Commissie voor Binnenlandse Aangelegenheden, Huisvesting en Stedelijk Beleid Vergadering van 21/05/2002
Vraag om uitleg van mevrouw Veerle Heeren tot de heer Jaak Gabriels, Vlaams minister van Economie, Buitenlandse Handel en Huisvesting, over het additioneel programma Limburgfonds sociale huisvesting
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van mevrouw Heeren tot de heer Gabriels, Vlaams minister van Economie, Buitenlandse Handel en Huisvesting, over het additioneel programma Limburgfonds sociale huisvesting.
Mevrouw Heeren heeft het woord.
Mevrouw Veerle Heeren : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, op 10 april 1995 werd naar aanleiding van de vereffening van de Sociale Investeringsmaatschappij het Witte-Donderdagakkoord afgesloten in Limburg. Voor sociale huisvesting werd in 1 miljard frank voorzien dat via een additioneel programma kon worden geïnvesteerd in de provincie. Op 1 juli 1997 werd bij de VHM een Limburgfonds gecreëerd waarbij 1 miljard frank Limburgse middelen in de vorm van renteloze leningen ter beschikking werden gesteld van de sociale huisvestingsmaatschappijen en terugbetaalbaar was in schijven.
Mijnheer de minister, we zijn ondertussen enkele jaren verder. Daarom is het zinvol om een stand van zaken op te maken. We hebben op Limburgs niveau een overleg gehad over de partijgrenzen heen inzake sociale huisvesting waarbij we wilden nagaan wat de mogelijkheden konden zijn van de Limburgse Reconversiemaatschappij. Deze vraag om uitleg is daar een gevolg van. Tot welke realisaties heeft dit additioneel budget geleid? Binnen welke timing konden die worden afgesloten? Werden deze middelen integraal benut? Zo neen, wat gebeurde met het resterende krediet? Welke terugbetalingsregeling werd afgesproken? Wie heeft de intresten en voor welk bedrag gegenereerd op deze middelen sinds 1 juli 1997 tot de datum van de daadwerkelijke opneming? Kunnen alle maatschappijen hun financiële verplichtingen nakomen? Heeft de terugbetalingsregeling geen negatieve implicaties op de investeringsmogelijkheden van maatschappijen met onvoldoende eigen middelen? Aan wie of welke instelling gebeuren deze terugbetalingen en in welke mate zijn die middelen opnieuw inzetbaar voor socialehuisvestingsprojecten in de provincie? Indien zou blijken dat deze middelen inmiddels niet meer voor Limburg recupereerbaar zijn, bent u dan bereid om in het kader van de Limburgse reconversiemiddelen nieuwe investeringsmogelijkheden voor de sociale huisvesting te zoeken?
De voorzitter : Minister Gabriels heeft het woord.
Minister Jaak Gabriels : Mijnheer de voorzitter, dames en heren, de financiering door het Limburgfonds van de socialewoonprojecten maakt deel uit van een additioneel investeringsprogramma dat op 26 februari 1996 door het interministerieel overleg werd aanvaard. Voor de uitvoering van dit programma heeft de VHM op 7 juli 1997 exact 993.200.000 frank of 24.620.784,88 euro ontvangen. Inclusief de theoretische intrestopbrengsten die het nog niet opgenomen kapitaal genereert, is het totaal beschikbare investeringsbedrag op 28 februari 2002 opgelopen tot 1.080.255.320 frank of ruim 26 miljoen euro.
Intussen werden via dit programma in totaal 340 bijkomende sociale woningen gerealiseerd. Dat is goed voor een investeringsbedrag van 950.528.000 frank of 23.562.973 euro. Hierop werden reeds betalingen uitgevoerd ten bedrage van 909.656.928 frank of 22.547.327 euro. De meeste projecten werden opgeleverd in 1999 en 2000, en enkele projecten nog in 2001. Ik zal u een lijst bezorgen met de reeds gerealiseerde projecten. Er blijft op datum van 28 februari 2002 nog een saldo van 170.698.391 frank of 4.231.502 euro dat op verzoek van de provinciale werkgroep Limburg, de PWL, gereserveerd blijft voor twee projecten van de gewestelijke bouwmaatschappij Tongers Huis, die tot op heden nog niet konden worden opgestart omwille van stedenbouwkundige problemen. Het gaat om een project dat voorziet in de opbouw van 26 woningen aan de Siegelsmeer te Tongeren en de vervangbouw van het gemeentehuis van Riemst dat wordt omgebouwd tot 8 sociale woningen.
Contractueel werd de terugbetaling als volgt bepaald : 12 december 2001 : 198.640.000 frank ; 12 december 2005 : 86.110.000 frank ; 12 december 2006 : 355.565.600 frank ; 12 december 2007 : 352.884.000 frank. Op de terugbetalingstermijn is geen uitstel van betaling mogelijk. De VHM neemt in haar kredietvoorwaarden ten overstaan van de initiatiefnemende socialehuisvestingsmaatschappijen pro rata overeenstemmende terugbetalingsschema's op. De VHM, noch de initiatiefnemende socialehuisvestingsmaatschappij zijn op de opgenomen en niet-terugbetaalde bedragen intrest verschuldigd aan respectievelijk het Limburgfonds en de VHM. De VHM zal in voorkomend geval evenwel de eventuele verschuldigde vennootschapsbelasting ten gevolge van de fiscale toevoeging van het goedgunstig voordeel aan de socialehuisvestingsmaatschappij bij haar winst pro rata ten laste kunnen leggen van de initiatiefnemende socialehuisvestingsmaatschappij.
