Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gelijke Kansen Vergadering van 31/01/2002
Vraag om uitleg van mevrouw Riet Van Cleuvenbergen tot mevrouw Mieke Vogels, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, over onvoldoende instellingen voor minderjarige diefjes
Vraag om uitleg van mevrouw Patricia Ceysens tot mevrouw Mieke Vogels, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, over de plaatsing van minderjarige delinquenten
Vraag om uitleg van mevrouw Veerle Declercq tot mevrouw Mieke Vogels, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, over jongeren die een delict gepleegd hebben
Vraag om uitleg van mevrouw Niki De Gryze tot mevrouw Mieke Vogels, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, over het tekort aan opvangplaatsen voor delinquente jongeren
Vraag om uitleg van mevrouw Trees Merckx-Van Goey tot mevrouw Mieke Vogels, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, over het gebrek aan opvangplaatsen voor jongeren die een misdrijf pleegden
De voorzitter : Aan de orde zijn de samengevoegde vragen om uitleg van mevrouw Van Cleuvenbergen tot mevrouw Vogels, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, over onvoldoende instellingen voor minderjarige diefjes, van mevrouw Ceysens tot minister Vogels, over de plaatsing van minderjarige delinquenten, van mevrouw Declercq tot minister Vogels, over jongeren die een delict gepleegd hebben, van mevrouw De Gryze tot minister Vogels, over het tekort aan opvangplaatsen voor delinquente jongeren en van mevrouw Merckx tot minister Vogels, over het gebrek aan opvangplaatsen voor jongeren die een misdrijf pleegden.
Mevrouw Van Cleuvenbergen heeft het woord.
Mevrouw Riet Van Cleuvenbergen : Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, geachte collega's, dit onderwerp is al regelmatig aan bod gekomen in deze commissie, onder andere tijdens de begrotingsbesprekingen, de aanpassing ervan en bij vragen. We hebben al heel wat aandacht besteed aan het tekort aan instellingen voor minderjarige delinquenten.
Ondertussen horen we bijna dagelijks over een nieuwe verwijzing. In Hasselt ging het om twee minderjarige Roemenen die noodgedwongen weer werden vrijgelaten. Nadien volgden de wildste verhalen uit Antwerpen en Luik. Eén jongere werd zelfs bijna voor de deur van de verantwoordelijke Waalse minister gedropt.
De Antwerpse en Brusselse jeugdrechter hebben hierover uitspraken gedaan in het najaar van 2001. Ze verklaarden dat er capaciteitsproblemen zijn in gesloten instellingen voor bijzondere jeugdzorg. Ze hadden dat probleem ook al eerder aangekaart. Ze vroegen dat er een oplossing zou worden geboden vóór 1 januari 2002. Ze stelden toen al dat de belofte van tien of twintig extra plaatsen niet voldoende is. Bij de berekeningen wordt de 'Vogelsiaanse' rekenkunde gehanteerd. Die klopt echter niet. Jongeren zitten nu eenmaal niet op elkaar te wachten om om de beurt te worden opgenomen.
Tijdens deze legislatuur zijn reeds een aantal zaken gebeurd. In de regeringsverklaring staat dat werk zou worden gemaakt van de bijzondere jeugdbijstand. De goedgekeurde resoluties uit de vorige legislatuur zouden worden uitgevoerd en geactiveerd. In dit kader past de opvang van minderjarige delinquenten. Ook in de beleidsnota en beleidsbrieven kwam dit aan bod. Voor de regering is deze zaak dan ook een prioriteit.
De commissieleden hebben vragen gesteld waarop de minister een vrij concreet antwoord gaf. Zo antwoordde minister Vogels op een vraag van 30 juni 2000 van de heer Strackx dat de Vlaamse regering op 18 februari 2000 haar volmacht had gegeven om over dit dossier verder te onderhandelen. Ze zou tien extra plaatsen creëren om te zorgen voor de opvang en om de gevolgen van de afschaffing van artikel 53 van de wet betreffende de jeugdbescherming op te vangen. Er zou worden nagegaan of er een buffercapaciteit is in Mol.
Er werd ook gesignaleerd dat jongeren die in een gemeenschapsinstelling zitten, vaak onaangepast en dysfunctioneel gedrag vertonen ten gevolge van psychiatrische stoornissen. Ze zouden dan ook beter in een psychiatrische eenheid van een algemeen ziekenhuis of in een psychiatrisch centrum worden opgevangen. Minister Vogels stelde dat de federale wetgeving nog niet was aangepast en dat een aantal zaken niet konden worden uitgevoerd. Ook de ziekenhuizen - psychiatrische en andere - zijn niet klaar.
Mevrouw de minister, u had een mandaat. Een studie die nog tijdens de vorige legislatuur van start was gegaan over de mogelijke samenwerking tussen de psychiatrie en de instellingen, zou worden afgerond eind 2000.
In maart 2000 had mevrouw Ceysens een aantal vragen gesteld over de bezettingsgraden. U had daar toch een aantal zaken uit kunnen afleiden. Het gaat om een acuut probleem. De bezettingsgraad is permanent maximaal. In 1996 werden 113 jongeren opgevangen in de gesloten instelling van Mol. In 2000 was dat aantal 104. Er kon ook worden afgeleid dat de verblijfsduur langer wordt. Dat is belangrijk om weten omdat men ervan uitgaat dat in de toekomst de verblijfsduur vrij kort zal zijn.
CD&V heeft hierover een voorstel van resolutie ingediend dat later zal worden besproken. Mevrouw de minister, tijdens de begrotingsbesprekingen zei u dat alles zou worden opgelost in de begroting van - aanvankelijk - 2000. Nu zou dit gebeuren in die van 2002. U zei ook dat er al veel vooruitgang was geboekt in de onderhandelingen met de jeugdrechters. Op dat moment lazen we echter in de pers dat ze uw voorstel niet efficiënt vonden. Daarnaast was er ook het protocol met de gesubsidieerde voorzieningen inzake de doorstromingen en het protocol betreffende artikel 53. Naar aanleiding van de problemen in Lanaken verwees u eens te meer naar de afschaffing van artikel 53. U zei dat er een noodplan moest worden opgesteld waarbij een aantal halfopen instellingen zouden worden omgebouwd tot gesloten huizen.
U deed dus een heel aantal beloften die ook herhaaldelijk werden herhaald. Voor degenen die zich met deze problematiek bezig houden, zijn berichten in de media over jongeren die werden doorgestuurd omdat er geen opvangplaats was dan ook niet verwonderlijk. Het is dankzij de media dat er nu een oplossing komt, en niet dankzij het parlement, dat dit niet voor elkaar kreeg. Ook bij deze oplossing voel ik me wat ongelukkig. Ze komt immers van de federale premier, terwijl dit eigenlijk een Vlaamse bevoegdheid is. Het Vlaams Parlement, dat bezig is met deze problematiek, mag weliswaar blij zijn met wat hulp, maar de klemtoon mag niet worden verlegd. Dat is een affront voor het werk dat we hier gedurende twee jaar in de commissie hebben gepresteerd maar dat tot niets leidde tot de federale premier zich ermee bemoeide. U zegt steeds dat er een oplossing moet komen, en daar ben ik het ten volle mee eens, maar het had anders kunnen lopen.
Mevrouw de minister, mijn vragen zijn nu voor een deel achterhaald. Er zijn al antwoorden gekomen langs de media. Klopt het dat minderjarigen door de jeugdrechter werden voorgeleid en in instellingen werden geweigerd? Worden er daar cijfergegevens over verzameld? Als er druk is, moeten we immers ook weten in welke regio's de druk hoog is. Welke concrete acties hebt u ondernomen om de gevolgen ervan op te vangen? Wat zult u verder nog doen, nu duidelijk wordt dat de huidige toestand tot problemen leidt?
De bouw van federale voorzieningen doet vragen rijzen. Maandag zou worden begonnen met de verbouwing, zodat er snel plaats zou komen voor een twintigtal jongeren. Er moet echter ook een openbare aanbesteding gebeuren, en dat kan niet met deze timing. Bovendien zou er een BPA-wijziging nodig zijn omdat het om een militair domein gaat. Wat is dan uw echte timing?
Niemand is gediend met beloftes die daarna niet worden uitgevoerd. Als wordt aangekondigd dat het tegen Pasen klaar is, dan verwacht het publiek dat het ook werkelijk zo is. Het is veel beter nu mee te delen dat u wel zou willen dat het klaar is, maar dat dat niet kan, dan met Pasen opnieuw vragen uit te lokken over het niet nakomen van uw beloftes.
De voorzitter : Mevrouw Ceysens heeft het woord.
Mevrouw Patricia Ceysens : Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, ook mijn vragen zijn intussen achterhaald. Vandaag kennen we er het antwoord op. Dat neemt echter niet weg dat het debat nog steeds van belang is. De vraag zou nu zelfs beter worden omgezet in een interpellatie, want we zijn bijzonder ongelukkig met de gang van zaken.
Mevrouw de minister, ik heb vaak medelijden met u. Mensen komen naar u met problemen of er gebeurt iets waar u bijzonder weinig aan kunt verhelpen. Toch ventileren ze dat alles bij u, en verwachten ze van u een oplossing. Vaak denk ik dan dat dat niet fair is, dat ze zoiets niet van een minister kunnen vragen. Dit dossier is echter van een totaal andere orde.
