Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gelijke Kansen Vergadering van 08/11/2001
Interpellatie van mevrouw Riet Van Cleuvenbergen tot mevrouw Mieke Vogels, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, over het gevoerde gelijkekansenbeleid voor mannen en vrouwen
De voorzitter : Aan de orde is de interpellatie van mevrouw Van Cleuvenbergen tot mevrouw Vogels, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, over het gevoerde gelijkekansenbeleid voor mannen en vrouwen.
Mevrouw Van Cleuvenbergen heeft het woord.
Mevrouw Riet Van Cleuvenbergen : Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, de titel van deze interpellatie is correct geformuleerd. Het gaat immers niet over het totale gelijkekansenbeleid, maar vooral over het tot nu toe gevoerde gelijkekansenbeleid.
Mevrouw de minister, u bent als minister van Gelijkekansenbeleid al het langst in dienst in die bevoegdheid. Het moment lijkt me geschikt om eens een vergelijking te maken en bedenkingen te formuleren. Immers, op het gebied van gelijke kansen voor mannen en vrouwen is er in Vlaanderen de voorbije jaren niet veel gebeurd.
Drie decreten schragen het gelijkekansenbeleid in Vlaanderen, waaronder het Pekingdecreet, dat een van de beste decreten is. Het garandeert een mainstreambeleid en zet alle ministers onder druk. Gelijke kansen wordt in dit decreet beschouwd als een horizontale aangelegenheid, die ook als dusdanig moet worden benaderd. Ik beschouw dat als een stok achter de deur, zeker omdat er ook een Pekingrapport is.
Mevrouw de minister, volgens het decreet moet jaarlijks eind september een rapport worden voorgelegd aan het Vlaams Parlement. U hebt dat rapport al in de regering besproken, maar het moest al eind september aan het Vlaams Parlement zijn voorgelegd. De reden van deze bepaling is dat we het rapport aldus bij het begin van het parlementair jaar onmiddellijk kunnen bespreken, zodat er bij de begroting op alle mogelijke vlakken rekening mee kan worden gehouden. Toch is dat nu nog niet gebeurd.
Vorig jaar heb ik daar ook al op moeten aandringen. Toen bleek het rapport toevallig net onderweg te zijn. Het is geen goede gewoonte dat we daarop moeten aandringen. Wat in het decreet staat, moet worden uitgevoerd. Als dat niet meer gewenst is, dan moet het decreet maar worden aangepast.
Er is ook voorzien in een verplicht jaarverslag dat een overzicht moet geven van de samenstelling van de adviesorganen. Ook dat hebben we nog niet ontvangen. U hebt er nog een maand de tijd voor, maar ik vrees dat het er niet zo snel zal komen.
Nochtans is dat verslag belangrijk. We hebben in de decreten bepaald dat meer mannen en vrouwen aan de besluitvorming moeten deelnemen, en dus in bestuurs- en adviesorganen moeten zetelen. Het is dan ook belangrijk dat we voortdurend de stand van zaken kennen, zodat we een en ander bijtijds kunnen bijsturen. Immers, als er een verandering op til is in een of ander adviesorgaan, dan moeten we weten of het nodig is druk uit te oefenen. Vaak komt die druk al van twee kanten, enerzijds op de mensen die de beslissing moeten nemen, en anderzijds van onderuit van de kandidaten.
De Pluspuntbank is een heel goede instelling waar geïnteresseerden voor een bepaald mandaat worden samengebracht en waar een selectie wordt uitgevoerd, zodat de samenstelling van de adviesorganen voor een deel wordt geobjectiveerd. We hebben dit decreet destijds bij de bespreking ook beschouwd als een hefboom om de samenstelling van adviesraden doorzichtiger te maken.
Het laatste rapport over adviesorganen dateert van mei 2000 en behandelt de periode tot december 1999. Dat is bijna anderhalf jaar geleden, zodat we geen beeld meer hebben van de stand van zaken.
