Commissie voor Binnenlandse Aangelegenheden, Huisvesting en Stedelijk Beleid Vergadering van 09/10/2001
Interpellatie van de heer Johan De Roo tot de heer Paul Van Grembergen, Vlaams minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Ambtenarenzaken en Buitenlands Beleid, over de aangekondigde hervorming en verhoging van de middelen van het Gemeentefonds
De voorzitter : Aan de orde is de interpellatie van de heer De Roo tot de heer Van Grembergen, Vlaams minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Ambtenarenzaken en Buitenlands Beleid, over de aangekondigde hervorming en verhoging van de middelen van het Gemeentefonds.
De heer De Roo heeft het woord.
De heer Johan De Roo : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, geachte collega's, ik heb me bij de voorbereiding van deze interpellatie gebaseerd op een aantal documenten die we recent hebben kunnen lezen. In het 'Maandblad van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten' verscheen een zeer interessant artikel, een interview met Vlaams minister van Binnenlandse Aangelegenheden, de heer Van Grembergen. Ik heb dat interview met zeer veel belangstelling gelezen en durf zelfs te stellen dat ik er op een aantal details na volledig achter sta. Ik deel uw visie, mijnheer de minister. Ik weet trouwens ook dat u sterk achter het beleid staat dat gevoerd wordt in de eerstelijnsfunctie van de gemeenten.
Het tweede document waarop ik me heb gebaseerd, hebben we vorige week ontvangen en gaat over de financiën van de lokale overheden in 2000. Dit komt van Dexia en we vinden er een zeer interessante weergave in van een belangrijke evolutie in verband met de gemeentelijke financiën. Men stelt namelijk vast dat de saldi die resteren voor het einde van het jaar zowel voor de provinciën als voor de gemeenten sterk aan het dalen zijn. Het saldo einde dienstjaar van de gemeenten bedroeg in 2000 min 2,8 miljard frank. Voor 2001 wordt dat saldo op min 13 miljard frank geraamd. Deze resultaten staan in schril contrast met die van de jaren 1996, 1997 en 1998. Het tekort van de gemeenten bedraagt bijna 5,5 percent van de totale ontvangsten voor het dienstjaar.
Het is duidelijk dat een lokaal bestuur over voldoende financiële middelen moet beschikken voor de uitoefening van de bevoegdheden en de taken die wettelijk opgelegd zijn. Die middelen moeten deels uit eigen lokale belastingen komen. We hebben vastgesteld dat de hoeveelheid aan belastingen in de loop der jaren is toegenomen en dat de middelen die komen uit toelagen van de Vlaamse gemeenschap in verhouding, dus niet in absolute cijfers, in de loop van de voorbije twintig jaren zijn gedaald tot ongeveer 18,9 percent. Ik heb het dan over de toelagen uit de fondsen, het Gemeentefonds, het Investeringsfonds, het Waarborgfonds en het Sociaal Impulsfonds, die allemaal bij decreet zijn geregeld. Het doet mij in elk geval genoegen vast te stellen dat de Vlaamse regering op initiatief van u, mijnheer de minister, heeft aangekondigd daarin toch een beetje te rationaliseren en te evolueren naar één fonds. Het gaat dan over een gemeentefonds met aangepaste heffingen en met aangepaste parameters, die werden bestudeerd en die in een voorontwerp zijn gegoten dat nu voor advies is overgemaakt aan de Raad van State.
In elk geval is het zo dat men aankondigt dat de gemeenten er allemaal baat bij zullen hebben. Ik heb in verklaringen van de minister-president in de pers gelezen dat alle gemeenten meer zullen ontvangen. Ik denk dat dit kan worden toegejuicht, maar ik heb me daar toch ook een aantal nauwkeurige, zeer precieze vragen bij gesteld.
In elk geval is het zo dat er iets moest gebeuren en dat iedereen dit aanvoelde. De reacties zijn in de loop van de voorbije weken aan de orde van de dag geweest. Verantwoordelijken in steden en gemeenten maakten duidelijk dat de middelen onvoldoende waren voor al de taken die op hen afkwamen, dat daar iets aan moest worden gedaan. De hogere overheid kan niet steeds weer rekenen op de gemeenten en hen opdrachten allerhande doorschuiven zonder ook voldoende middelen ter beschikking te stellen. Dan hebben we het over de federale overheid en de Vlaamse overheid.