Alles is begonnen met het arrest Bouamar uit 1988, waarin België werd veroordeeld door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens voor het opsluiten van minderjarigen in gevangenissen. Zoals bekend, was dat meermaals dramatisch afgelopen. Het Hof had overschot van gelijk dat zoiets niet kon, en dat er voor minderjarigen andere oplossingen moesten komen.
Pas tien jaar later, op 4 mei 1999, kwam er een wet die inhield dat België zich bij de veroordeling neerlegde, en ernaar wilde handelen, mits een ruime overgangsperiode. De wet bepaalde namelijk dat het gedaan zou zijn vanaf 1 januari 2002. Die regeling bood een behoorlijke periode om te kunnen zorgen voor andere voorzieningen om minderjarigen op te vangen en zo nodig de maatschappij tegen hen te beschermen.
De wet van 4 mei 1999 moet kort voor de verkiezingen goedgekeurd zijn. Dit was dan ook het eerste dossier dat op uw tafel kwam. We hebben niet geaarzeld u er opmerkzaam op te maken dat dit belangrijke dossier tijdens deze regeerperiode moest worden opgelost. We verzochten u dus reeds in 1999 het dossier te bestuderen en uit te zoeken wat er mogelijk was, maar vooral ook tegen 1 januari 2002, de datum waarop jongeren niet meer in gevangenissen zouden kunnen worden opgesloten, te voorzien in een goed alternatief op maat van de minderjarigen.
Over uw plan om voor tien extra plaatsen in Mol te zorgen, werden door alle fracties opmerkingen gemaakt. Ook ik heb er drie schriftelijke vragen over gesteld. We hebben erover gediscussieerd of dat wel genoeg zou zijn, en of ze er wel zouden zijn op 1 januari 2002. In persmededelingen zei u steeds dat het wel in orde zou komen, en dat niemand zich zorgen hoefde te maken. U hebt ons heel vaak gerustgesteld, en we konden dan ook niet meer doen dan de zaak blijven opvolgen.
Ik heb u er ook op gewezen dat er voor meisjes in Beernem in niets was voorzien. Er was geen extra capaciteit voor de opname van een meisje. Uit de statistieken bleek nochtans dat ook meisjes voor 1 januari 2002, weliswaar in mindere mate, in gevangenissen terechtkwamen. De capaciteit voor meisjes in Beernem was intussen evenzeer volzet als die in Mol voor de jongens.
Tijdens de begrotingscontrole van vorige zomer kregen we een vrij verontrustend verhaal te horen. Ik heb toen in de plenaire vergadering een vraag gesteld aan de minister-president over één aspect van de zaak. U had tijdens de begrotingscontrole immers te verstaan gegeven dat de plaatsen niet klaar zouden zijn tegen 1 januari 2002. U sprak over een lange timing en over tien plaatsen. Ik heb in plenaire vergadering op een voldoende scherpe wijze mijn ongenoegen geuit en erop aangedrongen om een tandje bij te steken. Meer konden wij toch niet doen?
Wat nu is gebeurd, kan niet door de beugel. Een wet van 1999 stelt dat er op 1 januari 2002 extra plaatsen moesten klaar zijn en heel regelmatig hebben de jeugdrechters in Vlaanderen aan de alarmbel getrokken. Onmiddellijk na 1 januari 2002 werden er al jongeren, die eigenlijk thuishoren in een gesloten instelling, op straat gezet. Een aantal jeugdrechters hebben me verteld dat heel wat trucs zijn uitgehaald om te vermijden dat er nog meer jonge delinquenten, onder wie een aantal verkrachters, op straat werden gezet. Dergelijke zaken kunnen niet langer. We willen een beleid dat vooruitziet en waarbij de dossiers op tijd op tafel worden gelegd. We hebben trouwens voorspeld dat dit zou gebeuren! Dit dossier is van een totaal andere orde dan een aantal andere waarvan soms al te makkelijk wordt gezegd dat de minister verantwoordelijk is en iets had moeten doen. In veel van die gevallen was het voor de minister onmogelijk om iets te doen. De politieke wereld had dit dossier echter wel kunnen oplossen!
De federale premier heeft de zaak nu in handen genomen. Het is ons genoeg bekend : als hij iets beu is, is hij het grondig beu. Deze zaak werd hem te veel. We zijn blij dat alles nu vooruit zal gaan. Ik ben er alvast van overtuigd dat er binnenkort in Kortenberg een gesloten instelling komt. In het verleden hebben we teveel gediscussieerd over wie wat moet doen. Toen federaal minister Verwilghen een voorstel op tafel legde omdat de gemeenschappen niets deden, werd er moord en brand geschreeuwd. Hij kreeg alle vormen van kritiek over hem heen, maar de zaak werd niet opgelost. Uiteindelijk heeft de federale premier beslist dat het genoeg was en heeft hij het dossier naar zich toe getrokken.
Ik lees dat iedereen nu tevreden is over het bereikte akkoord waarbij het federaal niveau instaat voor het gebouw en de bewaking, en in 3 miljoen euro voorziet voor infrastructuurwerken. De gemeenschappen moeten zorgen voor het opvoedend en logistiek personeel. Ik vraag me af over welk personeel het gaat en van welke begroting de nodige kredieten zullen komen. Hoe zal de selectieprocedure verlopen? Als we met Selor moeten werken, kan het goed zijn dat premier Verhofstadt maandag al aannemers tewerkstelt, maar dat de kazerne van Kortenberg opnieuw geschilderd moet worden tegen de tijd dat opvoeders zijn aangeduid.
Mevrouw de minister, mijn vraag is in feite simpel. Ik vraag u om ervoor te zorgen dat de zaak eindelijk wordt opgelost. We zijn reeds eind januari. Laat ons niet nog eens een pijnlijk verhaal meemaken waarbij de jeugdrechters ons erop wijzen dat de politieke wereld dossiers die op te lossen zijn, niet aanpakt.
De voorzitter : Mevrouw Declercq heeft het woord.
Mevrouw Veerle Declercq : Mevrouw de voorzitter, ik ben het niet eens met de analyse dat de Vlaamse Gemeenschap de zaak in feite alleen had moeten oplossen. Altijd al werd gesproken over een samenwerking met het federale niveau. Het is dan ook niet zo vreemd dat de federale premier plots een oplossing voorstelt, want er bestaan al lang plannen voor een gesloten jeugdinstelling. We moeten dus eerlijk zijn : de oplossing komt niet zomaar uit de lucht gevallen. Wel klopt het dat de pers de druk heeft opgevoerd. Het is misschien goed dat de oplossing er nu is.
Ik benadruk dat het toegevoegd leed dat men wil aanbrengen via een jeugdgevangenis, geen doel op zich mag zijn, maar enkel een gevolg. Ik blijf ervan overtuigd dat het nieuwe kansen geven en het opnieuw integreren in de maatschappij het hoofddoel van de gesloten instellingen moet zijn. Het gaat immers over jongeren, niet over volwassenen.
Het is spijtig dat de pers heel Vlaanderen voorstelt als een grote kern van jonge delinquenten. Dat is verkeerd, want in Vlaanderen is er maar een kleine harde kern van jeugddelinquenten. Heel de bijzondere jeugdzorg lijdt echter onder die beeldvorming. Het imago van de sector moet dringend worden opgekrikt.
De preventie, een Vlaamse bevoegdheid, speelt een enorm belangrijk rol. Er moet terzake zeker worden samengewerkt met het onderwijs. Denken we maar aan de persberichten over ouders die hun kinderen toelaten om te spijbelen. Uit heel wat rapporten blijkt dat veel spijbelen kan leiden tot het plegen van kleine misdrijven. De kans is groot dat die jongeren in bendes terechtkomen. Preventief optreden van jongs af aan is van groot belang. De problemen moeten zo vroeg mogelijk worden gedetecteerd. Vandaag stond in de krant dat sommige ouders kinderen aanmoedigen om te stelen. De scholen en CLB's moeten betrokken worden bij de preventie opdat jongeren geen delinquenten worden. Het stopt immers niet bij de jeugdgevangenis. Vele volwassen geïnterneerden hebben als jongere al delicten gepleegd. Ze zijn nog steeds opgesloten omdat ze niet goed werden aangepakt of behandeld.
Ik blijf erop hameren dat ook in de gesloten jeugdinstelling de reïntegratie, begeleiding en aanpak de hoofddoelen moeten blijven. Ook de doorstroming is van groot belang. Dat is natuurlijk geen eenvoudige kwestie.
Wat ook van groot belang is, zijn de financiële middelen. Van vandaag op morgen valt hier plots 3 miljoen euro uit de lucht. Ik vraag dan ook aan de Vlaamse regering om in extra middelen te voorzien voor de doorstroming en opvang.
Mevrouw de minister, welke concrete initiatieven hebt u genomen om het probleem aan te pakken? Welke worden gepland in het licht van de preventie? Wat zijn de besluiten van de besprekingen met minister Verwilghen en met de unie van jeugdmagistraten?
We vragen met aandrang om in deze commissie een gedachtewisseling te organiseren over het beleid inzake jeugddelinquentie.