Mevrouw de minister, van uw begroting is in juni 1 miljoen frank afgegaan voor de aanwerving van extra personeel voor de Pluspuntbank. Een van de knelpunten bleek immers dat er niet genoeg medewerkers waren. Die Pluspuntbank zou eigenlijk ook toegankelijk moeten zijn voor het parlement. Niet nominatief, want dan hebben we met privacy te maken, maar er kan naamloos worden aangegeven welk profiel de kandidaten hebben en welke belangstelling ze hebben geuit.
Bij de eerste evaluatie naar aanleiding van de begroting van 2000 zeiden de mensen van de Cel Gelijke Kansen dat ze geen reclame meer durfden maken voor de Pluspuntbank. Ze konden namelijk de mensen die zich hadden opgegeven, niets aanbieden, wat uiteraard tot frustraties leidde en de werking in het gedrang bracht. Dat is een hiaat.
Daarnaast is er het decreet dat bepaalt dat adviesorganen en beheersorganen vanaf 1 januari 2000 aangepast moesten zijn. We hebben dat decreet gewijzigd, zodat het vanaf 1 januari 2002 van toepassing zal zijn. Dat is binnen een maand. Ik geloof echter niet dat het haalbaar is om het tegen die tijd nog te realiseren. We hebben niet eens een beeld van de bestaande adviesorganen en hun samenstelling.
Ik heb trouwens vastgesteld dat deze regering er bij de samenstelling van nieuwe beheersorganen, maar ook bij de aanstelling van andere beslissende personen, niet veel aandacht aan besteedt. Een voorbeeld is de aanstelling van de regeringscommissarissen. Dat heeft niet rechtstreeks met de letter van het decreet te maken, maar wel met de geest ervan.
In januari 2001 stelde ik de minister-president een vraag over alle regeringscommissarissen en gemachtigden van Financiën bij VZW's en Vlaamse Openbare Instellingen die door de regering waren aangesteld. Het waren overwegend mannen. Ik stelde dat de regering een beroep zou kunnen doen op de Pluspuntbank, maar het antwoord luidde eenvoudig neen. Mijn suggestie werd niet eens overwogen. Het moet weliswaar niet volgens de letter van het decreet, maar het wijst toch op een mentaliteit.
Elke keer als ik vragen stel over zulke problemen, kom ik in een pingpongspel terecht. Het is nooit duidelijk aan wie de vraag gesteld moet worden, en wie ze uiteindelijk zal beantwoorden. Als de bevoegde minister er geen zin in heeft, word ik naar u gestuurd. De vraag aan de minister-president heb ik gesteld op 11 januari 2001. Ik heb van hemzelf een antwoord ontvangen op 19 oktober. Ook in de commissie voor Buitenlandse Aangelegenheden heb ik er een vraag over ingediend. Het was een schriftelijke vraag, die werd omgezet in een vraag om uitleg. Ik heb er echter nog steeds geen antwoord op. Blijkbaar worden deze vragen niet belangrijk gevonden.
Op dit ogenblik is sensibilisatie van vrouwen om in het beleid meer verantwoordelijkheden op te nemen onbestaande. Tijdens besprekingen naar aanleiding van de gemeenteraadsverkiezingen, hebben we gesteld dat vrouwen permanent gesteund moeten worden. We ontvangen signalen dat de LEER niet goed werkt. Misschien is het te ingewikkeld voor het werkveld, of hebben de bevoegde schepenen er te weinig belangstelling voor. Als vrouwen die in de politiek zijn gestapt of op een lijst hebben gestaan, worden losgelaten, dan haken ze algauw af. Ze zijn immers resultaatgerichter dan mannen.
Mevrouw de minister, daartegenover staat uw beleidsbrief waarin u verklaarde : 'Niet aanwezig zijn op het besluitvormingsniveau zorgt ervoor dat noden en behoeften van een groot deel van de bevolking niet rechtstreeks worden meegenomen in de besluitvorming en er een voortdurend correctiebeleid moet worden gevoerd.'
Het wegwerken van de ondervertegenwoordiging van vrouwen is dus een van de beleidsprioriteiten van deze regering. U hebt vroeger ook verklaard dat 'gelijke kansen voor iedereen een basiswaarde is in de democratie, en dat opbouwende oplossingen gezocht moeten worden om gelijkheid en gelijkwaardigheid te garanderen.' Over de quotadecreten hebben we al eerder gediscussieerd. Ik heb toen al mijn bezorgdheid geuit.