We stellen vast dat er een inspanning wordt aangekondigd vanwege de Vlaamse overheid, maar er zijn tal van uitdagingen die men niet zomaar kan wegcijferen. Zo is er bijvoorbeeld de discussie over de politiehervorming, die trouwens in de loop van de komende weken nog wel ter sprake zal komen in deze commissie. Er zijn een aantal sociale taken die toch niet mogen worden onderschat, men heeft de opdrachten van het OCMW, kinderopvang, tewerkstelling enzovoort, en de algemene personeels- en werkingskosten van de gemeenten en steden. Al deze kosten nemen zienderogen toe. Het is in elk geval zo dat de Vlaamse overheid de plicht heeft in te staan voor een bijkomende financiering van de gemeenten teneinde de opgelegde taken te kunnen financieren.
Nu zou ik in verband met het aangekondigde decreet inzake het Gemeentefonds een aantal precieze vragen willen stellen.
Bij de opmaak van de begroting 2002 heeft men in de Vlaamse regering standpunten ingenomen in verband met de samenvoeging van de verschillende fondsen. Men heeft ook het bedrag bepaald waarover men zal kunnen beschikken : de 45 miljard frank zal worden opgetrokken tot ongeveer 55 miljard frank, waarin dan ongeveer alles inbegrepen zit.
Mijnheer de minister, wanneer denkt u dat de aangekondigde hervorming van het Gemeentefonds in voege kan treden? Is dat in 2003 of in 2002? Ik stel nu vragen aan de minister los van wat de mening zal zijn van het parlement, want in het parlement zal men uiteraard de bespreking moeten voeren. Ik vraag de minister naar de zin en de uitgangspunten van het voorontwerp. Kan de minister verzekeren dat uiteindelijk elke gemeente meer middelen zal ontvangen dan momenteel het geval is, zoals werd aangekondigd door de minister-president? Is het zo dat de drie fondsen worden samengevoegd? Wordt ook het Investeringsfonds opgenomen in de waarborg dat er meer middelen zullen zijn? Ik heb namelijk documenten gezien van de VVSG waarin daarover een beetje twijfel bleek te bestaan.
Via de pers en via de VVSG hebben we kunnen vernemen welke criteria zullen worden gehanteerd om de middelen te verdelen, zoals de centrumfunctie, de fiscaliteit en de open ruimte. Hoe is men tot deze criteria gekomen? Is daar een grondig vooronderzoek aan voorafgegaan? Welke uitgangspunten liggen daaraan ten grondslag? In dat verband zou ik toch dezelfde vraag opnieuw willen stellen, mijnheer de minister, als toen u in Gent was in aanwezigheid van alle burgemeesters van Oost-Vlaanderen. Is het ter voorbereiding van de discussie over het Gemeentefonds en gezien de informatica- en informatiemiddelen waarover de Vlaamse gemeenschap beschikt, niet mogelijk om een overzicht te geven van de geldstromen? Ik vraag geen overzicht tot tien jaar terug, maar bijvoorbeeld voor de voorbije twee of drie jaren : hoeveel middelen, vanuit de verschillende invalshoeken van de Vlaamse Gemeenschap zijn er gevloeid naar de steden, naar de grote steden, naar de centrumsteden, naar de gemeenten, naar de kleinere gemeenten, enzovoort? Hierop zou ik graag eens een volledig zicht krijgen.
Het is namelijk een oud zeer dat men zo'n volledig zicht in feite nooit heeft gekregen, ook niet van de vorige regering. U hebt toen in Gent gezegd dat die gegevens beschikbaar waren en dat het mogelijk was om die ter beschikking te stellen. Ik vraag hier als parlementslid om ons dat te bezorgen. Het zal ook nuttig zijn voor de bespreking van het Gemeentefonds, dat men in alle klaarheid weet welke geldstromen, ook van openbare werken, van infrastructuur, van cultuur, van sport en van alles en nog wat, er naar de verschillende gemeenten en steden gaan.
Het Investeringsfonds en het waarborggedeelte van het Sociaal Impulsfonds zouden bij het Gemeentefonds worden gevoegd. Wat zal er gebeuren met het gedeelte van de middelen uit het Investeringsfonds dat voor de provincies is bestemd? Gaat dat ook naar de gemeenten? Op basis van het artikel verschenen in BinnenBand heb ik de indruk dat het antwoord hierop positief is en dat het allemaal wordt samengevoegd. Wat zal er daarnaast gebeuren met de SIF-middelen die niet naar het nieuwe Gemeentefonds zullen gaan? Zal er daarmee een nieuw specifiek Stedelijk Fonds worden opgericht, of een Stadsvernieuwingsfonds waarover men ook in het kader van het Vlaams regeerakkoord heeft gesproken?