De voorzitter : Mevrouw De Gryze heeft het woord.
Mevrouw Niki De Gryze : Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, als vierde in rij zal ik wellicht een beetje in herhaling vallen. Ik zal daarom de feiten niet herhalen, maar een aantal losse bedenkingen geven.
Mevrouw de minister, de jeugdrechters waarschuwen er al lang voor dat de nieuwe maatregel ertoe zou leiden dat een aantal jongeren moet worden geweigerd in de jeugdinstellingen wegens plaatsgebrek. U had bijkomende plaatsen in de jeugdinstellingen beloofd en u hebt daarbij gesteld dat ze volgens berekeningen zouden volstaan. Blijkbaar is dat niet het geval. In het Staatsblad van 23 januari las ik dat er een buffercapaciteit bijkwam in De Hutten ten belope van twee eenheden en in Beernem van vijf eenheden. Het gaat dus niet over de tien eenheden waarover al werd gesproken.
Eind februari moeten nog plaatsen worden bijgemaakt. Dat zou gebeuren door het plaatsen van drugsverslaafden, psychiatrische patiënten en minderjarige vluchtelingen - jongeren die helemaal niet thuishoren in de gesloten instellingen - in de afkickcentra, psychiatrische instellingen en asielcentra van de federale overheid. Mevrouw de minister, volgens gegevens van uw kabinet moeten uit Mol 8 op 40, uit de halfopen instelling 30 op 62 en uit Ruislede 19 op 76 jongeren worden overgeplaatst naar een ander soort opvang. Hoe realistisch is die werkwijze? In instellingen zoals De Sleutel is immers ook geen plaats meer. Dit is geen oplossing, het is niet meer dan het verschuiven van de problemen. Bij ons zijn er 80 plaatsen in gesloten instellingen, in Nederland zijn er 1200. We hebben bovendien een tekort aan halfgesloten plaatsen.
Er is nog iets wat ik niet begrijp. Tegen 1 maart 2002 moeten in de instelling te Ruislede 20 halfopen plaatsen worden omgebouwd. In Knack van 2 januari las ik reeds een artikel over de problemen. Men was zich toen dus al bewust van de problematiek. Het klopt dus niet dat de bespreking met minister Verwilghen alles aan het licht heeft gebracht. Er werd reeds overleg gepleegd met de federale overheid en met de Unie van de Nederlandstalige Jeugdmagistraten in november 2001. Waarom kon toen niet worden beslist wat nu werd beslist? Wat waren toen de hinderpalen?
Pas nu is aan de jeugdrechters de opdracht gegeven om feiten te registreren, en te noteren welke maatregelen ze willen opleggen en of ze de mogelijkheid daartoe hebben. Dit is wel heel laattijdig!
Ik heb ook gelezen dat u zult investeren in privé-voorzieningen categorie 1bis om de uitstroom van jongeren uit gesloten instellingen te vergemakkelijken. Op 1 maart 2002 zal in Antwerpen De Overstap openen. De uitstroom wordt bevorderd door de samenwerking met de openbare psychiatrische instellingen en het Vlaams Fonds voor de Sociale Integratie van Personen met een Handicap.
Er zou 3,7 miljoen euro extra worden besteed aan de uitbouw van specifieke voorzieningen van de bijzondere jeugdzorg. Andere media hebben het over 80 miljoen. Welk cijfer is juist?
Wat zijn de financiële consequenties van het voorstel van federaal minister Verwilghen over een federale gesloten instelling met participatie van de gemeenschappen aan de begeleiding van de jongeren? De federale overheid zou daarbij instaan voor de kosten van renovatie en bewaking en de gemeenschappen voor de opvoeders die moeten zorgen voor de sociale en pedagogische ondersteuning. Het probleem is dat de jongeren maximaal drie maanden in de instelling kunnen blijven. Denkt u dat dat voldoende lang is?
De jeugdbeschermingswet van 1965 stelt dat een jongere geen misdaad kan begaan en niet kan worden gestraft. Een jeugdstrafrecht of een wettelijke basis voor het straffen en opsluiten van jongeren is er nog niet. Blijkbaar ligt een gesprek met de Franstaligen over het jeugdsanctierecht moeilijk. Al een jaar blokkeren de Franstaligen de discussie over het wetsontwerp van minister Verwilghen. Zou het niet beter zijn de bevoegdheid over het jeugdsanctierecht over te hevelen naar de deelstaten? Bovendien stuitte het voorstel van minister Verwilghen van eind december om een federale jeugdgevangenis te bouwen op een negatief advies van de Hoge Raad voor Justitie. Kan het nu wel?
Ik heb ook nog een vraag over iets helemaal anders. De lege kazerne van Everberg zal worden omgebouwd. Is het juist dat de jeugdgevangenis niet zou stroken met de bepalingen van het gewestplan omdat de omgeving een natuurgebied met educatief karakter is?
De voorzitter : Mevrouw Merckx heeft het woord.
Mevrouw Trees Merckx-Van Goey : Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, geachte collega's, u zult begrijpen dat we enigszins geschokt zijn over de zegebulletins van de laatste dagen. Eigenlijk zijn we wat boos over de manier waarop de zaken worden aangepakt. In het verleden is dit probleem in deze commissie meermaals ter sprake gekomen, via interpellaties en vragen, maar ook tijdens begrotingsbesprekingen. Er is ook over gesproken tijdens de gedachtewisselingen over de integrale jeugdhulpverlening. Blijkbaar maakt u nu de bocht waarvan we u altijd al tevergeefs hebben proberen te overtuigen. Het is toch onvoorstelbaar wat een drugsdealertje allemaal vermag! Het is niet fraai dat men voor de publieke opinie een schouwspel opvoert waarbij de rechters delinquenten moeten vrijlaten wegens gebrek aan opvang in gesloten instellingen voor minderjarigen. Ik hoop dat de aandacht voor deze kwestie niet ten koste zal gaan van anderen zoals de jongeren in een problematische opvoedingssituatie (POS). Of moeten er zich in dat verband eerst incidenten voordoen? U bent verwittigd.
Ik ben niet echt gelukkig met de voorgestelde oplossing. Het is wel positief dat het dossier is geagendeerd, en dat zowel het federale niveau als de gemeenschappen er zich mee bezig zullen houden. Het is spijtig dat de parlementen niet dezelfde rol spelen in deze zaak. De werkwijze is een typisch voorbeeld van het paars-groen onvermogen om vooruit te kijken en delicate problemen kordaat aan te pakken. Men zal vragen wat wij hebben gedaan. Ik verwijs dan naar ons voorstel van resolutie met daarin suggesties voor een samenwerkingsakkoord. We wilden een debat in de commissie organiseren over de wijze waarop Vlaanderen in de toekomst minderjarigen moet aanpakken die een als misdaad omschreven feit (MOF) hebben gepleegd. Dat was met onze federale collega's van Kamer en Senaat zo afgesproken. Ik heb dat wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 8 april betreffende de jeugdbescherming voor mij liggen. Het dateert van 11 november 2000. We wilden de blik op het probleem niet vernauwen. Men was op zoek naar een soort van voorlopige hechtenis voor de jongeren. In het wetsvoorstel wordt een brede visie ontwikkeld, met de nadruk op de einddoelstelling van de hulpverlening.
De commissie moet zich dringend informeren over de toestand en over mogelijke oplossingen. Over het wetsvoorstel bestaat een uitstekend advies van de Raad van State. Men stelt dat het de wetgever toekomt de precieze aard van de maatregelen te bepalen. Ofwel kiest men voor een plaatsing in een beveiligde leefgroep, ofwel kiest men voor de hulpverlening. Volgens de bijzondere wet moet de federale overheid de randvoorwaarden bepalen. Men kan dan perfect zo'n beveiligde leefgroep, zoals de gemeenschappen die organiseren, zelf organiseren. Ik heb de indruk dat men een andere keuze wil maken. Men wil vooral de veiligheid van de samenleving waarborgen, en de hulpverlening komt slechts in tweede instantie aan bod. In dat geval gaat het uitsluitend om een federale bevoegdheid. Dan moet daarover met de gemeenschappen niet worden overlegd. Hoe zullen wij ons engagement, dat in onze motie van aanbeveling stond omschreven, nakomen? Dit engagement bestaat erin dat wij altijd en ten koste van alles garant zouden staan voor hulp en bijstand aan minderjarigen die een MOF hebben gepleegd zodat hun reïntegratie in de toekomst beter wordt beveiligd. Dit engagement geldt zowel voor de jongeren die zijn opgenomen in een federale instelling als die in een gemeenschapsinstelling.
De keuze is aan het beleid. Wij willen dat het doel van het beleid de hulpverlening is. In de Kamer is hierover heel wat gehakketak ontstaan en zijn manoeuvres uitgevoerd om de zaak uit te stellen en niet op het debat in te gaan. Dan zou het samenwerkingsakkoord immers verder moeten worden ingevuld. In overleg met de federale collega's hebben we getracht dit in een voorstel van resolutie neer te schrijven. De uitgangspunten voor de hulpverlening werden daarin opgenomen. Er wordt echter geen grondig debat over gevoerd. We moeten ons niet beperken tot de discussie of er een vorm van voorlopige hechtenis voor jongeren moet komen. Gaan we over tot sancties of blijven het maatregelen? Welk doel heeft ons beleid : hulpverlening of beveiliging? Deze discussie wil ik liever in het Vlaams Parlement voeren. Ik weet hoe deze discussie op het federale niveau zou evolueren, namelijk veeleer pro beveiliging en sancties. Het is een gemiste kans dat wij deze discussie hier niet hebben kunnen voeren. We hebben niet kunnen wegen op het beleid van de meerderheid. We hebben voorstellen gedaan en stellen vast dat ze in de wachtkamer zijn terechtgekomen.