Mevrouw de minister, ik heb me in deze interpellatie uitdrukkelijk beperkt tot het aspect stimuleren van vrouwen in verantwoordelijke posities. Ik zou het ook kunnen hebben over de maatregelen voor de tewerkstelling van vrouwen. Daarvoor word ik echter telkens verwezen naar minister Landuyt omdat er Europese fondsen voor zijn. Het is goed dat die er zijn, maar het is heel moeilijk om zo'n totaalbeleid te voeren. Ik zal minister Landuyt die vragen stellen, maar hopelijk krijg ik dan niet te horen dat het uw bevoegdheid is.
Dit heb ik bijvoorbeeld ervaren met de vraag over functieprofielen. Toen zei u dat niet u, maar de federale minister en de Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, toen nog de heer Sauwens, bevoegd waren. Minister Van Grembergen zegt nu dat dit helemaal geen Vlaamse bevoegdheid is en dat dit punt alleen op een interministeriële conferentie kan worden aangekaart. Het zou vooral een bevoegdheid van de minister van Gelijke Kansen zijn. Ik vraag me af wie waarmee bezig is. Ik stel vast dat u in ieder geval coördinerend minister bent. Om die reden tracht ik de algemene vragen aan u te stellen en de meer specifieke aan de desbetreffende minister.
Mevrouw de minister, hoe verloopt het gelijkekansenbeleid voor mannen en vrouwen in het algemeen en hoe staat het met de aangehaalde pijnpunten, namelijk de vertegenwoordiging van vrouwen in maatschappelijk belangrijke functies?
De voorzitter : De heer Moreau heeft het woord.
De heer André Moreau : Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, ik ben speciaal naar hier gekomen omdat ik zag dat over gelijkheid en gelijkwaardigheid in de participatie aan de besluitvorming zou worden gesproken. Ik wens mij niet apart op te stellen, noch in functie van het meerderheid-oppositiespel. In die termen wil ik hier niet spreken.
In het openbaar bestuur moet de volgende vraag worden gesteld : hoe kan men op de beste manier tot goede beslissingen komen, of liever tot de beste beslissingen voor de bestuurden? De vrouwen moeten hierin hun plaats krijgen, zeker in de reeds uitgebalanceerde wettelijke structuren. Ik stel me niet politiek, maar op bestuurskundig vlak op. In het beoefenen van de parlementaire democratie loopt ons land en ook Vlaanderen als deelstaat niet voorop. Sommige ons omringende landen doen het zeker beter. We moeten ons dubbel inspannen. Ik sta honderd percent achter het principe van gelijkheid en gelijkwaardigheid en participatie in de besluitvorming. Ik zeg niet dat de minister verkeerd of onvolledig heeft gehandeld, dit principe verdedig ik vanuit een gevoel van rechtvaardigheid.
Een van onze streefdoelen bestaat erin het openbaar bestuur te verfijnen om op die manier tot een modern openbaar bestuur en beleid te komen. Dit is mogelijk als we een optimale participatie van de bestuurden kunnen realiseren. Bijgevolg moeten niet alleen vrouwen, maar ook alle andere burgers participeren. Onze dialoog moet een ondersteuning en een aanmoediging zijn, meer nog een bewustworden van wat mevrouw Van Cleuvenbergen zegt. Zij is evenwel geen eigenaar van dit ideeëngoed : de meesten denken er zo over. Zelf ben ik er reeds decennialang van overtuigd. Het zou me verheugen dat er meer participatie van vrouwen in adviesorganen werd gerealiseerd, maar het zou goed zijn mocht dit ook in de besluitvorming zo zijn. Dat is nog belangrijker. Dit aandachtspunt geldt voor alle ministers en parlementsleden.
De voorzitter : Minister Vogels heeft het woord.
Minister Mieke Vogels : Mevrouw de voorzitter, ik dank de interpellanten voor hun uiteenzettingen. Wij verschillen niet fundamenteel van visie. Iedereen is er wel van overtuigd dat vrouwen meer moeten participeren, zeker als het om verantwoordelijke niveaus gaat.
