Commissie voor Institutionele en Bestuurlijke Hervorming en Ambtenarenzaken Vergadering van 19/02/2002
Vraag om uitleg van de heer André-Emiel Bogaert tot de heer Patrick Dewael, minister-president van de Vlaamse regering, over de stand van zaken in verband met de uitvoering en implementatie van de Lambermontakkoorden
Vraag om uitleg van de heer André-Emiel Bogaert tot de heer Patrick Dewael, minister-president van de Vlaamse regering, over de door diverse partijen bij het Arbitragehof ingestelde procedures in verband met de uitvoering van de Lambermontakkoorden
Vraag om uitleg van mevrouw Sonja Becq tot de heer Patrick Dewael, minister-president van de Vlaamse regering, over de Nationale Plantentuin
De voorzitter : Aan de orde zijn de samengevoegde vragen om uitleg van de heer Bogaert tot de heer Dewael, minister-president van de Vlaamse regering, over de stand van zaken in verband met de uitvoering en implementatie van de Lambermontakkoorden en over de door diverse partijen bij het Arbitragehof ingestelde procedures in verband met de uitvoering van de Lambermontakkoorden en van mevrouw Becq tot minister-president Dewael, over de Nationale Plantentuin.
De heer Bogaert heeft het woord.
De heer André-Emiel Bogaert : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister-president, collega's, ik zal niet in detail treden. Mijn vraag is bovendien niet zo gemakkelijk.
De Lambermontakkoorden zijn duur bevochten. Voor veel meerderheidspartijen en -fracties waren de Costa, de Lambermontakkoorden en de Lombardakkoorden van groot belang. De implementatie is geen sinecure, dat weet ik ook. Op federaal niveau is reeds twee derde van de rit gereden. Op Vlaams niveau is de rit al voor de helft gereden. Iedereen herinnert zich bovendien ook hoe moeilijk het was om de uitvoering van enkele belangrijke aspecten van de Lambermontakkoorden te verdagen tot 1 januari 2002. Die verdaging is er moeizaam gekomen. Voor de implementatie van wat er in de akkoorden over ontwikkelingssamenwerking staat, is een later tijdstip gekozen.
Het is moeilijk om als lid van dit parlement een stand van zaken te krijgen. Dat heeft te maken met de vele geruchten die circuleren vanuit verschillende invalshoeken. Ook via de pers is het moeilijk om een duidelijk beeld te krijgen.
Er zijn veel vragen. Hoever staat men met de uitvoering? Zijn er moeilijkheden in verband met de plantentuin van Meise? Vlot de opsplitsing van de BDBH? Zijn er problemen in verband met de overheveling van Landbouw? Hoever staat men met de uitwerking van de akkoorden in verband met het kadaster? Is er een recuperatie van bevoegdheden op federaal niveau? Is er een recuperatie van bevoegdheden door de federale ambtenarij? We krijgen als parlementsleden moeilijk antwoorden op die vragen en we kunnen dus ook geen duidelijkheid creëren voor onze achterban.
Er bestaat een federale werkgroep die is samengesteld uit afgevaardigden van gewesten en gemeenschappen. Die staat volgens mij echter niet garant voor een snelle en doeltreffende uitvoering van de akkoorden. Misschien kan Vlaanderen een eigen werkgroep oprichten om de werkzaamheden van de federale werkgroep op de voet te volgen en om de uitvoering van de akkoorden te activeren.
Om de overheveling van de bevoegdheden op een vlotte manier te laten verlopen, is in het aanvullend regeerakkoord opgenomen dat de Vlaamse regering een administratieve opdrachthouder zal aanstellen die over de nodige kwalificaties beschikt, die het overhevelen van de landbouwbevoegdheid begeleidt, en die instaat voor de begeleiding van de integratie in het Vlaams Gewest van het overgehevelde personeel en de overgehevelde middelen.
