Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gelijke Kansen Vergadering van 14/03/2002
Interpellatie van mevrouw Riet Van Cleuvenbergen tot mevrouw Mieke Vogels, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, over geweld tegen vrouwen
De voorzitter : Aan de orde is de interpellatie van mevrouw Van Cleuvenbergen tot mevrouw Vogels, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, over geweld tegen vrouwen.
Mevrouw Van Cleuvenbergen heeft het woord.
Mevrouw Riet Van Cleuvenbergen : Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, geweld tegen vrouwen is een onderwerp dat af en toe door negatieve incidenten in de publieke belangstelling komt. Nu er zich geen sensationele zaken voordoen, is een objectieve kijk mogelijk.
Geweld tegen vrouwen is een reëel probleem dat nog steeds toeneemt. Dat blijkt uit een studie over geweld in het algemeen van het Limburgs Universitair Centrum in opdracht van toenmalig minister Smet, waarin de situatie op het einde van de jaren tachtig werd vergeleken met die van het einde van de jaren negentig. Die gegevens worden bevestigd door de vertrouwenscentra. Volgens die centra betreft geweld in 60 percent van de gevallen geweld tegen meisjes, en heeft het vaak met hun vrouwelijkheid te maken. Geweld komt meer voor in het gezin dan erbuiten. Een vijfde van de vrouwen krijgt met geweld te maken. De cijfers van het parket zijn natuurlijk lager : met dergelijke problemen loop je niet te koop. Geweld gebeurt meer tussen bekenden dan tussen vreemden. Daders en slachtoffers van geweld zijn ook bepaalde types mensen.
Geweld kan verschillende vormen aannemen. Lichamelijk geweld is het meest zichtbaar. Als mensen worden vernederd of bedreigd, of als hun gedrag wordt gecontroleerd, is er sprake van psychisch geweld. Seksueel geweld houdt gedwongen seksuele handelingen in.
Vorig jaar heb ik een schriftelijke vraag gesteld om een overzicht te krijgen van de Vlaamse organisaties en instanties die in aanraking komen met dit fenomeen. In de eerste plaats is er het Actiepunt Opvang Slachtoffers Geweld Op Vrouwen. Binnen het algemeen welzijnswerk zijn er 9 centra met vluchthuizen voor vrouwen. In totaal bieden ze 130 opvangplaatsen aan. Het vluchthuis in Hasselt heeft plaats voor 15 vrouwen, maar moet maandelijks 70 aanvragen weigeren. Dat geeft reeds een idee van het probleem. 13 centra bieden hulp aan slachtoffers van misdrijven. Daarbij fungeert de gewone residentiële opvang vaak als noodoplossing om mensen te helpen die het slachtoffer werden van geweld. De centra voor algemeen welzijnswerk (CAW´s) hebben dus zowel een preventieve als een curatieve taak.
Als belangrijk aanspreekpunt is Tele-Onthaal een indicator voor de ernst van de toestand. De oproepen worden ingedeeld in categorieën. In 2000 liepen er 928 telefoontjes binnen over partnermishandeling. Voorts is er nog de allochtone info- en hulplijn.
Buiten het algemeen welzijnswerk zijn er de 6 centra voor integrale gezinszorg. Ze vangen kinderen en jongeren op die in aanraking kwamen met huiselijk geweld. Ook de opvangdiensten voor de slachtoffers van mensenhandel zien veel gevallen van geweld tegen vrouwen. Daarnaast zijn er heel wat praat- en zelfhulpgroepen voor mishandelde vrouwen. De vertrouwenscentra voor kindermishandeling gaan ervan uit dat 60 percent van hun zaken in verband staan met geweld tegen vrouwen, doorgaans meisjes.
De voorgaande gegevens bieden een overzicht van de eerstelijnszorg. Ik heb de artsen, Kind & Gezin en de CLB's (Centra voor leerlingenbegeleiding) buiten beschouwing gelaten.
Wat de tweedelijnszorg betreft, vermeld ik de centra voor geestelijke gezondheidszorg (CGG´s) en de psychiatrische instellingen. De vluchthuizen zouden eventueel ook als tweedelijnszorg kunnen worden beschouwd. Dat kan allemaal worden gecatalogeerd onder opvang.
