Commissie voor Binnenlandse Aangelegenheden, Huisvesting en Stedelijk Beleid Vergadering van 16/04/2002
Interpellatie van de heer Johan De Roo tot de heer Paul Van Grembergen, Vlaams minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Ambtenarenzaken en Buitenlands Beleid, over het overleg tussen steden en gemeenten, federale overheid en vakbonden betreffende de politiehervorming
De voorzitter : Aan de orde is de interpellatie van de heer De Roo tot de heer Van Grembergen, Vlaams minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Ambtenarenzaken en Buitenlands Beleid, over het overleg tussen steden en gemeenten, federale overheid en vakbonden betreffende de politiehervorming.
De heer De Roo heeft het woord.
De heer Johan De Roo : Mijnheer de voorzitter, hoewel ik weet dat het federale niveau het aangewezen niveau is om over deze materie te interpelleren, is het niet de eerste keer dat ik hierover in deze commissie ook een interpellatieverzoek heb ingediend.
Zowel in de plenaire vergadering als in deze commissie heeft de minister verklaard dat de politiehervorming een federaal initiatief is dat financieel niet op de rug van de gemeenten en de steden mag worden afgewenteld. De minister heeft tevens verklaard dat hij op dit vlak zijn verantwoordelijkheid wil opnemen.
Ik houd deze interpellatie omdat er bij het opmaken van de politiebegrotingen en van de stedelijke en de gemeentelijke begrotingen voor 2002 heel wat onzekerheden inzake inkomsten aan het licht zijn gekomen. Ik denk hierbij specifiek aan het verifiëren van en het verrekenen in de politiebegroting van de aanvaardbare meerkost in de loop van 2002.
Die onzekerheden zijn op dit ogenblik nog steeds niet weggewerkt. Wel brengen de vertegenwoordigers van het ministerie van Binnenlandse Zaken al gedurende een aantal maanden bezoeken aan alle politiezones. Ze hebben de opdracht om in elke politiezone de mogelijke meerkost van de hervorming te verifiëren. Hoewel deze vertegenwoordigers zich hierover niet uitdrukkelijk wensen uit te spreken, hebben we vernomen dat ze een aantal zaken, die met een beetje gezond verstand het gevolg van de politiehervorming kunnen worden genoemd, gewoonweg niet aanvaarden.
De minister van Binnenlandse Zaken heeft een lijst met 38 punten opgesteld die als richtlijn wordt gehanteerd om te bepalen welke meerkosten worden aanvaard. De meerkosten die niet worden aanvaard, zitten blijkbaar reeds in de toegezegde federale dotatie vervat. Niemand heeft evenwel ooit duidelijk gezegd waaruit de federale dotatie precies bestaat of hoe deze is berekend. Het oorspronkelijk bedrag van 1.750.000 frank is na aanvullende onderhandelingen met een bijkomende meerkost van 190.000 frank verhoogd.
Dit betekent dat een aantal objectieve, rechtstreeks aan de politiehervorming verbonden meerkosten momenteel niet wordt aanvaard. Het gaat hier nochtans niet om geringe zaken.
Ik denk in eerste instantie aan de toelagen van de bijzondere rekenplichtige. Wie zegt dat dit niets met de politiehervorming te maken heeft, vergeet blijkbaar dat de gemeenten geen bijzondere rekenplichtige hadden moeten aanstellen indien er geen politiehervorming was geweest. Wie zegt dat het betalen van de bijzondere rekenplichtige niet verplicht is, vergeet blijkbaar dat de meeste gemeenten veel moeite hebben moeten doen om een bijzondere rekenplichtige te vinden die deze taak onder de gemeenteontvanger wil uitoefenen. Indien de gemeenten de bijzondere rekenplichtige een bijkomende vergoeding willen geven, heeft dit duidelijk wel iets met de politiehervorming te maken.
Ik denk hierbij eveneens aan de kosten van de overdracht van de personeelsgegevens aan het sociaal secretariaat. Vanaf mei 2002 zal iedereen door de federale overheid worden betaald. De federale overheid zal deze betalingen van de federale dotaties aan de gemeenten afhouden. De gemeenten moeten evenwel een gedeelte van de kosten van het sociaal secretariaat dragen. Aan deze beslissing wil ik niet al te zwaar tillen.
