Commissie voor Brussel en de Vlaamse Rand Vergadering van 25/04/2002
Vraag om uitleg van de heer Dominiek Lootens-Stael tot de heer Bert Anciaux, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Sport, Brusselse Aangelegenheden en Ontwikkelingssamenwerking, over het in vraag stellen van de democratie door een door de Vlaamse Gemeenschap gesteunde publicatie
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Lootens-Stael tot de heer Anciaux, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Sport, Brusselse Aangelegenheden en Ontwikkelingssamenwerking, over het in vraag stellen van de democratie door een door de Vlaamse Gemeenschap gesteunde publicatie.
De heer Lootens-Stael heeft het woord.
De heer Dominiek Lootens-Stael : Mijnheer de voorzitter, naar aanleiding van een vechtpartij, waarbij een scheidsrechter en een aantal spelers van de Wemmelse zaalvoetbalploeg in het ziekenhuis zijn geslagen door spelers van de ploeg Peterbos United uit Anderlecht, heb ik in de VGC een interpellatie gehouden over de opportuniteit van een subsidiëring van dergelijke ploegen door de VGC.
In een recente publicatie van het RISO (Regionaal Instituut voor de Samenlevingsopbouw) Brussel, namelijk Opbouwwerk Brussel nummer 74, wordt gesteld dat het in elkaar timmeren van spelers en scheidsrechters in feite niet meer dan een fait divers is. (Opmerkingen van minister Bert Anciaux)
Het komt erop neer dat de feiten worden omschreven als een fait divers waar beter niet teveel aandacht aan wordt besteed.
De auteurs van dit artikel vinden het evenwel geen fait divers dat het Vlaams Blok hierover in de VGC vragen heeft durven stellen. De mensen van het RISO Brussel vinden blijkbaar dat een democratisch verkozen volksvertegenwoordiger geen parlementaire vragen over de besteding van de belastinggelden mag stellen.
Mijns inziens is het niet de taak van een tijdschrift, dat met de steun van de Vlaamse Gemeenschap verschijnt, om de werking van de democratie, de democratische principes en de rechten van volksvertegenwoordigers en van de oppositie in twijfel te trekken.
Ik zou dan ook graag van de minister vernemen welke maatregelen hij wil treffen ten aanzien van een tijdschrift dat fysiek geweld in de sport onbelangrijke, dagelijkse kost vindt en de rechten van de oppositie wil beknotten.
De voorzitter : Minister Anciaux heeft het woord.
Minister Bert Anciaux : Mijnheer de voorzitter, het spreekt vanzelf dat ik een zeer kort antwoord op deze vraag zou kunnen geven. Ik ben immers niet bij machte om maatregelen tegen het blad van het RISO Brussel te treffen.
De erkenning en de werking van het RISO Brussel vallen onder de bevoegdheid van de Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen. Op basis van haar erkenning ontvangt het RISO Brussel van de Vlaamse Gemeenschap een subsidie ter financiering van het subsidiabele gedeelte van de personeelsformatie, van de werkingskosten en van de huisvestingskosten.
Ik zal nu even uitleggen waarom ik geen sanctie tegen het RISO Brussel zou treffen indien deze organisatie wel onder mijn bevoegdheid zou vallen.
Het artikel dat de heer Lootens-Stael in zijn vraagstelling heeft gehekeld, is een reactie van de mensen van het RISO Brussel op de weergave in een krant van de vechtpartij die naar aanleiding van een zaalvoetbalwedstrijd is uitgebroken. In hun ogen betreft het hier een tendentieuze en eenzijdige berichtgeving.
Het uitgeven van een blad vormt een onderdeel van de structurele werkingskosten. Een dergelijke publicatie is geen verplichting, maar is in het welzijnswerk en -meer in het bijzonder -in het opbouwwerk een courant instrument om de werking met achtergestelde groepen bekend te maken en te verbreden.
Ik weet niet of een subsidiërende overheid hierover een mening dient te hebben. Mijns inziens voldoet de berichtgeving in Opbouwwerk Brussel nummer 74 nog steeds aan de gangbare normen inzake redactionele deontologie en onafhankelijkheid. Ik wil de inhoud van dit blad niet beoordelen, want die inhoud behoort uiteraard tot de redactionele vrijheid van de uitgevers.
Ik ben bovendien zeer verheugd dat dergelijk opbouwwerk bestaat. Aangezien ik min of meer uit dezelfde sector kom, ken ik het RISO Brussel zeer goed. Deze organisatie wil de inwoners van de hoofdstad meer geborgenheid en vertrouwen schenken en wil wederzijds respect stimuleren. Deze werkwijze verdient meer respect dan een beoordeling van de inhoud van bepaalde tijdschriften in functie van de eigen politieke agenda.
Naar aanleiding van bepaalde culturele publicaties heb ik mijn angst voor de censuur al geuit. Blijkbaar willen bepaalde mensen de vrijheid van meningsuiting van organisaties als het RISO Brussel systematisch censureren.
Ik vind een vechtpartij tijdens een zaalvoetbalwedstrijd geen fait divers, want ik vind dat dit niet kan. Ik betreur dat dezelfde terminologie wordt gebruikt om de interpellatie van de heer Lootens-Stael in de VGC te omschrijven.
