Commissie voor Economie, Landbouw, Werkgelegenheid en Toerisme Vergadering van 07/11/2001
Interpellatie van de heer Jan Laurys tot de heer Jaak Gabriels, Vlaams minister van Economie, Buitenlandse Handel en Huisvesting, over de strategisch-economische cellen
De voorzitter : Aan de orde is de interpellatie van de heer Laurys tot de heer Gabriels, Vlaams minister van Economie, Buitenlandse Handel en Huisvesting, over de strategisch-economische cellen.
De heer Laurys heeft het woord.
De heer Jan Laurys : Mijnheer de minister, naar aanleiding van de gebeurtenissen bij Opel Belgium eerder dit jaar hebt u verschillende maatregelen geopperd, waaronder expansiesteun, de verlaging van de vennootschapsbelasting en de oprichting van strategisch-economische cellen. Deze zouden per provincie worden opgericht en het regionaal economisch beleid mee vorm moeten geven. In deze cellen zouden de verschillende autoriteiten die in aanraking komen met het economisch beleid vertegenwoordigd zijn. Naast de minister en de gouverneur zouden ook de voorzitter van de gewestelijke ontwikkelingsmaatschappijen, de Kamers van Handel en Nijverheid en de belangrijkste economische organisaties er deel van uitmaken.
In Antwerpen is een proefproject opgezet. Er heeft al een vergadering plaatsgevonden. De bedoeling is dat de cel tegen het eind van het jaar een groot economisch plan opstelt, dat het economische beleid visualiseert en de noden en wensen inventariseert. Er zullen onderwerpen worden besproken zoals de mobiliteitsbehoeften, het gebrek aan bedrijfsgronden, de economische invulling van het RSV en de nood aan snellere administratieve procedures.
Dit voorstel verwondert mij en lijkt geïmproviseerd. Het voorafgaande beleid leek immers een heel andere richting uit te gaan. Er werd werk gemaakt van een herstructurering van de bestaande overlegorganen. De streekplatforms, opgericht in het kader van het vernieuwd regionaal economisch beleid, zouden worden geïntegreerd in de subregionale tewerkstellingscomités. In de nota van minister Van Mechelen over streekeigen management werd een totaal nieuwe visie op het streekoverleg gepresenteerd. In de praktijk staan de streekplatforms bijna allemaal op waakvlam. In zijn beleidsbrief voor 2001 heeft minister Van Mechelen nog meer ideeën over een vernieuwd economisch beleid voorgesteld, onder meer de Huizen van de Onderneming. Ook voor de GOM's werd een nieuwe rol uitgetekend. Deze voorstellen werden uitgewerkt in een overgangsnota voor de periode 2001-2002.
Het voorstel verwondert mij des te meer omdat minister-president Dewael meermaals heeft gesteld dat het politieke gezag ook regionaal de beslissingen hoort te nemen, en niet zoals nu de hele wirwar van overlegorganen, die niet verkozen zijn. Volgens het nieuwe decreet over de intergemeentelijke samenwerking worden de sociale partners overigens geweerd uit de streekontwikkelingsintercommunales. Volgens toenmalig minister Sauwens, die ik daarover een vraag heb gesteld, moeten ze zich wenden tot de streekplatforms.
De beleidstendens was tot nu toe om alle overlegorganen waarin de regionale sociaal-economische actoren betrokken zijn, min of meer op non-actief te zetten. Des te verbazingwekkender is het dan ook dat een van de eerste maatregelen van minister Gabriels naar aanleiding van de gebeurtenissen bij Opel, bestaat in de oprichting van een nieuw overlegorgaan, met haast dezelfde opdracht als reeds bestaande overlegorganen, met name de streekplatformen en de STC's. Die daad staat haaks op de beleidsbrief voor 2001 van minister Van Mechelen.
Wel nieuw - en misschien ligt daar de verklaring - is dat de vakbonden niet zijn uitgenodigd op de vergaderingen van deze cellen. De werkgevers zijn daarentegen wel vertegenwoordigd, aangezien afgevaardigden van het VEV, de Kamers voor Handel en Nijverheid, Agoria, enzovoort deel uitmaken van de strategisch-economische cellen.
Mijnheer de minister, welke positie hebben de strategisch-economische cellen ten opzichte van bestaande overlegorganen zoals de streekplatforms en de GOM's? Hoe kan dit initiatief in overeenstemming worden gebracht met de visie die wordt uiteengezet in de beleidsbrief voor 2001 van minister Van Mechelen? Houdt u rekening met de beleidslijnen uit deze beleidsbrief? Waarom maken de vakbonden geen deel uit van de strategisch-economische cellen?