Op het gebied van preventie is er in Vlaanderen geen structuur. We verwachten dat artsen, Kind & Gezin, CLB's en CAW's de preventie spontaan op zich nemen. De regering zegt dat preventie voor haar een prioriteit is. Als dat zo is, dan hadden we toch wel meer verwacht en zeker dat het gestructureerder zou zijn. Iedereen weet dat sommige vrouwen hun problemen niet durven melden, omdat ze denken dat het geweld dan nog zal toenemen. Velen ervaren ook dat hun klachten niet altijd ernstig worden genomen en dat hen schuldgevoelens worden aangepraat. Sommige vrouwen sublimeren hun klachten en veroorzaken ziekten bij anderen. Het syndroom van Münchhausen by proxy, waardoor gefrustreerde moeders hun kinderen ziek maken om zelf aandacht te krijgen, is de voorbije jaren veel vaker opgedoken.
De eerstelijnsdiensten hebben veel andere taken, en opvang van geweld tegen vrouwen is maar een van hun opdrachten. Dat creëert verwarring bij het dienstpersoneel, maar ook in de buitenwereld, en daar lijdt de dienstverlening onder. Er is voldoende aanbod van scholing en bijscholing, maar als bijvoorbeeld iemand in het welzijnswerk drie dagen bijscholing volgt, dan kunnen er op die dagen geen klachten worden behandeld. Bovendien is zo'n scholing duur en zijn er niet altijd middelen voor in de social profitsector. Er is ook een grote doorstroming omdat zulke beroepen heel zwaar zijn en niet levenslang worden volgehouden. Daardoor gaat veel kennis en expertise verloren.
In de tweedelijnszorg kampen de CGG's nog steeds met financiële problemen. Sommige centra kunnen niet overleven zonder een bijdrage te vragen aan hun cliënten. Dat kan toch niet in deze problematiek.
Er schort wat aan de preventie, want de vrouwen weten onvoldoende op welke plaatsen ze daarvoor terechtkunnen. De hopelijk voorhistorische beschuldigingen dat vrouwen het geweld zelf hebben uitgelokt, maken dat men niet aan preventie toekomt. Preventie moet zich richten naar alle vrouwen, maar ook naar mannen. Ik refereer hier aan de wittelintjescampagne die een paar jaar geleden in Canada is ontstaan. De campagne vraagt aan mannen om rond 25 november, de internationale dag voor de uitroeiing van geweld tegen vrouwen, een week lang een wit lint te dragen. Zo maken ze kenbaar dat ze tegen geweld tegen vrouwen zijn en dat in hun omgeving onmogelijk zullen maken. Die actie werd vorig jaar in Limburg gevoerd, met grote affiches in de bussen van De Lijn. Bekende Limburgse mannen kwamen met zo'n lintje op de lokale televisie. Zulke acties zijn belangrijke symbolen omdat erover gepraat wordt.
Er moet ook meer aandacht worden besteed aan de opleiding van de hulpverleners, ook in het kader van de reguliere opleidingen. De maatschappelijke werkers, maar ook huisartsen zouden over een basisinformatie moeten beschikken. Kind en Gezin speelt in het algemeen goed op deze situatie in.
Een ander heikel punt is het seponeren van processen-verbaal over geweld tegen vrouwen. Vorige week stond in de krant dat 80 percent van deze processen-verbaal worden geseponeerd. Als de cijfers kloppen, is dit een alarmerende toestand.
Dit is ook de aanleiding voor mijn interpellatie. Er zou in Vlaanderen een actieplan moeten komen om geweld tegen vrouwen tegen te gaan. Wij hebben een taak op het vlak van preventie en opvang, zowel op de eerste als tweede lijn. Ik refereer aan de federale overheid, die bijvoorbeeld inzake opvang van slachtoffers van misdrijven initiatieven heeft genomen. Er bestaat een samenwerkingsakkoord tussen de federale minister van Justitie en Binnenlandse Zaken en de Vlaamse minister van Welzijn. Er zou een samenwerkingsakkoord over het geheel tot stand moeten komen. De federale overheid heeft een nationaal actieplan tegen geweld op vrouwen uitgewerkt, dat ter sprake kwam in het kader van het Europees voorzitterschap. Dit plan beperkt zich wel tot de federale materies.
Mevrouw de minister, waarom zouden wij niet aan preventie doen? De federale overheid heeft in het najaar een affichecampagne gelanceerd. Dit was een goede zaak, maar het was deels onze taak. Ik refereer aan het Pekingdecreet en de opvolging van de Pekingconferentie vorig jaar.
Zijn er buiten de opsomming die ik net heb doorgenomen, nog andere initiatieven? Op welke manier zult u het preventiebeleid vorm geven? Welke steun voorziet u voor de sectoren die op dit terrein actief zijn? Welk opvangbeleid zult u voeren voor vrouwen die met geweld te maken krijgen?