Zal de in vooruitzicht gestelde verhoging van de middelen voor het jaar 2002 worden doorgevoerd zonder dat de verdelingscriteria reeds hervormd zijn? Alles hangt een beetje af van de ingangsdatum van het nieuwe decreet : zal dat 2003 zijn of 2002?
Er wordt tevens verwezen naar het extra miljard uit het Provinciefonds. Er zat ongeveer 45 miljard frank in het Gemeentefonds. Daarnaast geeft men middelen van het Sociaal Impulsfonds en het Investeringsfonds. Hieraan wordt nu het 1 miljard frank, dat overkwam van de provincies en waarover reeds verleden jaar sprake was, toegevoegd. Samen met het voor 2002 aangekondigde bijkomende 1,1 miljard en de 1,3 miljard frank indexering komt men tot 3,4 miljard frank. Over dit bedrag spelt onder meer de minister-president ons nu de les. Enerzijds zegt hij dat de gemeenten hun belastingen niet mogen verhogen. Anderzijds stel ik vast dat een aantal gemeenten er niet aan uit kunnen. In het Belang van Limburg werden vrij sterke belastingverhogingen meegedeeld. Ik neem aan dat de gemeentebesturen deze verhogingen goed overwogen hebben en dat ze verplicht zijn om deze door te voeren, aangezien ze voor grote uitdagingen worden geplaatst en er geen financiële middelen voor krijgen. Ik vraag me af of het inderdaad over 3,4 miljard frank gaat zoals ik heb uiteengezet. Zal men in 2001 nog bijkomende middelen kunnen toekennen in het kader van de storting van de laatste schijf van het Gemeentefonds? Ik meen dit op te maken uit uw artikel. Ik vraag u hieromtrent een concreet antwoord.
Het gaat dus over ongeveer 10,1 miljard frank zonder de index en zonder het miljard van vorig jaar. Dit laatste zou er bijkomen voor de 308 gemeenten. De VVSG had gehoopt 5 miljard frank bijkomende middelen te krijgen. Ik weet wel dat dit niet altijd 100 percent wordt uitbetaald, maar 11 centrumsteden hebben me in elk geval al laten weten dat ze dit te weinig vinden.
Zult u de hoopgevende groeivoet van 2,5 percent plus index die u hebt aangekondigd kunnen toepassen en handhaven? U zegt immers dat wanneer u die groeivoet kunt toepassen, het toch zal neerkomen op een verhoging van 9 tot 10 percent op een viertal jaar tijd. Dit is beter dan het de laatste jaren het geval is geweest.
De voorzitter : Mijnheer de minister, deze vragen leven bij heel wat gemeentelijke politici. Aangezien mijnheer De Roo reeds voor 80 percent achter uw beleid staat, zal dit volgens mij niet onoverbrugbaar zijn.
Minister Van Grembergen heeft het woord.
Minister Paul Van Grembergen : Mijnheer de voorzitter, dames en heren, mijnheer De Roo, ik zou bijna zeggen dat ik u dankbaar ben voor de interpellatie. Soms wordt een interpellatie beschouwd als een wrevel. Deze interpellatie biedt mij echter de mogelijkheid om helderheid en duidelijkheid te verschaffen over enkele beslissingen waarover u nog twijfels hebt of waarvan u de juiste context of betekenis wilt kennen.
Wat de toekomst van het Gemeentefonds zelf betreft, kan ik bevestigen dat de Vlaamse regering op 24 juli 2001 principieel heeft beslist om het Vlaams Gemeentefonds grondig te herzien. Die hervorming was trouwens reeds in het regeerakkoord aangekondigd. Het ontwerp is intussen voor advies voorgelegd aan de SERV en de Hoge Raad voor Binnenlands Bestuur. De adviezen zijn aangevraagd tegen eind september, maar ze zijn nog niet binnen. Ik vermoed dat ze eerstdaags zullen aankomen. De Vlaamse regering zal daar dan een gesprek over voeren. Ik veronderstel immers dat die adviezen enig licht zullen werpen op zaken waaraan we aandacht moeten schenken. Het is uiteindelijk toch de bedoeling om de verkregen adviezen niet onachtzaam naast ons te leggen maar wel om er een bespreking aan te wijden.
