Commissie voor Binnenlandse Aangelegenheden, Huisvesting en Stedelijk Beleid Vergadering van 30/04/2002
Vraag om uitleg van de heer Luk Van Nieuwenhuysen tot de heer Paul Van Grembergen, Vlaams minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Ambtenarenzaken en Buitenlands Beleid, over het taalgebruik op de websteks van faciliteitengemeenten
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Van Nieuwenhuysen tot de heer Van Grembergen, Vlaams minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Ambtenarenzaken en Buitenlands Beleid, over het taalgebruik op de websteks van faciliteitengemeenten.
De heer Van Nieuwenhuysen heeft het woord.
De heer Luk Van Nieuwenhuysen : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, de taalwetgeving zoals we die vandaag kennen, is al vrij oud en houdt dus geen rekening met nieuwe technologieën zoals het internet, dat nochtans steeds meer aan belang wint in de communicatie tussen verschillende besturen en de bevolking. Zo hebben ook heel wat faciliteitengemeenten plannen om van wal te steken met een gemeentelijke webstek. Ik heb dat eens nagetrokken. Wemmel en Drogenbos kondigen dit alvast in de twee talen aan op het net. Kraainem kondigt in het Engels aan dat de webstek 'under construction' is. Linkebeek, Wezenbeek-Oppem, Ronse en Voeren hebben blijkbaar nog geen gemeentelijke webpagina's. Ik heb ze althans niet teruggevonden. Als enige faciliteitengemeente uit de Rand heeft Sint-Genesius-Rode een webpagina, waarop ons uitsluitend in het Nederlands wordt meegedeeld dat de webstek onder constructie is. Dan is er nog de faciliteitengemeente Spiere-Helkijn, die een eentalig Nederlandstalige webstek heeft.
Ik heb ook eens over de grens gekeken. In Wallonië heb ik maar twee webstekken kunnen terugvinden. Moeskroen is eentalig Frans. Vloesberg is eveneens eentalig Frans, maar die gemeente verontschuldigt zich en kondigt aan dat er een Nederlandse vertaling op komst is. Alleen wordt niet gepreciseerd wanneer. Een eindje verder, in Kelmis, een Duitstalige gemeente in de provincie Luik, is er een Duitstalige webpagina, maar daar kan men doorklikken naar een Franse vertaling.
Het beeld is dus ver van eenduidig. Dat roept wat vragen op over de wijze waarop bij dergelijke webstekken rekening moet worden gehouden met de taalwetgeving. Ik stelde u daarover al een schriftelijke vraag, namelijk op 17 januari. Daarin vroeg ik of u het ermee eens was dat men er van kon uitgaan dat, daar het om berichten gaat die niet uitsluitend bestemd zijn voor de lokale bevolking, de webstek uitsluitend in het Nederlands mag zijn opgesteld. Dat is althans de aanbeveling die kan worden aangetroffen in de ondertussen wel bekende studie die professor Boes een tweetal jaar geleden uitvoerde in opdracht van de provincie Vlaams-Brabant. Ik had de indruk dat de Vlaamse regering de besluiten van die studie grotendeels ter harte wenste te nemen. Niettemin stelde u in uw antwoord op deze schriftelijke vraag dat u eerst de juridische dienst van uw administratie wilde inschakelen om de zaak nader te onderzoeken en daarnaast ook een advies te vragen bij de Vaste Commissie voor Taaltoezicht.
