Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gelijke Kansen Vergadering van 31/01/2002
Vraag om uitleg van mevrouw Trees Merckx-Van Goey tot mevrouw Mieke Vogels, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, over de stijgende en dringende nood aan zelfmoordpreventie bij jongeren
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van mevrouw Merckx-Van Goey tot mevrouw Vogels, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, over de stijgende en dringende nood aan zelfmoordpreventie bij jongeren.
Mevrouw Merckx heeft het woord.
Mevrouw Trees Merckx-Van Goey : Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, geachte collega's, ik stel met enige schroom deze vraag. Het gaat immers om een delicaat onderwerp. Men verwacht van ons om in een zakelijke sfeer beleidsmaatregelen te nemen. Hier gaat het over zelfmoordplegers en kandidaat-zelfmoordplegers, en het risico bestaat dat we de gevoelens van nabestaanden kwetsen. Toch is het goed dat we hierover eens alles op een rijtje zetten. De voorbije weken zijn enkele schrijnende gevallen aan het licht gekomen, en zijn de resultaten van wetenschappelijk onderzoek gepubliceerd.
Het zelfmoordcijfer in België torent hoog boven het Europees gemiddelde uit. Uit de cijfers blijkt dat elke dag zeven mensen in ons land zelfmoord plegen. Dat zijn er 2.555 per jaar. Dat is angstaanjagend veel. De meeste zelfmoorden situeren zich in de leeftijdscategorie van 25 tot 45 jaar. In die groep betekent zelfmoord de belangrijkste doodsoorzaak, nog voor verkeersongevallen. Bij jongeren tussen 17 en 25 jaar is het de tweede belangrijkste doodsoorzaak. Naast de 7 effectieve zelfmoorden per dag, ondernemen nog eens 109 personen dagelijks een zelfmoordpoging. Dat zijn er 40.000 per jaar.
De allernieuwste cijfers over zelfmoordgedrag bij jongeren zijn zeer verontrustend : één op vijftig jongeren zou ooit een zelfmoordpoging hebben ondernomen. Uit de resultaten van een recente bevraging van ruim 4.000 Vlaamse jongeren tussen 15 en 17 jaar blijkt dat maar liefst 1 op 7 van de ondervraagden al eens een overdosis medicijnen innam of zichzelf op de een of andere manier lichamelijke schade toebracht. De redenen die jongeren opgeven voor hun suïcidaal gedrag zijn vaak maatschappijgebonden. Uitspraken als 'In deze maatschappij wil ik niet meer leven' en 'De wereld is rot' zijn vaak terug te vinden in afscheidsbrieven. Volgens professor Van Heeringen van de universiteit van Gent ligt het probleem voor een groot deel bij de stijging van het aantal risicofactoren in de maatschappij, in combinatie met een daling van het aantal beschermende factoren. De druk om te presteren in onze maatschappij groeit rechtevenredig met de faalangst. Er kan dus zonder enige twijfel gesteld worden dat we met een zeer ernstig en omvangrijk probleem kampen, waar dringend het nodige aan moet worden gedaan.
Uit het onderzoek blijkt ook dat geen van de jongeren die ooit een poging ondernam met zijn ouders over de zelfmoord had gepraat. Dit blijkt ook uit de uitzending van Telefacts. De jongen die in het Gravensteen zelfmoord heeft gepleegd, had daar met zijn ouders nooit over gepraat. Er wordt wel met vrienden over gepraat. Dat gebeurt vooral omdat op het fenomeen zelfmoord nog steeds een groot taboe rust. Het is dus zeer belangrijk dat er over het probleem kan worden gepraat en dat jongeren weten hoe te reageren als ze zo´n boodschap krijgen van een vriend of vriendin. We moeten hen informeren over het feit dat er hulp bestaat en waar ze die kunnen vinden.