Ik denk dat u het met mij eens bent dat inzichten van gisteren kunnen worden beïnvloed door bemerkingen die u tegenover mij hebt gemaakt of bemerkingen die andere collega's hebben gemaakt. Dit is ook het geval voor algemene beschouwingen die ondertussen het licht hebben gezien en zelfs bemerkingen van mijn eigen administratie en mijn eigen medewerkers ten opzichte van het tot nog toe geformuleerde voorontwerp. De bedoeling is dat de Vlaamse regering zo snel mogelijk tot een synthese komt. Die synthese moet dan zo snel mogelijk naar de Raad van State gaan zodat de parlementaire bespreking kan worden gevoerd. U zult begrijpen dat ik, in afwachting van het beoordelen van de adviezen en het definitieve standpunt van de Vlaamse regering, vandaag geen verdere inhoudelijke discussie voer. Ik weet op welke lijnen het voorontwerp is overgemaakt en dus laat ik nu de ruimte voor bezinning en aandachtspunten.
Ik kan eveneens bevestigen dat de Vlaamse regering, rekening houdend met de financiële situatie van de gemeenten en de uitdagingen waarvoor deze staan, beslist heeft om bij de opmaak van de begroting 2002 een belangrijke inspanning te doen inzake de dotatie van het Vlaams Gemeentefonds. Die begroting wordt eerstdaags bij het Vlaams parlement ingediend.
Het ontwerp van decreet bepaalt dat de nieuwe verdelingsregeling ingaat op 1 januari 2003. Deze datum werd gekozen vanuit het oogpunt van het goed bestuur. Het is inderdaad een regel van behoorlijk bestuur dat vooraleer nieuwe regelgeving van toepassing wordt, aan de betrokkenen voldoende tijd wordt gegeven. Dit is zowel nodig om er grondig kennis van te krijgen als om terdege rekening te kunnen houden met de rechtsgevolgen.
De invoering van een nieuwe verdelingsregeling van belangrijke financiële middelen aan de gemeenten veroorzaakt vanzelfsprekend ook verschuivingen in de aandelen tussen de gemeenten onderling. Waarom zouden we dat werk doen als er geen verschuivingen zouden zijn? Het is niet de bedoeling dat er verschuivingen zijn omwille van de verschuivingen, maar wel omdat we keuzes hebben gemaakt in verband met de verdeling van het Gemeentefonds. Er komen verschuivingen op basis van een aantal parameters. De gemeenten moeten ieder voor zich tijdig de gevolgen kunnen inschatten voor hun financiële ontwikkeling en begrotingsbeleid. Er moet ruim de tijd zijn voor correcte informatie aan de lokale besturen.
Het nieuwe stelsel start dus pas op 1 januari 2003. Daardoor loopt de nieuwe regeling bovendien gelijk met de periode waarin de beleidsovereenkomsten inzake het SIF aflopen. Dat biedt voor de gemeenten de mogelijkheid om in volle autonomie een samenhangende overgang te organiseren naar de nieuwe financieringsregeling. In het ontwerp van decreet is inderdaad bepaald dat het waarborggedeelte van het SIF in het Gemeentefonds wordt opgenomen. Rekening houdend met de termijn waarin de huidige convenants lopen, kan dat vanzelfsprekend pas vanaf 2003. Er zit dus logica in de datum.
Zoals reeds gezegd impliceert een nieuwe verdelingsregeling automatisch een verschuiving in de aandelen van de gemeenten. Dat is inherent aan de regeling. Als het resultaat gelijk zou moeten zijn aan dat van de vorige regeling dan had de oefening geen zin. Het regeerakkoord legt de accenten van de nieuwe regeling vast : meer nadruk op het belastingvermogen en de fiscale solidariteit tussen de gemeenten. Ik heb dat wat populistisch benaderd door te stellen dat we aandacht moeten hebben voor 'verluxemburgering of geen verluxemburgering'. De uiteindelijke formule zal opnieuw voorwerp van discussie zijn in de Vlaamse regering en ook in het Vlaams Parlement. We hebben in elk geval de moed gehad om een voorstel op dat vlak te formuleren.
Volgens mij kan het niet dat gemeenten hun belastingen zo laag houden en uiteindelijk toch een beroep blijven doen op het Gemeentefonds, dat een solidariteitsprincipe inhoudt. Als een gemeente zo sterk is dat ze haar eigen fiscaliteit zo laag kan houden, dan vraag ik mij af waarom ze een beroep doet op de solidariteit. Solidariteit is een principe volgens hetwelk de rijkere deelt met de armere. Ik heb solidariteit nooit begrepen als het verdelen van de rijkdommen onder de welstellenden en het vervolgens bijvragen van geldmiddelen aan een hogere instantie. Hiermee wil ik niet zeggen dat rijkere gemeenten geen beroep mogen doen op het Gemeentefonds. Wel moet het begrip solidariteit een zekere inkleuring krijgen.