De kinderrechtencommissaris die hier aanwezig is, heeft op een uitstekende wijze in een vrije tribune in De Standaard de maatregelen omschreven die in het kader van de Vlaamse bevoegdheid voor minderjarige delinquenten onder of zonder dak moeten worden genomen. Als wij hier een debat over zouden voeren, stel ik voor daar de kinderrechtencommissaris bij te betrekken.
De keuze werd gemaakt, waarschijnlijk door eerste minister Verhofstadt, voor een federale instelling. Werden dan vijftig plaatsen voor Waalse of Franstalige jongeren voorzien? Op welke wijze heeft onze minister hier inspraak gekregen? Gaat het om een instelling gericht op een soort voorlopige hechtenis of het uitvoeren van sancties? Hoe zal de opvolging door de gemeenschappen gebeuren? Men zegt dat er in februari tien plaatsen bijkomen. Zijn dat er vijf voor Vlamingen en vijf voor Franstaligen? Is hier niet eerst een federale wetswijziging nodig, alvorens men jongeren in een federale instelling kan vasthouden? Voorlopig is de strafrechtelijke meerderjarigheid nog altijd achttien jaar en kan men zonder aangepaste wetgeving geen jongeren vasthouden. Ik stel de juridische haalbaarheid in vraag. Gelukkig is er het advies van de Raad van State, dat de situatie wat uitklaart.
De minister zegt te hebben onderhandeld met de jeugdmagistraten. Wat is uit dit overleg gebleken? Gaat het om een typisch Antwerps probleem of komt het ook op andere plaatsten voor? De oplossing is duidelijk een crisisoplossing. Ik zou bezwaren opperen indien dit een definitieve regeling zou zijn. Daarvoor moet eerst het debat worden gevoerd en de wetteksten aangepast. Er zijn ook eigen voorstellen gelanceerd. Wat houden die eigen voorstellen in? We hebben in de pers vernomen dat u plots twintig extra plaatsen zult creëren door het ombouwen van halfopen instellingen tot gesloten. Blijven er dan nog wel genoeg halfopen instellingen over? Ik verzet me ertegen dat we het MOF probleem oplossen door problemen te creëren bij de POS. Ik zou willen dat u daarover enige duidelijkheid verschaft.
Hoe zal de doorstroming in Mol verbeteren? De drugsverslaafden en de psychiatrische patiënten zouden elders worden geplaatst. Over de drugsverslaafden zal ik het hebben als de interpellatie die ik heb ingediend, wordt behandeld. Ook bij de integrale jeugdhulpverlening had u echter de geestelijke gezondheidszorg sterker moeten betrekken. Ik hoor nu dat er een protocol is.
Wat zal er gebeuren in Kortenberg? In de krant staan er mooie foto's van het domein. Indien er werken worden uitgevoerd, is er een bouwvergunning nodig. Of volgt er opnieuw, na twee jaar van ruzie over de definitieve oplossing, een crisisantwoord waarbij met allerlei wetten en regelingen geen rekening wordt gehouden? Dit kan een tweede Deurganckdokdossier worden. De bestemming is immers niet meer dezelfde.
Ik twijfel sterk aan de haalbaarheid binnen het tijdschema dat werd uitgestippeld door de regering, tenzij ze de wetgeving en het overleg naast zich neerlegt. Mevrouw de minister, het is niet mijn bedoeling een actiecomité op te richten. De overheid moet wel de eigen regelgeving respecteren.
De voorzitter : Mevrouw Declercq heeft het woord.
De voorzitter : Mevrouw Merckx, de vraag die u hebt ingediend, is totaal anders dan wat u nu naar voren hebt gebracht. Het staat minister Vogels dan ook vrij om daar al dan niet op te antwoorden. Ik ga er echter van uit dat ze ons zo ruim mogelijk zal inlichten.
Mevrouw Hermans heeft het woord.
Mevrouw Margriet Hermans : Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, geachte collega's, het is niet omdat ik geen vraag heb ingediend dat deze materie ons niet na aan het hart ligt. We hebben, net zoals de collega's-parlementsleden, een aantal signalen gekregen dat er iets moet gebeuren. Vanaf 1 januari 2002 zou men immers geen jongeren meer in de gevangenis kunnen stoppen. Er werd van alles gezegd en beloofd. In de praktijk gebeurt er echter weinig.
De media geven - weeral - een negatief beeld. Vlaanderen zou vol zitten met jeugdcriminelen. Toch moeten we de media dankbaar zijn dat ze de rechters een platform hebben gegeven. Ze zijn daar ook duidelijk in geslaagd. Eindelijk is er iets losgeweekt.
We moeten nu wel opletten dat we geen halfslachtige oplossingen aanbieden. Het is een goed idee een gedachtewisseling te houden. We kunnen dan de specialisten aan het woord laten. Op dit moment krijgen we losse flarden van gegevens in de pers. Ook de kinderrechtencommissaris heeft daar al zeer interessante zaken over gezegd. Een jeugdpsychiater heeft gesteld dat de psychiatrie niet steeds los moet worden gekoppeld van de criminaliteit. Beide zijn immers zeer sterk met elkaar verbonden. Er wordt ook gepleit voor gesloten instellingen omdat men in een open instelling of in een ziekenhuis geen vat heeft op de jongeren. Als het hen niet aanstaat, trappen ze het gewoon af. Dat is frustrerend voor alle partijen.
Er moet inderdaad snel een oplossing worden geboden. Er wordt o.m. een verschuiving voorgesteld van blijkbaar niet zo delinquente mensen naar andere instellingen. Die mensen hebben misschien geen echt delinquent verleden. We mogen ze echter toch niet zomaar op straat zetten. Een jaar later komen ze dan immers toch in een gesloten instelling terecht. We mogen het probleem dus niet gewoon voor ons uit schuiven.
Als ik het over de haalbaarheid heb, dan heb ik het niet over tijd. We mogen niet overhaast te werk gaan. Onder druk van onder andere de publieke opinie moeten we de zaak nu wel snel aanpakken. De problemen moeten dan wel volledig worden aangepakt. We moeten niet enkel pleiten voor een gesloten instelling. We moeten ook kijken naar het groot aantal jongeren dat elke keer weer buiten de regeling valt.
De voorzitter : Mevrouw Becq heeft het woord.
Mevrouw Sonja Becq : Mevrouw de minister, zowel u als de Vlaamse en de federale regering verdienen een blaam. We moeten daar geen schorsing van drie maanden aan koppelen. Een aantal zaken die werden beloofd maar niet gerealiseerd, moeten worden geïntensifieerd.
Er werd een rondetafelconferentie gehouden. Daarin werden de jeugddelinquentie, de problematische opvoedingssituaties, de integrale jeugdzorg, de preventie, enzovoort besproken. Iedereen drong erop aan dat er snel resultaat zou worden bereikt. Er werd ook gesteld dat er zowel op lange als op korte termijn moest worden gewerkt. Mevrouw de minister, u hebt een aantal beloftes gelanceerd. Op korte termijn is er nood aan hulpverlening in het algemeen. Die is echter onvoldoende uitgewerkt.
Waar ik me het meest zorgen over maak, is die fameuze doorstroming. Tijdens de begrotingsbesprekingen hebben we daar ook op gewezen. De gesloten instellingen zitten vol met mensen die er niet thuishoren. De instellingen hebben gezegd dat er een druk naar beneden zal ontstaan. Mevrouw de minister, hoe denkt u de dienstverlening aan jongeren een impuls te geven? U moet personeelsleden aanwerven. Ze moeten echter ook de mogelijkheid hebben om de begeleiding van jongeren op zich te nemen.
De voorzitter : Minister Vogels heeft het woord.
Minister Mieke Vogels : Mevrouw de voorzitter, geachte leden, ik ben blij dat ik nu de kans krijg om een en ander duidelijk te stellen. De waarheid heeft ook haar rechten. Ik zal u aantonen dat alles wat ik in de loop van vorig jaar heb beloofd met betrekking tot artikel 53 ook heb gerealiseerd. Ik zal alles op een rijtje zetten en in het juiste kader situeren.
Er is al gedurende twintig jaar een schrijnend tekort aan gepaste opvang. De Antwerpse jeugdrechter Hänsch heeft in een interview gezegd dat ze al twintig jaar aan de alarmbel trekt. Het is dan ook niet nieuw dat jeugdrechters minderjarigen op de stoep van de minister droppen. Minister Onkelinx heeft hetzelfde meegemaakt toen zij over deze materie bevoegd was. Mevrouw Demeester en de heer Martens is hetzelfde overkomen. Ook toen stelden jeugdrechters dat er geen opvang was voor jonge criminelen en dat er iets moest gebeuren. Dit is dus geen nieuw probleem.