Ik ben voorzitter van de commissie voor Landbouw. Daar is afgesproken dat we niet voortdurend zouden hengelen naar de stand van zaken inzake Landbouw. De overheveling vraagt immers veel tijd en inspanning. Als parlementslid word ik echter dagelijks geconfronteerd met vragen van het middenveld.
De Costa was voor sommigen een lege doos. Voor anderen was de Costa een volle doos. Voor sommigen gingen de Lambermontakkoorden niet ver genoeg. Voor anderen gingen ze te ver. Op een bepaald ogenblik zijn de duidelijk op democratische wijze afgesloten akkoorden in wetten gegoten. Vanaf 1 januari 2001 zouden die akkoorden vlot en doeltreffend worden geïmplementeerd.
Mijnheer de minister-president, u hoeft niet in detail te treden, maar kunt u even een tussenstand geven? Dan kunnen wij antwoorden op vragen van het middenveld.
Gebeurt er recuperatie op federaal niveau? Wordt de uitvoering tegengewerkt? Zijn er problemen met de ambtenarij? Wordt de implementatie verlaat of vervroegd? Kunt u duidelijk en bondig meedelen hoe het is gesteld met de uitvoering en de implementatie van de Lambermontakkoorden op Vlaams niveau? Zijn er bepaalde aspecten die moeilijk te implementeren zijn?
Staat de federale werkgroep garant voor een vlotte, adequate en volledige uitvoering van de akkoorden? Moeten we misschien een eigen werkgroep oprichten om toezicht te houden op de federale werkgroep? Wat is de stand van zaken in de aanwerving van de in het aanvullend regeerakkoord vermelde administratieve opdrachthouder voor de bevoegdheden in verband met Landbouw?
Ik ga over tot de tweede vraag om uitleg. Het Arbitragehof wordt overstelpt door procedures die, al dan niet rechtstreeks, met de Lambermontakkoorden zijn verbonden. Ze worden door diverse partijen, waaronder politieke partijen als CD&V, N-VA, FDF, PSC en anderen, ingediend. Het is evident dat de Vlaamse belangen optimaal moeten worden behartigd.
Bij bepaalde procedures komt de Vlaamse regering als belanghebbende partij op vrijwillige manier tussen, zodat de zaken tegensprekelijk en met eerbiediging van het recht op verdediging kunnen worden gevoerd. Heeft de Vlaamse regering kennis van de bij het Arbitragehof lopende procedures in verband met de uitvoering van de wetgeving ingevolge de Lambermontakkoorden? Zo ja, mijnheer de minister-president, kunt u hiervan de lijst meedelen? Heeft de Vlaamse regering beslist, of is zij zinnens dit te doen, om als belanghebbende partij in kwestieuze procedures tussen te komen?
De voorzitter : Mevrouw Van Hecke heeft het woord.
Mevrouw Mieke Van Hecke : Mijnheer de voorzitter, ik sluit mij aan bij de eerste vraag om uitleg. Deze bezorgdheid hebben we reeds naar voren gebracht bij minister Van Grembergen tijdens de begrotingsbesprekingen over Ambtenarenzaken. We wilden weten op welke manier de overheveling van de bevoegdheden voor Landbouw zou worden geïmplementeerd. Op dat ogenblik - niet lang voor de inwerkingtreding - hadden we de indruk dat er nog niet veel stappen waren gezet. Ik ben benieuwd naar de stand van zaken.
De voorzitter : De heer Van Dijck heeft het woord.
De heer Kris Van Dijck : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister-president, ik dank de initiatiefnemer van deze vraag.
Zes maanden na de Lambermontakkoorden blijft er veel onduidelijkheid bestaan. Hetzelfde geldt voor het federale parlement. Ministers worden er te pas en te onpas geconfronteerd met de uitvoering van het akkoord. Zowel op vlak van landbouw, ontwikkelingssamenwerking als buitenlandse handel duiken steevast problemen met de uitvoering van het akkoord op. Na het akkoord moet blijkbaar nog worden onderhandeld over de uitvoering ervan.