De problematiek van de overdracht van wagens lijkt me veel belangrijker. De wagens van de rijkswacht die aan de politiezones worden overgedragen, moeten opnieuw worden ingeschreven. Dit betekent dat er voor die oude wagens opnieuw een belasting op de inverkeersstelling moet worden betaald. Dit zou met een beetje gezond verstand moeten worden geregeld. Het gaat hier tenslotte niet om nieuwe wagens, maar om oude wagens die van eigenaar veranderen. Daarvoor is een wettelijke regeling nodig. De federale overheid zou de moeite moeten doen om de wetgeving ter zake aan te passen.
Er worden nieuwe normen opgelegd voor het personeel. Elke zone, hoe klein ook, moet minstens een universitair aanwerven. Op dit moment is er immers meestal geen ambtenaar van niveau 1. Ook dat vormt een bijkomende kost die niet in rekening wordt gebracht in het kader van de zogenaamde objectieve meerkost.
De lonen van december 2001 voor het federaal personeel -in casu de vroegere rijkswacht -werden in januari 2002 uitbetaald. De redenering van de regering klopt niet. Het is niet omdat de uitbetaling pas in 2002 is gebeurd, dat de lonen ten laste van dat dienstjaar vallen, integendeel. Het is toch logisch dat hier rekening mee wordt gehouden. De zones of gemeenten moesten die kosten vroeger immers niet betalen.
Er zijn diverse taksen en kosten die gekoppeld zijn aan de nieuwe rechtspersoon. Ik zal daar niet dieper op ingaan.
De gesco's vormen een ander probleem dat, ondanks allerlei verklaringen, nog steeds niet is geregeld. Als gemeenten een contingent hadden van gesubsidieerde contractuelen die bij de politie te werk werden gesteld, dan wordt gezegd dat dit een andere entiteit vormt. Er zijn geen contingenten gekoppeld aan gesco's. Dat is een bevoegdheid van minister Landuyt.
Wat de visuele identificatie betreft, zijn er nieuwe emblemen voor wagens, uithangborden, enzovoort ontwikkeld. Zonder de politiehervorming zouden de nieuwe emblemen niet nodig zijn. Nu wordt gezegd dat de kosten in de federale dotatie zijn opgenomen. Maandenlang werd beweerd dat het eerste uniform door de federale overheid zou worden betaald. Dat blijkt nu niet zo te zijn. De beloften worden niet nageleefd.
Gisteren hebben de gemeenten een omvangrijke omzendbrief ontvangen. Er staat een hele waslijst van richtlijnen in opgesomd in verband met de opeising voor federale opdrachten. In feite wil dit zeggen dat doorgaans een vierde van het personeel bij federale opdrachten zal worden ingeschakeld. De steden en gemeenten draaien daarbij wel op voor de kosten.
Er is informaticamateriaal nodig voor de verbinding van de gebouwen in verschillende gemeenten, die tot een meergemeentezone behoren. Tot nu toe wordt de server betaald. De andere kosten zitten, zo blijkt nu, vervat in de federale dotatie. Dat is de redenering.
Voor de dispatching, die zich vroeger voor mijn regio in Gent bevond, moet er nu personeel ter beschikking worden gesteld. Indien de gemeente dat niet doet, vermindert de federale dotatie. Er moet ook een bijkomende som op tafel worden gelegd om het Astridsysteem te doen functioneren.
Een aantal zaken die bij de politiehervorming als evident werd beschouwd, wordt nu niet aanvaard. Mijnheer de minister, indien de Vlaamse regering wil optreden als belangenbehartiger of woordvoerder van de Vlaamse steden en gemeenten, dan is het hoog tijd dat ze de zaken aanpakt. Er worden op dit moment besprekingen gevoerd met de vertegenwoordigers van de gemeenten. Vanmorgen waren er nog contacten met de premier en een aantal ministers. Het kan niet dat er een situatie ontstaat waarbij het ene overheidsniveau -in casu de steden en gemeenten -zich bedrogen voelt door de federale overheid, die haar begroting zou saneren op de rug van de steden en gemeenten. Dat is onaanvaardbaar.
Ik was aanwezig op een studiedag van de VVSG. Daar werd gesproken over de financiële gevolgen van de liberalisering van de energiesector. Ik heb daar de aandacht op gevestigd toen werd gediscussieerd over het energiedecreet. Op de studiedag werd gesteld dat er rekening mee moet worden gehouden dat de gemeenten in de gemengde sector tegen 2006 -en dat is voor 75 percent van de gemeenten het geval -nog 35 percent van de dividenden zouden ontvangen. Deze inkomsten zouden dus tegen 2006 met 65 percent dalen. Mijnheer de minister, hoe moet dat allemaal worden opgelost? Ik weet dat dit niet uw schuld is. Als ik emotioneel reageer, dan is dat vanuit de redenering dat hier iets aan moet worden gedaan.