De parameters zijn dus fiscale solidariteit, belastingsvermogen, de valorisatie van de centrumfuncties en de stedelijkheid, aandacht voor de bestuurskracht van de kleinere, ook landelijke gemeenten waarnaar in het verleden eigenlijk nooit aandacht is uitgegaan, en de zorg voor het bewaren van de open ruimten. Als dit laatste een opdracht is die we in heel Vlaanderen belangrijk vinden, moeten we daar een parameter van maken. Deze parameters zijn geen heilige uitvindsels van deze regering, het zijn toetsingselementen van vroeger. Opmerkingen over de werking van een goed Gemeentefonds werden vroeger ook reeds gemaakt. Als uit de discussie blijkt dat er meer zinvolle parameters bestaan, zullen we daar niet blind voor zijn. Parameters die een terugkeer naar de vroegere situatie inhouden, zijn uitgesloten.
Verschuivingen in de aandelen moeten geleidelijk gebeuren zonder de financiën van de individuele gemeenten te verstoren. Daarom is in het ontwerp van decreet een goede waarborgregeling ingebouwd voor de overgang van het huidige naar het nieuwe stelsel. In concreto genieten de gemeenten in de nieuwe verdelingsregeling een gewaarborgd bedrag gelijk aan de som van hun aandeel in het Gemeentefonds 2002, verhoogd met het aangroeipercentage van het fonds in 2003 en hun waarborg uit het SIF. Dat gewaarborgd bedrag wordt ook de volgende jaren behouden. De doorgroei in het nieuwe stelsel gebeurt bijgevolg geleidelijk. Voor de SIFplus-gemeenten die niet tot de centrumsteden behoren, wordt de waarborg in het eerste jaar met 90 percent van het SIF-aandeel boven de waarborg verhoogd. De volgende jaren wordt deze waarborg geleidelijk afgebouwd. De waarborgregeling zorgt ervoor dat de gemeenten in 2003 een aandeel ontvangen dat consistent hoger is dan de som van de middelen uit de fondsen die ze in 2002 in de gewone begroting konden inschrijven. Dit betekent tevens dat de hervorming geen enkele begroting zal verstoren. De gewone begroting is de graadmeter voor het behoud van het evenwicht. In 2003 zullen de in de gewone begroting ingeschreven aandelen van alle gemeenten aangroeien.
Het Investeringsfonds maakt geen deel uit van de waarborg. Het Investeringsfonds behoort tot de buitengewone begroting. Het verminderen van de beschikbare middelen in dit fonds heeft geen onmiddellijk effect op het begrotingsevenwicht. Aangezien het Investeringsfonds niet in de waarborgregeling wordt opgenomen, staat het bedrag ervan onmiddellijk ter beschikking voor de volle toepassing van de nieuwe verdelingsregeling. Deze regeling is gebaseerd op de uitgangspunten van het regeerakkoord, namelijk het fiscaal vermogen, de centrumfuncties en de kleinere en landelijke gemeenten.
De eventuele negatieve weerslag van de nieuwe verdelingsregeling zal gedeeltelijk worden gecompenseerd door de extra verhogingen van de dotatie van het Gemeentefonds. In 2001 gaat het om 1 miljard frank. In 2002 gaat het om een bijkomende verhoging met 1,1 miljard frank. Rekening houdend met de voor 2002 toegepaste indexatie van het Gemeentefonds met 2,8 percent, zal de totale dotatie van het Gemeentefonds in 2002 reeds met 3,44 miljard frank zijn gestegen ten overstaan van wat in de oorspronkelijke begroting 2001 was bepaald. Dit is een stijging met 7,5 percent.
Het onderzoek naar de mogelijke maatstaven en naar de beschikbaarheid en de bruikbaarheid van deze maatstaven is toevertrouwd aan een ambtelijke werkgroep van mijn kabinet en van de administratie Binnenlandse Aangelegenheden. Het spreekt vanzelf dat de nieuwe verdelingscriteria in de eerste plaats zijn geënt op de prioriteiten die de Vlaamse regering met betrekking tot de herziening van de overheidsfondsen in het Vlaams regeerakkoord heeft vastgelegd. Deze prioriteiten zijn daarnet al toegelicht.