Een andere belangrijke conclusie is dat jongeren die aan zelfmoord denken, vaak hopeloos zijn. In hun denkbeeld is geen enkele oplossing mogelijk. Ze houden er geen rekening mee dat hun toestand ooit kan en zal verbeteren. Geheel onterecht dus, want er zijn wel degelijk instanties die personen met zelfmoordneigingen op de juiste manier kunnen opvangen en begeleiden. Na een mislukte zelfmoordpoging en zonder de juiste opvang, staan mensen immers opnieuw aan de rand van de afgrond. Ofwel springen ze opnieuw, ofwel is er iemand die hen opvangt. Er zijn in Vlaanderen instanties die zich met het fenomeen zelfmoord bezighouden, zoals de centra voor geestelijke gezondheidszorg. Alleen is het centrum weinig bekend en dus weinig toegankelijk voor jongeren. Het is onze taak hier duidelijkheid in te scheppen. De betrokkenen weten meestal niet dat er hulp bestaat en dat zij beschikbaar is. In Nederland is dit veel toegankelijker.
Er is nog een laatste probleem dat de opvang van patiënten in het gedrang kan brengen. Op dit moment is er een tekort aan psychiaters. Wie in ons land een psychiater nodig heeft, komt dus op een wachtlijst terecht. Soms loopt die wachttijd zelfs op tot een half jaar. Vooral in de kinderpsychiatrie blijkt de nood erg groot. Het tekort aan hulpverleners is zo erg dat zelfs mensen die een zelfmoordpoging achter de rug hebben of zelfmoordneigingen hebben, vaak op een wachtlijst belanden. Terwijl precies voor die groep psychiatrische hulp niet mag worden uitgesteld. Onderzoek wijst uit dat mensen die een zelfmoordpoging achter de rug hebben, vaak een tweede poging ondernemen als ze niet degelijk worden opgevangen en begeleid.
Volgens de Belgische Beroepsvereniging voor Psychiaters en Neurologen ligt het probleem bij de numerus clausus en bij het feit dat heel wat Belgische psychiaters de grens naar Nederland oversteken. De numerus clausus beperkt het aantal studenten dat voor een gespecialiseerde medische richting kiest. Vooral in de toekomst zal dit voor problemen zorgen. Vanaf 2004 zullen er minder dan 20 psychiaters per jaar afstuderen. De beroepsvereniging luidt dan ook de alarmbel. Want zelfs als de numerus clausus wordt opgeheven, duurt het nog 7 jaar vooraleer dat resultaat oplevert. De betere financiële voorwaarden voor psychiaters bij onze noorderburen maakt dat heel wat psychiaters naar Nederland verhuizen. Maar ook binnen de Vlaamse psychiatrie zijn er grote verschillen. Het tekort aan deskundigen situeert zich bij ons vooral op het niveau van de ambulante sector. Daar ligt de verloning, zelfs na opwaardering van de honoraria, nog steeds een stuk lager in vergelijking met de inkomsten uit privé-praktijken. Ook bij de toewijzing van stage- en opleidingsplaatsen van psychiaters dreigt de ambulante sector eens te meer het zwakke broertje te worden.
Bent u zich bewust van deze schrijnende evolutie, zowel wat de omvang als de ernst van de problematiek betreft? Op welke manier wilt u er iets aan veranderen? Het is duidelijk dat de huidige zelfmoordpreventie faalt. Welke plannen zult u op korte termijn uitwerken? Op welke wijze past u uw beleid concreet aan deze leeftijdsgroepen aan? Welke initiatieven neemt u om zowel de informatie over, als de toegankelijkheid van de hulpverlening voor jongeren beter uit te werken en te ondersteunen? Hoe wilt u hen bereiken? Hoe wilt u de instanties die zich met zelfmoordpreventie bezighouden toegankelijker maken? Welke middelen stelt u ter beschikking, en aan wie, zodat zowel de sensibilisatie als de hulpverlening drastisch worden opgedreven en de negatieve spiraal van het aantal zelfmoorden wordt gestopt? Hoe wilt u het tekort aan psychiaters in de ambulante sector opvangen?
De voorzitter : Mevrouw Dillen heeft het woord.