De voorzitter : Minister Gabriels heeft het woord.
Minister Jaak Gabriels : Mijnheer de voorzitter, geachte collega's, de aanleiding voor dit initiatief waren de gebeurtenissen bij Opel. Naar aanleiding van dit gebeuren werden we toen geconfronteerd met de meest heterogene communicatie vanwege diverse actoren. Dat baatte de zaak van Opel zeker niet. Opel moest toen proberen om zo goed mogelijk een moeilijke periode door te komen en voorkomen dat de toestand als een malaise op de hele sector zou wegen.
We hebben de gebeurtenissen toen aangegrepen om de belangrijkste economische actoren eens samen te brengen. Inmiddels lopen er projecten in Antwerpen en Limburg. Morgen vergadert de Antwerpse cel al voor de derde keer. We zullen proberen deze zaak voor het einde van het jaar af te ronden. Initiatieven voor Oost- en West-Vlaanderen en Vlaams-Brabant zijn op til.
Het is de bedoeling om te overleggen met de economische actoren die een directe invloed hebben op de communicatie. Het gaat niet om een nieuwe organisatie of om een officieel overlegorgaan, maar om een manier om het advies in te winnen van mensen die nauw betrokken zijn bij de zaken, zowel politiek als economisch. Tijdens mijn bezoek aan de SERV heb ik uitgelegd waarom we deze mogelijkheid tot spoedoverleg belangrijk vinden, en wat de redenen zijn om geen nieuwe officiële organisatie te creëren. De slabakkende economie maakt het noodzakelijk dat onze neuzen in dezelfde richting staan.
Deze cellen zullen proberen om grotere ambities te creëren. Daartoe hebben we grensverleggende figuren uit het zakenleven aangetrokken, die bewezen hebben dat er meer mogelijk is dan doorgaans wordt gedacht. In plaats van elkaar om de oren te slaan met moties, lijkt het me nuttiger om samen de lat hoger te leggen en te anticiperen op dit soort situaties.
Ik heb dit ook meegedeeld aan de GOM's, die heel opgetogen waren. Ze lieten me verstaan dat we met dit soort ad-hocoverleg een zeer goede resonantie krijgen. We wagen een poging om beleidsmatig te groeien naar de synthese die we in januari hebben gepland. Einddoel is een economisch businessplan voor Vlaanderen. Wat de prioriteiten daarvan betreft, vinden we niet opnieuw het warm water uit. Daar is allemaal al uitvoerig over gediscussieerd in de geëigende overlegorganen. We moeten de prioriteiten in een geheel gieten en dit Vlaams businessplan in de komende maanden consequent volgen.
Er is me eveneens gevraagd waar dit initiatief staat in de beleidsbrief van minister Van Mechelen. Aangezien het hier een persoonlijk initiatief betreft, kan ik het moeilijk plaatsen in de beleidsbrief van mijn voorganger. Ik blijf evenwel trouw aan de lijnen die minister Van Mechelen in zijn beleidsbrief heeft uitgestippeld. De continuïteit van het beleid is mijn uitgangspunt.
De gewijzigde economische omstandigheden dwingen ons momenteel een aantal accenten te leggen die het beleid een andere richting uitsturen. Het lijkt me evident dat we niet blijven zweren bij stellingen of strategieën die door de feiten zijn achterhaald.
De heer Laurys heeft gevraagd waarom de vakbonden geen deel kunnen uitmaken van deze strategisch economische cellen. Het betreft hier geen officieel of geofficialiseerd overleg. Ik hoop dat het voor iedereen duidelijk is dat dit overleg enkel bedoeld is om de betrokkenen op hetzelfde spoor te zetten. In functie van de economische uitdagingen die op ons afkomen, mogen we geen tijd verliezen.
Ik heb de SERV gevraagd om een vertegenwoordiger te sturen naar elk van de provinciale cellen. Ik ben niet van plan om alle ondernemersorganisaties uit te nodigen. Ik wil me beperken tot de overkoepelende organisaties, bijvoorbeeld het VEV, Agoria en de Kamers van Handel en Nijverheid. Indien we hier nog meer organisaties bij betrekken, starten we eigenlijk een geofficialiseerd en geïnstitutionaliseerd overleg op. Indien hier teveel mensen bij worden betrokken, wordt het onmogelijk om kort op de bal te spelen.
