Commissie voor Onderwijs, Vorming en Wetenschapsbeleid Vergadering van 20/11/2001
Interpellatie van de heer Didier Ramoudt tot mevrouw Marleen Vanderpoorten, Vlaams minister van Onderwijs en Vorming, over verkeersopvoeding en de mogelijkheid van een fietsopleiding op de lagere school
De voorzitter : Aan de orde is de interpellatie van de heer Ramoudt tot mevrouw Vanderpoorten, Vlaams minister van Onderwijs en Vorming, over verkeersopvoeding en de mogelijkheid van een fietsopleiding op de lagere school.
De heer Ramoudt heeft het woord.
De heer Didier Ramoudt : Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, er wordt al een hele tijd geprobeerd om het fietsgebruik in ons land te promoten. Er zijn al heel wat maatregelen genomen. Ik denk bijvoorbeeld aan de verlaging van de BTW op de fietsherstellingen, de ingevoerde fietsvergoeding voor woon-werkverkeer, de kredieten voor de aanleg van fietspaden, enzovoort. Waarschijnlijk zal er in de komende periode nog een hele resem maatregelen volgen. Het is echter niet zo evident om de mensen te motiveren meer de fiets te gebruiken. Net zoals bij andere diepgewortelde gewoonten, vraagt het laten staan van 'koning Auto' een grondige mentaliteitswijziging. Werken aan zo'n mentaliteitsverandering gebeurt best op een zo jong mogelijke leeftijd. Daarom kan men dus ook het fietsgebruik best op een zo jong mogelijke leeftijd bevorderen.
Een van de factoren die een invloed hebben op het al dan niet gebruiken van de fiets, is uiteraard de verkeersveiligheid. Het spreekt dan ook voor zich dat de verkeersveiligheid voor fietsers drastisch moet verbeteren. Zo blijkt uit de jaarverslagen van het Belgisch Instituut voor de Verkeersveiligheid voor de jaren 1999 en 2000 dat, na de bestuurders en passagiers van personenauto's, de grootste groep verkeersslachtoffers de fietsers zijn. Bij een tussentijds verslag, daterend van juli jongstleden, valt een daling op van het aantal doden en ernstig gewonden bij de voetgangers en fietsers, maar een jaarlijks slachtofferaantal dat de 7.000 overstijgt, blijft hoe dan ook onaanvaardbaar.
Zoals eerder vermeld, moet het fietsgebruik van jongs af aan worden bijgebracht. Kinderen moeten gesensibiliseerd worden om nog meer de fiets uit de stalling te halen. Vooraleer we die sensibilisering kunnen uitvoeren, moeten wij als verantwoordelijken er echter voor zorgen dat de kinderen veilig kunnen fietsen in het verkeer. We kunnen dit doen door een aantal infrastructurele werken, die de fietser een veiliger verkeersdeelname garanderen. Het is echter ook nodig om aandacht te hebben voor de vaardigheden, competenties en houdingen die de fietsers nodig hebben om ten eerste te kunnen fietsen en ten tweede op een verantwoorde en veilige manier te kunnen fietsen.
Onlangs heb ik met collega's uit de werkgroep Mobiliteit van de Senaat bij een fietswerkbezoek aan een aantal verkeersknelpunten in Brussel de problemen van de fietser aan den lijve kunnen ondervinden. Voor iemand die geen ervaring heeft of voor iemand van wie de ervaring door de tand des tijds en des levens is afgebrokkeld, is het geen sinecure om zonder kleerscheuren door het verkeer te fietsen.
In het onderwijs staan er wel verkeerslessen op het programma en op de website van het departement Onderwijs kan men talrijke omzend- en aanbevelingsbrieven raadplegen. Die regelen naar de scholen, de leerkrachten en de ouderverenigingen de organisatie en de belangrijkheid van de verkeersopvoeding. De praktijk leert ons echter dat ze dikwijls in het verdomhoekje geraken en plaats moeten ruimen voor cognitieve vakken.
Daarom zouden er daarnaast nog meer praktijkgerichte verkeerslessen moeten worden ingevoerd. De kinderen krijgen in de lagere school wel eens het bezoek van de rijkswacht - nu de federale verkeerspolitie - die hun onder meer de verkeersregels bijbrengt, al dan niet aan de hand van praktische voorbeelden. Dit beperkte bezoek blijkt echter niet voldoende als men de talloze jonge slachtoffers ziet die elk jaar opnieuw in ons verkeer sneuvelen.