De decreten die door het Vlaams Parlement werden goedgekeurd, zijn een hefboom voor het beleid en beogen een betere participatie. Deze decreten bieden de minister een aantal instrumenten om op het terrein vooruitgang te boeken. In tegenstelling tot wat mevrouw Van Cleuvenbergen zegt, denk ik deze instrumenten wel degelijk goed te benutten. Als minister bevoegd voor Gelijke Kansen sta ik nog steeds achter de verklaringen waarnaar verwezen wordt.
Het Pekingrapport 2000-2001 werd op 12 oktober 2001 door de Vlaamse regering goedgekeurd en werd vervolgens volgens de gebruikelijke procedures aan het Vlaams Parlement bezorgd. Ik dacht dat dit reeds als officieel stuk in het parlement was aangekomen, maar ik zal dit zeker laten nakijken. De uitgave van het Pekingrapport in september is inderdaad een pijnpunt, in die zin dat de datum 30 september nogal ongelukkig gekozen is. De verzameling van de nodige informatie voor het jaarlijkse verslag moet ingevolge die vooropgestelde datum steeds tijdens het reces en de vakantieperiode gebeuren. Dit is bij het opmaken van de begroting een heel moeilijke periode. Het gaat immers om een inclusief rapport, waarvoor niet alleen informatie van de administratie Welzijn of Gelijke Kansen moet worden gemobiliseerd, maar van alle administraties om op die manier tot een kwalitatief en doorzichtig werkstuk te komen. Vorig jaar werd het rapport op 12 oktober ingediend. Dit was een mooi resultaat omdat het samenviel met het begin van de commissiebesprekingen.
Het laatste verplichte jaarverslag over de samenstelling van de adviesorganen dateert van mei 2000. Daarna werd besloten dit verslag op te nemen in het jaarlijks Pekingrapport aan de Vlaamse regering. Het verslag over de adviesorganen werd in 2001 voor het eerst opgenomen in het Pekingrapport 2000-2001. Het volgende verslag zal dus worden opgenomen in het Pekingrapport.
De werving van een voltijdse kracht voor de uitbouw van de Pluspuntbank was voor de administratie Gelijke Kansen, die op dit ogenblik onderbemand is, een voorwaarde om de naleving van het decreet op te kunnen volgen. Met het huidige personeelsbestand kan er geen dynamische Pluspuntbank worden uitgebouwd. Dit is een van de redenen waarom wij een deel van het geld naar de bestaansmiddelen hebben overgeheveld. Op die manier kan via geëigende procedures iemand voor de Pluspuntbank worden aangeworven. Deze werving zit momenteel in de pijplijn, maar is nog niet helemaal rond. De indiensttreding is voorzien voor half januari.
In juli is de begrotingscontrole afgewerkt, zodat de middelen konden worden overgeheveld. Het zal nog tot half januari duren vooraleer er effectief een personeelslid aan de slag gaat. Op dat ogenblik zal de uitbouw van de Pluspuntbank en het gebruik ervan eindelijk realiteit worden. In het hoofdstuk over de adviesorganen van het volgende Pekingrapport zal daarvan de weerslag te vinden zijn.
Dit jaar zijn er acties ondernomen. De VUB heeft een sensibiliserend onderzoek uitgevoerd. De resultaten zullen begin 2002 worden bekendgemaakt. Bij raden van bestuur is met een sensibiliserende vragenlijst gepeild naar de redenen waarom er zo weinig vrouwen deelnemen aan hun werking, en hoe het komt dat men geen vrouwen vindt om dat te doen. Van zodra de werknemer van de Pluspuntbank actief wordt en dit onderzoek een aantal pijnpunten heeft gelokaliseerd, zullen we vooruitgang boeken.
In uw lijst zit ook een vraag over de projectsubsidiëring. Die projectsubsidiëring is opgenomen in de Subsidiegids voor gelijke kansen. Als ik me niet vergis, hebt u in het verleden gezegd dat dit een vorm van goed bestuur is. De Subsidiegids is ondertussen verfijnd ; hij blijft het ideale instrument om gelijkekansenprojecten uit te bouwen. De sector zelf reageert daar niet negatief op, wel integendeel.