Het is dan ook goedkoop om nu te zeggen dat er een paars-groen onvermogen is. Aan Vlaamse zijde was de bevoegdheid steeds in handen van CVP-ministers. Ze hebben elke dialoog met de jeugdrechters genegeerd omdat ze vasthielden aan hun bevoegdheid. Ze wilden per se het kader creëren waarbinnen de jeugdrechters moesten werken.
Ik heb dat zelf ervaren. Toen ik pas minister werd, heb ik getracht de communicatie en het overleg met de jeugdrechters op te starten. Ze stonden enorm wantrouwig tegenover alles wat met de Vlaamse Gemeenschap te maken had. Het gaat dus niet om een paarsgroen onvermogen. We moeten het CVP wanbeleid van de afgelopen jaren opkuisen.
Ik heb altijd gesteld dat een aanpak ten gronde nodig is. De wet van 1965 voorziet enkel in het feit dat de jeugdrechters maatregelen kunnen treffen - en geen sancties kunnen opleggen - voor ten hoogste drie maanden. De jeugdrechters hebben steeds gezegd dat die periode niets voorstelt. Ik heb zelf vaak het voorbeeld gegeven van jonge crimineeltjes die voor drie maanden naar Mol gaan. Daarna komen ze als grote-ervaringsdeskundigen terug in hun crimineel milieu. De jeugdrechter heeft niet de gepaste instrumenten om daartegen op te treden.
De wijze waarop we met jongeren met psychiatrische problemen omgaan, is niet meer van deze tijd. Een volwassene die zichzelf in gevaar brengt - via een poging tot zelfmoord of zelfmutilatie - wordt gecolloqueerd en verzorgd in een psychiatrische instelling. Indien het om een jongere gaat, dan kan de jeugdrechter hem enkel doorverwijzen naar Mol. Daar is geen aangepaste opvang.
Ik heb van meet af aan gezegd dat ik dit probleem niet alleen kan oplossen. De wetgeving moet veranderen. Bovendien moeten er passende maatregelen worden genomen voor de psychiatrie en de drugshulpverlening. Ik heb in maart 2000 een akkoord afgesloten met minister Verwilghen. We waren het erover eens dat er een jeugdsanctierecht moest komen en dat dit in gezamenlijk overleg moest worden uitgebouwd. Ik had het toen over een joint venture. Dat werd door de Hoge Raad van Justitie onderschreven. De Raad van State heeft daar echter een negatief advies over uitgebracht. Voor mij komt het er enkel op aan dat we er samen aan werken.
Ik heb ook medelijden met minister Verwilghen. In de politiek kan men echter niet zeggen : 'Ik ben klaar'. Men moet niet alleen gelijk hebben, maar ook gelijk krijgen. De problematische verhouding tussen minister Verwilghen en de PS is niet mijn verantwoordelijkheid. Het klopt dat Ecolo ook problemen maakte. Ik heb echter Ecolo over de brug gekregen. (Opmerkingen van mevrouw Patricia Ceysens)
Vooral de PS lag dwars. Ecolo is niet zo machtig. In de politiek is het ook zaak gelijk te krijgen. Ik ben dan ook blij dat premier Verhofstadt de zaak naar zich toe trekt. Hij krijgt misschien wel de Franstaligen zo ver dat het probleem ten gronde kan worden aangepakt.
Een andere zaak is de afschaffing van het artikel 53. Dat vormt echter maar een zeer klein deel van het hele probleem. Dit artikel biedt de mogelijkheid om gedurende een heel korte tijd, namelijk vijftien dagen, iemand in de gevangenis te zetten.
Sommigen hebben het over Vogelsiaanse rekenkunde. Ze doen maar. De afgelopen jaren kwamen er in Vlaanderen gemiddeld 180 jongeren per jaar in een gevangenis terecht voor een korte periode. We hebben beslist om na de afschaffing van artikel 53 in De Hutten per 1 januari 2002 10 eenheden bij te maken. Ik heb inderdaad tijdens de begrotingsbesprekingen mijn ongerustheid geuit over het feit dat de administratie signalen gaf dat die niet tijdig klaar zouden zijn. We hebben toen een tandje bijgestoken. Ik heb de administratie voor haar verantwoordelijkheid geplaatst. De beloofde bijkomende plaatsen werden op 28 december 2001 geopend. Ook het nodige personeel werd aangeworven. Tegelijkertijd werd met het kabinet van de minister van Justitie en een afvaardiging van de Nederlandstalige Unie van Magistraten overleg gepleegd over praktische afspraken omtrent het gebruik van de nieuwe gesloten capaciteit, steeds met het oog op een vervanging van de mogelijkheid die artikel 53 bood. Het ging dus nog niet om een structurele oplossing voor de problemen die al twintig jaar bestaan. Ik heb immers nooit beweerd dat dat met die tien plaatsen zou kunnen. Wel moeten ze volstaan om die 180 jongeren op te vangen.
We hebben een akkoord bereikt met de jeugdrechters over die tien plaatsen en de buffercapaciteit die daar nog bovenop kwam. Voor die buffercapaciteit werden er in Mol vijf plaatsen vrijgehouden die te allen tijde beschikbaar moeten zijn om te kunnen ingaan op een verzoek van de jeugdrechter. In Beernem worden ook twee plaatsen vrijgehouden voor meisjes.
Er werd met de jeugdrechters afgesproken dat ze bij de toepassing van artikel 53 alleen gebruik zouden maken van die extra capaciteit in Mol voor minderjarigen die aan de volgende voorwaarden voldoen. Ze moeten ten minste twaalf jaar zijn op het ogenblik dat ze een als misdaad omschreven feit pleegden. Het moet gaan om een als misdrijf omschreven feit dat een opsluiting van vijf tot tien jaar of een zwaardere straf tot gevolg kan hebben als het door een meerderjarige wordt gepleegd. Er moet ook een volstrekte noodzaak bestaan tot bescherming van de openbare veiligheid of er moeten ernstige redenen zijn om te vrezen dat de persoon, wanneer hij in vrijheid zou worden gelaten, nieuwe feiten zou plegen, zich aan het optreden van het gerecht zou onttrekken, zou pogen bewijzen te laten verdwijnen of zich zou verstaan met derden.
Die drie voorwaarden zijn in samenspraak met het kabinet van de minister van Justitie overgenomen uit het voorontwerp van jeugdsanctierecht, dat ook voorziet in een soort van voorlopige hechtenis. Daarover werd een akkoord bereikt met de Unie van Jeugdmagistraten en met de minister van Justitie. Het werd ook bevestigd in de Vlaamse regering bij de bespreking van de afspraken over de buffercapaciteit.
Het gaat om afspraken. Als gemeenschapsminister kan ik geen wettelijke regeling treffen waaraan de jeugdrechters zich moeten houden. Ik kan geen decreet maken op de voorlopige hechtenis, want dat is een federale bevoegdheid. Vermits er nog geen federale wet was, kon ik slechts rekenen op de goodwill van de jeugdrechters voor afspraken over de toepassing van artikel 53.
Dat is niet gebeurd. De voorzitter van de Unie van Jeugdmagistraten is geregeld in de pers gekomen. Hij heeft zich ertoe geëngageerd de jeugdrechters op die manier mee te krijgen voor de vervanging van artikel 53, maar is daar niet in geslaagd. Een aantal jeugdrechters, onder andere uit het Antwerpse, maar ook uit andere arrondissementen, hebben die drie voorwaarden niet in acht genomen om die extra capaciteit van tien plaatsen en de buffercapaciteit van vijf plaatsen te laten vollopen.
Ik begrijp de kritiek van de jeugdrechters wel, en heb dat ook meermaals gezegd. Ze vroegen zich af of die tien plaatsen in Mol alles is wat er tijdens deze regeerperiode zal gebeuren, en hadden er genoeg van. Ik begrijp dan ook dat ze de maatschappelijke druk opvoerden. Het zou echter onterecht zijn dit allemaal op minister Vogels af te schuiven. Ik wist van een groot structureel probleem, maar ik heb mijn verantwoordelijkheid zo goed mogelijk opgenomen.
Sommige vraagstellers vroegen naar de mogelijkheden voor doorstroming, naast deze haastige maatregelen. Ik geef een overzicht van wat er in 2001 werd gedaan. De afspraken over de tien extra plaatsen ter vervanging van artikel 53 werden in december in de regering gemaakt. Ik heb u al uitgelegd dat het niet helemaal gelopen is zoals het hoorde.
Een tweede actie was de uitbreiding van de begeleidingsplaatsen in de privé-sector. Het verblijf van een jongere in een gesloten instelling is slechts een tussenstap in het traject naar maatschappelijke reïntegratie. Zodra het gedrag van de betrokkene minder vrijheidsbeperkende alternatieven mogelijk maakt, moet hij terecht kunnen bij het overige begeleidingsaanbod voor jeugdhulp. Ook dat heb ik hier herhaaldelijk naar voren gebracht naar aanleiding van de begrotingsbesprekingen.