Mevrouw de minister, het staat buiten kijf dat het autoverkeer door zijn snelheid en densiteit de grote boosdoener is. Ik denk echter dat hier toch ook eens dient te worden gezegd dat dit niet enkel en alleen de schuld is van de automobilisten. Ook de fietsers zelf, weliswaar in mindere mate, zorgen door roekeloos rijgedrag of door gebrek aan kennis van de vigerende verkeerswetgeving voor een toenemende verkeersonveiligheid.
Daarom ben ik de mening toegedaan dat de praktische verkeerslessen door de politie of door anderen op de scholen frequenter moeten plaatsvinden en dat er werk moet worden gemaakt van een gestructureerde theoretische en praktische fietsopleiding met een bijbehorend bekwaamheidsbrevet. Dit moet gebeuren binnen de eindtermen en het lessenpakket van het basisonderwijs.
Louter de verkeerstekens kennen, volstaat namelijk niet om aan het verkeer te kunnen deelnemen. Kinderen hechten veel belang aan wat ze zien. Zo laten ze zich snel afleiden en onderschatten ze veel gevaren, vooral in complexe situaties. Aangezien ze klein van gestalte zijn, worden ze door andere verkeersdeelnemers, zowel door automobilisten als door andere zwakke of minder zwakke weggebruikers, gemakkelijk over het hoofd gezien.
Ouders moeten een kind de tijd geven om zijn weg te vinden in de onbekende en ingewikkelde verkeerswereld. Veel ouders laten hun kind te vroeg fietsen in het verkeer. Ze vergeten dat kinderen gelijktijdig op pedalen moeten duwen, evenwicht moeten houden, rechtuit moeten fietsen en letten op andere verkeersdeelnemers, snelheid en verkeerstekens. Bovendien moeten ze voortdurend in staat zijn te remmen en te stoppen. Dat kan pas worden bereikt door veel te oefenen. Dit moet eerst buiten het verkeer gebeuren. Het blijkt dat kinderen vooral fietsongevallen dichtbij huis hebben.
Indien de kinderen in schoolverband een fietsopleiding zouden kunnen krijgen en een daarbij horend fietsbrevet, investeert men eigenlijk in het fietsverkeer van de toekomst. Als kinderen reeds vanaf jonge leeftijd gestructureerd geconfronteerd worden met het verkeer, zullen ze hoogstwaarschijnlijk een meer kwalitatieve opleiding krijgen dan nu het geval is. Bovendien was er sprake van om ook het theoretisch gedeelte van de autorijlessen in te schrijven in het schoolleerplan. Een dergelijke maatregel zal tot een betere kennis van het verkeer leiden.
We stellen dagelijks vast dat iedere deelnemer aan het verkeer er een andere houding op nahoudt. De voertuigen vinden dat ze meer ervaring hebben, de zwakke weggebruiker vergeet nogal eens dat hij op een evenwaardige manier aan het verkeer moet deelnemen. De zwakke weggebruiker is soms medeveroorzaker van ongevallen omdat hij de verkeersreglementering niet van toepassing vindt op zichzelf. Dagelijks zie ik mensen door het rode licht het zebrapad oversteken. Er moet een mentaliteitswijziging komen en die moet van jongs af worden aangeleerd. Iedereen die aan het verkeer deelneemt, moet dezelfde regels naleven. Kinderen tussen 8 en 12 jaar zijn erg ontvankelijk voor de verkeersmaterie en het is dan ook erg belangrijk dat dit in het onderwijs wordt opgenomen.
Heeft de minister zicht op de effectieve uitvoering van een gestructureerde verkeersopvoeding op de basisscholen? Zo ja, wat zijn de bevindingen? Zo neen, welke maatregelen treft de minister om daaraan te verhelpen? Ziet de minister de mogelijkheid om in de eindtermen van het basisonderwijs een gestructureerde fietsopleiding in te schrijven, met daaraan gekoppeld een fietsbrevet? Dit moet evenwel zonder een verplichtend karakter zijn, maar veeleer de kinderen extra motiveren. Ik maak hierbij de vergelijking met het zwembrevet. Zo ja, binnen welke termijn zal dit dan gebeuren?
In het regeerakkoord staat onder het luik 'bevorderen van de verkeersveiligheid' een kleine rubriek met betrekking tot startbaanprojecten. Dat opent de mogelijkheid dat 'startbaners' een project toegewezen kunnen krijgen met betrekking tot verantwoordelijkheidsgevoel in het verkeer.
