Commissie voor Openbare Werken, Mobiliteit en Energie Vergadering van 25/09/2001
Vraag om uitleg van de heer Carl Decaluwe tot de heer Steve Stevaert, minister vice-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie, over het Vlaams Mobiliteitsplan van de regering
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Decaluwe tot de heer Stevaert, minister vice-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie, over het Vlaams Mobiliteitsplan van de regering.
De heer Decaluwe heeft het woord.
De heer Carl Decaluwe : Mevrouw de voorzitter, ik zal proberen om het kort te houden. Mijn vraag betreft mijn bekommernis inzake het hier al enkele keren aangekondigde Mobiliteitsplan Vlaanderen.
De minister heeft zijn woord gehouden en heeft ervoor gezorgd dat de leden van deze commissie voor het zomerreces de uitgebreide nota hebben ontvangen. We hebben deze nota eerst op cd-rom ontvangen. Aangezien dit voor enkele problemen heeft gezorgd, hebben we later nog een gedrukte versie ontvangen.
Iedereen wist op voorhand dat het hier niet om een regeringsontwerp ging, maar om een plan van de administratie. De administratie heeft in dit verband enorm veel belang gehecht aan de analyse en heeft een hele resem aan voorstellen naar voren geschoven. Dit ontwerp heeft echter louter de status van een werkdocument. Ik heb het tijdens het zomerreces grondig gelezen. Het nadeel van dit voorontwerp of plan is dat het geen politieke keuzes bevat.
Dit is gewoon een vaststelling. Het spreekt vanzelf dat de administratie geen politieke keuzes moeten maken. Dit is de taak van de politiek. Om het debat te voeren, zou het evenwel handiger zijn om ook de visie van de minister te kennen.
Het is belangrijk dat de minister-president in dit verband zijn rol van behoeder van het regeerakkoord heeft opgenomen. Het regeerakkoord stelt uitdrukkelijk dat de Vlaamse regering in het voorjaar van 2001 aan het Vlaams Parlement een Mobiliteitsplan Vlaanderen zou voorleggen. Dit is tot op heden nog steeds niet gebeurd.
Tijdens het zomerreces heeft de minister-president in de media verklaard dat de minister van Mobiliteit de vraag heeft gekregen om zo snel mogelijk een eigen versie van een mobiliteitsplan aan de Vlaamse regering voor te leggen. Hierna zou het Vlaams Parlement dit politiek gedragen document kunnen bespreken. Indien dit niet gebeurt, kan het nog lang duren alvorens er een definitief Mobiliteitsplan Vlaanderen uit de bus komt. Ik spreek dan niet over de planning noch over de concrete uitvoeringsmodaliteiten, die meestal nog een aantal jaren extra vergen.
Om die reden heb ik twee concrete vragen. Ten eerste, bereidt de minister zijn eigen mobiliteitsplan voor op basis van het ontwerp van zijn administratie en wanneer zal hij dit concreet aan de Vlaamse regering voorleggen? Ten tweede, vindt de minister de procedure om het ontwerp eerst door de commissie te laten bespreken alvorens aan de regering voor te leggen om dit nadien terug aan het parlement voor te leggen, niet erg tijdrovend? Als we hierover zijn mening vragen, zegt hij dat hij geen visie heeft en dat hij ermee naar de regering gaat. Het is bijgevolg noodzakelijk zo spoedig mogelijk het definitief Mobiliteitsplan Vlaanderen van de Vlaamse regering te kennen, en politiek te evalueren welke maatregelen dringend en noodzakelijk zijn voor de oplossing van de problemen inzake mobiliteit in Vlaanderen.
De voorzitter : De heer Malcorps heeft het woord.
De heer Johan Malcorps : Mevrouw de voorzitter, ik wens me hierbij aan te sluiten. Ik denk dat een goed debat over mobiliteit op basis van duidelijke premissen moet vertrekken. Er is inderdaad nood aan een standpunt van de regering en van de minister. Het heeft geen zin om een reeks hoorzittingen te organiseren, zoals tijdens de vorige legislatuur in de ad hoc commissie voor Mobiliteit onder het voorzitterschap van de heer Tobback. Het Vlaams Mobiliteitsplan biedt stof genoeg, maar we moeten vertrekken vanuit een duidelijk standpunt van de minister, liefst van de hele regering. Daarover kunnen dan hoorzittingen worden georganiseerd en mensen ondervraagd en kunnen we zelf standpunten innemen, maar niet omgekeerd.