Het is niet de bedoeling dat de jongeren van Mol rechtstreeks naar huis worden gestuurd, maar dat ze in een traject terechtkomen. In een halfopen instelling kunnen ze een contract ondertekenen, waarmee ze zich ertoe engageren opnieuw naar school te gaan. Ze blijven onder strikte begeleiding tot ze op het goede pad zitten. In Mol is het immers onmogelijk om jongeren uit het Antwerpse of het Gentse te begeleiden in hun contacten met hun familie en hun school. Vandaar het belang van het vervolgtraject in de 1bis-voorzieningen.
Met de beschikbare middelen van het begrotingsjaar 2001 werd de residentiële capaciteit voor de zogenaamde 1bis-voorzieningen uitgebreid met 28 plaatsen. Deze capaciteit is in het bijzonder bedoeld voor zeer intensief te begeleiden jongeren, de opvang na Mol dus. De initiatiefnemers uit Antwerpen en Brussel kampen met problemen bij het zoeken naar een geschikte locatie die op korte termijn gebruiksklaar kan worden gemaakt. Ook zij moeten een bouwvergunning aanvragen, juist zoals de federale overheid. In Antwerpen zou de nieuwe VZW De Overstap openen op 1 maart met een capaciteit in categorie 1bis.
Daarnaast werd een project uitgewerkt om jongeren na een verblijf in de gemeenschapsinstelling nog gedurende zes maanden verder intensief ambulant te begeleiden, waardoor de kans op recidive sterk kan worden verkleind. Sommige jongeren moeten na drie maanden verblijf in een gesloten instelling toch nog een tijd in een halfopen strikt regime worden opgevangen. Andere jongeren kunnen na hun verblijf in Mol onder ambulante vervolgbegeleiding naar hun familie en hun school of eventueel naar een tewerkstelling.
Ook in 2001 werd de herstelgerichte afhandeling versterkt. In heel veel gevallen is zo'n afhandeling, waarbij de geschonden harmonie tussen dader, slachtoffer en samenleving wordt hersteld, het gepaste antwoord op jeugddelinquentie. De voorbije twee jaar is het aantal initiatieven in Vlaanderen voor herstelgerichte afhandeling van jeugddelinquentie gestadig gegroeid. De verschillende vormen van herstelgerichte afhandeling moeten verder worden geprofileerd en versterkt. We hebben getracht, en we doen dat nog, een en ander te stroomlijnen en zo de bemiddeling tussen dader en slachtoffer, de gemeenschapsdienst, de leerprojecten en het herstelgericht groepsoverleg overal in Vlaanderen op dezelfde manier uit te bouwen. We willen zo evolueren van een projectmatige aanpak naar een structurele afhandeling van delicten door jongeren.
Met drie universiteiten werd een onderzoeksovereenkomst afgesloten. Dat is erg belangrijk, want in het verleden hadden de universiteiten tegengestelde meningen over de aanpak van jeugdcriminaliteit. Ze slaan nu echter de handen in elkaar om, met het oog op de herstelgerichte afhandeling, een concept van herstelrecht op te stellen, de meerwaarde van de herstelgerichte werkvormen te verduidelijken, het juridisch statuut van de herstelgerichte praktijken te onderzoeken en institutioneel-administratieve vragen te beantwoorden, zoals hoe dit in de praktijk geïnstitutionaliseerd moet worden.
We hebben inderdaad aangekondigd, niet naar aanleiding van de herrie in de kranten maar na een bespreking tijdens de opmaak van de begroting, dat we naast de tien plaatsen voor opvang ter vervanging van artikel 53, gerealiseerd vanaf 28 december 2001, ook een aantal plaatsen zouden ombouwen voor bijkomende gesloten opvang.
Ik schets vooraf het verloop van de zaken ingevolge de afschaffing van artikel 53, hoeveel jongeren er werden aangeboden, en hoe het tot nu toe is geëvolueerd. De tien plaatsen waren klaar op 28 december 2001. Tijdens het weekend van 29 en 30 december werden tegelijkertijd vier minderjarigen opgenomen die betrokken waren bij een gewapende overval. Voordat artikel 53 verviel, was het systeem dus al in functie.
In de eerste weken van januari werd geen enkele maal een beroep gedaan op de buffercapaciteit. In de derde week stegen de opnames plots sterk. Tijdens het weekend van 19 en 20 januari werd een ongekende hoogte bereikt van 9 aanmeldingen, waarvan een aantal niet aan de criteria voor een opname in de buffercapaciteit voldeden. De Vlaamse Gemeenschap kan echter niet weigeren, en kan de jeugdrechter niets opleggen. Als de jeugdrechter oordeelt dat een jongere in aanmerking komt voor de regeling die artikel 53 vervangt, dan moeten we die opnemen.
Ten slotte werden nog 3 jongeren opgenomen zodat de bezetting een niveau van 42 bereikte. Na de opname van een drieënveertigste minderjarige in de loop van de volgende dag waren de mogelijkheden voor bijkomende opnames ver overschreden. Het personeel gaf te kennen dat het genoeg was, en dat ze niet in dezelfde situatie wilden terechtkomen als in de gevangenissen, waar mensen in cellen bij elkaar worden gezet. Het gaat immers om jongeren, die ook rechten hebben. Het personeel wilde niet verder gaan, en weigerde een eventuele vierenveertigste jongere op te vangen. Daardoor moest een jongere, die werd aangemeld voor het dealen van drugs, worden geweigerd.
Deze ongewenste toestand kan worden toegeschreven aan de plotse stijging van het aantal aanvragen op enkele dagen tijd en aan problemen bij de doorstroming van de jongeren die in De Hutten werden opgenomen, naar andere instellingen en hulpverleningsvormen. Zo werden tijdens het cruciale weekend van 19 en 20 januari vier jongeren binnengebracht die betrokken waren bij een gewelddadige overval in de streek van Menen. Het waren jongeren van Franse nationaliteit, die dus moesten worden gerepatrieerd naar Frankrijk. Dat is geen gemakkelijke procedure, zodat die jongeren daar een lange periode hebben gezeten, en vier plaatsen in de buffercapaciteit blokkeerden.
Ook in het verleden lieten jeugdrechters soms jongeren weer vrij na een eerste verschijning voor de rechtbank of na het verblijf van een tiental dagen in de gevangenis voor een als misdrijf omschreven feit. Dit betekent niet dat ze ongemoeid werden gelaten. Net als voor volwassenen, gelden ook voor jongeren de welomschreven gevallen waarin iemand die voor een als misdrijf omschreven feit wordt opgepakt, in voorlopige hechtenis moet worden genomen en gehouden.
Ik wil echter het maatschappelijk effect van de vrijlating van een jongere die een ernstig misdrijf pleegde, niet minimaliseren. Indien er een kans bestaat dat de jongere zal recidiveren of als zijn vrijlating het goede verloop van het gerechtelijk onderzoek in gevaar zou brengen, dan moet de jeugdrechter de mogelijkheid hebben de betrokkene voor enige tijd vrijheidsbeperkende maatregelen op te leggen. Vandaar dat ik voor de heel korte termijn bijkomende maatregelen heb gepland om zowel de instroom in de gesloten instellingen te beperken als de uitstroom te bevorderen. De volgende initiatieven kunnen worden uitgevoerd met de beschikbare middelen, die u in de begroting van 2002 hebt goedgekeurd.
Er wordt bijkomende capaciteit voor gesloten opvang gerealiseerd. In de gemeenschapsinstelling De Zande te Ruiselede worden nog dit voorjaar twintig open plaatsen omgebouwd tot gesloten capaciteit. De kostprijs daarvan is 302.000 euro. Tegen de zomer wordt de totale capaciteit van deze instelling van 76 op 80 gebracht met 26 gesloten en 54 open plaatsen. De geraamde kostprijs daarvan is 200.000 euro.
Een gestructureerde kortdurende residentiële begeleiding in privé-voorzieningen wordt verder uitgebouwd. Het opzet is jongeren na een kort verblijf in de gemeenschapsinstellingen te kunnen opvangen in een streng gestructureerd residentieel verblijf in een 1bis voorziening die daarvoor bijkomende middelen krijgt. Het begeleidingsaanbod kan zeer divers zijn met inbegrip van trajectbegeleiding.
Het aanbod wordt gerealiseerd door het ombouwen van zestig plaatsen uit het huidige 1bis-aanbod. Dat houdt in dat de voorzieningen die in aanmerking komen, een bijkomende omkadering krijgen op voorwaarde dat ze een convenant sluiten met Mol of Ruislede en zich ertoe verbinden om jongeren uit die instellingen op te nemen. Ik heb er tijdens de begrotingsbespreking al op gewezen dat een aantal van de 1bis-voorzieningen geen enkele jongere uit Mol opnemen, maar dat andere tot 80 percent van de moeilijkste jongeren uit Mol opnemen. De instellingen blijven klagen over het gebrek aan mogelijkheden om die jongeren echt goed op te vangen. Daarvoor voorzien we nu in 1.140.360 euro voor de 60 extra plaatsen. Bovendien zullen we in 2002 10 extra plaatsen creëren om de uitstroom uit Mol beter te kunnen realiseren.
Er komt ook een uitbreiding van de opvang van niet-begeleide minderjarigen in privé-voorzieningen. Een van de problemen in Mol is immers de aanwezigheid van te veel niet-begeleide minderjarigen. Het is een uitbreiding met 20 plaatsen. Op de begroting 2002 staat daarvoor 744.000 euro ingeschreven.