Mevrouw Marijke Dillen : Mevrouw de voorzitter, ik sluit mij graag aan bij de vraag van mevrouw Merckx. De toename van het aantal zelfmoorden vooral bij jongeren is angstaanjagend hoog.
De discussie over het organiseren van preventie in Vlaanderen ligt zeer moeilijk. Er zijn vele facetten aan verbonden. Preventie is ingewikkeld. Een van de problemen is het nijpend tekort aan jeugdpsychiaters in Vlaanderen. Enige tijd geleden stond in de krant dat er in Vlaanderen een tekort is van 400 kinder- en jeugdpsychiaters. Ik ken de behoefte op het veld niet. In Antwerpen is de wachttijd reeds minimaal zes maanden alvorens men bij de gespecialiseerde diensten terechtkan. Deze jeugdpsychiaters moeten niet alleen jongeren met zelfmoordneigingen opvangen, ze hebben ook nog een heel pakket aan bevoegdheden. Het is onaanvaardbaar dat zulke wachtlijsten bestaan, zeker als het om zelfmoordproblemen gaat.
Het is belangrijk dat de minister vanuit haar preventiebevoegdheid in haar overleg met de federale minister aandringt om iets aan de numerus clausus te doen. Het aantal plaatsen voor opleiding aan de universiteiten is zeer beperkt. Als de nood zo hoog is, moet de federale overheid dringend ingrijpen in het huidig numerusclausussysteem en meer opleidingsplaatsen creëren. Ik heb navraag gedaan. De studenten hebben belangstelling voor deze tak van de geneeskunde. Er zit immers brood in. Omwille van het feit dat hoe langer hoe meer jongeren een beroep doen op de hulp van psychiaters, is het belangrijk dat de kandidaat-geneesheren meer kansen krijgen. De minister kan erop aandringen hier werk van te maken. De taboesfeer rond zelfmoord moet worden doorbroken. Onderwijs heeft hierin een belangrijke taak. De minister kan met haar preventiebevoegdheid met de minister van Onderwijs via de scholen en de CLB's een plan terzake uitwerken.
Er bestaan organisaties waar jongeren die in nood zijn terechtkunnen, maar ze zijn te weinig bij het publiek bekend. Het behoort tot onze opdracht om deze opvangmogelijkheden bekendheid te geven.
Mevrouw Ria Van Den Heuvel : Ik heb een concrete vraag over de rol van het onderwijs. Ik wil niet alle problemen naar het onderwijs overhevelen, maar een bijzonder element zou kunnen liggen bij het respecteren van een bepaalde deontologie ten aanzien van mensen die een zelfmoordpoging achter de rug hebben. De manier waarop hiermee wordt omgegaan is niet altijd even gelukkig.
Mevrouw de minister, hoe worden de mensen in het onderwijs opgevangen en voorbereid om om te gaan met jonge mensen die een zelfmoordpoging achter de rug hebben? Werden daarover afspraken gemaakt met de minister van Onderwijs? Bestaan daar richtlijnen over? De CLB's kunnen gebruik maken van het cursusaanbod van de centra voor geestelijke gezondheidszorg. Bij mijn weten is dit het enige aanbod.
De voorzitter : Minister Vogels heeft het woord.
Minister Mieke Vogels : Mevrouw de voorzitter, geachte leden, als minister van Gezondheid heb ik nu reeds drie keer op rij het verslag van de Vlaamse Gezondheidsindicatoren mogen voorstellen. Ik deel de bekommernis van de leden van de commissie.
We zijn de trieste koploper in Europa voor wat het aantal zelfmoorden betreft. Het zelfmoordcijfer stijgt al drie jaar na elkaar. Daarom heb ik besloten om van de bestrijding van stress en zelfmoord een bijkomende gezondheidsdoelstelling te maken. We bereiden op dit moment een ontwerp van decreet voor inzake de preventieve gezondheidszorg. Op dit moment wachten we de commentaar van allerlei adviesorganen af.
