Commissie voor Economie, Landbouw, Werkgelegenheid en Toerisme Vergadering van 02/05/2002
Vraag om uitleg van de heer Chris Vandenbroeke tot de heer Renaat Landuyt, Vlaams minister van Werkgelegenheid en Toerisme, over de toepassing van de opleidingscheques
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Vandenbroeke tot de heer Landuyt, Vlaams minister van Werkgelegenheid en Toerisme, over de toepassing van de opleidingscheques.
De heer Vandenbroeke heeft het woord.
De heer Chris Vandenbroeke : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, gelieve mij te verontschuldigen. Ik had deze vraag reeds op 20 februari ingediend, maar door omstandigheden ben ik nu pas in staat om deze vraag om uitleg te stellen.
Mijnheer de minister, inzake deze thematiek werden al enorm veel vragen gesteld. Er zijn verschillende vragen aan u gesteld, maar ook aan minister Gabriels, onder meer door de heer Laurys. Toch denk ik dat ik met deze vraag om uitleg een heel specifieke invalshoek heb.
Eind vorig jaar hebben we in onderling akkoord de afspraken gemaakt over wat het uitreiken van die opleidingscheques allemaal inhoudt inzake criteria, opleidingsvoorwaarden, enzovoort. Dit hebben we heel strikt gedaan, overeenkomstig de verordening van de Europese Commissie.
Nu blijkt echter dat dit in Wallonië niet het geval is. Daar is men met het toekennen van opleidingscheques duidelijk heel wat eerder gestart, namelijk al sinds halfweg 1998. Blijkbaar gelden de verordeningen van de Europese Commissie daar niet. De Europese verordening stelt dat deze regeling enkel voor de zogenaamde harde sectoren geldt. In Wallonië zit het systeem momenteel heel anders in elkaar. Ik citeer : 'De minister kan de toekenning van de opleidingscheques beperken tot bepaalde activiteiten, sectoren en opleidingen, uitsluitend rekening houdend met de principes en de doelstellingen inzake de duurzame ontwikkeling of de creatie van nieuwe arbeidsplaatsen.'
Overeenkomstig de verordening van de Europese Commissie worden de opleidingscheques in Vlaanderen vrij beperkt en limitatief toegekend. In Wallonië is dit absoluut niet het geval. Hoe ruim het systeem van de opleidingscheques in Wallonië wordt geïnterpreteerd, kan iedereen op de webstek van Forem nalezen. In Wallonië is de toekenning van de opleidingscheques afhankelijk van de interpretatie door de bevoegde minister.
Vooral de mensen van de transportsector hebben me op het duidelijke spanningsveld tussen Wallonië en Vlaanderen gewezen. Ik veronderstel dat iedereen het belang van de transportsector in Vlaanderen kan inschatten. Vlaanderen vervult al jaren een transitfunctie. Ik hoop uiteraard dat we die rol nog jaren zullen kunnen vervullen. Het gaat hier bovendien om een sector die op het scherp van de snede werkt.
Aangezien de transportsector in Vlaanderen niet en in Wallonië wel voor opleidingscheques in aanmerking komt, betreft het hier een manifeste benadeling en een duidelijke aanzet tot concurrentievervalsing. Ik hoop dat de minister voldoende alert is. Het Waalse uitgangspunt heeft voor een manifeste vertekening van het economisch landschap gezorgd. Blijkbaar wil Vlaanderen op dit vlak de beste leerling van de klas zijn. Aangezien Wallonië die ambitie niet heeft, worden we momenteel met bepaalde problemen geconfronteerd.