De ambtelijke werkgroep heeft hierbij gebruik gemaakt van de expertise van het Instituut voor de Overheid van de KUL, van de afdeling Statistiek van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap en van de interdepartementale commissie Etnisch-culturele Minderheden. Er is tevens een uitgebreide evaluatie van de vigerende wetgeving en een vergelijkende studie van soortgelijke subsidiemechanismen in West Europese landen gemaakt. Er is bovendien ook rekening gehouden met de conclusies die zijn getrokken uit de ervaringen die we met het SIF hebben opgedaan. De werkgroep heeft in de eerste plaats gekeken naar de beschikbaarheid van potentiële maatstaven. De bruikbaarheid van deze maatstaven is getoetst aan de hand van modellen en van correlatie- en clusterberekeningen.
De integratie van het Investeringsfonds in het Gemeentefonds betekent een versterking van de lokale autonomie die de Vlaamse regering bij de algemene financiering nastreeft. De gemeenten kunnen de bijkomende middelen volledig vrij besteden, zowel voor uitgaven van de gewone dienst, als, door middel van een overboeking, voor uitgaven van de buitengewone dienst. Dit betekent dat een gemeente zonder problemen kan besluiten om al die middelen op de gewone dienst te houden. De Vlaamse regering kiest er tevens voor om de middelen van het Investeringsfonds, met inbegrip van de middelen die in het Investeringsfonds aan de provincies en aan de VGC toekwamen, integraal aan het Gemeentefonds toe te wijzen. Dit sluit aan bij de principiële beleidsoptie om het lokale bestuursniveau te versterken en voorrang te geven. Ik weet dat deze beslissing reeds enige heibel heeft veroorzaakt. Aangezien het hier om een recurrent gegeven gaat, zal hieromtrent allicht nog meer heibel ontstaan. Het betreft hier evenwel een beslissing van de Vlaamse regering. Onder meer in het kader van de beslissingen over de subsidiariteit, heeft de Vlaamse regering ervoor gekozen om haar inspanningen en haar middelen maximaal op het lokale niveau te richten. Op die manier zal de bestuurskracht van de gemeenten worden versterkt.
Overeenkomstig het Vlaams regeerakkoord zullen de zogenaamde SIFplus-middelen specifiek worden aangewend om het stedelijk beleid in Vlaanderen en in Brussel te versterken. Momenteel worden de SIFplus-middelen toegekend aan een beperkt aantal gemeenten waar de problemen van maatschappelijke achterstelling het meest nadrukkelijk aanwezig zijn. In de praktijk betreft het hier voornamelijk de Vlaamse steden. Voor de SIFplus-gemeenten die niet in het stedelijk beleid van de Vlaamse regering worden opgenomen, zal een specifieke overgangsregeling worden uitgewerkt.
In 2002 zal de dotatie van het Gemeentefonds reeds met 1,1 miljard frank toenemen. Deze stijging staat los van de decretaal geplande stijging van 2,8 percent. Ten gevolge van een overdracht van de provincies naar de gemeenten stijgt het Gemeentefonds in 2001 al met 1 miljard frank boven de decretaal geplande stijging. Zoals ik daarnet al heb gezegd, gaat de nieuwe verdelingsregeling van het Gemeentefonds pas in vanaf 2003. Dit betekent dat de dotatie voor 2002 volgens de bepalingen van het decreet van 7 november 1990 onder de gemeenten zal worden verdeeld.
Er is in 2001, 2002 en 2003 tevens in bijkomende middelen voorzien. In 2001 is 1 miljard frank van het Provinciefonds afgehouden. In afwachting van de indiening van een voorontwerp van decreet inzake de herziening van de verdelingscriteria is dit bedrag in een afzonderlijk artikel van de begroting ingeschreven. Tijdens de budgetherschikking van 12 oktober 2001 zal de Vlaamse regering dit geld bij de dotatie aan het Vlaams Gemeentefonds voor 2001 voegen. Vervolgens kan het bedrag volgens de huidige verdelingscriteria worden verdeeld. De Vlaamse regering heeft ondertussen een beslissing genomen aangaande bijkomende middelen voor de komende jaren. Bovenop het bijkomende bedrag van 1 miljard frank van dit jaar, is in de begroting 2002 nogmaals in een stijging met 1,1 miljard frank voorzien. De Vlaamse regering heeft zich ertoe verbonden om het Gemeentefonds in 2003 een bijkomende injectie van 1,2 miljard frank te geven. Deze beslissing staat los van de voorziene indexering.
Deze bijkomende middelen moeten ervoor zorgen dat geen enkele gemeente bij de invoering van het nieuwe Gemeentefonds minder zal ontvangen dan momenteel het geval is. Dit betekent uiteraard niet dat alle gemeenten meer zullen ontvangen. Het is de bedoeling om de gemeenten de nodige zekerheid te bieden. Inzake begroting voeren veel gemeenten een meerjarenbeleid. De gemeenten mogen echter gerust zijn. Ongeacht de resultaten van de nieuwe parameters staat nu al vast dat geen enkele gemeente plots minder zal ontvangen.