Een van de instrumenten is de tweejaarlijkse gezondheidsconferentie. Met deze belangrijke problematiek loop ik enigszins vooruit op het ontwerp. Ik heb beslist om in december 2002 een gezondheidsconferentie over stress en zelfmoord te organiseren. Het is de bedoeling om na de evaluatie van de eerste gezondheidsdoelstellingen een bijkomende doelstelling toe te voegen. Op dit moment werken we volop aan de voorbereiding van de conferentie. Kabinetsmedewerkers en mensen van de administratie hebben een algemeen overzicht gemaakt om na te gaan wat er in zo'n conferentie moet worden opgenomen. In de tweede fase wordt professor van Heeringen, als internationaal bekend expert in de materie, verzocht de stuurgroep voor te zitten die de gezondheidsconferentie verder zal moeten voorbereiden.
De bedoeling van de conferentie is een aantal lijnen te trekken voor preventie. Dat is niet gemakkelijk. Professor van Heeringen wijst op de algemene maatschappelijke toestand. Die zal waarschijnlijk ook voor een deel aan de oorsprong liggen van de problemen die we daarnet hebben besproken. Preventie houdt dan ook in dat men naar een ander soort samenleving moet evolueren.
Tegelijkertijd is het de bedoeling om op de conferentie de huidige aanpak te evalueren en te zorgen voor een permanente coördinatie en voor meer toegankelijkheid, en om een en ander te vertalen in operationaliseerbare doelstellingen in het kader van een andere doelstelling, namelijk het terugdringen van stress en het zelfmoordcijfer in Vlaanderen.
Ook op dit moment gebeurt er al heel wat. Mevrouw Merckx en mevrouw Van Den Heuvel hebben verwezen naar het belang van de school. Uit de samenwerking met de VAD blijkt dat de eerste vertrouwenspersoon van jongeren niet de ouders zijn, maar wel de medeleerlingen. Op dit moment bestaat de mogelijkheid dat de leerling of de leerling die in vertrouwen werd genomen zich wendt tot de zogenoemde groene leerkracht. Steeds meer scholen werken met een groene leerkracht. Deze wordt aangesteld om zich met deze persoonsgebonden problematiek bezig te houden. Het zou wel goed zijn indien de leerkracht een bijkomende opleiding en extra ondersteuning en middelen krijgt. Daarover moet ik contact opnemen met de minister van Onderwijs. Onderwijs moet via de CLB's betrokken worden bij de gezondheidsconferentie van december.
Tevens is het belangrijk dat leerlingen zelf geïnformeerd worden omtrent suïcide, de mogelijke oorzaken, risicofactoren en de behandelingsmogelijkheden. Dit kan gebeuren via zogenaamde psycho-educatieve programma´s die trachten hulpzoekend gedrag bij leerlingen te bevorderen en jongeren aanleren medeleerlingen met zelfmoordneigingen te herkennen. Er is echter nog weinig onderzoek verricht naar de effectiviteit van deze programma´s en er bestaat nog weinig duidelijkheid over de meest geschikte vorm en inhoud hiervan. Dit is een thema dat vast en zeker verder uitgespit zal worden in de werkgroepen tijdens de voorbereiding van de gezondheidsconferentie.
Er bestaan hierover twee strekkingen. De ene zegt dat er moet worden gewerkt met dergelijke psycho-educatieve programma's. De andere stelt dat indien dit gebeurt, bij jongeren nog meer de indruk wordt gewekt dat zelfmoord een aanvaarde manier van probleemoplossing zou zijn in onze samenleving. Ze deinst ervoor terug georganiseerde vormingspakketten via de scholen te verspreiden. In het kader van het bestaande Vlaamse zelfmoordpreventieproject van de centra voor geestelijke gezondheidszorg werden een aantal vormingspakketten ontwikkeld, waaronder een pakket bestemd voor CLB-medewerkers. Een van de grote thema's op de gezondheidsconferentie over preventie en jongeren zal de werkbaarheid van programma's zijn en de vraag of die systematisch moeten worden opgenomen in het takenpakket van de school.