Het Vlaamse gelijkekansenbeleid gebeurt met behulp van decretale hefbomen om vrouwen meer te laten participeren. Gelijkekansenbeleid is ook een vorm van inclusief beleid dat een mentaliteitswijziging beoogt. Dat laatste is een permanente bekommernis.
In het kader van de gemeenteraadsverkiezingen werd in december 1999 het Campagneteam opgericht. Dit team is samengesteld uit vertegenwoordigers van het lokale gelijkekansenbeleid, de politieke vrouwengroepen, de vrouwenorganisaties, enzovoorts. Het team ondernam verschillende acties rond de gemeenteraadsverkiezingen. Een daarvan was de ´Stem Vrouw´-campagne. De resultaten van de campagne liegen er overigens niet om : het aantal verkozen vrouwen stijgt met 7 percent, het aantal burgemeestersmandaten voor vrouwen met 1,5 percent, het aantal schepenmandaten met 4 percent en dat van gemeenteraadsleden met 8 percent. Het gemiddelde bedraagt 7 percent. Dat is misschien niet veel, maar alle kleine beetjes helpen.
We hebben altijd gezegd dat verkozen vrouwen moeten worden vertroeteld. We moeten ze koesteren en ervoor zorgen dat ze niet afhaken. Ze moeten ook aan de volgende verkiezingen deelnemen, en op dat ogenblik kunnen ze dan op basis van hun ervaring betere plaatsen opeisen. Er hebben al twee ontmoetingen met de schepenen voor het gelijkekansenbeleid plaatsgevonden. We werken aan projecten om verkozen vrouwen te ondersteunen. De participatie van vrouwen aan de besluitvorming is een belangrijke voorwaarde om de gelijke kansen te blijven bevorderen.
Vrouwen moeten op gemeentelijk niveau worden samengebracht. Ze moeten voorstellen uitwerken om verkozen vrouwen te ondersteunen bij het wijzigen van vergaderuren, bij de organisatie van kinderopvang, enzovoorts. De LEER is daartoe een instrument. De deelname van vrouwen aan de besluitvorming is een belangrijke voorwaarde om het gelijkekansenbeleid vorm te geven. Dat is dan ook één van de prioriteiten van mijn beleid.
Gelijkekansenbeleid is een inclusief beleid. Ook als minister van Gezondheid vind ik het belangrijk om daar aandacht voor te vragen. In dat verband wil ik wijzen op het voor vrouwen erg belangrijke borstkankerscreeningprogramma. Op dit ogenblik wordt dat programma vertaald ten behoeve van migrantenvrouwen. Het is niet zonder reden dat de volgende Vrouwendag in het teken staat van vrouwen en gezondheid. Ik zal er met de federale ministers Vandenbroucke en Aelvoet aan een panelgesprek deelnemen, en ik zal er niet met rode kaken bijzitten. Ik heb de voorbije jaren aandacht gehad voor de problematiek van vrouwen en gezondheid.
De voorbije jaren hebben we veel geïnvesteerd in het zogenaamde combinatiebeleid ten behoeve van gelijke kansen voor vrouwen én mannen. De mannen moeten gelijke kansen krijgen om thuis te blijven om de kinderen op te voeden ; de vrouwen moeten gelijke kansen krijgen om carrière te maken. Mannen en vrouwen moeten zelf kunnen kiezen over de precieze combinatie tussen carrière maken, een gezin uitbouwen, in een relatie investeren en maatschappelijke taken uitvoeren. Daartoe moeten ze over voldoende middelen beschikken.
De tijdskredieten zijn een instrument om enige flexibiliteit en grotere zelfbeschikking van werknemers op de arbeidsmarkt te realiseren. Het gelijkekansenbeleid voor mannen en vrouwen draagt daartoe bij.
De voorzitter : Mevrouw Van Cleuvenbergen heeft het woord.
