Commissie voor Economie, Landbouw, Werkgelegenheid en Toerisme Vergadering van 16/05/2002
Interpellatie van de heer Didier Ramoudt tot de heer Renaat Landuyt, Vlaams minister van Werkgelegenheid en Toerisme, over de toekomstperspectieven voor het kusttoerisme
De voorzitter : Aan de orde is de interpellatie van de heer Ramoudt tot de heer Landuyt, Vlaams minister van Werkgelegenheid en Toerisme, over de toekomstperspectieven voor het kusttoerisme.
De heer Ramoudt heeft het woord.
De heer Didier Ramoudt : Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, op maandag 25 maart jongstleden werd te Koksijde het 'Strategisch beleidsplan voor toerisme en recreatie aan de kust' voorgesteld onder ruime belangstelling van vertegenwoordigers van diverse actoren op het gebied van beleid en toerisme, en in aanwezigheid van de minister.
Het is verheugend vast te stellen dat het toerisme in het algemeen en het kusttoerisme in het bijzonder de nodige aandacht krijgt als volwaardig onderdeel van de Vlaamse economie. Dat is niet altijd zo geweest. In het strategisch plan wordt haarfijn uitgelegd welke visie ontwikkeld is voor de verdere uitbouw van de toeristische sector en welke concrete doelstellingen men wil bereiken. Zo kunnen we al op bladzijde 7 van het 355 pagina´ tellende document lezen : 'Het kusttoerisme moet op duurzame wijze de maatschappelijke recreatieve behoeften van de Vlamingen en de Belgen opvangen. Tegelijk moet de socio-economische positie van het toerisme in de regio worden veiliggesteld'.
Daarnaast ben ik eveneens verheugd dat de Vlaamse regering ook de nodige centen uittrekt om het ambitieuze plan daadwerkelijk te verwezenlijken. Op het eerste gezicht niets dan lof dus voor de aanpak van de Vlaamse regering en voor het beleid van de minister ter zake. Bij het schrijven van deze interpellatie had ik echter nog geen zicht op de begrotingswijzigingen. In het plan is ook de nodige aandacht geschonken aan een aantal randvoorwaarden die moeten worden vervuld om de hierboven beschreven doelstelling optimaal te kunnen realiseren. Juist die randvoorwaarden baren mij zorgen, samen met de mogelijk ongunstige evoluties die zich dreigen voor te doen wanneer wij niet omzichtig omspringen met de randvoorwaarden die het zo vol lof bezongen kusttoerisme negatief kunnen beïnvloeden. Als toerisme een economische activiteit is, dan is het inderdaad even kwetsbaar als de andere economische sectoren.
In het plan wordt terecht de volgende vraag gesteld : 'Hoe willen wij dat mensen over onze kust denken?' Een aantal zaken die nu hun beslag dreigen te krijgen, kunnen een hypotheek leggen op hoe de mensen over onze kust als vakantiebestemming denken. Zo is er de controverse over het al dan niet plaatsen van windmolenparken en het gebrekkige inzicht op de gevolgen daarvan voor het kusttoerisme. In het strategisch plan spreekt men meermaals over de waarde van de open ruimte, terwijl men de open ruimte bij uitstek aan de kust, namelijk de zee en haar horizon, zal verminken. Zo is er de polemiek over de inplanting van bestaande en toekomstige golfterreinen. In het strategisch plan spreekt men van specifieke doelgroepen. Welnu, de golfsport zit duidelijk in de lift en de golfsporters hebben als doelgroep een niet te onderschatten potentieel.
Voor de mobiliteitsproblemen worden in het strategisch plan een aantal krachtlijnen uitgetekend. In realiteit staat de kusttoerist, als hij al niet file moet rijden op de autosnelweg, zeer dikwijls vast en heeft hij zeeën van tijd nodig om op zijn bestemming te geraken. Ik heb het dan nog niet eens over het almaar dalend aantal parkeerplaatsen. Dan is er nog de problematiek van de kustcampings en weekendverblijven en, last but not least, de op zijn minst twijfelachtige houding van het beleid ten opzichte van de luchthaven van Oostende en de impact die ze zou kunnen hebben op het toerisme.