Ook via zogenaamde postventie kan men primair preventief werk verwezenlijken. Postventie betekent dat als iemand in een bepaalde school of jeugdgroep wordt geconfronteerd met een zelfmoord, er een programma wordt opgezet om enerzijds preventief te werken en anderzijds nazorg aan te bieden. Op dit moment wordt, samen met Slachtofferhulp Vlaanderen, een informatiecampagne uitgewerkt. Daarin wordt aan volwassenen en mensen die met kinderen werken, gevraagd om kinderen die schokkende gebeurtenissen hebben meegemaakt niet in de kou te laten staan en, indien nodig, de diensten voor slachtofferhulp bij het probleem te betrekken. De diensten zeggen dat dit vaak gebeurt in gevallen van zelfmoord.
In 2000 werd er een project opgestart door de Koning Boudewijn Stichting. Het was specifiek gericht op de jongeren. Het was de bedoeling om mensen die te kampen hadden met een depressie de instrumenten aan te reiken voor preventie, te zorgen voor het tijdig te detecteren van het probleem en er alert op te reageren. Jongeren en kinderen met een depressie uiten dit immers vaak op een andere manier dan volwassenen. Er bestaan dus een aantal initiatieven. Er ontbreekt wel een algemene coördinatie. Op dit moment zijn er in Vlaanderen te veel geïsoleerde projecten. Het is de bedoeling om tijdens de gezondheidsconferentie de bestaande initiatieven te evalueren en te zorgen voor een nieuw, gecoördineerd kader in Vlaanderen.
Mevrouw Merckx, u had een vraag over de toegankelijkheid. Op dit moment geven we aan het Verbond van Verzorgingsinstellingen en de Federatie Diensten Geestelijke Gezondheidszorg 100.000 euro per jaar voor de coördinatie van het project zelfmoordpreventie door de centra geestelijke gezondheidszorg. Aan de centra geestelijke gezondheidszorg zelf geven we een bedrag van 300.000 euro per jaar. Het is de bedoeling dit geld te gebruiken om een aantal andere instanties dat op dit terrein actief is, er expliciet bij te betrekken en te zorgen dat ze toegankelijker worden voor de verschillende doelgroepen.
Tele-onthaal is een voorbeeld van een toegankelijke instantie die zich met zelfmoordpreventie bezighoudt. De organisatie is ruim bekend, zeer laagdrempelig, en heeft een belangrijke taak bij het voorkomen van zelfmoord. Ik ben blij dat er een pre-akkoord is tussen de centra geestelijke gezondheidszorg, de centra van Tele-onthaal en het Centrum voor Preventie van Zelfmoord, dat vooral in Brussel actief is. In de toekomst komt er hopelijk ook een efficiëntere samenwerking, zodat er een bereikbaarheid van 24 uur op 24 kan worden gegarandeerd op een telefoonnummer waar personen met zelfmoordneigingen terecht kunnen.
Vanwege de wachttijden en de -lijsten, als gevolg van het tekort aan psychiaters in de ambulante sector, zijn er in de schoot van onze eigen centra geestelijke gezondheidszorg duidelijke afspraken dat er een procedure voor specifieke crisishulpverlening moet zijn. Als er een aanvraag binnenkomt voor hulp aan iemand die een zelfmoordpoging achter de rug heeft, of zelfmoordneigingen vertoont, hebben de centra geestelijke gezondheidszorg, ingevolge het kwaliteitsdecreet, ook de opdracht te voorzien in een soort van procedure voor specifieke crisishulpverlening. Omwille van het tekort aan psychiaters op zich, hebben we ervoor geopteerd de psychiatrische hulpverlening en de hulp bij psychische klachten in de centra geestelijke gezondheidszorg te verbreden door niet alleen psychiaters in te zetten, maar ook psychologen en andere hulpverleners bij te scholen voor de eerste opvang.
