Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gelijke Kansen Vergadering van 17/01/2002
Vraag om uitleg van de heer Sven Gatz tot mevrouw Mieke Vogels, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, over de stopzetting van de dienst zieke kinderen van VZW Centrum voor Het Jonge Kind in Brussel
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Gatz tot mevrouw Vogels, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, over de stopzetting van de dienst zieke kinderen van VZW Centrum voor Het Jonge Kind in Brussel.
De heer Gatz heeft het woord.
De heer Sven Gatz : Mevrouw de minister, eind november ontvingen een aantal jonge Vlaamse gezinnen in Brussel een brief van het Centrum voor Het Jonge Kind met de mededeling dat deze VZW haar activiteiten voor thuisoppas voor zieke kinderen stopzet. De oorzaak zou zijn dat de dienst moeilijk eigen personeel in dienst kan houden omwille van de flexibele uren. In de praktijk bleek ook dat de dienst vaak een beroep deed op een interim-bureau of op mensen van de Franstalige zusterorganisatie, die niet noodzakelijk Nederlands spreken.
Door het stopzetten van haar activiteiten voor thuisoppas laat de VZW vele jonge Vlaamse gezinnen verweesd achter. Dat is enigszins contradictorisch met het beleid van de Vlaamse Gemeenschap en de VGC, dat via initiatieven zoals Wonen in Brussel, erop gericht is om jonge gezinnen naar Brussel te halen met als argumenten de sfeer, het cultuuraanbod, de nabijheid van werk en de kwaliteit van het leven in de stad. Die politiek schijnt ook vruchten af te werpen.
Die gezinnen hebben vroeg of laat kinderen. In tegenstelling tot de Brusselaars die hier geboren en getogen zijn, hebben ze zelden een familiaal netwerk in de stad dat kan inspringen bij plotse ziekte van één van de kinderen. De thuisoppas in het Nederlands is dus essentieel om jonge ouders ervan te overtuigen dat Brussel ook met kinderen een aangename leefomgeving is, en ze dus te behoeden voor de stadsvlucht, die juist bij deze categorie van inwoners het grootst is.
Mevrouw de minister, bent u op de hoogte van het stopzetten van die dienst? Hebt u hierover overleg gepleegd met de VGC en de Vlaamse minister voor Brusselse aangelegenheden? Zijn er al concrete plannen om deze essentiële dienstverlening zo snel mogelijk opnieuw te starten, en ook om deze dienstverlening te promoten om mensen in de stad een interessante leefomgeving aan te bieden?
De voorzitter : Mevrouw Becq heeft het woord.
Mevrouw Sonja Becq : Mevrouw de minister, de opvang van zieke kinderen moet in de eerste plaats thuis kunnen gebeuren door ouders of mensen die dicht bij het zieke kind staan. In de tweede plaats kan men een beroep doen op derden, en dan ook het liefst thuis.
Problemen daarover bestaan niet alleen in Brussel. Een vroegere poging om dit te regelen is mislukt. Ik heb begrepen, mevrouw de minister, dat u daarmee bezig bent, en dat daarvoor middelen in de begroting worden vrijgemaakt, maar minder dan vorig jaar. In ieder geval is het geen speerpunt in de begroting.
Ik sluit me dus aan bij de bekommernis dat er voldoende middelen en mogelijkheden moeten zijn voor de thuisopvang van zieke kinderen.
De voorzitter : Minister Vogels heeft het woord.
Minister Mieke Vogels : Mijnheer Gatz, ik was eerst niet op de hoogte van de stopzetting van de dienst opvang voor zieke kinderen van de VZW Centrum voor Het Jonge Kind in Brussel, omdat die dienst werd georganiseerd door de VGC.
De VZW is een Centrum voor Kinderzorg en Gezinsondersteuning, een CKG, en stond in voor de logistieke ondersteuning van het project. De VGC was initiatiefnemer. Het CKG ontving de vragen voor de opvang van zieke kinderen en regelde het uitsturen van de oppassers. Aanvankelijk gebeurde dat met mensen die waren tewerkgesteld in een specifiek project van de VGC, dat nu is afgelopen. Dit werd dan geheroriënteerd om te kunnen werken met uitzendkrachten. Dit bleek echter niet evident, en daarom is de VZW gestopt met die service.
De organisatie en opvolging werd voor het CKG steeds moeilijker. Geconfronteerd met die moeilijkheden heeft de VGC beslist om de dienstverlening te heroriënteren. Ik verneem dat de VGC gesprekken voert met de betrokkenen om die dienstverlening toch voort te zetten op een efficiëntere manier. Ik heb gevraagd dat men mij over de verdere ontwikkelingen in dat dossier op de hoogte houdt. Minister Chabert heeft mij verzekerd dat de dienstverlening op een of andere manier wordt bestendigd.
Momenteel wordt de laatste hand gelegd aan een regelgeving voor de opvang van zieke kinderen. Dat moet mogelijk maken die opvang ook te regelen vanuit de kinderdagverblijven en de diensten voor onthaalgezinnen. Er worden middelen gepland voor 2002. Het is de bedoeling het bestaande aanbod dat met DAC's werkt, op een reguliere manier te verzekeren.
De voorzitter : De heer Gatz heeft het woord.
De heer Sven Gatz : Ik ben me bewust van de grote verantwoordelijkheid van de VGC. Ik zal dezelfde vraag morgen aan minister Chabert stellen.
Gezien de politiek van de Vlaamse regering om mensen naar de stad te halen, mag de aandacht op dit probleem worden gevestigd. In die zin is het tweede deel van uw antwoord, mevrouw de minister, hoopgevend. Ik weet dat de organisatie van de dienst voor thuisopvang van zieke kinderen heel moeilijk is.
We moeten daarom blijven zoeken naar een stabiel kader. Ik hoop dat de nieuwe regelgeving daar een antwoord op kan bieden.
De voorzitter : Mevrouw Becq heeft het woord.
Mevrouw Sonja Becq : Mevrouw de minister, u spreekt over kinderdagverblijven en onthaalgezinnen voor de opvang van zieke kinderen. Ik hoop dat u vergeten bent om in dat verband de initiatieven voor buitenschoolse kinderopvang te vermelden. Er is een essentieel verschil, want er bestaan initiatieven voor buitenschoolse opvang voor zieke kinderen.
De voorzitter : Het incident is gesloten.