Maar ondertussen is als gevolg van een vraag van onze collega, de heer Van den Eynde, in de Kamer van Volksvertegenwoordigers gebleken dat de VCT een verdeeld advies heeft verstrekt over het taalgebruik op de webstek van de intercommunale Interza, waartoe een aantal faciliteitengemeenten behoren. De Nederlandstalige leden van de VCT zijn van oordeel dat de webstek eentalig Nederlands moet zijn, terwijl de Franstaligen voor tweetaligheid pleiten. Feit is dat artikel 34, paragraaf 1 van de gecoördineerde wetten op het gebruik van talen in bestuurszaken stelt dat een gewestelijke dienst met een werking in gemeenten met verschillende taalregelingen naar buitenuit de taal moet gebruiken van de gemeente waar de zetel van de intercommunale gevestigd is. In dit geval is dat het Nederlands, daar de zetel van Interza in Zaventem is gevestigd. Maar de federale minister van Binnenlandse Zaken voelt zich blijkbaar nogal aangetrokken tot het voorstel dat door de vice-gouverneur van Vlaams-Brabant werd geformuleerd. Hij stelt dat de adviezen en mededelingen die door de intercommunale op het internet worden verspreid, niet rechtstreeks in het Frans zouden worden opgenomen maar dat ze wel in die taal kunnen worden aangevraagd na een registratie van de gebruiker, waardoor de beheerder van de site kan nagaan of de aanvrager al dan niet recht heeft op taalfaciliteiten.
Mijnheer de minister, hoe staat u tegenover die suggestie? Heeft de juridische dienst van de administratie reeds een advies verstrekt? Wanneer mogen we ons aan een duidelijk standpunt van de Vlaamse regering verwachten? Zult u dat dan ook aan de betrokken gemeenten meedelen? Enige tijd geleden werd in La Libre Belgique geïnsinueerd dat minister Duquesne van zin zou zijn om een interpretatieve omzendbrief op te stellen. In de Kamer heeft hij dit ondertussen ontkend. Hij heeft echter niet gezegd dat dit niet tot zijn bevoegdheden zou behoren. Mijnheer de minister, wie is nu eigenlijk bevoegd om terzake omzendbrieven te verzenden? Volgens mij is dat de Vlaamse regering en dus de minister van Binnenlandse Aangelegenheden.
De voorzitter : De heer Van Vaerenbergh heeft het woord.
De heer Etienne Van Vaerenbergh : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, geachte collega's, de taalwetgeving is wat dit probleem betreft klaar en duidelijk. Ze is van openbare orde. Uitzonderingen moeten beperkend worden geïnterpreteerd. Indien in een advies wordt gesteld dat de taalwetgeving bepaalde zaken mogelijk maakt, dan vallen toekomstige andere zaken daar niet onder. In de faciliteitengemeenten moet alles in het Nederlands verlopen. Eventueel kan een vertaling worden aangevraagd aan de gemeente.
Wat de intercommunales betreft, is de zaak klaar en duidelijk. De zetel van Interza ligt in Zaventem. In Zaventem, Wezembeek-Oppem, Kampenhout, enzovoort moet alles in het Nederlands geschieden. Men kan mij als Nederlandstalige inwoner niet iets in het Frans opsolferen. Zo eenvoudig is dat. De Franstaligen kunnen de gegevens in hun taal opvragen via de gemeente. De wetgeving op de faciliteiten is enkel van toepassing op de gemeenten. Ook dit moet sensu stricto worden toegepast. Dat houdt in dat de intercommunales buiten deze regeling vallen.
De voorzitter : De heer Van der Poorten heeft het woord.
De heer Mark Van der Poorten : Mijnheer de voorzitter, voor ons zijn de faciliteitengemeenten ook Vlaamse gemeenten. De webstek moet dan ook in het Nederlands worden opgesteld. Daar kan geen enkele onduidelijkheid over bestaan.
De voorzitter : Minister Van Grembergen heeft het woord.
Minister Paul Van Grembergen : Mijnheer de voorzitter, dames en heren, bij de behandeling van de vraag moet er een onderscheid worden gemaakt tussen het taalgebruik van de webstek van een gemeente en dat van een intercommunale. De gemeente moet worden beschouwd als een plaatselijke dienst, een intercommunale als een gewestelijke.
Naar aanleiding van een eerdere vraag van de heer Van Nieuwenhuysen stelde ik een vraag aan de Vaste Commissie voor Taaltoezicht. Deze verstrekte advies op 12 maart 2002. Dit handelde echter enkel over het taalgebruik van de webstek van de intercommunale Interza, waarvan de werkkring bestaat uit enerzijds gemeenten met een speciale taalregeling, zoals Wezembeek-Oppem en Kraainem en anderzijds gemeenten zonder taalregeling, zoals Zaventem, Kampenhout en Steenokkerzeel.