We zijn daarnaast ook druk bezig met de aanpassing van de zorgprogramma's van het Vlaams Fonds. Het gaat met name over categorie 14. Een aantal jongeren met een karakterstoornis die eigenlijk in een MPI thuishoren, zitten momenteel in Mol. Via de middelen van het Vlaams Fonds zullen plaatsen worden bij gecreëerd voor die jongeren.
Het klopt dat federaal premier Verhofstadt de zaak in handen heeft genomen onder druk van een aantal acties van jeugdmagistraten, waar ik begrip voor heb. Ik heb van meet af aan gezegd dat ik blij ben met die deblokkering. Het is immers de collectieve bevoegdheid van alle overheden van dit land om een situatie die gedurende twintig jaar scheef is gegroeid, nu recht te trekken. Dat moet grondig en snel gebeuren, maar ook op een wettelijke basis. We leven immers in een rechtstaat en volgens een van de basisprincipes van een rechtsstaat kunnen mensen niet zomaar van hun vrijheid worden beroofd en opgesloten. We waken over dit principe voor de volwassenen en moeten dit dus zeker ook voor jongeren doen.
Tijdens het gezamenlijk overleg met de eerste minister, de minister van Justitie en de bevoegde gemeenschapsministers van afgelopen maandag hebben we vier doelstellingen bepaald. We willen die tegen het paasreces daarom nog niet allemaal operationeel hebben gemaakt, maar we willen er minstens al een akkoord over hebben.
We hebben ten eerste een afspraak gemaakt over de oprichting van een federale, residentiële gesloten instelling, gericht op de opname voor korte termijn van jongeren die zeer ernstige, als misdrijf omschreven feiten hebben gepleegd. Het is onze bedoeling om de instelling te laten dienen voor de voorlopige hechtenis van jongeren.
Tegen het paasreces zou daartoe een ontwerp van wet klaar moeten zijn dat de voorlopige hechtenis van jongeren regelt. Het juridische werk is reeds klaar, want in het jeugdsanctierecht van minister Verwilghen is ook een stuk over de voorlopige hechtenis opgenomen. Alle partijen zijn het ermee eens om dat onderdeel eerst te regelen zodat we op korte termijn over een rechtsgrond beschikken waardoor we jongeren in een federale gesloten instelling te kunnen opnemen. We werken aan een systeem van voorlopige hechtenis waardoor de jeugdrechter de mogelijkheid tot plaatsing krijgt. We volgen daarbij het systeem van een raadkamer.
De maximale periode voor de voorlopige hechtenis zou drie maanden zijn. De taak van de gemeenschappen bestaat natuurlijk in de eerste plaats uit de opvoedkundige begeleiding van de jongeren, maar daarnaast ook uit de observatie en oriëntatie van de jongeren tijdens die drie maanden. Daarover moet een grondig rapport worden opgesteld voor de sociale dienst van de jeugdrechtbank, zodat de jeugdrechter de gepaste maatregel kan nemen. Als drie maanden observatie en oriëntatie kunnen worden verbonden aan de periode van opsluiting in de gesloten instelling, dan ben ik ervan overtuigd dat de jongeren op een correcte wijze kunnen worden doorverwezen naar een psychiatrische instelling, naar een afkickinstelling, naar verdere gesloten opvang in onze instellingen, of naar directe vervolgopvang of trajectbegeleiding in een halfopen instelling.
Aan dit concept wordt nu gewerkt. De juridische basis zou tegen het paasreces klaar moeten zijn, net als het samenwerkingsakkoord. In dat akkoord moeten de afspraken en engagementen van de federale overheid en van de gemeenschappen duidelijk worden gestipuleerd. Uiteraard zullen we het akkoord aan het parlement voorleggen zodat het debat ook hier kan worden gevoerd en het akkoord hier mee kan worden voorbereid. Tegen het paasreces willen we een duidelijk zicht hebben op wat moet worden opgenomen in het nieuw jeugdrecht. We moeten de maatregelen bepalen en niet stoppen bij de voorlopige hechtenis. We moeten de jeugdrechter de nodige instrumenten geven om andere maatregelen ten gronde te kunnen nemen.
Bovendien werd beslist dat op een zo kort mogelijke termijn door de diverse overheden wordt gewerkt aan bijkomende capaciteit. Dat houdt in dat we onze Vlaamse bevoegdheden verder moeten invullen en moeten werken aan de ombouw van de gesloten capaciteit, de uitstroom, aangepaste reïntegratieprojecten en aan projecten voor niet-begeleide minderjarigen. Op federaal niveau moet worden gezorgd voor bijkomende capaciteit in de kinder- en jeugdpsychiatrie. Wellicht moeten er gesloten psychiatrische instellingen voor jongeren komen en zijn bijkomende K-bedden nodig.
Het akkoord van vorige week maandag is met andere woorden veelomvattend en enorm ambitieus. Het is echter nu of nooit. Ik hoop dat ook u vanuit dit parlement de druk mee opdrijft. We moeten dit alles warm houden, maar niet laten overkoken. Ik stel een bain-marie voor. De vier engagementen moeten tegen het paasreces worden hardgemaakt. Als dat lukt, dan hebben we de grondslagen gelegd om de situatie recht te trekken. Het is natuurlijk spijtig dat druk moet worden uitgeoefend door de publieke opinie, maar we moeten die op een positieve wijze kanaliseren en het probleem ten gronde aanpakken.
Mevrouw de voorzitter, ik heb een uitgebreid antwoord gegeven, omdat ook de waarheid haar recht heeft. Ik durf toch wel te beweren dat ik de jongste drie jaar echt veel tijd en energie heb geïnvesteerd in dit project en dat ik heb mijn best heb gedaan om samen met het federaal niveau constructief aan de slag te gaan. Ik hoop dat het deze keer echt lukt.
De voorzitter : Mevrouw Van Cleuvenbergen heeft het woord.
Mevrouw Riet Van Cleuvenbergen : Mevrouw de minister, ik dank u voor het uitgebreide antwoord waarin een aantal uitspraken uit de media worden gecorrigeerd.
U zegt dat u samen met het federaal niveau tegen Pasen een akkoord wilt hebben, maar dat het nog niet operationeel zal zijn. Ik hoop dat de boodschap goed overkomt, want we moeten vermijden dat weer eens wordt beweerd dat de politici vanalles beloven, maar niets geven. Totnogtoe hebben we immers altijd te horen gekregen dat de hele zaak tegen het paasreces helemaal rond zou zijn. Nu hebt u het enkel over een akkoord. Dat is een belangrijke nuancering.
Mevrouw de minister, ik maak een onderscheid tussen twee soorten problemen : de structurele problemen van de bijzondere jeugdzorg en het acuut probleem dat is ontstaan doordat minderjarigen niet langer worden toegelaten in de gevangenissen. Dat zijn twee aparte zaken. Het structureel probleem van de bijzondere jeugdbijstand bestaat al lang. Daarom werd tijdens de vorige legislatuur de rondetafelconferentie gehouden. Tijdens die conferentie werden een aantal voorzetten gegeven en daaraan werkt u nu wel, maar heel traag. De decretale onderbouw voor de pilootprojecten ontbreekt bovendien nog steeds. Pilootprojecten mogen maar worden aangeduid op basis van een decreet, maar over het ontwerp van decreet werd nog steeds niet gestemd, want het ligt nog bij de Raad van State. Het decreet is een Vlaamse verantwoordelijkheid en had er al moeten zijn. (Opmerkingen van minister Mieke Vogels)
Ik heb het over het decreet over de integrale jeugdhulp. Dat heeft een serieuze link met het onderwerp van de vraag, zeker als werk wordt gemaakt van de doorstroming.
Voor het acuut probleem van het tekort aan opvangplaatsen verwijst u naar een aantal toevalligheden, zoals een te plotse stijging in een instelling en een aantal opgepakte jongeren met de Franse nationaliteit. Dergelijke toevalligheden maken echter deel uit van de realiteit waarmee rekening moet worden gehouden. Hetzelfde gebeurt in ziekenhuizen. Ook daar kan wel worden gepland om een aantal operaties per dag uit te voeren, maar als er een ernstig ongeval gebeurt, dan moet het ziekenhuis ook dat aankunnen. Een zekere flexibiliteit moet zijn ingebouwd. We moeten er dus voor zorgen dat we heel veel aankunnen. De buffercapaciteit moet op realistische basis worden vastgelegd.
Mevrouw de minister, ik blijf herhalen dat we wisten dat jonge delinquenten niet langer naar de gevangenis mochten worden gestuurd. In 2000 hebt u reeds verklaard dat u met de zaak bezig was en dat u daartoe de volmacht had gekregen van de Vlaamse regering. U hebt nooit een signaal gegeven dat u niet verder raakte. Tijdens elke begrotingsbesprekingen en bij elke vraag stelde u ons gerust dat alles in orde zou komen. U gaat dus niet helemaal vrijuit. Het doet er niet toe wie aan de oorsprong van de fout ligt, want wij moeten ons als Vlaamse parlementsleden tot u richten als bevoegde minister.