In dit verband zou ik de minister een vijftal vragen willen stellen. Klopt het dat een aantal sectoren in Vlaanderen, onder meer de transportsector, niet van de subsidies voor opleidingscheques kunnen genieten? Klopt het dat diezelfde sectoren in Wallonië niet worden uitgesloten en, bijgevolg, ginds wel van de aangereikte subsidiëringsmogelijkheid kunnen genieten? Zo ja, waar komen die verschillen vandaan? Gaat het hier om een tijdelijke situatie die snel kan worden rechtgezet? Hoe moeten we dit verschil interpreteren? Veroorzaken die verschillen een vorm van concurrentiebenadeling? Hoewel ik hierbij in eerste instantie aan de Vlaamse vervoersbedrijven denk, vallen uiteraard nog andere sectoren onder deze regeling. Hoe kan de minister de Waalse regering dwingen om verordening 69/2001 na te leven?
De voorzitter : Minister Landuyt heeft het woord.
Minister Renaat Landuyt : Mijnheer de voorzitter, het is eigenlijk de bedoeling van de Vlaamse regering om in de richting van de Waalse invalshoek te evolueren. Het is zeker niet de bedoeling om de Vlaamse invalshoek aan Wallonië door te geven.
De voorgeschiedenis van de opleidingscheques speelt ons parten. De opleidingscheques zijn vanuit een veeleer economische invalshoek opgesteld en gereglementeerd. Verordening 69/2001 beperkt de sectoren die we op die manier mogen subsidiëren. Indien de opleidingscheques onder verordening 68/2001 zouden ressorteren, zou het hier een zuiver, onbeperkt opleidingssysteem betreffen. Hoewel ik hier een technischer en subtieler antwoord zou kunnen geven, is dit de grote lijn van het verhaal.
Hoewel Wallonië momenteel aan veranderingen van het huidige systeem werkt, willen we meer in de richting van de Waalse oriëntatie evolueren. Op die manier zullen heel wat minder sectoren worden uitgesloten.
Ik wil hier nog even op de problematiek van de transportsector ingaan. Nog voor het opstellen van het systeem van de opleidingscheques hebben we met de transportsector een overeenkomst afgesloten over het investeren in en het coördineren van opleidingen. Naar aanleiding van de vraag van de sector naar buitenlandse werknemers hebben we besloten om in een betere aanwervings- en opleidingspolitiek te investeren. Het spreekt vanzelf dat elke sector opmerkt hoe soepel de opleidingscheques worden georganiseerd. We moeten nagaan op welke manier we dit systeem nog kunnen verruimen.
De voorzitter : De heer Vandenbroeke heeft het woord.
De heer Chris Vandenbroeke : Vooreerst zou ik de minister willen bedanken voor zijn antwoord. Hoewel ik hier geen al te technische discussie wil voeren, zou ik de minister willen vragen waarom de Vlaamse regering zich, ondanks het overduidelijke belang van de transportsector, absoluut tot de zogenaamde harde sectoren heeft willen beperken.
De Vlaamse regering volgt verordening 69/2001 volledig. Blijkbaar wil ze de beste leerling in de klas zijn. In Wallonië gelden al drie jaar andere criteria. Vlaanderen bewandelt hier een gevaarlijke piste. De transportsector werkt op het scherp van de snede. Los van de andere afspraken die met de sector zijn gemaakt, is het niet meer dan normaal dat het verschil tussen Vlaanderen en Wallonië een onaangenaam gevoel veroorzaakt.
Minister Renaat Landuyt : Het probleem is dat deze materie oorspronkelijk teveel vanuit een economische invalshoek en te weinig vanuit de invalshoek van de werkgelegenheid is benaderd. Pas op het laatste moment hebben we afgedwongen dat de minister van Werkgelegenheid een aantal zaken mee moet bepalen. Mijns inziens zijn we hier nog steeds het slachtoffer van. De bijsturing is momenteel echter ingezet. Een andere historische duiding van de Vlaamse problemen kan ik op dit ogenblik niet geven.
Door middel van een goede opleidingspolitiek kunnen we, zonder dat iemand ons ooit een subsidiëring kan verwijten, veel doen voor de Vlaamse economie.
De voorzitter : Het incident is gesloten.