsidieerde kinderdagverblijven, diensten voor opvanggezinnen en de privé-opvanginstellingen werd gevraagd of ze bereid zijn samen te werken met bedrijven. Hierop zijn 70 positieve reacties gevolgd. De initiatieven voor buitenschoolse opvang werden niet bevraagd. Dit komt omdat de bedrijven die Kind en Gezin hebben benaderd, veeleer geïnteresseerd waren in de organisatie van kinderopvang voor niet-schoolgaande kinderen.
Kinderopvanginitiatieven die bereid zijn om met bedrijven te onderhandelen, kunnen via de website kennis nemen van bijvoorbeeld typecontracten, de gemiddelde kostprijs van een plaats, enzovoort. Ze kunnen uiteraard ook de consultancy-ambtenaar persoonlijk contacteren om hen bij te staan bij eventuele onderhandelingen of gesprekken met bedrijven.
In het besluit van de Vlaamse regering over de gesubsidieerde opvangsector werd de erkenning van een voorziening losgekoppeld van de subsidiëring. Dit houdt in dat de capaciteit hoger kan zijn dan de gesubsidieerde capaciteit. Het is in elk geval zo dat het inkopen van plaatsen zich momenteel niet kan situeren binnen de betoelaagde capaciteit. Het gaat dus om plaatsen die wel erkend maar niet gesubsidieerd zijn. Er kan dus een bijkomende erkende, niet gesubsidieerde capaciteit worden gerealiseerd via het stelsel van inkopen van plaatsen. De concrete modaliteiten daarvoor worden momenteel vastgelegd. Het feit dat het inkopen van plaatsen niet binnen de gesubsidieerde capaciteit gebeurt, betekent dat minder kapitaalkrachtige ouders niet zullen worden weggeconcurreerd, wel integendeel.
Wat de afhankelijkheid van de werknemer ten opzichte van de werkgever betreft, wil ik toch zeggen dat er permanent overleg is met de SERV, de werkgevers en de werknemers. De totstandkoming van individuele initiatieven zal via een paritair overleg op bedrijfsniveau worden begeleid. Ouders blijven uiteindelijk zelf beslissen hoe ze de opvang voor hun kinderen organiseren. Ze zijn uiteraard niet verplicht om gebruik te maken van het aanbod dat het bedrijf biedt.
Wat uw laatste vraag betreft, is het niet helemaal duidelijk in welke zin het onderscheid tussen sterke en zwakke bedrijven moet worden aangewend. In bepaalde -veelal 'zwakke' -sectoren worden initiatieven met betrekking tot kinderopvang genomen. Ik denk hierbij aan de horeca, de social-profitsector, ziekenhuizen. In die sectoren worden veel vrouwen tewerkgesteld en wordt een flexibel uurrooster gehanteerd. Indien een sector of een bedrijf een initiatief neemt, past dit nagenoeg altijd in een ruimer uitgewerkt personeelsbeleid. De differentiëring ten aanzien van verschillende groepen werknemers binnen eenzelfde bedrijf wordt hierbij steeds sterker.
Deze informatiecampagne zal zeker niet tot een dualiteit tussen sectoren of tussen werknemers leiden. Door middel van deze campagne willen we bedrijven in de eerste plaats informeren. De bedrijven worden uitgenodigd om hun interesse in kinderopvang in overleg verder te verkennen.
Misschien wordt kinderopvang in de toekomst een element om tot meest mensvriendelijk bedrijf in Vlaanderen te worden verkozen, wat op zich uiteraard ook mooi meegenomen zou zijn.
De voorzitter : Mevrouw Becq heeft het woord.
Mevrouw Sonja Becq : Het loskoppelen van erkenning en subsidiëring lijkt me zeer belangrijk. De website verduidelijkt dit onderscheid niet voldoende. Tenslotte gaat het hier om het creëren van bijkomende plaatsen en het vrijwaren van de plaatsen die niet voor werknemers zijn bestemd.
Sommige werknemers bevinden zich in een sterkere positie dan andere werknemers. Aangezien het hier niet om een auto of een ander extralegaal voordeel gaat, blijft dit een belangrijke bekommernis. Kinderopvang is in onze ogen een basisvoorziening die voor iedereen toegankelijk moet zijn. De toegankelijkheid voor anderen mag niet in het gedrang komen. Hierbij moeten uiteraard steeds dezelfde kwaliteitscriteria worden gehanteerd. Aangezien deze campagne hiertoe kan bijdragen, lijkt het me nuttig om ze binnen afzienbare tijd eens te evalueren.
De voorzitter : Minister Vogels heeft het woord.
Minister Mieke Vogels : Ik denk dat het succes van de campagne valt of staat met de fiscale aftrekbaarheid van de kinderopvang. Dit is alleszins de belangrijkste vraag van de bedrijven.
De voorzitter : Het incident is gesloten.