De voorzitter : De heer Van Dijck heeft het woord.
De heer Kris Van Dijck : Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, de vraag van de heer Ramoudt is terecht. Verkeersveiligheid van kinderen is inderdaad een belangrijke materie. Vier anthraxdoden in Amerika is wereldnieuws, terwijl er dagelijks kinderen sterven op de weg zonder dat we daar nog bij stilstaan.
Deze problematiek bevindt zich, zoals de heer Ramoudt zei, in het spanningsveld tussen de opdracht van het onderwijs en de verantwoordelijkheid van de ouders. Ik heb ooit gezien dat een kleuter met zijn fietsje naar school reed, begeleid door zijn moeder in de auto.
In het basisonderwijs wordt er al heel wat aan gedaan. Fietsen heeft veel te maken met behendigheid, maar op welke leeftijd is een kind ook verantwoordelijk genoeg om zich alleen, of zelfs onder controle, met een fiets op de baan te begeven? Fietsen vereist niet alleen de behendigheid om te sturen, maar ook een notie van de verkeersregels, enzovoort.
Toen ik nog les gaf, werd er eens een pedagogische studiedag gehouden over verkeersopvoeding en over fietsbehendigheid in het bijzonder. De vergelijking die de inspecteur toen maakte, is me altijd bijgebleven. Als een kind op school een dtfout maakt of zegt dat vier maal drie dertien is, dan wordt hij op zijn fout gewezen, maar daar blijft het dan ook bij. Een fout in het verkeer kan echter dramatische gevolgen hebben.
We moeten op deze problematiek blijven hameren, maar ook rekening houden met dat spanningsveld tussen de verantwoordelijkheden van de ouders en die van de school.
De voorzitter : De heer Van Nieuwkerke heeft het woord.
De heer André Van Nieuwkerke : Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, ik sluit me volgaarne aan bij de interessante interpellatie van de heer Ramoudt. Ik wil de kwestie echter ook in een breder perspectief bekijken.
Het is inderdaad nodig dat kinderen leren fietsen in goede omstandigheden, maar vooral in de grote steden is er daarvoor weinig plaats. De school speelt een belangrijke rol, maar heeft niet altijd een aangepaste accommodatie om met jonge kinderen te gaan fietsen.
Op zich is het interessant om na te denken over een fietsopleiding. Er is niet alleen behoefte aan verkeersopvoeding en aan ontwikkeling van behendigheden en vaardigheden, maar ook aan sensibilisatie voor fietsgebruik. Daar heeft niet alleen het onderwijs mee te maken, het heeft ook zijn belang voor de sportbeleving. Het leren fietsen zelf is belangrijk. Bovendien is het gezond, omdat het beweging is, wat aansluit bij een traditie in Vlaanderen. Door omstandigheden gaat het fietsgebruik echter achteruit.
Daarnaast speelt fietsgebruik een rol in de mobiliteit. Iedereen weet dat voor verplaatsingen van minder dan vijf kilometer de fiets het efficiëntst is. Door voor die afstanden de fiets te nemen, zijn er minder auto's op de baan, komt er ruimte vrij en neemt de veiligheid toe.
Op sommige plaatsen in Vlaanderen heeft de Vlaamse Wielerbond het initiatief genomen hier en daar een wielerbaan aan te leggen. Die banen zijn niet alleen bedoeld om de vreugde van het wielrennen te smaken, maar ook voor verkeersopvoeding. Deze interpellatie kan de regering, en in het bijzonder de ministers van Onderwijs en Mobiliteit, ertoe aanzetten na te denken over de ontwikkeling van een infrastructuur, eventueel in samenwerking met de Wielerbond.
Daarmee kan worden tegemoetgekomen aan de behoefte die de heer Ramoudt heeft gesignaleerd. Bijvoorbeeld het onderwijs zou er gebruik van kunnen maken. Op dit moment is er immers, vooral in grootsteden, geen plaats om op een degelijke manier met de fiets te leren omgaan en de gevaren ervan te leren kennen.
De voorzitter : De heer Ramon heeft het woord.