We moeten ook over alle informatie beschikken. We hebben de cd-rom en de boeken, maar twee belangrijke elementen ontbreken, namelijk een kosten- batenanalyse en een milieu-effectenrapport. Deze documenten werden tegen eind september beloofd. Ik veronderstel dat ze intussen klaar zijn. Hoe moeten dingen structureel veranderen en welke implicatie heeft dit voor de begrotingsbesprekingen? Bij het begin van deze legislatuur is gezegd dat zware inspanningen inzake mobiliteit aan de orde waren en in concrete begrotingsinspanningen zouden resulteren. Om hier adequaat over te oordelen, zijn deze twee documenten absoluut nodig, namelijk de kosten-batenanalyse, maar voor ons zeker ook het milieu-effectenrapport.
Er staan in het huidig ontwerp voor mobiliteit schitterende passages over milieu en leefbaarheid, maar het geheel van de milieueffecten die uit dit plan zullen voortvloeien zijn uiteraard belangrijk. Dit willen we zwart op wit zien.
Daarom willen we zo snel mogelijk over aanvullende informatie beschikken. Ten tweede wensen we het standpunt van de regering en van de minister kennen. We willen er de verdere bespreking in deze commissie aan verbinden.
De voorzitter : Minister Stevaert heeft het woord.
Minister Steve Stevaert : Mevrouw de voorzitter, collega's, ik wil eerst kort op de aanvullende vraag van de heer Malcorps reageren. De stukken zullen er op tijd zijn, want het is evident dat ze nodig zijn om de zaak te bespreken.
Het ontwerp van Mobiliteitsplan Vlaanderen werd door een consortium van universiteiten en studiebureaus voorbereid. Daarna werd het gedetailleerd uitgewerkt door de administratie. Het heeft een planhorizon tot na 2010. Het overstijgt in belangrijke mate de regeerperiode, en gaat in op het te voeren beleid en de te verwachten effecten op korte, middellange en lange termijn. Het is bijgevolg zeer grondig voorbereid en ongetwijfeld een erg waardevol document geworden, volledig conform aan de bepalingen van het regeerakkoord. Het document werd in het voorjaar 2001 eerst overgemaakt aan de leden van de Vlaamse regering en is, zoals steeds was vooropgesteld, voor het parlementair reces aan het Vlaams Parlement voorgelegd.
Het ontwerp van beleidsplan dat door de administratie werd uitgewerkt, voldoet geheel aan de bepalingen van het regeerakkoord van de huidige Vlaamse regering en is inzake de doelstellingen en hoofdlijnen inhoudelijk in overeenstemming met de beleidsnota Mobiliteit en Openbare Werken.
De consistentie tussen beide beleidsdocumenten is op zich niet verwonderlijk, daar beiden van eenzelfde beleidsvisie en beleidsstrategie vertrekken die in het strategisch plan Mobiliteit en Openbare Werken is weergegeven. Dit strategisch plan werd in gezamenlijk overleg tussen administratie en kabinet opgesteld en als bijlage toegevoegd aan de hoger vermelde beleidsnota.
Het aan de administratie toekennen van de opdracht tot het opstellen van een ontwerp van beleidsplan is bovendien geheel in overeenstemming met het regeerakkoord van de huidige Vlaamse regering, waarin gesteld wordt dat de beleidsvoorbereiding een wezenlijke kerntaak van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap moet worden.
De belangrijkste voorstellen om de mobiliteitsproblematiek op korte termijn aan te pakken zitten reeds vervat in mijn beleidsnota en in de rapportering hierover via de jaarlijkse beleidsbrieven. Op basis van deze door het Vlaams Parlement aanvaarde beleidsnota kunnen dan ook alle voor de mobiliteit noodzakelijke maatregelen binnen deze legislatuur getroffen worden.
Ik zie bijgevolg geen enkele reden waarom ik een eigen mobiliteitsplan moet uitwerken dat andere prioriteiten zou leggen voor de huidige regeerperiode. Ook de stelling dat de vooropgezette procedure te tijdrovend zou zijn en dat de noodzakelijke en dringende maatregelen op de lange baan worden geschoven, wil ik ten zeerste weerleggen.