De vraag stellen waarmee we bezig zijn, is niet onterecht. Onze zuiderburen waren vragende partij in verband met een aantal problemen inzake de financiering van de gemeenschappen. Deze punten werden wel geregeld. De punten waarover wij vragen hadden, blijven moeilijkheden opleveren.
Men stapt bijvoorbeeld naar het Arbitragehof in verband met de vennootschapsbelasting. De vraag werd gesteld of Vlaanderen dit wel kon of mocht doen. We zijn geïnteresseerd in uw antwoord. Het Lambermontakkoord heeft ook in mijn partij voor veel spanningen gezorgd. Het ging daarbij niet alleen om een discussie tussen believers en non-believers. De non-believers hadden het blijkbaar bij het rechte eind.
De voorzitter : De heer Vandenbroeke heeft het woord.
De heer Chris Vandenbroeke : Ik heb de vraag gehoord en was bijzonder geïnteresseerd. Als goede democraat ben ik zeer kritisch ingesteld. Ik wil alles doen in het belang van Vlaanderen en de Vlaamse Gemeenschap. Ik stond wantrouwig tegenover de Lambermontakkoorden. Ik heb dit als gemeenschapssenator steeds laten blijken. Om die reden heb ik ook tegengestemd.
De heer Van Dijck heeft het reeds gehad over geloven of niet geloven. Hij wordt ook zeer wantrouwig. Ik zal zeer nauwlettend naar het antwoord van de minister-president luisteren. Dit is een zeer vreemde situatie voor mij. Ik heb in eer en geweten de Lambermontakkoorden geëvalueerd en erover gestemd. Ik zie dat het wantrouwen groeit. Ik hoop dat ik het verkeerd voorheb. Het antwoord van de minister president zal dit moeten duidelijk maken.
De voorzitter : Mevrouw Becq heeft het woord.
Mevrouw Sonja Becq : Ik sluit me aan bij de vragen die zijn gesteld over de uitvoering van de Lambermontakkoorden. Men kan moeilijk zeggen dat het om een goed akkoord gaat, want goede akkoorden worden snel, goed en accuraat uitgevoerd. Dit kan van de Lambermontakkoorden niet worden gezegd.
Een voorbeeld hiervan zijn de problemen in verband met de Nationale Plantentuin. Het wordt een soort vervolgverhaal. Er zijn verwachtingen gecreëerd. Ik heb de indruk dat er niet veel gebeurt. Er is geen zicht op een goed resultaat of op een apotheose. Het verhaal van de Nationale Plantentuin blijft chaotisch. Er is wel een regeling getroffen voor het personeel en het wetenschappelijk pakket, maar er blijven nog veel punten onduidelijk. Minister Anciaux had het zelfs over gratis toegankelijkheid. Dit veronderstelt dat er een samenwerkingsakkoord is en dat dit wordt bekrachtigd en uitgevoerd. De gemeente Meise wilde samen met de Nationale Plantentuin in een kosteloze toegang voorzien. Dit zou in een akkoord worden gegoten en er zou door de gemeente een som voor worden betaald. Nu wordt het schepencollege met de vraag van de directie van de Nationale Plantentuin geconfronteerd om het akkoord effectief te honoreren. De gemeente vraagt zich af of dit wel nodig en realistisch is.
Mijnheer de minister-president, is dat realistisch? Wat is de stand van zaken? Hoe staat het met de uitvoering van het akkoord? Zal de toegang tot de plantentuin gratis worden? Raadt u aan de gemeente aan om dit akkoord te tekenen in afwachting van een definitieve beslissing? Als dit achteraf onnodig blijkt, zal de regering dan een vergoeding toekennen?
De voorzitter : Minister-president Dewael heeft het woord.
Minister-president Patrick Dewael : Mijnheer de voorzitter, collega's, de uitvoering van bijzondere wetten neemt steeds enige tijd in beslag. Dat was vroeger niet anders. Het duurt een poosje voor alle personeelsleden en kredieten op de juiste plaats terechtkomen. Dergelijke hervormingen brengen nu eenmaal enig ongemak met zich mee. Ditmaal loopt alles eigenlijk vrij vlot, zoals blijkt uit volgend overzicht.