Mijnheer de minister, u ziet dat plannen maken en ze verwezenlijken twee verschillende zaken zijn. Ik ben en blijf -net zoals uzelf trouwens -zeer begaan met de verdere uitbouw van het toerisme.
Ik heb deze week een krantje ontvangen dat uitgaat van de Vlaamse regering. Daarin wordt de vraag gesteld wat de toekomst is van het regionaal-stedelijk gebied Oostende. De tekst is opgesteld door de Arohm. (Opmerkingen van minister Renaat Landuyt)
Het één kan niet los worden gezien van het ander. Ik heb het blaadje meegebracht omdat het erop wijst dat toerisme een belangrijke economische actor is. Het verheugt me dat dit is doorgedrongen bij de overheid. Er wordt gesproken over de regionale luchthaven. De Arohm spreekt over de afnemende bereikbaarheid, de verouderde toeristische infrastructuur. (Opmerkingen van minister Renaat Landuyt)
Mijnheer de minister, ik geef enkel een voorbeeld. Mutatis mutandis stellen zich dezelfde problemen in de andere kuststeden.
Naast de problemen in verband met de infrastructuur is er de druk op de immobiliënmarkt, de achteruitgang van traditionele economische activiteiten zoals de visserij, enzovoort. Enerzijds willen we een en ander realiseren om de kust en het toerisme in het algemeen de nodige dynamiek te geven en anderzijds zijn er een aantal problemen die tot op heden onopgelost blijven.
Mijnheer de minister, hebt u zicht op de effecten die bovengenoemde problemen zullen hebben op het kusttoerisme? Ik verwijs daarbij naar de windmolenparken, het verdwijnen van de campings zonder dat daar een alternatief voor wordt geboden, de campings die eventueel kunnen worden omgevormd tot tweede verblijven, de tweede verblijven die onbezet blijven, enzovoort. Al die punten staan ook in het strategisch plan.
Beschikt u over cijfergegevens? Bij het begin van de legislatuur heb ik uw aandacht gevraagd voor de problemen inzake die gegevens van Toerisme Vlaanderen. Indien men een goed beleid wil voeren, moet men over degelijk cijfermateriaal of simulaties beschikken die peilen naar het effect van het plaatsen van bijvoorbeeld windmolenparken en de mogelijke verdwijning van golfterreinen en/of inplanting van nieuwe golfterreinen. Indien u daar niet over beschikt, hoe zult u dan die effecten inschatten bij de uitvoering en de begeleiding van het strategisch plan? Hebt u reeds overleg gepleegd met uw collega's die bevoegd zijn voor dossiers die een impact hebben op het kusttoerisme? Zo niet, waarom niet? Acht u een dergelijk overleg nuttig?
Bij het begin van de legislatuur heb ik ook gesteld dat voor een goed toeristisch beleid er voor om het even welke beleidsbeslissing in verband met de infrastructuur ook rekening moet worden gehouden met het toerisme. Dat vormt de rode draad doorheen alle beslissingen. Dit gaat van de aanleg van wegen en fietspaden tot het inplanten van groenvoorzieningen.
Hoe ziet u de uitvoering van een 'parkeerbeleid voor alle badplaatsen dat rekening houdt met de noden van de lokale bevolking en van de verblijfstoeristen', zoals omschreven in het strategisch plan, binnen het kader van uw bevoegdheden? De kuststeden oefenen tijdens de zomer een enorme aantrekkingskracht uit. Er wordt echter weinig onderscheid gemaakt tussen wat voor de lokale bevolking dan wel de toeristen noodzakelijk is. Dat creëert voor de kustbewoners een -subjectief -gevoel van ongenoegen. Ze kunnen bepaalde plaatsen in de binnenstad moeilijker bereiken. Men kan dat aan de steden zelf verwijten. Het is echter de overheid die bepaalde zaken heeft gestuurd. Er werd een ontradingsbeleid gevoerd ten aanzien van de auto's. De mobiliteit werd sterk teruggedrongen in de binnenstad. Hierbij werd echter uit het oog verloren dat mensen ook in de binnenstad wonen. Dit heeft geleid tot een vlucht uit de centra. Dat veroorzaakt een spookstadsyndroom, waarbij mensen 's avonds binnen blijven omdat er enerzijds niets te beleven valt en anderzijds omdat men zich onveilig voelt doordat er geen circulatie meer is.