De heer Frans Ramon : Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, de hier gemaakte vergelijking met het zwembrevet intrigeert me. Het is nog steeds eenvoudiger in een zwembad te leren zwemmen dan op straat te leren fietsen. Er is een belangrijk verschil tussen de twee. Het is niet door kinderen vaardigheden en kennis bij te brengen en door extra controles dat ze in het verkeer veiliger zullen fietsen. Het gaat nog steeds om kinderen en dat zijn heel zwakke weggebruikers die zich onvoorspelbaar kunnen gedragen in het verkeer. Ik denk dat er voor Onderwijs een belangrijke taak is weggelegd inzake sensibilisering van volwassenen die zich in het verkeer roekeloos gedragen.
Het is natuurlijk waar dat we op dit ogenblik in een vicieuze cirkel zitten. Ouders laten hun kinderen niet met de fiets naar school gaan, omdat het op de weg te gevaarlijk is. De kinderen worden dus met de auto gebracht, waardoor het op de weg nog drukker wordt. Zolang we aan die situatie niets veranderen, komen we niet verder.
Er zijn een aantal goede initiatieven. Fietspooling is er daar een van. Ouders gaan samen met een aantal kinderen met de fiets naar school. Zo kunnen ze in de praktijk ervaring opdoen. Dat zou gestimuleerd kunnen worden door de gemeenten of door andere overheden.
Ik zeg niet dat de hier vermelde bekommernissen onterecht zouden zijn. Iedereen heeft die bekommernissen immers. Kinderen blijven voor mij echter wel zwakke weggebruikers die de kans moeten krijgen om in het verkeer zelf een aantal vaardigheden te leren. Door kinderen op school op een artificiële manier fietsvaardigheden bij te brengen, lossen we niet echt iets op. Het kan een eerste stap in de goede richting zijn, maar uiteindelijk moet de klemtoon voor mij op het verkeer zelf liggen en op de mogelijkheden voor de kinderen om er zich op een veilige manier in te begeven.
De voorzitter : Minister Vanderpoorten heeft het woord.
Minister Marleen Vanderpoorten : Mijnheer de voorzitter, collega's, de Inspectie Basisonderwijs bekijkt tijdens de doorlichtingen steeds de kwaliteit van het verkeersonderwijs, omdat het een onderdeel is van de eindtermen en de leerplannen in het basisonderwijs. Recent zijn er evenwel geen gegevens verzameld die specifiek betrekking hebben op het onderwerp dat hier aan de orde is. Dat heeft te maken met het globale karakter van de doorlichtingen.
In verband met het verkeersonderricht stelt de inspectie meer algemeen vast dat scholen zich in de realiteit vaak nog steeds beperken tot technische en makkelijk aan te leren aspecten, zoals de verkeersborden. Het verkeer zelf komt trouwens wel expliciet aan bod tijdens leeruitstapjes, maar er is nog geen sprake van een systematisch werken met vooropgestelde doelen.
Ik kan wel een aantal positieve zaken vermelden. Zo zijn er steeds meer scholen die in samenwerking met de politie een verkeersweek organiseren. Op speelplaatsen worden ook regelmatig verkeersparken nagebouwd. In de lessen lichamelijke opvoeding wordt bovendien steeds meer aandacht besteed aan fietsvaardigheid. Dat gebeurt via oefeningen fietscontrole die zijn uitgewerkt door professor Van Assche van de Katholieke Universiteit Leuven.
Wat betreft de vraag over de mogelijkheid om in de eindtermen te voorzien in een gestructureerde fietsopleiding, kan ik zeggen dat er voor het basisonderwijs al eindtermen zijn in verband met fietsvaardigheid. Het gaat om de eindterm 6.13 en die heeft betrekking op het vak wereldoriëntatie. In die eindterm staat : 'De leerlingen beschikken over voldoende reactiesnelheid, evenwichtsbehoud en gevoel voor coördinatie en ze kennen de verkeersregels voor fietsers en voetgangers om zich zelfstandig en veilig te kunnen verplaatsen langs de hen vertrouwde weg.' Deze eindterm kwam tot stand op basis van de wetenschappelijke bevindingen naar aanleiding van onder andere onderzoek aan de Katholieke Universiteit Leuven. Uit die bevindingen blijkt dat men pas van veilig fietsgedrag kan spreken als het gaat om kinderen vanaf 12 jaar. Deze eindterm is dus verantwoord.
In eindterm 2 5, die betrekking heeft op het vak lichamelijke opvoeding, staat : 'De leerlingen kennen de mogelijke vormen van rollend en/of glijdend materiaal en weten er veilig mee om te gaan.' Het is belangrijk dat de leerlingen voldoende oefenmogelijkheden krijgen om met verschillende soorten rollend of glijdend materiaal veilig om te gaan.
