Commissie voor Economie, Landbouw, Werkgelegenheid en Toerisme Vergadering van 16/05/2002
Vraag om uitleg van de heer Jan Penris tot de heer Renaat Landuyt, Vlaams minister van Werkgelegenheid en Toerisme, over de matrozenopleiding
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Penris tot de heer Landuyt, Vlaams minister van Werkgelegenheid en Toerisme, over de matrozenopleiding.
De heer Penris heeft het woord.
De heer Jan Penris : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, de aanleiding voor deze vraag is het conflict tussen de Vereniging van Belgische Reders der Binnen- en Rijnvaart en de VDAB. Dat heeft ondertussen een juridisch vervolg gekregen via een vonnis in kortgeding. Daarin werd aan de VDAB opgelegd om aan de genoemde vereniging de gevraagde inlichtingen te verschaffen.
De redersvereniging kampt met een tekort aan matrozen voor de binnenvaart die over een aantal jaren Rijnvaartervaring beschikken. Een internationaal verdrag bepaalt immers dat binnenschepen die op de Rijn varen, matrozen in dienst moeten nemen die een paar jaar -twee of drie -Rijnvaartervaring hebben opgedaan. Blijkbaar zijn zo'n matrozen niet meer te vinden op de Vlaamse noch op de Belgische arbeidsmarkt. Het zou gaan over een totaal van 150 matrozen.
De VDAB heeft dit niet ontkend, maar tot grote ergernis van de redersvereniging evenmin bevestigd. De vereniging heeft er natuurlijk alle belang bij om zo snel mogelijk een verduidelijking te krijgen van de VDAB. Als effectief een tekort wordt vastgesteld aan dat soort matrozen op de Vlaamse arbeidsmarkt, kunnen de reders aan u vragen om te mogen rekruteren op de buitenlandse arbeidsmarkt, en meer bepaald op de Oost-Europese. Op die markt blijken er wel nog matrozen met de nodige kwalificaties beschikbaar te zijn.
Mijnheer de minister, ik heb via persberichten vernomen dat u niet geneigd zou zijn om de vraag van de Belgische redersvereniging in te willigen. Ik begrijp uw standpunt. We stellen immers aan de ene kant een tekort vast aan een bepaald soort arbeidskrachten op onze arbeidsmarkt, maar zitten aan de andere kant ook met een groot aantal structurele werklozen. Het zou waarschijnlijk de moeite waard zijn om die structurele werklozen in een bepaalde richting bij te scholen.
Ik heb ook begrip voor de bekommernissen van de Belgische redersvereniging, want door het tekort aan matrozen krijgen onze reders te kampen met concurrentie van buitenlandse reders. Het Vlaams Parlement mag echter ook niet vergeten dat er nog een heel pak zelfstandige schippers zijn die ook aan Rijnvaart doen. Zij kunnen een beetje gebruikmaken van het tekort waarmee de reders kampen en hun concurrentiepositie versterken. Als voorstander van de kleine middenstand, zeker in de binnenvaart, vind ik het geen slechte zaak dat de zelfstandige schippers het voor één keer halen van de grote redersconcerns in ons land.
De minister zal begrijpen dat wij bovendien niet geneigd zijn om vreemde matrozen op onze markt toe te laten als er nog andere mogelijkheden overblijven. Een van die mogelijkheden is dat de VDAB inspanningen levert om meer mensen te stimuleren om matroos voor de binnenvaart te worden. Het tekort van 150 matrozen, weliswaar zonder de internationaal opgelegde Rijnvaartervaring, duidt op een algemene malaise van de sector. Ik heb de indruk dat het matrozenberoep niet aantrekkelijk genoeg is. Te weinig jongeren of volwassenen worden erdoor aangetrokken.
Mijnheer de minister, misschien moet ik mijn vraag ook aan de minister van Onderwijs stellen, want ik weet dat er in Vlaanderen een specifieke onderwijstak bestaat waarin dergelijke opleidingen worden verstrekt. De VDAB kan en mag zijn verantwoordelijkheid echter niet ontlopen : als een tekort wordt vastgesteld in een bepaalde beroepscategorie, dan moet de instelling een inspanning leveren. Worden die inspanningen geleverd?
De voorzitter : Minister Landuyt heeft het woord.
Minister Renaat Landuyt : Mijnheer de voorzitter, mijnheer Penris, het klopt dat ik een paar maanden geleden werd geconfronteerd met het verzoek tot goedkeuring van arbeidsvergunningen voor Oost Europeanen die zouden worden tewerkgesteld in de binnenscheepvaart. Als argument werden specifieke economische omstandigheden opgegeven. De Belgische wet staat geen economische immigratie toe. Ik vond dat het verzoek niet ressorteerde onder de noemer 'individuele behartenswaardige situaties' waarvoor ik de bevoegdheid heb om van de wet af te wijken.