De eerste werkzaamheden van het overlegsysteem in Antwerpen hebben me optimistisch gestemd. Er zijn goede afspraken gemaakt. Ik wil evenwel niemand uitsluiten. Ik heb de SERV gevraagd om per provincie iemand aan te duiden. Indien de overkoepelende ondernemersorganisaties aanwezig zijn, is er geen reden om de vakbonden te weren. Ik wil er trouwens op wijzen dat de vergadering in Limburg door een vertegenwoordiger van de vakbonden is bijgewoond.
De voorzitter : De heer Laurys heeft het woord.
De heer Jan Laurys : Ik dank de minister voor zijn antwoord. Ik ben het eens met de redenen waarom dit overleg tot stand komt. De doelstellingen lijken me zelfs heel nobel. De minister gebruikt echter precies dezelfde argumenten en dezelfde woorden als bij het oprichten van de streekplatforms. Het is blijkbaar de bedoeling een consensus te bereiken en na te gaan welke structuren nuttig zijn voor de regio's. Het is alleszins niet de bedoeling om elkaar met moties te bestoken.
Aangezien dezelfde motivatie aan de basis van al deze initiatieven ligt, vraag ik me af waarom dit niet in de reeds bestaande structuren kan gebeuren. Ik heb zelf jaren in die overlegstructuren doorgebracht. Ik heb daar steeds dezelfde mensen met telkens andere petjes ontmoet. In de provinciale cellen zullen dezelfde mensen zitten als in de streekplatforms en in de STC's. Voor de efficiëntie en de continuïteit lijkt het me meer aangewezen om de bestaande overlegorganen te gebruiken.
Mijnheer de minister, als ik u goed heb begrepen, worden de vakbonden hier niet bij betrokken omdat de provinciale cellen willen denken zonder te worden gehinderd door een aantal bezwaren die niet onmiddellijk van economisch belang zijn. Indien er maatregelen worden getroffen, moeten de werknemersorganisaties sowieso worden gecontacteerd. Ik vraag me dan ook af waarom ze hier niet onmiddellijk bij worden betrokken. Er zijn op dit moment voldoende overkoepelende werknemersorganisaties die de sociaal-economische belangen op een algemener niveau benaderen dan de beroepscentrales.
Ik ben er niet van overtuigd dat het hier een goed initiatief betreft. Ik vrees dat dit het zoveelste overleg is waar dezelfde mensen weer eens dezelfde zaken zullen vertellen en waar niets nieuws uit zal groeien.
De voorzitter : De heer Laverge heeft het woord.
De heer Jacques Laverge : Ik geloof niet in een Vlaams businessplan. Een dergelijk plan is te heterogeen om inhoudelijk iets te kunnen betekenen. Persoonlijk ben ik helemaal gewonnen voor de idee van subregionale structuren.
Tijdens de vorige legislatuur heb ik uitvoerig gepleit voor de oprichting van de streekplatformen. Ik ben niet gewonnen voor een centralistische benadering van de economische politiek. Een subregionale aanpak lijkt me veel nuttiger. In dat geval kan immers geprobeerd worden om de bestaande noden in een consensus te verwoorden. In een streekplatform worden immers alle politieke, economische en sociale structuren opgenomen.
De door een streekplatform geformuleerde prioriteiten vormen een bindend element voor het toekomstig beleid. Dit overleg kan de beleidsmensen heel wat informatie bezorgen. Een streekplatform kan zelf geen beslissingen nemen, maar kan wel voorstellen doen. De rijkdom van de streekplatformen mag niet verloren gaan. We mogen het overleg op dit niveau niet kwijtspelen.
Ik heb begrip voor een provinciale herstructurering. Dit zou echter moeten gebeuren binnen de GOM's, waar ook alle actoren bij betrokken zijn. We moeten niet zomaar nieuwe structuren creëren. In de GOM's zetelen politici en alle sociale actoren. De minister, die zelf bevoegd is voor de samenstelling van de GOM's, weet trouwens heel goed wie hierin zit.
We moeten voorzichtig zijn. Ik ben het eens met de minister dat het mogelijk moet zijn om bepaalde mensen samen te brengen om een oplossing te zoeken voor een specifiek probleem. Ik ben het evenwel niet eens met het uitbouwen van een nieuwe structuur. Indien we dit als een permanente structuur beschouwen, moeten we eigenlijk andere organen afschaffen.