Mijnheer de minister, er is hoog politiek overleg aan de gang met de federale premier, de minister van Binnenlandse Zaken, de minister van Sociale Zaken, enzovoort, en een aantal vertegenwoordigers van de steden en gemeenten. Men heeft beslist om werkgroepen op te richten. Er zijn een aantal bijeenkomsten geweest. Ook vandaag nog is er eentje doorgegaan. Alle betrokken partijen -de VVSG, de burgemeesters, de vakbonden en de federale regering -hebben beslist om een bevraging te organiseren over de meerkost voortvloeiend uit de statutaire noodwendigheden van de politiezones. Tegen eind maart moest die zijn afgerond. Wat is het resultaat?
Ten derde, normaliter had op 28 februari 2002 een bespreking moeten plaatsvinden over de resultaten van de vijf werkgroepen. Enkele werkgroepen waren nog niet ver genoeg gevorderd. Zijn de werkgroepen klaar met hun onderzoek? Als dat zo is, wat zijn dan de resultaten?
Ten vierde, is het aangekondigde universitair onderzoek reeds uitgevoerd? Wat is het resultaat ervan? Is er een vertegenwoordiger van de Vlaamse regering afgevaardigd naar het overleg tussen de vertegenwoordigers van steden en gemeenten en de federale regering? Als dat niet het geval is, vraag ik me af of de Vlaamse regering in staat zal zijn om haar vroegere uitspraken over budgettaire neutraliteit bij de federale regering waar te maken.
Ik besluit. Maandenlang heeft men in de media de boodschap verspreid dat we gerust kunnen zijn. Het zou gaan om een budgettair neutrale operatie voor de steden en gemeenten. De pers heeft dat gretig overgenomen. Een kritische stem kwam niet aan bod. Die kritische stemmen kwamen van ons en van burgemeesters op het terrein. Mijn standpunt is het volgende. Deze operatie is er gekomen op initiatief van het federale niveau. Op 1 april 2001 kreeg de politie een nieuw statuut. Alle onderhandelingen zijn op federaal vlak gevoerd. Op dat niveau zijn alle toegevingen gebeurd. Het is dan ook op dat niveau dat men de gevolgen moet dragen. Dat moet duidelijk worden gezegd, en we rekenen daarvoor op de Vlaamse regering.
De voorzitter : De heer Loones heeft het woord.
De heer Jan Loones : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, geachte collega's, ik wil van bij het begin stellen dat we de minister niets kunnen verwijten. De toestand is duidelijk, en de heer De Roo heeft de problematiek goed geschetst. Men kan het niet ten kwade duiden dat in het Vlaams Parlement de minister van Binnenlandse Aangelegenheden herhaaldelijk over deze zaak wordt ondervraagd. De gemeentebesturen maken zich zorgen. Het interpellatieverzoek is voor het paasreces ingediend, maar de interpellatie wordt op het gepaste moment gehouden. Vandaag immers worden de onderhandelingen afgerond. Vandaag zijn vele gemeentemandatarissen in Brussel bijeen om na te denken over de uitdagingen van de liberalisering van de energiemarkt.
Het eigenlijke onderwerp van gesprek is er echter de politiehervorming. Dat heeft natuurlijk te maken met het feit dat vandaag wordt onderhandeld tussen de federale overheid en de steden en gemeenten. Iedereen voelt aan dat er iets in beweging komt.
Wat de politiehervorming betreft, sluit ik me aan bij de vragen van de heer De Roo. Ik voeg er nog enkele aan toe. Ik verneem dat de goedgekeurde begrotingen die de vorige begrotingen overschrijden, worden geschorst. Ik neem aan dat dit voortspruit uit uw standpunt dat er eerst duidelijkheid moet zijn over de aanvaardbare meerkost en over de vraag of de federale overheid die ten laste neemt. Zo lang dat laatste niet duidelijk is, wilt u de gemeenten behoeden voor buitensporige uitgaven. Ik vind dat een goede basishouding.