Ik wil het nog even hebben over de doorstroming. U hebt het over verschillende richtingen. In De Standaard las ik deze week dat de sector het volgende stelt : 'Als we delinquente jongeren meer en beter moeten opvangen en intenser begeleiden, dan is er minder plaats en tijd voor de andere jongeren, dan is er geen plaats voor psychiatrische patiëntjes die we nu in een gesloten instelling moeten opvangen omdat ze pas over drie maanden een jeugdpsychiater kunnen zien, dan is er geen opvangplaats voor meisjes die zelfmoordneigingen vertonen en geen plaats voor niet-begeleide minderjarigen, geen plaats voor jonge asielzoekers, geen plaats voor jongeren die aan de drugs zijn.' We hebben reeds een aanzet gegeven voor het oplossen van het structureel probleem, maar die zou in een stroomversnelling moeten geraken.
De voorzitter : Mevrouw de minister, u hebt het niet gehad over de interministeriële conferentie waarvan u voorstander bent. Een aantal van de punten die mevrouw Van Cleuvenbergen aanhaalt, zullen op die conferentie worden aangepakt.
Minister Mieke Vogels : Volgende week dinsdag is er een nieuwe bijeenkomst op het kabinet van de premier waarop ook de ministers van Sociale Zaken en Gezondheid zijn uitgenodigd.
De voorzitter : Mevrouw Ceysens heeft het woord.
Mevrouw Patricia Ceysens : Het is goed dat de minister haar verhaal heeft verteld. Voor parlementsleden is het wel frustrerend dat hierover wordt gedebatteerd naar aanleiding van begrotingscontroles en dergelijke, maar dat uiteindelijk andere zaken ervoor zorgen dat het dossier wordt gedeblokkeerd. Blijkbaar moet eerst een druppel de emmer doen overlopen.
We zijn blij dat er een federaal akkoord is. We zijn ook blij dat er een positieve uitspraak is over het jeugdsanctierecht, want dat is lange tijd onduidelijk geweest en daartegen is lange tijd verzet gerezen. Dat zal de jongeren ten goede komen. Ondertussen is de jeugdbescherming dermate geëvolueerd dat jongeren veel minder rechten hebben dan volwassenen. Het jeugdsanctierecht is dus een absolute must.
Het verhaal over de beperkte buffercapaciteit legt de kwetsbaarheid bloot. Het volstaat dat vier jongeren de grens oversteken en bij ons een overval plegen om die buffercapaciteit weg te werken. Dat toont ook aan dat preventie, hoe belangrijk ook, het probleem van de groeiende internationalisering niet helemaal kan wegwerken. We moeten ook echt investeren in opvangcentra, met de mogelijkheid tot repatriëring. De maatschappij moet worden beveiligd, de gesloten opvangcapaciteit moet voldoende zijn.
De minister geeft een overzicht van de uitstroommogelijkheden in 2002. Er is een heel scala van initiatieven nodig. Minderjarigen moeten specifieke opvang krijgen. De psychiatrie is een federale aangelegenheid. Minister Aelvoet moet het antwoord geven, want zij is verantwoordelijk. De minister vermeldde ook het Vlaams Fonds. We kennen allemaal de problemen van de middelen, de prioriteiten en de wachtlijsten van het Vlaams Fonds. Hoe zit het met de jongeren van categorie-14 die ook via het Vlaams Fonds zullen worden geholpen? Wat drugsverslaafde jongeren betreft, ken ik geen gesloten afkickcentrum waarin men ze kan onderbrengen.
Minister Mieke Vogels : De Sleutel heeft wel een erg strikte opvang.
Mevrouw Patricia Ceysens : Ook daar zijn wachtlijsten. Voor de VLD-fractie is het belangrijkste dat er een aantal knopen zijn doorgehakt en dat we op de goede weg zitten.
De voorzitter : Mevrouw Declercq heeft het woord.
Mevrouw Veerle Declercq : Ik dank de minister voor haar antwoord. Ik ben hoopvol voor de toekomst, en ik hoop dat de buitenwereld daarover evenwichtig wordt geïnformeerd.
De voorzitter : Mevrouw De Gryze heeft het woord.
Mevrouw Niki De Gryze : Ik dank de minister voor haar antwoord. Ik hoop dat we samen met het verslag een duidelijk overzicht krijgen van de financiële gevolgen. Ik blijf met vragen zitten over de doorstroming. In de praktijk zal dat geen oplossingen opleveren. De minister zegt dat de jongeren na drie maanden moeten kunnen doorstromen naar afkickcentra of de psychiatrie. Daartoe bestaat volgens mij onvoldoende capaciteit. Die regeling zou vanaf Pasen in werking treden, tel daar nog eens drie maanden bij, dan zouden we op dat ogenblik een oplossing moeten hebben. Verder wil ik het belang van de preventie benadrukken.
De voorzitter : Mevrouw Merckx heeft het woord.
Mevrouw Trees Merckx-Van Goey : Ik had gevraagd hoe de onderhandelingen met de jeugdmagistraten zijn verlopen. Volgens de minister is er een akkoord.
Minister Mieke Vogels : Er is geen akkoord ; het gaat om afspraken.
Mevrouw Trees Merckx-Van Goey : Er heeft een besluit in het Staatsblad gestaan. Kunnen we de tekst krijgen?
De voorzitter : U kunt dat opvragen of via het internet raadplegen.
Mevrouw Trees Merckx-Van Goey : U hebt het gehad over de voorwaarden. Het gaat over misdaden, en niet over misdrijven. Misdaden moeten door het Hof van Assisen worden behandeld. Ik ben helemaal niet verwonderd dat de buffercapaciteit niet is opgevuld. Het dealen van drugs is geen misdaad. Men moet al beschuldigd zijn van slagen en verwondingen met de dood tot gevolg vooraleer men in aanmerking komt. Is het niet hypocriet om die buffercapaciteit in stand te houden voor jongeren die verdacht worden van een misdaad? Klopt het dat de jeugdmagistraten met de regeling akkoord gaan? Ik heb daar de grootste twijfels over.
Weet u al iets meer over de stand van zaken van de afhandeling van het wetsontwerp van minister Verwilghen? Het ligt nu bij de Hoge Raad voor Justitie. Is er al een akkoord binnen de federale regering? Komt daar nog iets van? Mevrouw Ceysens zegt uitdrukkelijk ja. Onze fractie pleit ook voor het jeugdsanctierecht. Agalev en de sp . a zijn echter niet aanwezig, en dat zijn toch de Vlaamse parijen die tot vandaag het jeugdsanctierecht hebben tegengehouden.
De voorzitter : Dat is niet juist.
Minister Mieke Vogels : U leest erg selectief de kranten. Ik heb in talloze interviews over het protocol met minister Verwilghen gezegd dat ik akkoord ga met het jeugdsanctierecht. Als we jongeren meer rechten willen geven, moet dat er komen. Mijn collega's in de Kamer delen dat standpunt.
Mevrouw Trees Merckx-Van Goey : Mijn informatie leert me iets anders.
Minister Mieke Vogels : In het zuiden van het land heeft men vragen over het jeugdsanctierecht. Men zei dat de wet van 1965 moet gehandhaafd blijven. Wij hebben altijd gezegd dat het jeugdsanctierecht er moet komen, maar dat wil nog niet zeggen dat we met alle details van het wetsontwerp akkoord gaan.
De voorzitter : Ik kan alleen maar bevestigen wat minister Vogels zegt. Ik overleg over deze materie met de federale volksvertegenwoordigers van Agalev. Het principe van het jeugdsanctierecht is nooit in vraag gesteld. We hebben wel opmerkingen bij de manier waarop het in het wetsontwerp is verwoord.
Mevrouw Trees Merckx-Van Goey : CD&V verdedigt andere invalshoeken, wat aan de basis van mijn vragen ligt. Blijkbaar moet ik dat opnieuw bekijken. Het standpunt van de sp . a kennen we niet, want niemand van hen is aanwezig tijdens de bespreking van dit belangrijke onderwerp.
Verder vraag ik om ons voorstel van resolutie te onderzoeken. Uiteraard gaat het niet om dezelfde tekst als deze van het samenwerkingsakkoord waarover men overleg pleegt. Zo'n bespreking zou ons wel de gelegenheid bieden om na te denken over wat in zo'n samenwerkingsakkoord zou moeten staan. Dat zou duidelijkheid creëren over de vraag of het juridisch wel kan om in Kortenberg, op het grondgebied van het Vlaams Gewest, het geheel van het aanbod van hulpverlening aan te bieden, met inbegrip van deze vanuit de Franse Gemeenschap. Ik hoop dat we dat tijdens de bespreking van het samenwerkingsakkoord en ons voorstel van resolutie kunnen doen.
Tot slot wil ik bij de minister aandringen om tijdens de discussie over de integrale jeugdhulpverlening de hele motie te bespreken en zowel de preventie, de MOF's als de hulpverlening te behandelen. We hebben nood aan een totaalbeeld.
De voorzitter : Tijdens deze discussie kwam er hier en daar frustratie naar boven over de mogelijkheden van het Vlaams Parlement. Ik zou willen oproepen om die frustratie positief aan te wenden en de minister te ondersteunen in de uitvoering van haar ambitieuze plan.
Het incident is gesloten.