Mijnheer de minister, tot slot wil ik u vragen wat uw visie is op de mogelijkheid om naast de globale integrale aanpak van de kust als toeristische regio, ook na te gaan wat de mogelijke effecten zijn van ingrepen in elementen die als randvoorwaarden moeten worden vervuld om het kusttoerisme duurzaam te ontwikkelen. De randvoorwaarden staan natuurlijk in de studie.
Er is een groot verschil tussen de theoretische benadering en praktische uitvoering. Daartussen heerst momenteel een discrepantie. Er wordt niet genoeg rekening gehouden met wat de toerist komt zoeken aan de kust. Is hij bijvoorbeeld gediend met windmolens in zee? Kan hij appreciëren dat op termijn de visserij eventueel zou wegvallen? Zal de toerist zijn inspanningen volhouden om in de file te staan vooraleer hij de kust bereikt? Ik mis het signaal van de regering dat de kust bereikbaar moet blijven en dat ze wil vechten om te behouden wat er al is. Ik denk bijvoorbeeld aan de golfterreinen.
De voorzitter : De heer Laverge heeft het woord.
De heer Jacques Laverge : Mijnheer de voorzitter, ik raad iedereen aan om eens goed het strategisch plan voor de kust te lezen. Wat daarin staat, staat dwars op wat er vandaag gebeurt. Een aantal initiatieven in het plan zijn bedoeld als aanzuigeffect voor de toeristen. Er wordt gepraat over parkings, de instandhouding van de golfsport, enzovoort. Mijnheer de minister, u hebt het echter over de afschaffing van golfterreinen. Onderschrijft u dit strategisch plan eigenlijk wel?
De voorzitter : Minister Landuyt heeft het woord.
Minister Renaat Landuyt : Mijnheer de voorzitter, dames en heren, de vragen van de heer Ramoudt zijn een dagenlang debat waard. Het strategisch beleidsplan voor toerisme en recreatie aan de kust draagt de goedkeuring van de provincie West-Vlaanderen weg. Het heeft het voordeel de hele kustproblematiek te bekijken vanuit toeristisch, strategisch belang. Ik denk dat de kracht van het document in de toekomst zal blijken uit de toepassing ervan. In deze tekst zijn veel antwoorden terug te vinden op de vragen die hier zijn gesteld.
De heer Jacques Laverge : Misschien lezen wij op een andere manier.
Minister Renaat Landuyt : Ik antwoord in het algemeen dat alles wat we aan de kust doen, zich op Vlaams niveau binnen twee kaders situeert. Er is het kader van doelstelling 2 voor de periode van 2000 tot 2006. Vertrekkend van de hier aangehaalde problematiek, wordt de kust omwille van de crisis die in de traditionele visserijsector heerst, erkend als doelstelling 2-gebied. Bovendien biedt de nieuwe toeristische sector een aantal grote uitdagingen. We krijgen op die manier de mogelijkheid om met Europees geld grote projecten te cofinancieren. We vertrekken dus vanuit de geschetste problematiek.
Het tweede kader waarbinnen we aan de kust werken, is het Kustactieplan. Dat geeft ons de mogelijkheid om met Vlaams geld in te spelen op de problemen. We willen dat de kust van 2006 er anders uitziet dan de kust van 2002. Al onze acties passen in die doelstelling.
Er is gevraagd wat de windmolenparken en het aanleggen en het verdwijnen van golfterreinen als effect zullen hebben op de kust. Ik behoor tot de politieke groep die in verband met de windmolenparken een duidelijk standpunt heeft ingenomen. Vrij vertaald houdt dat standpunt in dat er windmolens in zee mogen worden geplaatst, op voorwaarde dat ze vanaf de kust niet zichtbaar zijn. Mijn politieke groep is dus veeleer tegenstander van windmolens in zee, omdat ze van oordeel is dat de negatieve effecten van windmolens in de nabijheid van de kust niet mogen worden onderschat. Het is misschien realistischer om ze enkele kilometers verder in zee in te planten. Ik ben niet slimmer dan de wetenschappers die vinden dat ze de effecten van een en ander kunnen inschatten. Ik weet alleen dat er overal veel twijfel bestaat over de effecten van de windmolens.