Naar aanleiding van mijn weigering, ondanks de adviezen van de administratie, heb ik wel instructies gegeven om met de sector overleg te plegen om te zoeken naar een structurele oplossing. Ik volg daarbij dezelfde werkwijze als die in de vrachtwagensector. Ik ga niet in op vragen tot economische immigratie omdat de wet dat niet toelaat. Ik deel uw mening dat alle aanwezigen op onze arbeidsmarkt eerst een kans moeten krijgen. Bij het doornemen van de dossiers viel me een variatie aan vergoedingen en arbeidsomstandigheden op. Die kunnen mee een verklaring zijn voor het feit dat niet makkelijk iemand wordt gevonden die het werk wil doen.
U verwijst naar de actie van de Vereniging van Belgische Reders der Binnen- en Rijnvaart. Dat is slechts één vereniging. De organisatie die deelneemt aan het sociaal overleg, heeft zich gedistantieerd van de actie. Sinds de sluiting van de Oost-Europese rederijen en dus sinds er veel Oost-Europees personeel beschikbaar is, stijgt de vraag naar tewerkstelling in Vlaanderen. Dat blijkt uit de cijfers. Ik weet dan ook niet of er eerst sprake was van de vraag of van het aanbod.
Ik kan me echter niet van de indruk ontdoen dat via de procedure wordt getracht om mij te dwingen tot het nemen van andere beslissingen. Ik kan me niet voorstellen dat een rechtbank mij ooit zou verplichten om de Belgische wet te overtreden. Van de VDAB heb ik vernomen dat via het kort geding, waartegen trouwens beroep werd aangetekend, wordt gevraagd om per vacature uit te leggen of er een beschikbaar personeelslid is of niet. Dat is natuurlijk een verregaande beslissing. Als andere sectoren dit ook gaan opeisen, dan vraagt men van de overheidsinstelling een extra rapport en een extra inspanning om per individueel geval helemaal te gaan uitleggen waarom de geschikte persoon niet werd gevonden.
De VDAB doet er alles aan om de problemen op te lossen, maar uiteraard binnen de wettelijke regels. Er is overleg aan de gang tussen de administratie en de sociale partners om na te gaan hoe we kunnen verhelpen aan dit structurele probleem. In afwachting daarvan ben ik niet geneigd om de uitzonderingsmogelijkheid die ik heb, te interpreteren in de richting van een structurele uitzondering, wat niet uitsluit dat ik in individuele gevallen om economische of sociale redenen een arbeidsvergunning kan geven.
Dat betekent echter niet dat ik hier voor de binnenvaart -vanuit de opvatting dat er een economische reden is -zomaar een arbeidsvergunning kan toestaan. Volgens mij kan ik dat zelfs niet doen. Het is ook mijn bewuste politiek om dit niet te doen. Wij dienen de Oost-Europese werknemers niet door hen hier lage lonen te geven. Wij dienen onze binnenvaart niet door onderbetaalde Oost-Europeanen een arbeidsvergunning te geven. Wij zijn de binnenvaart zeer genegen, maar dat moet dan ook een goed uitgebouwde sector worden, waar de mensen die hier wonen, ook iets aan hebben door een correcte tewerkstelling te krijgen.
De voorzitter : De heer Penris heeft het woord.
De heer Jan Penris : Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Het bevestigt wat ik hieromtrent in de pers heb gelezen. U mag weten dat we wat dit betreft op dezelfde golflengte zitten. Toch wil ik twee nuances aanbrengen.
Wat het vonnis van de rechtbank van maandag laatstleden betreft, moeten we natuurlijk afwachten wat de precieze inhoud daarvan is. Als de rechter het argument van de openbaarheid van bestuur zou hebben aangehaald om die dwangsom op te leggen, dan kunnen we mijns inziens niet anders dan de uitspraak respecteren. Het principe van de openbaarheid van bestuur is immers een principe dat we in onze rechtsstaat moeten blijven koesteren. Als voogdijminister van de VDAB zult u wellicht bijkomende maatregelen moeten nemen om die openbaarheid van bestuur te garanderen. Ik ben nu natuurlijk wel aan het speculeren. Ik ken immers de inhoud en de argumentatie van dat vonnis niet.
Mijnheer de minister, u hebt niet geantwoord op mijn meest essentiële vraag. Stel dat er een matrozentekort is, zoals de sector beweert, dan zitten we hier met een knelpuntenberoep. Dan hebben we dus een bepaalde categorie werknemers in Vlaanderen te weinig. Mijn vraag was wat u als Vlaams minister van Werkgelegenheid daaraan concreet kunt en wilt doen.
Minister Renaat Landuyt : Mijn antwoord hierop is dat we aan het overleggen zijn met de sector om het probleem objectief in kaart te brengen. We doen dat niet zomaar om het probleem te kennen, maar om te weten welke acties we kunnen voeren. Stel dat er een tekort is, wat wellicht het geval is, dan kan dat ook een en ander te maken hebben met het feit dat de sector zelf geen inspanningen heeft geleverd om mensen op te leiden. Het opleiden gebeurt op het schip. Dat betekent dat kandidaat-matrozen niet direct zomaar functioneren. De sector moet die inspanning leveren. Het is ontoelaatbaar dat een sector zich niet inlaat met opleidingen en de oplossing aan de overheid overlaat. Dat is een houding die we van geen enkele sector aanvaarden.
De voorzitter : Het incident is gesloten.