We mogen evenwel niet overdrijven. Het is zeker niet de bedoeling van het RISO Brussel om de rechten van de oppositie of van de democratie te beknotten. Een dergelijke interpretatie van het artikel lijkt me overdreven en hypocriet. Ik hecht meer geloof aan de doortastende manier waarop heel wat mensen van het RISO Brussel de democratie beleven. De omstandigheden waarin zij moeten werken, zijn zeker niet gemakkelijk. Zij offeren heel wat vrije tijd op om de harmonie tussen mensen tot stand te brengen.
Ik hecht meer geloof aan deze beleving van de democratie dan aan de vijandschap en de haat waarmee de heer Lootens-Stael de democratie steeds opnieuw wikt en weegt in functie van zijn eigen doelstellingen. De heer Lootens-Stael stelt hier steeds vragen over zaken waarvoor ik niet bevoegd ben. Die vragen heeft hij bovendien steevast eerder in de VGC gesteld. Hoewel hij uiteraard dezelfde rechten en vrijheden als alle andere Vlaamse volksvertegenwoordigers geniet, vraag ik me af hoe lang het Vlaams Parlement nog zal aanvaarden dat hij hier telkens het bisnummertje van zijn show in de VGC komt opvoeren. (Opmerkingen van de heer Dominiek Lootens-Stael)
U hebt het toch over uw interpellatie in de VGC?
Mevrouw Hilde De Lobel : Wij hebben die afschuwelijke structuren niet gemaakt.
Minister Bert Anciaux : De VGC is nochtans een democratische instelling die is gecreëerd door een democratische beslissing. U aanvaardt die beslissingen misschien niet, maar dat is iets anders.
Mevrouw Hilde De Lobel : U klaagt erover.
Minister Bert Anciaux : Ik klaag er niet over. (Opmerkingen van mevrouw Hilde De Lobel)
Ik antwoord dat de terminologie in uw interpellatie overdreven was. Ik deel uw interpretatie niet. Ik geef wel toe dat het woord 'fait divers' ongelukkig is gebruikt. Dat doet echter geen afbreuk aan de waarde die de werking van het RISO heeft. Mensen kunnen soms een foutje maken.
De voorzitter : De heer Lootens-Stael heeft het woord.
De heer Dominiek Lootens-Stael : Mijnheer de minister, ik heb mijn interpellatie die ik in de VGC heb gehouden, hier niet opnieuw gehouden. Ik heb daar een interpellatie gehouden over de vechtpartij, maar niet over de berichtgeving in het blad van het RISO. (Opmerkingen van minister Bert Anciaux) Bovendien zal niemand mij verhinderen om in beide assemblees waarin ik rechtens zitting heb, mijn ding te doen. Ik zal iemand interpelleren wanneer ik dat nodig acht.
Ik zou volgens u zeer veel respect voor het RISO moeten hebben, maar ik heb daar zeer weinig respect voor. We hebben het hier zoëven nog over respect gehad. Wel, mijnheer de minister, het RISO wordt gefinancierd door de Vlaamse belastingbetaler en ontplooit een werking waarin Vlamingen vaak niet aan de bak komen. Vlamingen die naar vergaderingen gaan van het RISO, krijgen daar geen woord Nederlands te horen en worden zelfs beschouwd als lastige mensen wanneer ze daar een opmerking over durven maken. Voor dergelijke organisaties heb ik dus weinig respect. Ze moeten de taal spreken van hun financiers. Als ze dat niet kunnen opbrengen, is er duidelijk iets loos.
Mijnheer de minister, u spreekt om de haverklap over censuur die ik zou willen opleggen. Ik denk dat u de zaken omdraait. Het is wel degelijk het RISO dat het een schande vindt dat een parlementslid van het Vlaams Blok in de VGC durft te interpelleren over aangelegenheden die de VGC volgens mij aanbelangen. De VGC geeft immers subsidies aan het RISO. Men wil mij dus de mond snoeren.
Ik wil niet censureren. Redactionele vrijheid geldt echter niet voor iedereen. Dat is gebleken. Voor het pluralistisch blad De Brusselse Post geldt bijvoorbeeld geen redactionele vrijheid omdat dat blad over het Vlaams Blok schrijft. De subsidies van dat blad zouden daarom moeten verdwijnen.
TV-Brussel en Brussel Deze Week opereren volledig volgens het regime en moeten dus redactionele vrijheid kunnen genieten.
Ik heb alle respect voor de redactionele vrijheid, maar er moeten grenzen aan zijn. Er wordt immers gewerkt met geld van de belastingbetalers. De belastingbetaler mag niet in het gezicht worden gespuwd. Mijnheer de minister, u weet toch dat in Brussel 30 percent van de Nederlandstaligen voor het Vlaams Blok heeft gestemd? 30 percent van de Nederlandstalige belastingbetalers wordt hier in het gezicht gespuwd. Redactionele vrijheid goed en wel, maar dan moet er wel op eigen kosten worden gewerkt.
Mijnheer de minister, dat was mijn commentaar op uw weinig verhelderend antwoord. Het lag echter in de lijn van wat ik had verwacht.
De voorzitter : Het incident is gesloten.