De voorzitter : Mevrouw Dillen heeft het woord.
Mevrouw Marijke Dillen : Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, ik sluit mij aan bij de interpellatie van mevrouw Van Cleuvenbergen. Het geweld tegen vrouwen neemt aanzienlijk toe. Vrouwen krijgen te maken met drie vormen van geweld : fysisch, seksueel en psychisch geweld. In een relatie staan vrouwen vaak machteloos tegen geweld.
Mevrouw Van Cleuvenbergen verwees naar cijfers, maar die geven zeker geen correct beeld van de realiteit. De meeste vrouwen durven immers vaak geen klacht indienen tegen hun man uit schrik voor represailles. Ik steun de vraag van mevrouw Van Cleuvenbergen om een actieplan uit te werken. Er moet een prioriteit van worden gemaakt, en het wordt tijd om te handelen. De klemtoon moet op preventie liggen. De actie met de witte lintjes is een mooie poging om mannen te overtuigen, maar in de praktijk blijken mannen die geweld gebruiken het gebruik van geweld theoretisch onaanvaardbaar te vinden.
Geweld tegen vrouwen komt voor in alle lagen van de bevolking, zelfs bij de hogergeschoolden. De symbolische actie is nuttig, maar in de praktijk zal ze weinig verandering teweegbrengen. Er zijn wel opvangmogelijkheden voor vrouwen die in aanraking komen met geweld, maar op het terrein is niet duidelijk waar ze terechtkunnen. Er is nood aan duidelijkheid. De opvangmogelijkheden zijn vaak onbekend. Een gestructureerd overzicht van opvangmogelijkheden voor vrouwen die het slachtoffer zijn van geweld en de nodige bekendmaking errond zouden zeker nuttig zijn.
De voorzitter : Minister Vogels heeft het woord.
Minister Mieke Vogels : Mevrouw de voorzitter, geweld op vrouwen neemt inderdaad toe. De materie wordt steeds complexer, zeker als het gaat om geweld tegen vrouwen in familiaal verband.
Intrafamiliaal geweld blijft dikwijls intramuraal, tot de druppel de emmer doet overlopen. Tegen dan is al verschrikkelijk veel leed geleden, en is het dikwijls ook al te laat. Ik denk dan bijvoorbeeld aan het schrijnende geval van mishandeling in Antwerpen tijdens de nieuwjaarsnacht. De politie kwam helaas te laat. Waarschijnlijk ging aan dat drama een hele voorgeschiedenis van geweld vooraf. In die zin denk ik dat de wittelintjescampagne waarnaar mevrouw Van Cleuvenbergen heeft verwezen, een goed initiatief is.
Iedereen draagt een verantwoordelijkheid. In onze samenleving leeft iedereen binnen zijn eigen vier muren, en wat er elders gebeurt, hebben we niet gehoord of gezien. Net zoals er campagnes zijn gevoerd tegen kindermishandeling, moeten er campagnes komen tegen vrouwenmishandeling. Mensen moeten op hun burgerschap worden gewezen. Als ze geweld vaststellen of vermoeden dat er geweld wordt gebruikt, moeten ze stappen ondernemen.
Geweld tegen vrouwen is een complexe materie. Dit probleem moet op een geïntegreerde manier worden aangepakt, maar tezelfdertijd ook op een gediversifieerde wijze. Dit thema past binnen mijn drie beleidsdomeinen : welzijn, gezondheid en gelijke kansen. In het kader van het inclusief beleid komt geweld tegen vrouwen vooral binnen de domeinen welzijn en gezondheid aan bod. De initiatieven die ik heb opgesomd naar aanleiding van de vraag van 29 maart 2001 illustreren dat in alle voorzieningen voor welzijn en gezondheid aandacht wordt opgebracht voor geweld tegen vrouwen.
Geweld tegen vrouwen is ook een zaak van justitie en vrouwenhandel, en dat is vooral een federale aangelegenheid. Vanuit het perspectief van gelijke kansen houd ik me bezig met de preventie. Informatie en sensibilisering zijn op dat vlak erg belangrijk. Mevrouw Van Cleuvenbergen heeft ondermeer verwezen naar de grootschalige campagne van federaal minister Onkelinx die naar aanleiding van het Europees voorzitterschap is gevoerd.