Alles wat we aan de kust doen, moeten we doen met respect voor de decreten. De natuur aan de kust moet worden gerespecteerd. Binnen die marge ben ik wel voorstander van een inplanting van nieuwe golfterreinen, maar er is een discussie aan de gang over de ruimtelijke ordening in West-Vlaanderen. Alle bevoegde instanties zullen in die discussie hun verantwoordelijkheid moeten opnemen. Ik ben niet bevoegd om te zeggen waar er golfterreinen mogen worden aangelegd, waar er golfterreinen mogen blijven of waar ze moeten verdwijnen.
De discussie over de golfterreinen is bovendien een discussie die moet worden gevoerd in de context van de ruimtelijke ordening en het natuurbehoud. De decreten in verband met de ruimtelijke ordening en het natuurbehoud mogen niet wijken voor de toeristische belangen. Alle belangen moeten rustig worden afgewogen.
Ik heb nog geen formeel overleg gepleegd met de ministers die in deze dossiers bevoegd zijn. Als dat overleg er komt, zal ik mijn rol als minister van Toerisme spelen. Ik zal dan zeker de toeristische invalshoek aan bod laten komen. U weet ook dat er momenteel een hele strenge minister van Ruimtelijk Ordening is. Ik moet hem natuurlijk respecteren in het toepassen van de wet.
Er werd me ook gevraagd me hoe ik in het licht van mijn bevoegdheden aankijk tegen de uitvoering van een parkeerbeleid voor alle badplaatsen dat rekening houdt met de noden van de lokale bevolking en van de verblijfstoeristen, zoals werd omschreven in het strategisch plan. Dat is een moeilijke vraag. Ik probeer om altijd mijn verantwoordelijkheid op te nemen. Ik ben als minister van Toerisme altijd aanwezig op de regeringsvergaderingen. De toeristische argumenten spelen meer dan vroeger een rol tijdens de discussies. Natuurlijk kunnen ze niet dienen om de wet te negeren.
U vraagt me naar mijn visie over de mogelijkheid om naast de algemene, integrale aanpak van de kust als toeristische regio, na te gaan wat de effecten zijn van ingrepen in elementen die als randvoorwaarde moeten zijn vervuld om het kusttoerisme duurzaam te kunnen ontwikkelen. Het opgestelde document is een onderhandelingswapen. Alle argumenten en de toeristische visie op de kust worden erin in kaart gebracht. Dankzij het document is men op elk niveau beter gewapend om te discussiëren en kan reeds op voorhand worden gewezen op mogelijke effecten van beslissingen op het vlak van ruimtelijke ordening, openbare werken of milieu, op het toerisme.
Ik ben ervan overtuigd dat de sterkte van de kust wordt bepaald door een maximale bewaring van de natuur. De aard van het milieu is immers de troef van de kust. We hebben er geen belang bij dat er geen natuur meer zou overblijven aan de kust. De familie Lippens -op wie veel kritiek kan worden geuit -heeft verdienstelijk werk geleverd op dat vlak. Die familie heeft er immers altijd naar gestreefd om de natuur te vrijwaren. Het hoofdkenmerk van de kust is immers het natuurelement. De lucht, de zee en het strand moeten worden bewaard, zo niet is er geen toerisme meer mogelijk aan de kust.
De voorzitter : De heer Ramoudt heeft het woord.
De heer Didier Ramoudt : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, iedereen onderschrijft het belang van natuurbehoud. Natuurbehoud is mooi en kan worden gecombineerd met toegankelijkheid, maar ook met ontoegankelijkheid. Ik wil vermijden dat de kust wordt ingedeeld als een soort Bokrijk, waarbij de mensen op paadjes moeten lopen en slechts links en rechts over de prikkeldraad heen kunnen kijken om te zien hoe het gras er groeit, hoe een vlinder er rondvliegt en hoe de duinkonijntjes er rondhuppelen.