Op politiek niveau wordt de uitvoering van de zogenaamde Lambermontwetten van 13 juli 2001 gecoördineerd door een centrale werkgroep geleid door de federale ministers bevoegd voor de hervorming van de instellingen. De voorbereiding gebeurde in subwerkgroepen voor Landbouw, Binnenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Financiën. Minister Van Grembergen en ikzelf vertegenwoordigen de Vlaamse regering in de centrale werkgroep. In de vier subwerkgroepen wordt de Vlaamse regering vertegenwoordigd door de bevoegde minister en mijzelf.
Het voorontwerp van wet en het ontwerp van KB werden goedgekeurd op de federale ministerraad van 21 december 2001. Deze federale regeringsbeslissing betreft in de eerste plaats de overheveling van het personeel. De Vlaamse regering heeft hierover op 25 januari 2002 een advies afgeleverd. Op 8 februari 2002 heeft de federale ministerraad akte genomen van de adviezen van de gewesten en de volgende beslissingen genomen. Het voorontwerp van wet werd naar de Raad van State gestuurd om er een advies over uit te brengen. Hetzelfde zal gebeuren met het ontwerp van KB, maar dit vergt voorafgaand syndicale onderhandelingen.
Ten slotte werd er een bijzondere werkgroep opgericht voor de ontwikkelingssamenwerking. De werkgroepen moeten nu de andere aspecten van de overheveling behandelen. Het principe van federale werkgroepen waarin de gewesten en gemeenschappen zijn vertegenwoordigd, heeft mijns inziens goede resultaten opgeleverd. Een bijzondere Vlaamse werkgroep lijkt daarom overbodig, op voorwaarde dat er voortdurend wordt overlegd met de bevoegde Vlaamse ministers om de bijeenkomsten van de federale werkgroep voor te bereiden. Indien nodig, komt het Vlaams ministerieel comité voor Institutionele Hervormingen bijeen.
Er zijn twee pijnpunten. Door het advies van de Raad van State over het wetsontwerp in kwestie, mogen de gewesten geen dominante rol meer spelen in de raad van bestuur van het Belgisch Interventie- en Restitutiebureau. Oorspronkelijk waren daarin één vertegenwoordiger van de federale overheid en vijf van de gewesten opgenomen. Het aantal federale afgevaardigden werd nu verhoogd tot vijf. Ten tweede moeten er garanties komen dat de tekorten voor de pensioenen van de Belgische Dienst voor Buitenlandse Handel, die 10 tot 25 miljoen euro bedragen, niet ten laste komen van de gewesten.
De administratieve opdrachthouder inzake de overheveling van de landbouwbevoegdheden is de heer Vanthemsche. In uitvoering van het aanvullend regeerakkoord van 6 september 2001 werd een contract afgesloten met zijn firma FAQ Consult. Sinds 1 februari 2002 neemt de heer Diricks, ingenieur bij FAQ Consult, deze opdracht waar. De heer Vanthemsche werd immers aangeworven als expert op het kabinet van minister Dua.
Naar het schijnt, werden er een of meer procedures ingeleid bij het Arbitragehof tegen het Lambermontakkoord, maar tot nu toe heeft de Vlaamse regering daar geen enkele officiële mededeling over ontvangen. De termijn om beroep aan te tekenen, verstreek op 4 februari 2002. Ik verwacht zeer binnenkort een lijst van de beroepen. Aangezien de bijzondere wetten rechtstreeks betrekking hebben op de bevoegdheden van de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaams Gewest, zal de Vlaamse regering tussenkomen in deze rechtszaken. We zullen naar best vermogen onze belangen verdedigen.
Voor de Plantentuin van Meise is er een samenwerkingsakkoord tussen de Vlaamse en de Franse Gemeenschap. Op 28 januari 2002 heb ik minister Hasquin een brief geschreven met de vraag het samenwerkingsakkoord te ondertekenen. Dat akkoord is immers goedgekeurd op het overlegcomité van 22 maart 2001.