Men zou kunnen opwerpen dat preventie een gemeenschapsbevoegdheid is. Mevrouw Onkelinx is er wel in geslaagd om op federaal niveau, in het kader van een Europees initiatief, daar belangrijke sommen voor te mobiliseren. Tijdens een interministeriële conferentie hebben we deze campagne grondig besproken. Dat leidde ertoe dat de gemeenschapsministers betrokken waren bij de keuze van de affiche en van het bureau. Dankzij onze inbreng werd ervoor gezorgd dat op de Nederlandstalige affiches het nummer van Tele-Onthaal stond, en niet het voorlopige nummer dat voor geheel België moest dienen. Bij Tele-Onthaal is het probleem van geweld tegen vrouwen een permanent aandachtspunt. Mishandelde vrouwen worden er naar de juiste persoon en plaats doorverwezen.
In het najaar van 2002 wil ik met minister Onkelinx en de andere gemeenschappen die grootschalige federale campagne een vervolg geven. We denken dan vooral aan een initiatief voor jongeren. Onderzoek toont immers aan dat de eerste vormen van geweld zich voordoen rond de puberteit. Het is belangrijk dat jongens en meisjes zich daar bewust van worden. Naast sensibilisering blijft adequate opvang en hulp belangrijk. De daders van intrafamiliaal geweld zijn vaak zelf slachtoffer van geweld geweest. Die cirkel moet worden doorbroken. Dat is een belangrijk aspect van de hulpverlening, en die heeft ook een belangrijk secundair preventief effect.
In de autonome centra voor algemeen welzijnswerk zijn op dit ogenblik twintig opvangcentra voor vrouwen en zes vluchthuizen voor vrouwelijke slachtoffers van intrafamiliaal geweld geïntegreerd. Daarnaast zijn er in Vlaanderen nog dertien centra voor slachtofferhulp actief. Ze zijn ingebed in de werking van de centra voor algemeen welzijnswerk. In de samenwerkingsovereenkomst met de federale overheid is immers bepaald dat politie en justitie slachtoffers van misdrijven, als ze daarmee tenminste akkoord gaan, kunnen doorverwijzen naar de centra voor slachtofferhulp. Die centra nemen dan, samen met professionele hulpverleners of vrijwilligers, contact op met het slachtoffer. Ze maken afspraken over begeleiding. De politie en rijkswacht kunnen mishandelde vrouwen die onmiddellijk residentiële opvang nodig hebben, direct naar vluchthuizen doorverwijzen.
We moeten er echter ook rekening mee houden dat vrouwen vaak in eerste instantie via een ambulante begeleiding een oplossing zoeken. Bij intrafamiliaal geweld zijn vaak kinderen in het spel, en het is dan niet altijd gemakkelijk om te beslissen het huis te verlaten en naar een vluchthuis te gaan. Tijdens de hoorzitting waar het rapport over thuisloosheid in Vlaanderen is voorgesteld, kwam de vraag om hulp van dat soort vrouwen aan bod. Ik wil daarop ingaan. Nog dit jaar neem ik een initiatief ter bevordering van de ambulante begeleiding bij wonen. Dat moet ertoe bijdragen de residentiële instroom en de dichtslibbing ervan beter onder controle te krijgen. Anders gezegd : veel vrouwen die in vluchthuizen terechtkomen, zouden eigenlijk liever ambulant worden begeleid. Die vrouwen willen in een aparte woonst begeleiding krijgen.
Inzake de vorming en de opleiding van het personeel moeten de centra voor algemeen welzijnswerk een vormings-, trainings- en opleidingsbeleid voeren. In het besluit van de Vlaamse regering van 12 oktober 2001 is hiervoor in 2002 in een extra forfaitair bedrag van 115,12 euro per VTE (voltijds equivalent) voorzien om die opleiding te financieren zonder daarbij de enveloppefinanciering te belasten.
In dit aandachtsgebied is ook een structurele rol weggelegd voor de centra voor integrale gezinszorg. Deze zes centra zorgen voor een residentiële of semi-residentiële opvang, of voor een ambulante begeleiding van de ouders en kinderen in gezinnen waar het functioneren zo problematisch is geworden dat gezinsdesintegratie een reële bedreiging vormt. Normproblemen zoals verwaarlozing, incestueuze relaties, kindermishandeling en partnergeweld, behoren in belangrijke mate tot de problemen waarvoor de centra een integrale hulpverlening bieden aan het hele gezin.
Twee jaar geleden hebben we beslist tot uitbreiding van deze centra voor integrale gezinszorg. Ik denk dat die uitbreiding thans op het terrein bijna gerealiseerd is zodat we daar een verbreding van de hulpverlening kunnen waarmaken.