Contractueel is vastgelegd dat de VHM aan de initiatiefnemende socialehuisvestingsmaatschappij kredietopeningen toestaat ten belope van het hierboven vermelde bedrag, eventueel te vermeerderen met intrestopbrengsten. Voor de bepaling van de eventuele intrestopbrengsten wordt 4 percent gerekend. Per 28 februari 2002 bedroeg deze theoretische intrest 2.158.044,51 euro. Deze theoretisch bepaalde intrestopbrengst moet mee geïnvesteerd worden in projecten. Er werd contractueel bepaald dat deze intrest achteraf bij aflossing van de schuld niet aan het Limburgfonds verschuldigd is.
De terugbetaling van een eerste schijf van 20 percent van de opgenomen gelden door de socialehuisvestingsmaatschappij aan de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij -zoals ik reeds eerder zei aan hetzelfde ritme en tijdschema als de VHM aan het Limburgfonds terugbetaalt -, gebeurde voor het eerst op 12 december 2001. Op die dag werden de in de tabel vermelde bedragen afgenomen van de rekening van de socialehuisvestingsmaatschappijen om de renteloze leningen die ze van de VHM ontvingen, terug te betalen. Met uitzondering van één maatschappij, Ons Dak in Maaseik, beschikten alle initiatiefnemers over voldoende liquiditeiten om de terugbetaling te dragen. De financiële situatie van Ons Dak en de mogelijke oplossing van haar problemen maken momenteel het voorwerp uit van een studie van de financiële diensten van de VHM.
Voor de toekomstige terugbetalingen moet rekening worden gehouden met het feit dat deze woningen ondertussen zijn opgeleverd en opgenomen in het patrimonium van de maatschappij. Deze woningen zullen ook inkomsten genereren, wat op zijn beurt ongetwijfeld een gunstige invloed heeft op de liquiditeitspositie van deze maatschappijen.
De VHM lost de contractueel bepaalde bedragen af aan het Limburgfonds op de vaste vervaldagen, waaromtrent er contact is met de permanente werkgroep Limburg. Het miljard maakt deel uit van een ruimer pakket dat ontleend werd aan een bankconsortium. Deze middelen worden dan ook aan dat consortium terugbetaald.
Het is mijn intentie -en we voeren hierover al ettelijke maanden onderhandelingen -om een deel van de LRM-middelen aan te wenden voor sociale huisvesting. Daartoe is een gemengde werkgroep bezig die concrete voorstellen moet uitwerken. We zullen hoe dan ook aan de Vlaamse regering voorstellen doen om tot een rollend fonds te komen waarbij we in de toekomst een soort extra programma op basis van de eigen middelen kunnen inzetten.
De voorzitter : Mevrouw Heeren heeft het woord.
Mevrouw Veerle Heeren : Mijnheer de minister, ik dank u voor uw zeer omstandig antwoord. Ik heb toch nog twee bijkomende vragen. Zijn die 340 woningen vandaag volledig bewoond? Ik laat daarbij de projecten in Tongeren en Riemst buiten beschouwing. Ik veronderstel dat er maar een deel van is aanbesteed. Hebt u daar enig zicht op?
De financieringsmechanismen in mijn provincie zijn nogal ingewikkeld. De Vlaamse regering heeft een paar maanden geleden beslist dat er 1 miljard frank kan worden uitgetrokken voor Limburg. De heer Keulen zei dat het erg moeilijk zal zijn om van dat bedrag middelen te genereren voor sociale huisvesting. Mijnheer de minister, u maakte daarnet een opening naar een rollend fonds voor een rechtstreekse afname van middelen van de LRM. Is dat een juiste interpretatie?
Minister Jaak Gabriels : Mijnheer de voorzitter, de lijst die ik u nu bezorg, geeft de stand van zaken van de opbouw van de woningen. Mevrouw Heeren, ik kan u echter niet zeggen of de woningen al dan niet bezet zijn. De verschillende huisvestingsmaatschappijen hebben er in elk geval de beschikking over. De lijst is zeer gedetailleerd.
Op uw tweede vraag kan ik antwoorden dat mijn voorstel daaromtrent bijna klaar is. Ik wil er echter eerst zeker van zijn dat de middelen in een soort rollend fonds terechtkomen. Voorheen ging het om een prefinanciering die achteraf moest worden terugbetaald. Omdat een deel uit het Limburgfonds kwam, dat nu wordt overgedragen naar de provincie, moet het mogelijk zijn de provincie ertoe aan te zetten een deel ter beschikking te stellen van het rollend fonds. Hierdoor zal het bedrag in de toekomst groter worden.
Mevrouw Veerle Heeren : Mijnheer de minister, als ik u goed begrijp, gaat het om de middelen van het Limburgfonds en niet om andere bedragen. Kunt u daar duidelijkheid over verschaffen?
Minister Jaak Gabriels : Het rollend fonds zal uit een drietal verschillende componenten kunnen bestaan. Daarbij moet de hele Vlaamse situatie, het Limburgfonds vanuit de Limburgse situatie en de eigen middelen van de LRM, in overweging worden genomen. Het is nu nog te vroeg om te zeggen hoe het fonds precies zal worden opgebouwd. Er zal in elk geval een poging worden ondernomen om op basis van de beschikbare middelen iets in de toekomst te creëren.
De voorzitter : Mevrouw Heeren, de door u gevraagde lijst zal u zo dadelijk worden bezorgd.
Het incident is gesloten.