Ik heb altijd begrepen dat het de ambitie is van het Vlaams Parlement om uit te groeien tot een forum voor maatschappelijke discussie en dat het ernaar streeft om mee de bakens uit te zetten voor het beleid van morgen. Ik refereer hier aan het voorwoord van het Reglement van het Vlaams Parlement van 24 januari 2001. Mede daarom werd voor de besluitvorming over de langetermijnvisie Schelde-estuarium, eveneens gesteund op meervoudige doelstellingen als veiligheid, toegankelijkheid en natuurlijkheid, een gelijkaardige aanpak gevolgd als degene die nu wordt gehanteerd voor het Mobiliteitsplan Vlaanderen. Deze wijze van aanpak werd toen door het Vlaams Parlement als zeer waardevol onderkend.
Ook het voorliggende ontwerp van beleidsplan is een uitgelezen kans voor het Vlaams Parlement om zijn ambities in verband met het langetermijnbeleid waar te maken. Dankzij de vooropgezette procedure krijgt het parlement de kans om het pad naar een duurzame mobiliteit uit te tekenen.
Omdat het plan een dusdanige reikwijdte heeft gekregen met uitspraken op korte, middellange en lange termijn over de wijze waarop de Vlaamse bevoegdheden inzake mobiliteit en openbare werken moeten worden ingezet, maar ook over ruimtelijke ordening, economie, sociale zaken, fiscaliteit, en het gewenste beleid op federaal niveau, is een grondige bespreking in het Vlaams Parlement wenselijk en noodzakelijk. Het zou een goede zaak zijn voor Vlaanderen mocht de besluitvorming inzake mobiliteit in alle openheid en met kennis van alle standpunten tot stand komen.
De procedure biedt bovendien een perspectief op een vergroting van het draagvlak, van de maatschappelijke aanvaarding en van de politieke consensus omtrent de maatregelen die zich op termijn opdringen. Ik geef alleszins de voorkeur aan een doordacht, inhoudelijk samenhangend en uitvoerbaar plan, dat het voorwerp is geweest van een ruim maatschappelijk en politiek debat, en waarvan de consequenties voor Vlaanderen ook op middellange en lange termijn duidelijk zijn.
De grondigheid en indringendheid van het debat primeren voor mij op de snelheid. Beter grondig bezinnen en een beleid op lange termijn uitzetten, dan nu overhaaste en foutieve beslissingen te nemen. Het is duidelijk dat een duurzame mobiliteit alleen te bereiken is met een consistent, volgehouden en samenhangend beleid op korte, middellange en lange termijn.
Zoals ik al eerder heb aangekondigd, wens ik mijn persoonlijke bekommernissen en accenten te kunnen toelichten tijdens de komende maatschappelijke en politieke discussie.
De voorzitter : De heer Decaluwe heeft het woord.
De heer Carl Decaluwe : Mijnheer de minister, uw antwoord verrast me niet, maar het is moeilijk om in een politiek orgaan te discussiëren over zo'n document. Het is weliswaar geïntegreerd en op veel vlakken volledig, maar u hebt ook ooit gezegd dat het een document van de administratie is en dat u niet met alle ideeën uit dat document akkoord gaat.
Met welke ideeën bent u het dan eens en met welke niet? Over rekeningrijden kennen we uw stelling al, maar inzake de missing links staan het Ruimelijk Structuurplan Vlaanderen, het investeringsprogramma en de voorstellen van de administratie inzake het Mobiliteitsplan Vlaanderen haaks op elkaar. Met het oog op de hoorzittingen en de politieke discussie over de te nemen maatregelen is het echter handig te weten of u achter het document staat of niet. Dan kunnen we pas ten gronde discussiëren.
U maakt een vergelijking met het Schelde-estuarium. Dat is hiermee op een aantal punten vergelijkbaar, maar we hebben ook een fundamenteel probleem. Voor de Vlaamse regering is dit een topprioriteit. In het regeerakkoord staat dat het er zou komen in het voorjaar van 2001, maar we naderen al het voorjaar 2002. Er is dus al een vertraging.
Ik pleit ervoor dat u zo snel mogelijk met dit document naar de Vlaamse regering stapt, en zegt waarmee u akkoord gaat en waarmee niet. Dan kan er ten volle gediscussieerd worden op basis van de documenten die al bestaan - er zijn geen nieuwe nodig - over onze visie op de evolutie van de mobiliteit in Vlaanderen.
De voorzitter : Het incident is gesloten.