Het advies van de VCT aangaande het taalgebruik van de webstek van Interza was verdeeld tussen de Nederlandstalige en Franstalige leden. Volgens de Nederlandstalige leden is de intercommunale Interza te beschouwen als een gewestelijke dienst in de zin van artikel 34, paragraaf 1 van het KB van 18 juli 1966 houdende de coördinatie van de wetten op het gebruik der talen in bestuurszaken. Volgens voormeld artikel moeten berichten, mededelingen en formulieren die door de desbetreffende gewestelijke dienst rechtstreeks aan het publiek worden gericht in de taal worden gesteld van de gemeente waar de zetel van de dienst is gevestigd. Aangezien de zetel van Interza zich in Zaventem bevindt, is het duidelijk dat hier alleen het Nederlands kan worden gebruikt. Wat de formulieren betreft, maakt de SWT ter zake een uitzondering : inwoners van de gemeente met een speciale taalregeling kunnen eventueel formulieren in het Frans aanvragen. Volgens de Nederlandstalige leden van de VCT mag de intercommunale enkel het Frans gebruiken in haar contacten met de inwoners uit de gemeenten met een bijzonder taalregime die tot haar werkingsgebied behoren, wanneer het contact plaatsvindt in de gemeente zelf.
Ik volg de visie van de Nederlandstalige leden van de VCT. Dat betekent dat de websteks van intercommunales die zich in dezelfde situatie bevinden als Interza, eentalig Nederlands moeten zijn. Ik ga dus niet akkoord met het standpunt van de federale minister van Binnenlandse Zaken, wanneer hij het heeft over berichten en mededelingen aan Franstaligen uit de faciliteitengemeenten die woonachtig zijn in het werkgebied van een intercommunale. Ik ga er wel mee akkoord dat deze inwoners formulieren in het Frans kunnen aanvragen, met dien verstande dat de aanvraag steeds opnieuw moet gebeuren.
Dit advies zonder meer toepassen op de webstek van de faciliteitengemeenten, is echter niet zo evident. De gemeenten zijn immers plaatselijke diensten. Het taalgebruik voor een gewestelijke dienst kan daar niet zomaar op worden toegepast, zeker niet wat het taalgebruik van de faciliteitengemeenten betreft. Dat wordt beheerst door de artikelen 23 en volgende van de SWT-wetgeving. Alvorens hier een definitief standpunt over in te nemen, wens ik opnieuw het advies van de VCT te kennen. Het verstrekte advies beperkte zich immers tot het taalgebruik van een intercommunale. Ik zal de vraag uitbreiden naar het taalgebruik van de webstek van de faciliteitengemeenten, teneinde onder meer de visie van de VCT te kennen over het standpunt van professor Boes. Die stelt onder meer dat, omdat een webstek van een gemeente ook kan worden geraadpleegd door niet-inwoners van de gemeente, deze plaatselijke dienst een gewestelijke dienst zou worden. Daardoor zou het taalgebruik van regime veranderen.
Mijnheer Van Nieuwenhuysen, ik zal opnieuw op deze vraag antwoorden als ik het advies van de VCT ken. Indien hierover een omzendbrief aan de gemeenten moet worden verstuurd, lijkt het me aangewezen dat ik in mijn hoedanigheid van toezichthoudende overheid deze omzendbrief zou formuleren. Dit behoort inderdaad tot de bevoegdheid van de Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden.
De voorzitter : De heer Van Nieuwenhuysen heeft het woord.
De heer Luk Van Nieuwenhuysen : Mijnheer de minister, ik ben het eens met uw standpunt over het taalgebruik in intercommunales. Ik kan aanvaarden dat u het advies afwacht van de VCT voor de gemeentelijke websteks. Ik verwacht echter dat dit in de richting zal gaan van wat professor Boes stelt in zijn rapport. Dat lijkt me logisch omdat hij ook voorzitter is van de Nederlandstalige afdeling van de VCT. Ik ben het er ook mee eens dat het uw bevoegdheid is om een omzendbrief terzake te versturen.
De voorzitter : Het incident is gesloten.