Hoewel ik niet op het nieuwe Gemeentefonds wil vooruitlopen, wil ik hier nog even benadrukken dat de Vlaamse regering de middelen van het fonds tijdens deze legislatuur met 5,5 miljard frank zal verhogen. Er is gevraagd om een onmiddellijke verhoging met 5 miljard frank. Hoewel ik een dergelijke maatregel ook wel zou willen nemen, wil ik er toch op wijzen dat het resultaat op het einde van deze legislatuur 5,5 miljard frank zal bedragen.
Hoewel de middelen substantieel toenemen, blijven veel gemeenten alarmerende signalen aangaande hun financiële situatie uitzenden. Uit nader onderzoek blijkt dat het er steeds meer op lijkt dat de Vlaamse overheid op gemeentelijk niveau de kosten van federale beslissingen moet betalen. Dit is een zeer belangrijk discussiepunt. Als de Vlaamse regering een beslissing neemt die repercussies heeft op de gemeentelijke financiën, zal ze eerst de kostprijs laten onderzoeken en, indien nodig, zelf de gevolgen van haar beslissing dragen. Die logica moet ook gelden voor beslissingen van de federale regering. Het kan niet dat op een ander niveau beslissingen worden genomen die onze bestuurskracht, onze middelen en onze stuurkracht bij het besteden van die middelen bepalen. Dat kan de bedoeling niet zijn. De defederalisering van de gemeente- en de provinciewet moet tot een grotere autonomie leiden. Zonder de nodige financiële middelen is er echter geen sprake van autonomie. De federale regering mag onze autonomie op geen enkele wijze sturen, beperken of inperken. Dat is onaanvaardbaar.
De op til zijnde politiehervorming vormt hiervan een sprekend voorbeeld. Het is nu al duidelijk dat het hier niet om een budgettair neutrale operatie gaat. De federale overheid heeft in 8 miljard frank voorzien om de bijkomende kosten voor de gemeenten te compenseren. Het staat nu al vast dat dit bedrag niet zal volstaan. Uit berekeningen blijkt dat er voor alle Belgische gemeenten 3,8 miljard frank zou moeten bijkomen. Voor Vlaanderen zou dit op ongeveer 2,5 miljard frank neerkomen. Minister Duquesne heeft verklaard dat de begroting 2002 in een bijkomend bedrag van 2 miljard frank zal voorzien. De objectieve berekening van de kostprijs van de politiehervorming toont aan dat dit bedrag niet zal volstaan. Hoewel minister Duquesne al herhaaldelijk de vraag heeft gekregen om een duidelijk beeld te schetsen van de effecten van de hervorming op gemeentelijk niveau, is hij hier nog nooit in geslaagd. Volgens hem zijn de nodige cijfergegevens nog niet beschikbaar. Tijdens het afgelopen weekend heb ik ergens gelezen dat minister Duquesne het zelf niet weet. Hij beschikt nog niet eens over een evaluatie van de dertien geïnstalleerde pilootzones. Het spreekt vanzelf dat de Vlaamse regering deze situatie zeer kritisch beoordeelt.
We weten op dit moment dat 8 miljard frank niet zal volstaan. Ik wil hier formeel verklaren dat we de Vlaamse portefeuille of de portefeuille van de Vlaamse gemeenten niet zullen laten leegmaken door de federale beslissingen over de politiehervorming. Een dergelijke aantasting van het bestaan van de eigen budgetten is onaanvaardbaar. We zullen bovendien trachten om een regelgeving uit te bouwen die de gemeenten een gesloten beurs voor de politiehervorming geeft. Het spreekt vanzelf dat die middelen van de federale overheid afkomstig zullen moeten zijn. We zullen in de nabije toekomst onderzoeken of het mogelijk is om aan de gemeenten een dergelijke regelgeving op te leggen. Ik beweer niet dat dit een makkelijke opgave is. Hoewel we niet zeker weten of we wel een sluitende clausule zullen vinden, zullen we een poging ondernemen.