We maken ons ongerust. Hoe zal dit aflopen? In De Standaard van vandaag stelt men dat de lokale politie meer capaciteit verwerft dankzij de politiehervorming. Een studie zou uitwijzen dat de hervorming nieuwe manuren zou opleveren. We hebben altijd gesteld dat de nieuwe mammoetwet en de bijkomende beschermende maatregelen leiden tot een lager aantal manuren per politieagent. Beide conclusies staan haaks op elkaar. We vragen ons dus af hoe het zit en evolueert.
Een tweede vraag betreft de communautaire verhoudingen. Zowel de minister als wij hebben van meet af aan gezegd dat we de zaken op de voet moeten volgen. De politiehervorming en de introductie van het concept aanvaardbare meerkost mogen niet leiden tot de bevoordeling van de gemeenten die vroeger minder inspanningen hebben geleverd voor de uitbouw van eigen politiediensten.
We weten alleen dat de toestand terzake in het zuiden van het koninkrijk verschilt van die in het noorden. In het zuiden deed men veel meer een beroep op de rijkswacht en andere vormen van bijstand. Het kan dus niet dat men federaal door bijkomende bijdragen een totaal onevenwicht zou creëren. Dit zou een belangenconflict inhouden, of alleszins een nieuwe schending van het gelijkheidsprincipe in dit land. Met deze vragen sluit ik me aan bij de vragen van de heer De Roo. Ik blijf erop vertrouwen dat de Vlaamse regering verder de belangen van de Vlaamse gemeenten zal behartigen, zoals ze dat tot nu toe deed.
De voorzitter : De heer Logist heeft het woord.
De heer Marcel Logist : Mijnheer de voorzitter, ook de sp.a-fractie verneemt via de pers dat er tekenen zijn dat de gemeentelijke financiën onder druk komen te staan als gevolg van de politiehervorming. Dat heeft verschillende oorzaken. Mijnheer de minister, het is dan ook van groot belang dat de Vlaamse regering, die toch bevoegd is voor de organisatie van de gemeenten en deels voor de financiering, via het Gemeentefonds, erover zou waken dat de federale regering haar belofte nakomt. Die belofte komt erop neer dat de politiehervorming budgettair neutraal zou zijn voor de gemeenten. Als sp.a-fractie rekenen we dan ook ten volle op uw steun terzake.
De voorzitter : Minister Van Grembergen heeft het woord.
Minister Paul Van Grembergen : Mijnheer de voorzitter, het is misschien wat overdreven, maar eigenlijk ben ik dankbaar voor de interpellatie van de heer De Roo. Normaliter is het de bedoeling van interpellaties om de regering in moeilijkheden te brengen of de minister het vuur aan de schenen te leggen met betrekking tot bepaalde keuzes of stellingen. Dit is geen interpellatie in die zin. Deze interpellatie ligt in de lijn van de inzichten die ik hier zelf als verantwoordelijk minister steeds heb geformuleerd inzake de politiehervorming.
Het initiatief voor deze hervorming is federaal genomen. De federale regering heeft steeds gezegd dat ze de gevolgen ervan met eigen geld en op eigen verantwoordelijkheid zou regelen. Terzake zijn in het verleden afspraken gemaakt met de eerste minister en met de minister van Binnenlandse Zaken, de heer Duquesne. Momenteel zijn in Lambermont besprekingen bezig over de gevolgen van de politiehervorming. In verband daarmee heb ik een niet onbelangrijk federaal minister, namelijk minister Vandenbroucke, in het korte nieuws deze middag horen meedelen dat de gemeenten op geen enkele wijze de prijs van deze hervorming mogen betalen. Ik weet natuurlijk niet wat het eindresultaat zal zijn van deze bespreking. De mening die we hier in het Vlaams Parlement hebben geuit, en waarover unanimiteit of grote eensgezindheid bestond, wordt ook door anderen daarbuiten gedeeld. Ik heb ondertussen geen enkel signaal gekregen van de federale premier dat hij zijn inzichten zou hebben gewijzigd. Nu weet ik ook wel dat dit politiek maar echt geldig is als de beslissingen op papier staan en de invulling zoals die werd afgesproken verzekerd is.
