Commissie voor Onderwijs, Vorming en Wetenschapsbeleid Vergadering van 20/11/2001
Vraag om uitleg van de heer Gilbert Vanleenhove tot mevrouw Marleen Vanderpoorten, Vlaams minister van Onderwijs en Vorming, over de mogelijke uitbreiding van de OKAN-toelatingsvoorwaarden zodat ook Nederlandsonkundige kinderen van Belgische nationaliteit onder bepaalde voorwaarden kunnen instromen
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Vanleenhove tot mevrouw Vanderpoorten, Vlaams minister van Onderwijs en Vorming, over de mogelijke uitbreiding van de OKAN-toelatingsvoorwaarden zodat ook Nederlandsonkundige kinderen van Belgische nationaliteit onder bepaalde voorwaarden kunnen instromen.
De heer Vanleenhove heeft het woord.
De heer Gilbert Vanleenhove : Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, het onthaaljaar voor anderstalige nieuwkomers heeft tot doel om leerlingen die sinds korte tijd in België verblijven en nog geen Nederlands kennen, op te vangen en ze zo snel mogelijk onze taal aan te leren. Er wordt naar gestreefd om die leerlingen te integreren in de onderwijsvorm en studierichting die het beste bij hun mogelijkheden aansluit. Dat betekent dat de toelatingsvoorwaarden om als regelmatige leerling in een onthaalklas voor anderstalige nieuwkomers opgenomen te kunnen worden, het eigenlijk niet mogelijk maken dat Nederlandsonkundige kinderen van Belgische nationaliteit er les kunnen volgen.
Aan onze kust worden onderwijsinstellingen met een dergelijke onthaalklas nochtans vrij vaak geconfronteerd met de vraag van Waalse gezinnen - die veelal om sociale redenen aan de Vlaamse kust komen wonen - om hun kinderen ook via dit onthaaljaar in staat te stellen zo snel mogelijk Nederlands te leren. Op die manier zouden ze snel kunnen integreren in de onderwijsvorm en studierichting die het nauwst aansluit bij hun individuele capaciteiten.
Volgens mijn informatie gaat het daarbij in de meeste gevallen om eenoudergezinnen waarbij de ene partner vanuit Wallonië met de kinderen naar de kust is verhuisd, of om nieuw gevormde gezinnen waarbij na een scheiding de ene Franssprekende partner met de kinderen intrekt bij een Vlaamse man of vrouw. Doorgaans gaat het ook om mindergegoeden en lagergeschoolden, vaak ook om gezinnen zonder beroepsinkomen die moeten leven van sociale uitkeringen. De regelgeving belet de scholen om op de vraag van die gezinnen in te gaan. Zo ontstaat eigenlijk een vorm van discriminatie met kinderen die in Vlaanderen wonen en er onderwijs volgen.
Beschikt de minister over cijfers die de omvang van het probleem kunnen schetsen? Zoniet, is ze bereid om de betrokken scholen hierover te enquêteren? Heeft de minister bezwaren tegen het versoepelen van de toelatingsvoorwaarden, zodat ook Nederlandsonkundige kinderen van Belgische nationaliteit van het OKAN-aanbod kunnen genieten? Dit moet natuurlijk onder strikte voorwaarden gebeuren om misbruiken uit te sluiten. Is de minister bereid de mogelijkheden voor een dergelijke versoepeling te onderzoeken?
De voorzitter : De heer Van Dijck heeft het woord.
De heer Kris Van Dijck : Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, in het verleden is al vaker gewezen op tekortkomingen dienaangaande. De vragen van de heer Vanleenhove treed ik bij : anderstaligen zijn anderstaligen. Ik kan wel bijna voorspellen dat in uw antwoord ook een andere problematiek aan de orde zal komen, met name de Brusselse Rand of Brussel zelf.
De voorzitter : Minister Vanderpoorten heeft het woord.
Minister Marleen Vanderpoorten : Mijnheer de voorzitter, momenteel beschik ik niet over cijfers waaruit ik kan afleiden welke leerlingen met Belgische nationaliteit Franstalig zijn en op welke school ze zitten. U zult begrijpen uit mijn verder antwoord dat dit misschien ook niet aan alle scholen gevraagd moet worden. Ik ben mij wel bewust van het probleem.
In de regelgeving inzake anderstalige nieuwkomers kan ik nu reeds afwijkingen toestaan, zowel in het basis- als in het secundair onderwijs op de nationaliteitsvereiste. Ik doe dit in hoogst uitzonderlijke gevallen waarin het te verantwoorden is dat een leerling als anderstalige nieuwkomer wordt ingeschreven. Een voorbeeld uit het recente verleden. Twee Belgische kinderen wiens ouders Turkse roots hebben, keren met die ouders op jonge leeftijd naar Turkije terug en zitten bijgevolg nooit in een Vlaamse school. Bij een natuurramp komen deze ouders om en de kinderen worden door een in België wonende oom opgevangen en gaan daardoor in Vlaanderen naar school.
Het was mogelijk deze kinderen in te schrijven als anderstalige nieuwkomers omdat er een afwijking werd toegestaan. Dat is dus wel een heel uitzonderlijke situatie. Deze afwijkingen geef ik in principe niet voor de groep die u aanhaalt, niet alleen omdat deze regelgeving er initieel niet voor bedoeld is, maar ook en vooral omdat het hier in de Belgische context bezwaarlijk om nieuwkomers gaat.
Wel besteden mijn kabinet en de administratie bij het hertekenen van het gelijke kansenbeleid binnen onderwijs specifiek aandacht aan deze problematiek. Zo is er het idee om bij het ondersteuningsbeleid aan scholen de indicator thuistaal in combinatie met een aantal andere kansarmoede-indicatoren op te nemen zodat de groep die u aanhaalt, zijnde Belgische anderstaligen uit een kansarme groep, gevat zouden worden door dit nieuwe ondersteuningsaanbod, en zodat de scholen die deze leerlingen inschrijven, hiervoor extra zouden worden ondersteund. Op die manier kan er aandacht worden geschonken aan de specifieke problematiek.
De voorzitter : De heer Vanleenhove heeft het woord.
De heer Gilbert Vanleenhove : Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. Het stelt me enigszins gerust dat u binnen het gelijke kansenbeleid oplossingen ziet voor dit probleem. Ik wil echter wel de volgende opmerking maken. U zegt dat het geen nieuwkomers zijn binnen het Belgische landschap. Ik zou juist zeggen dat het wel degelijk nieuwkomers zijn binnen het Belgische landschap. Ze komen immers vanuit het buitenland Wallonië in Vlaanderen wonen. Er is dus toch wel enige gelijkschakeling te bespeuren.
De voorzitter : Het incident is gesloten.