Er is in dit land soms sprake van bevoegdheids- en belangenconflicten. Indien dit probleem niet wordt opgelost, betreft het hier een belangenconflict in de zuiverste betekenis van het woord. Indien op het federale niveau geen oplossing wordt gevonden, zal dit tot een conflict leiden tussen de federale overheid en het volledige interne bestuur van Vlaanderen. Ik denk hierbij niet enkel aan de Vlaamse regering, maar ook aan het Vlaams Parlement, aan de Vlaamse instellingen en aan de Vlaamse provincie- en gemeentebesturen. Indien de federale overheid dit conflict wil, moet ze de politiehervorming blijven aanpakken zoals ze nu doet. Ik kan het dus niet sterker formuleren. Zoeken we het conflict? Neen. Willen we het conflict? Neen. Willen we oplossingen? Ja. Ik denk niet dat er in dit land iemand baat heeft bij een conflict om het conflict. Dit is echter het meest duidelijke signaal van de Vlaamse regering en ik zeg dit met medeweten van mijn collega's en dus niet op eigen houtje. We hebben hierover overleg gepleegd. Als minister van Binnenlandse Aangelegenheden valt het wel onder mijn verantwoordelijkheid, maar alle Vlaamse ministers weten dat dit tot een conflict zal leiden als de federale overheid geen oplossing uitwerkt.
Het is de bedoeling dat de gemeenten met de middelen van de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaams Gewest ordelijk kunnen besturen. Er is een opmerking gemaakt over de belastingen. Uiteraard wil de Vlaamse regering niet dat alle gemeenten de facto hun belastingen zouden verhogen. De Vlaamse burger staat al een belangrijk deel van zijn inkomen af aan de overheid. We kennen die cijfers allemaal. Het is niet de bedoeling dat de 50 percent opnieuw wordt overschreden. Als de Vlaamse regering merkt dat de belastingdruk op gemeentelijk vlak stijgt, dan zullen we dat niet graag hebben. Dat heeft de minister-president gezegd. De autonomie van de Vlaamse gemeenten blijft echter bestaan. De minister-president heeft geen enkele mogelijkheid om in te grijpen in die situatie en ik ook niet. Bovendien wil ik niet eerst zeggen dat men het geld vrij kan besteden en daarna hoe het belastingssysteem er moet uitzien. De verklaring van de minister-president moet worden begrepen als een bezorgdheid over de belastingdruk voor de burger. Ik denk dat ik helder en duidelijk heb geantwoord op de vragen.
De voorzitter : Ik dank de minister voor zijn eerlijk en uitgebreid antwoord. Ik vermoed echter dat de heer De Roo nog bijkomende vragen heeft.
De heer De Roo heeft het woord.
De heer Johan De Roo : Mijnheer de voorzitter, ik moet u ontgoochelen. Ik vond het antwoord van de minister zeer duidelijk en zeer open. Ik heb dus geen bijkomende vragen meer. Ik kreeg immers een antwoord op alle vragen.
Wij zijn bereid om op een constructieve manier de bespreking van het ontwerp van decreet aan te vatten in deze commissie en in het parlement. Ik bevestig ook wat de minister heeft gezegd over de federale hold-up van de steden en de gemeenten die aan de gang is naar aanleiding van de politiehervorming. Als men zegt dat het een nuloperatie zal zijn en als later op basis van concrete bewijzen blijkt dat het helemaal geen nuloperatie is, dan moet men daar iets aan doen. De Vlaamse regering is dan zeer goed geplaatst om de belangen van de steden en de gemeenten te verdedigen en om de confrontatie met de federale overheid aan te gaan.
Het is het juiste ogenblik om dit te zeggen, omdat men straks in het Vlaams en in het federaal Parlement aan de begrotingsbespreking zal beginnen. Men zal daar conclusies aan vast moeten knopen. Ik ben daarvan overtuigd. Ik dank de minister nog eens voor de openheid en de duidelijkheid van zijn antwoord.
Minister Paul van Grembergen : Ik heb nog een technische mededeling.
Begin volgende week zullen alle gemeenten een brief krijgen waarin de juiste ramingen voor 2001 en 2002 staan.
Het gaat hier uiteraard om een parlementair initiatief dat samen met de Vlaamse regering is genomen. Het zou wellicht goed zijn daarover een met redenen omklede motie in te dienen waarin de volledige redenering wordt weergegeven.
De heer Johan De Roo : Ik ben bereid een tekst op papier te zetten, maar wel in overleg met de verschillende fracties. Dit is immers zeer belangrijk.
Met redenen omklede motie
De voorzitter : Door de heer De Roo werd tot besluit van deze interpellatie een met redenen omklede motie aangekondigd. Ze moet zijn ingediend uiterlijk om 17 uur op de tweede werkdag volgend op de sluiting van de vergadering.
Het parlement zal zich daarover tijdens een volgende plenaire vergadering moeten uitspreken.
Het incident is gesloten.