Mijnheer De Roo, ik ga niet zeggen dat ik dit domein van minuut tot minuut volg : er zijn andere zaken die ook mijn aandacht vragen. Maar ik laat dit wel met grote ernst en op de voet volgen door mijn diensten, gezien de verantwoordelijkheden die ik draag ten opzichte van het gemeentelijke niveau. De basisredenering blijft : het kan niet zijn dat de gemeenten en de steden hiervoor de prijs zouden moeten betalen. U en de andere sprekers verklaarden dit terecht. Maar ook de Vlaamse deelstaat mag de prijs niet betalen. Soms leeft de indruk dat, indien gemeenten en steden in nood zijn en ze het geld niet krijgen van de federale overheid, dit geld dan maar van de Vlaamse deelstaat moet komen. Als Vlaamse parlementsleden hebben we soms dubbele verantwoordelijkheden : de discussie daarover zal op een ander ogenblik worden gevoerd. De conclusie van het Vlaams Parlement is echter even rechtlijnig : de gemeenten betalen dit niet, maar ook de Vlaamse deelstaat niet. Mochten wij hier een tussenoplossing aanvaarden die ervoor zorgt dat de gemeenten de prijs niet betalen, en waarbij het ons niet schelen waar het geld vandaan komt, dan is het resultaat het volgende. Het geld dat de Vlaamse deelstaat dan moet geven om die operatie, waartoe door anderen is beslist, betaald te krijgen, zullen we dan elders moeten halen. Dan vraag ik u om me te suggereren waar we die 4 miljard frank moeten halen. Specifiek voor Vlaanderen gaat het over 2,5 tot 3 miljard frank. Die heb ik niet. Ik zal bij mijn collega's in de Vlaamse regering niet moeten aankloppen om het bij hen te halen.
Ik heb mijn best gedaan tijdens de begrotingsbesprekingen en -controle om het Gemeentefonds, de groei ervan en het Stedenfonds veilig te stellen. Tijdens de begrotingsbesprekingen werd deze operatie aanvaard door mijn collega's-ministers. Ik hoop dat het Vlaams Parlement zich even sterk zal uitspreken. Ik herhaal mijn these dat niet alleen de steden en gemeenten de prijs van de politiehervorming niet moeten betalen, de Vlaamse deelstaat moet die evenmin betalen.
Mijnheer De Roo, het is goed dat u me een aantal voorbeelden hebt gegeven van punten waarover de inspectiediensten van de federale minister van Binnenlandse Zaken Duquesne opmerkingen maken of die ze niet aanvaarden. De hele inspectieronde is het gevolg van het overleg met de Vlaamse regering. Zonder dat overleg zou er geen inspectieronde zijn geweest. We hadden afgesproken dat de heer Duquesne ons op het einde van maart zou uitnodigen om samen een afweging te maken over wat aanvaardbaar is en wat niet. Ik heb nog geen uitnodiging ontvangen. Natuurlijk ben ik ervan op de hoogte dat hij nog niet klaar is met de algemene inschatting en de vaststelling van de situatie per politiezone. Ik wacht bijgevolg nog steeds op een uitnodiging, maar mijn principes zijn niet veranderd.
Wel is er morgen om tien uur een bijeenkomst met premier Verhofstadt, federaal minister Duquesne, mezelf en, indien zijn agenda het toelaat, ook met de Vlaamse minister-president. We zullen verder praten over de problematiek. U mag ervan overtuigd zijn dat de elementen die u hebt aangebracht, ter sprake zullen komen. Ik zal mijn goedkeuring niet geven aan het veranderen van de afspraken. Ik ben zeker niet blind of doof voor argumenten die door het federaal niveau zullen worden aangebracht, want dat ben ik nooit, maar aan de basisredenering mag niet worden getornd. Met die basisredenering gaan alle fracties van dit parlement trouwens akkoord.
Mijnheer Loones, het klopt dat ik de begrotingen die door de gemeenten of de politiezones aan mijn diensten worden voorgelegd, streng laat beoordelen. U mag me dat niet kwalijk nemen. Ik wil daarmee zeker geen hinder veroorzaken voor gemeenten, colleges of meerderheden, integendeel. Als ik mijn diensten te mild laat oordelen, zal ik achteraf tijdens de vrij harde discussie die moet worden gevoerd met de federale overheid over de politieformaties en over de gevolgen van voorstellen bij wijzigingen van politieformaties, niet over afdoende argumenten beschikken. Ik wil de poten niet van onder mijn stoel laten wegzagen.