We moeten keuzes maken. Ik heb recent nog tegen minister Landuyt gezegd dat de STC's eigenlijk dezelfde doelstelling hebben als de streekplatformen. De STC's zouden de streekplatformen moeten opslorpen of ermee versmelten. Dit zou de efficiëntie ten goede komen. De Edufora zijn hiervan een ander voorbeeld.
Al deze overlegstructuren bevinden zich op hetzelfde terrein en hebben dezelfde doelstellingen. Ik zou de minister graag het voortouw zien nemen in een sanering en een subregionale herstructurering van de bestaande structuren. Alvorens een nieuwe structuur te creëren, zou de minister een ernstige analyse van het overleglandschap moeten maken. Voor veel mensen is het bestaande landschap immers al vrij verwarrend.
De heer Laurys heeft daarnet terecht gesteld dat in deze overlegorganen steeds dezelfde mensen zetelen. Aangezien op al die verschillende plaatsen steeds hetzelfde wordt gezegd, willen heel wat van die vertegenwoordigers een aantal van die vergaderingen niet eens meer bijwonen.
De voorzitter : Minister Gabriels heeft het woord.
Minister Jaak Gabriels : Ik wil hier eerst een aantal misverstanden ophelderen. Ik heb geen institutioneel initiatief genomen. Het betreft hier duidelijk een ad-hocformule. Als minister is het me toegestaan tijdelijke concertaties te doen. Ik ben trouwens van plan om dit in de toekomst te blijven doen. Ik heb echter niet de pretentie om bestaande organisaties of instituten tegen de schenen te schoppen.
Ik wil ook geen debat voeren over het afschaffen van instellingen. Aangezien alle betrokkenen het nut van hun eigen instelling zouden willen bewijzen, zou een dergelijk debat minstens twee jaar aanslepen. Op die manier zou de inhoud helemaal niet meer aan bod komen.
Ofschoon al de bestaande structuren zich reeds oeverloos over alle getroffen maatregelen hebben gebogen, wil ik inhoudelijke discussies voeren. De uitvoerige plannen die per provincie of per streekplatform zijn ontstaan, bewijzen dat het hier geen louter institutioneel debat betreft.
Ik ben trouwens van plan om hetzelfde te doen met de door mijn voorganger in het leven geroepen Huizen van de Onderneming. Een overlegronde met de GOM's moet uitwijzen hoe we de bestaande structuur kunnen upgraden tot een werkbaar niveau.
Laat me toe om het overlegmoment te bepalen. Ik kan inderdaad mijn gesprekspartners kiezen. Ik probeer de politieke actoren van het werkveld erbij te betrekken. Waarom kies ik precies hen? Waarom wil ik precies op die manier werken? De reden daarvoor is dat ik in Antwerpen naar aanleiding van de zaak met Opel België heb vastgesteld dat het defaitisme niet uit de lucht was. De eerste dagen werd ik voortdurend om de oren geslagen met communiqués van het provinciebestuur, van de GOM, van de burgemeester en van de havenschepen. De communicatie over Opel België was enorm. Daar wordt niemand beter van. Daarom hebben we nu beslist om te proberen dat via overleg op elkaar af te stemmen. Ik herhaal dat het geen institutioneel debat is. Dat is immers een ander debat.
Een tweede en zeker even belangrijk punt is dat ik absoluut niet streef naar centralisme in Vlaanderen. Ik hoop dat dit duidelijk is. Als ik het heb over overleg, dan weet ik heel goed dat ik mijn oor te luisteren moet leggen bij die actoren. Dat is nogal evident. Dat Vlaams businessplan van morgen zal geen centraal businessplan zijn. Het zal een inductief plan zijn. Het zal een optelsom zijn. Er zal uiteraard ook een onderscheid zijn per provincie of per regio, zoals zich dat ook in de concrete economische realiteit aandient. Mijnheer Laverge, het is dus zeker niet mijn bedoeling om de planeconomie in Vlaanderen in te voeren. U kunt me zeker niet van bepaalde Oost-Europese intenties beschuldigen. Het is gewoon een overlegmoment.
Mijnheer Laurys, ik wil zeker niet de indruk wekken dat ik geen contact of overleg wil met de vakbonden, integendeel. In ieder geval, het is enkel maar een overleg. Trouwens, als dat volledig uitgewerkt wordt, zal ik naar de SERV gaan. Ik zal dat overleg uitgebreid respecteren. Ik vind het immers zeer belangrijk om een bereikte consensus te respecteren. Dit is echter een andere doelstelling, waarbij ik veel sneller op de bal wil spelen. Als het enigszins kan, wil ik zo ook anticiperend optreden.