Tot slot wens ik de interpellant te bedanken. Ik zal zeker rekening houden met het voorstel naar aanleiding van de reeds genomen initiatieven. In het kader van de in het najaar te voeren campagne overweeg ik, bij wijze van begeleiding, een brochure uit te geven die vrouwen duidelijk moet maken waar ze nu eigenlijk terechtkunnen. Dit zou de drempel tot de hulpverlening toch een stukje moeten verlagen.
Bovendien moet het vrouwen die slachtoffer zijn van intrafamiliaal geweld, duidelijk maken dat er nog andere hulpverleningsmogelijkheden bestaan dan naar de politie gaan. Helaas stellen we vast dat vrouwen, voor wie de situatie al te erg wordt, enkel aan de politie denken. Nochtans bestaan er nog andere en minder ingrijpende mogelijkheden die de vrouwen er in een vroeger stadium kunnen voor behoeden dat het geweld nog verder uit de hand loopt en de spreekwoordelijke emmer doet overlopen, met fysiek geweld tot gevolg.
De voorzitter : Mevrouw Van Cleuvenbergen heeft het woord.
Mevrouw Riet Van Cleuvenbergen : Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik denk dat deze bekommernis niet alleen door de commissieleden, maar ook door heel veel andere mensen wordt gedeeld.
Het verheugt me dat u in het najaar een vervolg aan de campagne geeft. Het najaar is daarvoor een goede periode. Immers, op 25 november is er de internationale dag voor uitroeiing van geweld tegen vrouwen. Dit is mijn inziens een mooie aanleiding om dit initiatief jaarlijks te hernemen.
Ik betreur echter dat u zich steeds tot de jongeren richt. U weet dat ik een fervente verdedigster ben van de traditionele vrouwenbeweging die er nog elke week in slaagt duizenden vrouwen in Vlaanderen bij elkaar te brengen. Het zou mijns inziens veel efficiënter - en goedkoper - zijn indien u pakketten als stimuli zou uitreiken aan bestaande organisaties die daarop inspelen en daar iets concreets mee kunnen doen. Nu moeten zij dit allemaal zelf doen, wat heel wat creativiteit vergt van de verantwoordelijken. We hebben dit zelf kunnen ervaren naar aanleiding van ons bezoek aan een centrum voor algemeen welzijnswerk.
Ik heb de indruk dat men onvoldoende beseft wat het spontane netwerk van vrouwen kan betekenen als zij met geweld geconfronteerd worden. Dat netwerk wijst hen eerst en vooral de mogelijke te volgen richting aan. Dat is reeds een heel goede start.
Tot slot wens ik nog een motie aan te kondigen. Ik wil daarmee alles nog eens duidelijk op een rijtje zetten. Ik blijf er immers bij dat een actieplan tegen geweld op vrouwen efficiënter is omdat daardoor in een planmatige aanpak wordt voorzien. Ik besef dat een actieplan niet iets is dat van vandaag op morgen kan worden uitgevoerd. Het laat ons wel toe een stappenplan naar de toekomst uit te stippelen.
De voorzitter : Mevrouw Dillen heeft het woord.
Mevrouw Marijke Dillen : Mevrouw de minister, ook ik dank u voor uw antwoord.
Ik had zeker niet de bedoeling kritiek te geven op de Canadese wittelintjescampagne. Ik ben daar helemaal geen tegenstander van, vermits ook ik vind dat de mensen gesensibiliseerd moeten worden. Ik heb wel mijn bedenking bij de schijnheiligheid van heel wat mannen die vinden dat geweld - in welke vorm dan ook - op andere vrouwen niet kan, maar die wel in eigen huis op hun vrouwen geweld plegen. U zou er versteld van staan hoeveel mensen in theorie tegen geweld opkomen, maar dat in de praktijk blijken te vergeten.
Ik dank u ook voor uw bereidheid om, in het kader van de campagne in het najaar, een brochure uit te werken om die vrouwen duidelijk te maken waar zij terechtkunnen. Zij blijken immers te denken enkel bij de politie terecht te kunnen en zijn dus niet goed op de hoogte van de talrijke andere mogelijkheden om op een doeltreffende wijze geholpen te kunnen worden.
Met redenen omklede moties
De voorzitter : Door mevrouw Van Cleuvenbergen en door mevrouw Dillen werden tot besluit van deze interpellatie met redenen omklede moties aangekondigd. Ze moeten zijn ingediend uiterlijk om 17 uur op de tweede werkdag volgend op de sluiting van de vergadering.
Het parlement zal zich daarover tijdens een volgende plenaire vergadering moeten uitspreken.
Het incident is gesloten.