Ik stel vast dat bij koninklijk besluit minimumnormen werden ingevuld voor de politiezones. Die zijn gebaseerd op studies. De realiteit gebiedt me te zeggen dat een aantal steden en gemeenten ver boven deze minima hun organogram invullen. Als het organogram te zwak wordt gemotiveerd op het vlak van functionaliteit en opdrachten voor het politiekorps, maar ook voor het andere personeel, dan zullen wij daar achteraf de prijs van moeten betalen. Dat zou ten nadele zijn van de gemeenten en ten koste gaan van een deel van het Gemeentefonds en van een deel van de middelen die de gemeenten van Vlaanderen krijgen om hun normale beleid te voeren. Over het algemeen vinden we oplossingen. Dat gebeurt zeker niet in een mercantiele sfeer, maar ze worden gevonden na gesprekken tussen de stedelijke of gemeentelijke verantwoordelijken en mijn diensten.
Mijnheer Loones, u verwees ook naar het probleem van de communautaire scheeftrekking. U hebt gelijk om er de aandacht op te vestigen. Het probleem is echter niet unidimensioneel. Het klopt dat in het algemeen in het Franstalige landsgedeelte minder verantwoordelijkheden werden opgenomen op het gemeentelijk vlak inzake de politie-invulling. Te gemakkelijk werden er taken doorgeschoven naar de rijkswacht. Dat is echter ook het geval in het landelijke deel van Vlaanderen, niet in de steden. We moeten uitzoeken hoe we dit probleem kunnen oplossen. Ik zoek uiteraard een algemene oplossing die goed is voor Vlaanderen. Ik wil dat de federale middelen op een billijke en redelijke manier aan de deelstaten worden toebedeeld. Tijdens de besprekingen zal ik hier rekening mee houden. Ik hoop dat het gesprek met de premier en met minister Duquesne meer duidelijkheid zal verschaffen. Ik zal de leden van deze commissie zo snel mogelijk de nodige informatie bezorgen.
In december 2001 heb ik in verband met de politiehervorming een omzendbrief naar alle Vlaamse gemeenten gestuurd. Hoewel er rond die omzendbrief wat heisa is ontstaan, ben ik zeer verheugd dat de logica van het Vlaams Parlement overeind is gebleven. De strategie die we gezamenlijk hebben bepaald, is nergens het onderwerp van een dispuut geworden.
Ten slotte zou ik nog even willen opmerken dat de Vlaamse regering niet bij de besprekingen van 21 maart 2002 betrokken was.
De voorzitter : De heer De Roo heeft het woord.
De heer Johan De Roo : De minister slaat precies dezelfde toon aan als enkele maanden geleden. We aanvaarden die toon. Hoewel we de basisstelling van de minister eveneens aanvaarden, wil ik hier toch twee waarschuwingen geven.
Ten eerste moeten we opletten voor de verdeel en heerspolitiek die ten aanzien van de steden en de gemeenten wellicht zal worden gehanteerd. Tijdens tal van contacten heb ik aangevoeld dat dit eraan zit te komen.
Elke stad en gemeente bekijkt de ontwikkelingen vanuit de eigen invalshoek. Een aantal grote steden hebben veel meer in de pap te brokken dan de doorsneegemeenten. De federale overheid zou zich kunnen beperken tot het tevreden stellen van de grote steden. Dit zou voor de doorsneegemeenten en de kleinere steden heel wat moeilijkheden met zich meebrengen. We moeten op onze hoede zijn voor deze verdeel en heerspolitiek.
Ten tweede, de adviesgroep van de burgemeesters moet vaak heel moeilijke dossiers behandelen. Mevrouw De Maght, die hier aanwezig is, is trouwens voorzitter van deze adviesgroep. Ik neem aan dat ze de stukken van bepaalde dossiers vaak te laat of zelfs niet ontvangt. Dit zou kunnen worden bijgestuurd. De federale overheid mag ons niet met een doekje voor het bloeden afwimpelen.
We zijn niet tegen de politiehervorming. We zijn niet tegen het aanpakken en aanpassen van bepaalde problemen en situaties. Het spreekt vanzelf dat dergelijke structurele hervormingen in elke zone spanningen en voor alle verantwoordelijken nieuwe opdrachten teweegbrengen.
We kunnen echter niet aanvaarden dat er met valse teerlingen wordt gespeeld. De federale overheid heeft verklaard dat het om een nuloperatie gaat en dat de objectieve meerkost zal worden vergoed. Dit betekent dat de federale overheid nu niet mag beslissen om een aantal parameters niet in rekening te brengen omdat ze zogezegd deel uitmaken van de federale dotatie. De federale overheid mag enkel de voorafbepaalde argumenten hanteren.
De voorzitter : De heer Loones heeft het woord.
