Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gelijke Kansen Vergadering van 27/09/2001
Interpellatie van mevrouw Trees Merckx-Van Goey tot mevrouw Mieke Vogels, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, over de drugspreventie in Vlaanderen en de coördinatie met het federale drugsbeleid
Interpellatie van mevrouw Niki De Gryze tot mevrouw Mieke Vogels, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, over de PMA-drugsdoden en de afwezigheid van een preventiecampagne terzake
De voorzitter : Aan de orde zijn de samengevoegde interpellaties van mevrouw Merckx tot mevrouw Vogels, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, over de drugspreventie in Vlaanderen en de coördinatie met het federale drugsbeleid en van mevrouw De Gryze tot minister Vogels, over de PMA-drugsdoden en de afwezigheid van een preventiecampagne terzake.
Mevrouw Merckx heeft het woord.
Mevrouw Trees Merckx-Van Goey : Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, zodra het Vlaams Parlement zijn werkzaamheden heeft hervat, heb ik een interpellatie ingediend over het drugsbeleid in het algemeen en de PMA-overlijdens in het bijzonder. De alledaagse realiteit dwingt ons om een en ander ter sprake te brengen en daaruit onze conclusies te trekken.
Velen onder ons zijn tijdens de vakantie geschokt door de dood van een aantal jongeren ten gevolge van PMA-gebruik. In de media zagen we de federale ministers van Justitie en Volksgezondheid met elkaar bekvechten. Uit het verslag van een speciale vergadering van de Senaat blijkt dat een meerderheid in Kamer en Senaat zeer kritisch is ten opzichte van minister Aelvoets houding.
De aanhoudende vaagheid over het al dan niet toelaten van bepaalde producten en de verschillen tussen de nota's van de federale regering en de huidige regelgeving maken het onmogelijk om een degelijk preventie- en hulpverleningsbeleid te voeren. Misschien wekt het federale gekibbel ten onrechte de indruk dat de Vlaamse overheid geen verantwoordelijkheid draagt in deze aangelegenheid. Waarom heeft noch minister Vogels noch minister Aelvoet het publiek ingelicht? De administraties van beide ministers waren allang op de hoogte van de gevaren van PMA, en het Europese monitoringsysteem heeft reeds in 2000 gewezen op de risico's van PMA-gebruik. De mensen uit de hulpverlening hebben die informatie gekregen, maar de gebruikers en het grote publiek niet.
Ik pleit niet voor massacampagnes om het publiek voor te lichten. Daarvoor zijn geëigende methodes nodig. We kunnen er echter niet omheen dat de beschikbare informatie is blijven hangen bij de professionele hulpverleners, en niet is doorgedrongen bij een breder publiek.
Mevrouw de minister, wat hebt u gedaan met de informatie die uw administratie heeft bereikt? Zijn er specifieke acties op touw gezet over XTC, PMA en andere synthetische drugs?
De federale minister van Gezondheid heeft beloofd om voortaan sneller het brede publiek te waarschuwen, en beoogt daarmee een preventief effect. Mevrouw de minister, u bent bevoegd voor preventie. Heeft minister Aelvoet hierover overlegd met u? Welke rol is er naar uw mening voor u weggelegd?
Hoe staat het met het ontradingsbeleid? Wat is in dit verband nu daadwerkelijk al gebeurd? Tijdens het plenaire debat heeft de voorzitter uitdrukkelijk aangedrongen op een ontradingsbeleid. Volksvertegenwoordigers van alle fracties hebben hetzelfde gedaan. Toen is ook gevraagd dat de Vlaamse regering haar standpunt zou bijsturen, en daadwerkelijk een ontradingsbeleid zou voeren.