Het is geen goede zaak om het natuurbehoud alle voorrang te geven en te bepalen dat het toerisme er zich naar moet plooien. Toerisme is een onderdeel van de economie en economie levert welvaart op. U stelt die dus allemaal in vraag. Natuurbehoud levert geen welvaart op, economie wel. We verschillen op dit vlak van mening. U mag me echter niet verkeerd begrijpen, ik suggereer helemaal niet dat niet aan natuurbehoud mag worden gedaan.
Minister Renaat Landuyt : Natuurbehoud is economisch rendabel via het toerisme. Ik doe er alles aan om het evenwicht tussen toerisme en natuurbehoud te bewerkstelligen. We hebben een heel goede relatie uitgebouwd met VZW Natuurpunt. Ons uitgangspunt is het in de kijker zetten van de natuur. Dat komt neer op toerisme.
Ik herhaal dat de aanwezige natuur de toeristische troef van de kust is. Dat moeten we goed voor ogen houden. Er wordt teveel gedacht dat er een tegenstelling bestaat tussen toerisme en economie aan de ene kant, en natuurbehoud aan de andere kant. Dat is niet het geval, want dankzij het natuurbehoud blijft de kust een sterk toeristisch product.
De heer Didier Ramoudt : Mijnheer de minister, uit uw antwoord leid ik duidelijk uw twijfel af. Het is een grote ballon, en u weet niet waar u die moet oplaten. Ik zal u echter een voorbeeld meegeven, over iets wat vanuit uw bevoegdheid gestuurd kan worden.
In Blankenberge is er een aquarium. Dat is een privé-initiatief dat wordt uitgebouwd. Dan blijkt dat Oostende hetzelfde gaat doen. Dat gebeurt dus op 20 kilometer van elkaar. Het spreekt voor zich dat dit niet gezond is. (Opmerking van minister Renaat Landuyt)
Het dossier ligt misschien wel onder tafel, maar de locatie is al veranderd van plaats, en het is dus wel degelijk een dossier. U zult het eens moeten opvragen op uw kabinet.
Minister Renaat Landuyt : Het siert u dat u als Vlaams volksvertegenwoordiger uit de streek van Oostende tegen het bevoordelen van Oostende bent.
De heer Didier Ramoudt : Mijnheer de minister, ik ben daartegen omdat men met hetzelfde budget andere zaken kan opstarten. Het heeft geen zin om elkaar te beconcurreren. Daarvoor is onze kust te kort en te klein. (Opmerking van minister Renaat Landuyt)
U moet het maar eens navragen op uw kabinet. Daar zullen ze het wel goed weten.
Een ander item is het probleem van de jachthavens. Dat wil ik ook gewoon even aangeven.
Daarnaast is toerisme voor een belangrijk deel ook cultuur. Daar kunt u ook sturend in optreden. In uw benadering mis ik echter net dat cultuurgegeven met betrekking tot de kust. Het gaat dan over bestaande zaken waarvoor u niet onmiddellijk maar toch deels verantwoordelijk bent.
Ik geef als voorbeeld het openluchtmuseum Raversijde, domein Prins Karel genoemd. Een groot stuk van de Atlantik Wall is daar intact gebleven en volledig als museum ingericht. Praktisch niemand weet echter dat dat daar bestaat. Er wordt ook geen publiciteit voor gemaakt. Nochtans heeft Toerisme Vlaanderen daar ettelijke tientallen miljoenen ingepompt. Men zou daar prachtige evocaties kunnen doen van oorlogstaferelen in de vorm van klank-en-lichtspelen. Ik garandeer dat daar massa's mensen op zouden afkomen. Daar moet toch eens over worden nagedacht in plaats van in een kustactieplan allerlei zaken op te starten die eigenlijk infrastructuurwerken zijn en geen uitvoerende activiteiten.
Minister Renaat Landuyt : Mijnheer Ramoudt, wat betreft de cultuur aan de kust, zal 2003 een zeer druk jaar zijn.
De heer Didier Ramoudt : Daar kijk ik dan vol verwachting naar uit.
De voorzitter : Het incident is gesloten.