De heer Jan Loones : Ik wil de minister bedanken voor zijn antwoord op mijn bijkomende vragen. Tegelijkertijd zou ik evenwel nog een tweetal bemerkingen willen formuleren.
Aangezien ze op verantwoorde argumenten is gebaseerd, kunnen we de strenge houding van de minister bijtreden. Ik hoop evenwel dat het hier geen permanente houding betreft. Mevrouw De Maght, burgemeester van Aalst, heeft daarnet al verklaard dat ook gemeenten die bij het opmaken van de begroting niet buiten de paden zijn getreden en die niet meer geld vragen dan vroeger zeer streng worden behandeld. Dit mag geen nieuwe vorm van betutteling worden.
De minister kent de term betutteling maar al te goed. De gemeenten moeten de vrijheid krijgen om inzake de veiligheidsproblematiek bijkomende verantwoordelijkheden op te nemen. Ik maak deze opmerking enkel omwille van de volledigheid.
Wat de communautaire problematiek betreft, wil ik hier zeker geen haren splitsen. Het is zeker mijn bedoeling niet om op onredelijke wijze een nieuw communautair debat uit te lokken. We weten allemaal dat heel wat landelijke Vlaamse gemeenten vaker een beroep hebben gedaan op andere dan de eigen politiediensten. We weten echter ook dat de doorbraak op het federaal niveau inzake de aanvaardbare meerkost er is gekomen op vraag van de voorzitter van de PS. De druk om tot een regeling te komen was in Wallonië veel groter dan in Vlaanderen.
We moeten waakzaam blijven. Indien de Vlaamse regering hier geen aandacht aan besteedt, vraag ik me af op welk ander niveau hier wel aandacht aan zal worden besteed. Aangezien ik weet dat de minister deze gevoelige problematiek kent, heb ik dit hier nog even aangekaart.
De voorzitter : Mevrouw De Maght heeft het woord.
Mevrouw Anny De Maght-Aelbrecht : Aangezien mijn naam daarnet is gevallen, zou ik zelf ook iets over de adviesraad van burgemeesters willen zeggen. We moeten de stukken waarover we een advies moeten uitbrengen immers ook krijgen.
In functie van de belangen van de middelgrote en de kleine gemeenten heb ik gisteren nog een persoonlijk onderhoud met minister Duquesne gehad. Er is ondertussen ook een officieel circuit ontstaan. Deze ochtend hebben de premier, de verschillende betrokken ministers en hun medewerkers een grote delegatie van de VVSG ontvangen. Dat ze hierbij vergeten waren om een aantal individuen de stukken van de vergadering te sturen, heeft me niet belet om deze vergadering bij te wonen. Dit officieel circuit is op zich trouwens een goede zaak. We hebben de premier hier indertijd zelf nog toe aangezet.
Dit overleg gebeurt vanuit de VVSG. Naar aanleiding van de zes werkgroepen die in het verleden zijn opgericht, hebben we vanmorgen een nieuwe bespreking gevoerd. Ik vind nog steeds dat de Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden hierbij moet worden betrokken.
Tijdens deze besprekingen komen namelijk een aantal tegenstrijdigheden aan het licht waarvan de gemeenten de dupe dreigen te worden. Hoewel ik geen namen van steden wil noemen, wil ik hier nogmaals benadrukken dat ik het niet kan verkroppen dat gemeenten die een sluitende begroting opmaken en die minder uitgeven dan de vorige jaren worden gestraft. Indien hier geen oplossing voor wordt gevonden, zal ik andere stappen moeten zetten.
Voorzover ik weet, is er maar één Vlaamse gemeente die de vernieuwde politie in één gebouw heeft ondergebracht. Die gemeente wordt hiervoor eigenlijk gestraft. Hoewel ik hier al vaak heb horen zeggen dat betutteling uit den boze is, stel ik vast dat dit gemeentebestuur van hogerhand te horen krijgt dat de begroting wellicht niet voldoende gemotiveerd is en dat de voorziene budgetten wellicht niet toereikend zullen zijn. Het gemeentebestuur kan nochtans de nodige cijfers voorleggen, heeft alles verrekend en heeft een lager budget ingeschreven dan de vorige jaren.
Sommige gemeenten willen een begrotingswijziging doorvoeren, waardoor ze met de helft van vijftien personeelsleden blijven zitten, maar ze mogen dit niet verrekenen. Blijkbaar mogen gemeentebesturen minder grote uitgaven niet in een begrotingswijziging verrekenen. Ik vraag me af in welke situatie we zijn beland.