Mevrouw Riet Van Cleuvenbergen : Mevrouw de minister, deze interpellatie is ingegeven door een bekommernis die ook deze regering in haar verklaringen deelt. De regering moet het parlement als een partner beschouwen. We zullen een motie indienen en ik ben bereid om over de inhoud te overleggen met vertegenwoordigers van alle andere fracties. Die motie moet positieve bewoordingen bevatten. Het moet gaan om een instrument tot sensibilisering, maar tezelfdertijd ook een beetje om een stok achter de deur.
Het samenbrengen van het Pekingrapport en het overzicht van de adviesorganen is goed. Zo vermijden we de totstandkoming van twee rapporten. Ik vraag me wel af waarom de administraties telkens opnieuw moeten worden aangemaand om rapporten op te stellen waarvan ze weten dat ze tegen een bepaalde datum moeten zijn afgeleverd. De administratie zou alle binnenkomende informatie voortdurend moeten verwerken, zodat die onmiddellijk beschikbaar is. Het decreet vermeldt de datum van eind september ; als die niet haalbaar is, moet het decreet worden gewijzigd. Er is geen excuus voor het feit dat de bespreking binnen de regering pas gebeurde op 12 oktober. Behandelt het Pekingrapport het gehele jaar 2000, of de eerste jaarhelft?
Minister Mieke Vogels : Het gaat over de eerste jaarhelft.
Mevrouw Riet Van Cleuvenbergen : Ik betwijfel sterk of de positieve resultaten van de gemeenteraadsverkiezingen het gevolg zijn van de sensibiliseringsacties. Weinig mensen waren op de hoogte van de acties.
U hebt gesteld dat elke minister voor zijn of haar bevoegdheden een actieplan moet opstellen. Ik heb dat goed gelezen, en ik heb daarover een schriftelijke vraag gesteld. U antwoordt enkel vanuit uw eigen bevoegdheid inzake gelijkekansenbeleid, hoewel u zelf van alle ministers antwoorden vraagt voor al hun bevoegdheden. Zo vind ik in uw antwoord niets terug over de bevoegdheden inzake gezondheid. Een aantal ministers en administraties - ik weet niet altijd op wie de klemtoon moet liggen - denken vandaag veel meer op basis van een aanpak op basis van alle bevoegdheden. Zo valt het op dat in de administratie Ruimtelijke Ordening een positieve evolutie in die zin aan de gang is. Er gebeurt wat inzake mobiliteit, maar dat komt in het verslag niet aan bod.
Minister Mieke Vogels : De nieuwe directeur-generaal van De Lijn is een vrouw.
Mevrouw Riet Van Cleuvenbergen : Het valt bijvoorbeeld op dat minister Anciaux nog geen enkel actieplan voor cultuur, jeugd, sport of ontwikkelingssamenwerking heeft opgesteld. Hij pakt er gemakkelijk mee uit dat de deelname van vrouwen aan de ontwikkelingssamenwerking een hefboom is, maar dat wordt niet in een actieplan vertaald. Er kan dus veel meer gebeuren. Ik zal dus een motie indienen, en ik verwacht reacties van de andere fracties hierop.
De voorzitter : De heer Moreau heeft het woord.
De heer André Moreau : Mevrouw de voorzitter, ik wil hier zeker niet de indruk wekken dat de minister tekortschiet. Mijn uiteenzetting is bedoeld als ondersteuning.
Ik heb met plezier gehoord dat mevrouw Van Cleuvenbergen de andere fracties uitnodigt om mee te werken aan de redactie van een motie. Als mijn fractie me toestaat om aan een met redenen omklede motie mee te werken, dan wil ik dat in de eerste plaats een motie van aanmoediging of volledige ondersteuning noemen.
Met redenen omklede motie
De voorzitter : Door mevrouw Van Cleuvenbergen werd tot besluit van deze interpellatie een met redenen omklede motie aangekondigd. Ze moet zijn ingediend uiterlijk om 17 uur op de tweede werkdag volgend op de sluiting van de vergadering.
Het parlement zal zich daarover tijdens een volgende plenaire vergadering moeten uitspreken.
Het incident is gesloten.