Het gelijkblijvend aanbod van psychiatrische hulp tegenover de steeds groeiende vraag heeft twee oorzaken, zoals mevrouw Dillen al aanhaalde. De eerste is de numerus clausus. Ik heb er bij mijn federale collega van Volksgezondheid op aangedrongen te beginnen met bijkomende opleidingen voor kinderpsychiatrie. Zij neemt het dossier ter harte, zodat we binnenkort een beslissing daarover kunnen verwachten.
De tweede reden, het loon van de psychiaters in Vlaanderen in vergelijking met dat in Nederland, heeft te maken met de mogelijkheid om in het Riziv de honoraria op te trekken. Daar kan ik weinig aan doen. Wel komt in het Riziv de discussie op gang over de discrepantie die is gegroeid tussen de financiële waardering van enerzijds de intellectuele prestaties in de gezondheidszorg en anderzijds de medisch technische prestaties. Dit wordt beschouwd als een van de redenen waarom huisartsen en psychiaters naar Nederland emigreren. De beloning van de intellectuele prestaties ligt daar hoger. Het Riziv wil daaraan remediëren, en mensen die de niet-medische prestaties belichamen, met name psychiaters, beter te belonen.
Het hoog aantal zelfmoordgevallen in Vlaanderen is voor iedereen een enorm probleem. Als we de pretentie hebben aan preventieve gezondheidszorg te doen, dan moeten we ook onze verantwoordelijkheid nemen ten aanzien van zelfmoord. Het is een van de grootste doodsoorzaken, en zoals veel problemen in onze sector is het een heel complexe zaak die te maken heeft met de algemene maatschappelijke context, en waarbij ook bevoegdheden van de federale overheid in het geding zijn, waar we geen vat op hebben.
We zullen onze verantwoordelijkheid nemen. Ik hoop dat ook het parlement zal kunnen worden betrokken bij de uitwerking van de gezondheidsconferentie en van de zesde gezondheidsdoelstelling in Vlaanderen, namelijk stress en zelfmoord tegen te gaan.
De voorzitter : Mevrouw Merckx heeft het woord.
Mevrouw Trees Merckx-Van Goey : Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord, en ik ben blij dat het blijk geeft van een structurele aanpak. We hopen dat de commissie dit verder kan volgen en er een bijdrage aan kan leveren.
Toch hebben de mensen die tussen vandaag en december nog met zelfmoordneigingen zitten of een zelfmoordpoging ondernemen, en hun families en nabestaanden lak aan die structurele aanpak. Voor hen moet het concreter zijn. Ik hoop dat u er bij minister Vanderpoorten zult op aandringen ervoor te zorgen dat de CLB's hun volle verantwoordelijk kunnen nemen. Er moet werk worden gemaakt van de begeleiding en extra ondersteuning van de groene leerkracht. U hebt de CLB's ingeschakeld voor de vaccinaties. Ik hoop dat ze ook hieraan aandacht kunnen besteden.
Elk leven moet hulp worden geboden, hoewel ik niet beweer dat elk leven ten koste van alles moet worden gered, want het moet ook kwaliteitsvol leven zijn. Precies daarom is hulpverlening zo noodzakelijk. Behalve aandringen bij de minister van Onderwijs en bij minister Aelvoet, kunt u ook gewoon informatie verstrekken en het hulpverleningsaanbod bekend maken. Daarmee doet u iets zowel voor de jongeren als voor hun ouders, al zijn zij dan niet de eerste vertrouwenspersoon van hun kinderen.
Als het om jongeren gaat, denk ik met wat heimwee terug aan de tijd van de JAC's. Die waren heel zichtbaar en duidelijk, en jongeren met vragen ervaarden er een heel lage drempel. Ik heb echter de indruk dat jongeren nu niet echt de weg kennen naar de centra algemeen welzijnswerk of de centra geestelijke gezondheidszorg. Er is dus meer informatie nodig op korte termijn, zowel voor de jongeren, als voor de ouders.
De voorzitter : Het incident is gesloten.