Wat de bekrachtiging van het samenwerkingsakkoord tussen de gemeente Meise en de Nationale Plantentuin betreft, vernam ik van de gemeentesecretaris van Meise dat de gemeenteraad op 24 augustus 2000 besliste een samenwerkingsovereenkomst af te sluiten met de rechtspersoonlijkheid van de Nationale Plantentuin van België over de bekostiging van de infrastructuur voor de toegankelijkheid van de tuin. Deze overeenkomst werd door de gemeente Meise en door de voorzitter van de beheerscommissie van de plantentuin ondertekend op 27 december 2001. Dit akkoord voorziet inderdaad in de gratis toegang tot de plantentuin voor de inwoners van de gemeente Meise. Op het ogenblik dat het samenwerkingsakkoord wordt geconcretiseerd, zal het erop aankomen effectief een houding aan te nemen tegenover de gratis toegang. Indien de Vlaamse regering later een regeling uitwerkt om elke Vlaming gratis toegang te verschaffen, wordt de gemeente vrijgesteld van de huidige verplichtingen. De inwoners van Meise zullen we dus niet discrimineren.
De voorzitter : De heer Bogaert heeft het woord.
De heer André-Emiel Bogaert : Blijkbaar heeft het een aantal mensen hier verbaasd dat ik deze vraag heb gesteld. Niemand heeft echter recht op een monopolie, ook niet als het gaat om het Vlaming-zijn. Ik ben een complexloze Vlaming. Het is niet nodig elk jaar de IJzertoren te bestijgen om een goede Vlaming te zijn. Ik probeer een goede Vlaming te zijn in mijn functie van parlementslid.
Ik ben verheugd te vernemen dat het nodige zal gebeuren. Ik ben eveneens verheugd te vernemen dat er slechts twee probleempunten zijn. Ik ga er dus van uit dat er geen problemen zijn met de herfinanciering van de gemeenschappen, met de gewestelijke belastingen, met de budgettaire neutraliteit, met de personenbelasting, met de verfijning van de financieringswet, met de afvlakking van de middelentoewijzing, met de regionalisering van de gemeente- en de provinciewet, met de controle op de verkiezingsuitgaven, met de trekkingsrechten, met de regionalisering van Landbouw en Buitenlandse Handel en met de fiscale delokalisatie. Ik ga er ook van uit dat er geen middelenverlies voor de gemeenschappen en gewesten zal zijn. Ik ga er bovendien van uit dat er geen problemen zijn met de regionalisering van de Nationale Loterij en de Ontwikkelingssamenwerking.
Ik dank de minister-president voor zijn antwoord en ik zal de zaak verder blijven volgen.
De voorzitter : De heer Vandenbroeke heeft het woord.
De heer Chris Vandenbroeke : Ik ben blij met de vraag omwille van de meerwaarde van de Lambermontakkoorden. Ik onthoud dat er duidelijk financiële fricties zijn in verband met de BDBH. Het zou gaan om 25 miljoen euro. Is het juist dat er ook in verband met Landbouw financiële fricties zijn en dat het gaat om een bedrag van iets minder dan 25 miljoen euro?
Minister-president Patrick Dewael : Ik heb dat niet gezegd en ik kan niet in de toekomst kijken. Ik heb de huidige stand van zaken gegeven. Het probleem dat u hier vermeldt, is mij niet bekend.
De voorzitter : Mevrouw Becq heeft het woord.
Mevrouw Sonja Becq : Ik heb niet echt een antwoord op mijn vraag gekregen. Mijn vraag was of er nu reeds moet worden betaald. Er is immers een akkoord gesloten met de Nationale Plantentuin. Is dat akkoord een maat voor niets of moet het worden uitgevoerd? Is het nuttig dat akkoord uit te voeren of is het beter alles uit te stellen?
Minister-president Patrick Dewael : Ik kan moeilijk advies geven. Ik ben geen consulent van de gemeente Meise.
De voorzitter : Het incident is gesloten.