Iedereen is het erover eens dat een beleid dat zich beperkt tot het verstandig en met mate omgaan met drugs niet realistisch is. Het onderscheid tussen legale en illegale drugs en tussen problematisch en niet problematisch gebruik is niet duidelijk. Er heerst verwarring op dat vlak. Wat is de stand van zaken binnen de Vlaamse regering? Stuurt men het standpunt bij? Voor het reces heb ik daarover minister president Dewael ondervraagd. De minister heeft namens de minister-president geantwoord. Ik herhaal mijn vraag : is er een ontradingsbeleid, en uit welke concrete maatregelen blijkt dat? Ik wil vooral meer vernemen over de financiering van dat ontradingsbeleid, want dat is mijns inziens de maatstaf om na te gaan of het de regering menens is.
Ik heb ook vragen over de federale middelen voor het drugsbeleid. Naast enkele broekzak-vestzakoperaties zal het geld vooral worden besteed aan hulpverlening. Preventie is echter een gemeenschapsaangelegenheid. De minister heeft gezegd dat er min of meer een consensus bestaat om uit de pot van 500 miljoen frank geld te halen om de drugspreventiewerkers die in het kader van de veiligheids- en preventiecontracten zijn tewerkgesteld, maar op verscheidene plaatsen zouden worden ontslagen, aan het werk te houden. De minister betreurde trouwens de schrapping van vele preventie- en veiligheidscontracten. Is daarover met de federale overheid gesproken? Is men zeker dat de drugspreventiewerkers aan de slag blijven? Als dat niet het geval is, is het hoog tijd dat de minister zelf haar verantwoordelijkheid opneemt. Het kan toch niet dat de gemeenten alle personeelslasten moeten dragen. De gemeenten hebben het financieel al zeer moeilijk.
Dat alles betekent nog niet dat men op Vlaams niveau meer initiatieven ontwikkelt. We hebben altijd consequent aangedrongen op meer investeringen in preventie. Vlaanderen investeert te weinig in preventie. Vlaanderen besteedt daarvoor 100 miljoen frank, terwijl naar hulpverlening veel meer geld gaat. Daarom hebben experts in de pers een oproep gedaan om meer Vlaams geld voor drugspreventie- en hulpverlening in te zetten. Volgens de experts is voor preventie 500 miljoen frank nodig. In de oproep wordt de kabinetssecretaris van de minister geciteerd : 'Voor de begroting 2002 is geen extra geld vrijgemaakt voor drugspreventie.' Nochtans vragen de experts veel meer geld. De CVP amendementen waarin om bijkomende middelen was gevraagd, gingen niet zo ver als wat de experts voorstellen. Die amendementen waren dus valabel. Ik wil daarom van de minister vernemen of ze bij het standpunt blijft dat er voor 2002 geen bijkomende middelen worden uitgetrokken.
Als Vlaanderen van drugspreventie geen prioriteit maakt, dan zal de regering haar geloofwaardigheid verliezen. De minister moet dit dan ook maar zelf aan de bevolking vertellen. Ze moet dit dan zondag maar even uitleggen op een bijeenkomst van ouders van verslaafde jongeren die aan drugsgebruik zijn overleden.
Ik zal niet uitweiden over het convenant met de VAD. Dit convenant loopt ten einde. De VAD levert waardevol werk af. Een nieuw convenant biedt een uitstekende gelegenheid om een actievere langetermijnsrol vorm te geven. Ik ben op dat vlak nogal pessimistisch. Toen we hier het voortgangsrapport over de VAD hebben besproken, heeft de minister gezegd dat het eigenlijk niet nodig is om daar veel meer voor uit te trekken. Als ik het mis heb, kunt u dat hier rechtzetten, en ons zeggen dat er naast de verworven 77 miljoen frank een betekenisvolle verhoging van de middelen voor de VAD in het vooruitzicht wordt gesteld. Toen de VAD is opgestart, werkte de instelling vooral rond de alcoholproblematiek. De PMA-doden hebben aangetoond dat er nieuwe evoluties zijn, en daarvoor zijn bijkomende middelen nodig.