Aangezien ik deze ochtend een vergadering heb bijgewoond die, onder meer op vraag van de VVSG, regelmatig samenkomt, wil ik er even op wijzen dat ik in het verleden iets dom heb gedaan. Ik heb namelijk gevraagd om het personeel, dat het ministerie van Binnenlandse Zaken de adviesraad van burgemeesters ter beschikking heeft gesteld om onafhankelijke adviezen te formuleren, bij de VVSG te plaatsen. Dit betekent dat deze mensen nu niet langer voor de burgemeesters werken. Ze werken voor de VVSG. Ik zal er alles aan doen om die mensen terug te krijgen, zodat ze de burgemeesters kunnen adviseren.
We hebben het vanmorgen met de premier ook over de 700 verloren rijkswachters gehad. Ze zijn eindelijk teruggevonden. Ze zitten nog steeds in een aantal Waalse gemeenten.
Iedereen weet dat het Vast Secretariaat van de Lokale Politie nog steeds niet kan worden opgericht omdat nog niet alle zonechefs zijn aangeduid.
De meerkost vormt het onderwerp van een hevige discussie. We moeten opletten voor de VVSG. Ik heb in een nota gelezen dat de premier technische besprekingen met de VVSG heeft gevoerd. Blijkbaar heeft de VVSG zich akkoord verklaard met het federale standpunt dat het aanduiden van een ontvanger in een politiezone geen meerkost betekent. Aangezien de adviesraad van burgemeesters enkele maanden geleden het tegendeel heeft verklaard, vind ik dit zeer erg.
Ik vraag me soms af wat er eigenlijk aan de hand is. Mijns inziens moet de minister al deze zaken morgen ter sprake brengen. De federale overheid zal hem allicht een verslag geven van wat er tot op heden is gebeurd. Mijnheer de minister, ik wil u gerust mijn verslag van de ontwikkelingen terzake bezorgen.
Ik wil u tevens vragen om zelf geen betuttelende rol te spelen. Hoewel u hier zelf een hekel aan hebt, gaan uw diensten die weg op. U moet de gemeenten wat meer armslag geven. De gemeenten zijn groot genoeg om hun eigen verantwoordelijkheid te dragen. Ze hebben reeds getoond dat ze op een positieve wijze aan de politiehervorming willen meewerken.
Het gevecht met de federale overheid is nog niet voorbij. Ik heb geen zin om daarna nog een gevecht met de Vlaamse administratie te beginnen. U bent ongetwijfeld wijs genoeg om dit te verhinderen. Ik smeek u om snel in te grijpen. Momenteel maken de Vlaamse diensten net dezelfde fouten als de federale diensten.
De adviesraad van burgemeesters zal binnenkort weer vergaderen. Ik heb gisteren een onderhoud met minister Duquesne gehad. Ik weet nu uit welke hoek de boycot afkomstig is.
De voorzitter : Minister Van Grembergen heeft het woord.
Minister Paul Van Grembergen : Ik wil het hier niet over de dossiers van een aantal specifieke steden hebben. Dit is de bedoeling van deze interpellatie niet. Ik wil hier enkel benadrukken dat steden en gemeenten onafhankelijk over de invulling van hun politionele taken moeten kunnen beslissen. Ik hoef die verantwoordelijkheid niet op mij te nemen. Indien de politie- of de gemeenteraad van Gent of van Antwerpen beslist wat ze precies nodig heeft om het democratisch tot stand gekomen veiligheidsconcept van die stad uit te bouwen, zie ik geen reden om die beslissing te wijzigen.
Ik wil hier nog even terugkomen op het antwoord dat ik daarnet op een van de vragen van de heer Loones heb gegeven. Ik ben bezorgd omdat ik morgen en in de loop van de komende weken moet bespreken welke kosten de federale overheid moet dragen. Aangezien het hier moeizame besprekingen betreft, moet ik zeer voorzichtig zijn niet in een val te lopen. De federale overheid zal allicht beweren dat de steden en de gemeenten hun politionele taken zelf op zeer exorbitante wijze hebben ingevuld. Ik wil voldoende gewapend zijn.
De voorzitter : De heer De Roo heeft het woord.
De heer Johan De Roo : Mijnheer de minister, ik wens u goede moed bij de verdediging van onze belangen.
De voorzitter : Het incident is gesloten.