Omwille van alles wat ik zojuist heb aangehaald, lijkt het mij niet nodig om extra eindtermen over fietsvaardigheid te formuleren. In verband met het fietsbrevet krijgt elk initiatief dat de realisatie van de eindtermen bevordert, uiteraard mijn steun. Toch hebben kinderen die op de basisschool zitten, meer behoefte aan oefenmogelijkheden. Dat is hier ook al aan bod gekomen.
Leerkrachten hebben nood aan didactische suggesties om doelgericht aan de fietsvaardigheden te werken in alle jaren van de basisschool. Didactische suggesties in verband met een fietsopleiding behoren niet tot mijn bevoegdheid, maar goede initiatieven kunnen we zeker steunen en aanmoedigen.
In de eindtermen voor het basisonderwijs kan bezwaarlijk een fietsopleiding worden ingeschreven, omdat in de eindtermen alleen wordt geformuleerd wat de leerlingen op het einde van de basisschooltijd moeten kunnen. In de leerplannen wordt een dergelijk opleiding echter wel uitgewerkt.
De eindtermen zijn dus het probleem niet. De concrete realisatie van de eindtermen door de leerkrachten is het probleem. Als overheid moeten we dus trachten hen te sensibiliseren en te wijzen op goede voorbeelden uit de praktijk. Leerkrachten kunnen daar veel uit leren en ze eventueel zelf gaan gebruiken.
Ook de rol van de ouders mag niet uit het oog worden verloren. Het is niet de school die voor de zoveelste keer een bijkomende opdracht moet opnemen. In de eerste plaats zijn de ouders verantwoordelijk. Hun gedrag in het verkeer moet een voorbeeld zijn voor hun kinderen.
De Vlaamse overheid heeft een project gesteund dat voorzag in startbanen voor mensen die rond verkeersveiligheid werken. Er werden 179 steden en gemeenten aangeschreven met de vraag om een startbaan in het leven te roepen. De werknemer die in zo'n startbaan belandt, is in de gemeente actief als gemachtigd opzichter voor scholen, bijvoorbeeld in verkeersparken. Binnenkort gaan de eerste startbaners aan de slag. Dit is slechts een nevenproject. In de eerste plaats moeten leerkrachten van de directie en volgens de leerplannen de mogelijkheid krijgen om de eindtermen, waarin genoeg aandacht wordt besteed aan deze kwestie, in praktijk te brengen.
De voorzitter : De heer Ramoudt heeft het woord.
De heer Didier Ramoudt : Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik merk dat u mijn bezorgdheid deelt.
Wat de rol van de ouders betreft, daag ik de commissieleden uit om een test af te leggen over het verkeersreglement. Niemand van ons zal het maximum halen en weinigen 80 percent. De gebrekkige kennis van het verkeersreglement is een algemene tekortkoming. De reglementering verandert ook in de loop der jaren. Veel ouders denken dat een zesjarig kind op het trottoir mag fietsen en een twaalfjarige niet. Dat is onzin. Een fietser mag nooit op het voetpad rijden. We mogen de ouders dus geen te grote rol toebedelen. Vaak zal het kind de ouders meer kunnen bijbrengen over het verkeersreglement dan omgekeerd.
Het zou wellicht interessant zijn om meer cijfers te verzamelen over de efficiëntie van de huidige maatregelen. Tot ze twaalf zijn, hebben kinderen een goede oriëntatie in ruimte en tijd. Een aantal essentiële zaken wordt hen echter nooit geleerd, zeker niet wat verkeersveiligheid betreft. We mogen er ook niet van uitgaan dat elk gezin over een fiets beschikt. Wie zich als fietser in het verkeer begeeft, heeft alle basiskennis en -vaardigheden van een voetganger nodig en nog iets meer, want hij of zij is sneller dan een voetganger.
Wij zullen hierover een met redenen omklede motie indienen.
Met redenen omklede motie
De voorzitter : Door de heer Ramoudt werd tot besluit van deze interpellatie een met redenen omklede motie aangekondigd. Ze moet zijn ingediend uiterlijk om 17 uur op de tweede werkdag volgend op de sluiting van de vergadering.
Het parlement zal zich daarover tijdens een volgende plenaire vergadering moeten uitspreken.
Het incident is gesloten.