Naar aanleiding van de gebeurtenissen met Opel heb ik vooral het volgende onthouden. Die zaak is op een goede manier aangepakt, samen met de directie. De directie heeft op een uitmuntende wijze met de vakbonden en de sociale partners het overleg in het bedrijf voortgezet. Dat is mijn taak niet. Dat moet de directie organiseren. Ze lichtte mij in over hoe en wat. Samen overlegden we over een en ander. Daarna moet zo'n plan of akkoord onmiddellijk naar de sociale partners gaan, zodat de details en de concrete uitwerking samen kunnen worden besproken. Zelfs met al de ontslagen is er een enorme samenwerking tussen die mensen. Iedereen wordt op een transparante wijze bij de zaken betrokken.
Na afloop van die gebeurtenissen bij Opel is men gestopt met die communiqués. Waar zijn we intussen mee bezig in verband met Opel België en met de hele Vlaamse automobielsector? Het gaat om drie grote spelers : Volvo, Ford en Opel. Eigenlijk betrek ik daar ook Volkswagen bij, al is dat niet mijn bevoegdheid. Volkswagen valt immers onder het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Ik wil daar echter wel mijn Brusselse collega bij betrekken. Ik heb hem daar trouwens al over gesproken.
Hoe dan ook, we moeten proberen te anticiperen. Vandaag hebt u dat al in de pers kunnen lezen. Antwerpen was eigenlijk een beetje achtergebleven in het hele 'automotivegebeuren'. Buiten Opel heeft men daar eigenlijk weinig aan gedaan. Ford staat daar al verder mee, en ook Volvo met zijn Tower Automotive waarvan ik de eerste spadensteek heb kunnen geven, bewijst dat men daar in Gent al veel verder mee staat.
Dit zijn geen loze woorden. Heel concreet betekent dit immers 1.400 extra arbeidsplaatsen bij Volvo en 800 extra plaatsen bij die toeleveringsbedrijven. Dat is nog veel waardevoller dan het vroegere debat over verankering. Via die outsourcing of via die toeleveringsbedrijven creëren we elementen voor de toekomst. De keuze bij Ford, Volvo en Opel ligt uiteraard altijd buiten België. Die keuze is ook moeilijk. Als er wordt uitgebreid, is er natuurlijk geen probleem. Dan zal iedereen wel applaudisseren. Als er moet worden afgeslankt, is het echter belangrijk om objectieve argumenten aan te brengen om te stellen dat de automobielindustrie in Vlaanderen wel degelijk iets betekent. Er is immers zoveel knowhow in de outsourcing naar de omgevingsbedrijven, dat die bedrijven daar niet weg kunnen omdat dat voor de toekomst te belangrijk is voor hen. Dat is uiteraard ook voor ons belangrijk.
Voor Antwerpen hou ik me daarmee bezig. U hebt dat waarschijnlijk vandaag in de krant gelezen. Ik kan me daar nu nog niet in detail over uitspreken.
We moeten dat samen nog bekijken. Gelukkig hebben ze nog een behoorlijk groot terrein vrij waar we nog iets mee kunnen doen. Er is dus niet meteen een probleem van ruimtelijke ordening.
Voor Ford ligt er een belangrijk dossier op tafel waarbij alles - onder andere het onderhoud van vrachtwagens met rijschool en alles erbij - in één centrum wordt bijeengebracht. In de toekomst kijken we op een heel andere manier aan tegen die vervaldagen. We halen de vrachtwagens voor een groot deel uit het straatbeeld weg. We proberen daarbij de trimodale structuur van het water, het spoor en de weg in te schakelen om de bereikbaarheid van die centra te kunnen garanderen. Opel België in Antwerpen leent zich daar uitstekend toe. Dat geldt ook voor Gent. Ook Ford leent zich daar uitstekend toe. Laten we daaraan werken. Dat is ook precies de bedoeling van wat we achter de schermen doen.
Mijnheer Laverge, denk dus niet dat ik ooit centralistische neigingen zou hebben gehad. Ik ben in de politiek begonnen als burgemeester. Die lokale binding ligt me nog altijd zeer na aan het hart. Op dat niveau moeten we het subsidiariteitsprincipe laten gelden.
De voorzitter : Mijnheer de minister, namens de commissie wil ik u zeggen dat we graag voortdurend op de hoogte zouden worden gebracht van de resultaten van de verschillende overlegmomenten die u zult hebben.
Minister Jaak Gabriels : Dat is uiteraard geen probleem.
De voorzitter : Het incident is gesloten.