Ik wil ook vernemen hoe het met een geïntegreerde aanpak zit. Zijn er samenwerkingsakkoorden in de maak? Ten slotte wil ik het hebben over de steun aan ouders. Ouders hebben steun nodig bij de hulpverlening aan hun kinderen. Ze hebben ook zelf steun nodig. Ze moeten worden begeleid. Er zijn suggesties om te komen tot een uitgebouwd preventienetwerk en een netwerk van een gediversifieerd hulpverleningsaanbod. Dat is vroeger al aan de orde geweest. Is er het voorbije jaar op dat vlak al vooruitgang gemaakt?
De voorzitter : Mevrouw De Gryze heeft het woord.
Mevrouw Niki De Gryze : Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, geachte collega's, eind augustus is bij een jongen die op 26 februari in vreemde omstandigheden is overleden, een vrij belangrijke PMA-concentratie gevonden. Officieel is dat de vierde jongere die dit jaar is gestorven ten gevolge van het slikken van deze drug. In recente getuigenissen uit het milieu heeft men het zelfs over acht doden in België. Op het ogenblik dat deze jongeren stierven, kende niemand - met uitzondering van een handvol specialisten - deze nieuwe drug. PMA werd nochtans reeds in de jaren zestig in Canada gemaakt, maar raakte wegens de nevenwerkingen in de vergetelheid. Begin jaren negentig dook de drug weer op in Australië. Sinds twee jaar circuleert PMA in de VS en Europa.
Vorig jaar vielen er al doden in de VS, Australië en Oostenrijk. Dit alles staat in de Artsenkrant van augustus 2001.
In Europa zijn al meer dan twintig slachtoffers gevallen. De eerste waarschuwing van het Europees monitoringcentrum voor drugs aan de VAD over het in omloop zijn van deze nieuwe gevaarlijke drug dateert al van 25 juni 2000. In mei 2001 liep bovendien een melding over de drug binnen bij de VAD. Toch werd geen enkel initiatief genomen om de bevolking in te lichten en werd evenmin een preventiecampagne opgestart in scholen, jeugdorganisaties of op andere plaatsen waar tieners en jongeren kunnen worden bereikt.
Reeds in december 1999 heb ik in de plenaire vergadering gevraagd om in de nodige middelen te voorzien opdat kan worden ingegaan op de vraag naar extra aandacht voor synthetische drugs van de Europese top te Helsinki.
Bovendien hebben mensen uit de sector reeds meermaals hun beklag gedaan over het te beperkte budget voor preventie in het algemeen. Dat is bijvoorbeeld de reden waarom de Drugslijn niet kan worden bereikt op zondag.
In het preventiebeleid zou meer nadruk moeten worden gelegd op ontraden van drugsgebruik. In het uitgangsmilieu gaat men er nu van uit dat XTC in orde is, maar PMA niet. XTC is echter niet ok. Buiten de gekende gevolgen heeft het als langetermijngevolg onder meer het optreden van depressies.
Mijn vraag is drieledig. Waarom werd de bevolking niet ingelicht over de aanwezigheid van de gevaarlijke, zelfs dodelijke drug in ons land? Waarom werd geen preventiecampagne opgestart? Zal met de PMA-catastrofe in het achterhoofd, nu werk worden gemaakt van een degelijk ontradingsbeleid? Zal de minister eindelijk voldoende fondsen ter beschikking stellen van de preventie?
De voorzitter : De heer Roegiers heeft het woord.
De heer Jan Roegiers : Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, in aansluiting op de interpellaties van de collega's, wil ik een pleidooi houden om echt werk te maken van een geïntegreerd drugsbeleid. Ik heb de indruk dat een en ander spaak loopt bij het maken van afspraken tussen de federale overheid en de gemeenschappen.
Ik illustreer dit even aan de hand van het voorbeeld van de PMA-doden. Op een bepaald ogenblik werd gesuggereerd om de pillen te laten testen op hun samenstelling. U was tegen omdat het de indruk geeft de illegaliteit te stimuleren. Bovendien stelde u dat een kwaliteitscontrole niet tot uw bevoegdheden behoort, maar tot die van de federale overheid. Federaal minister Aelvoet was het ermee eens om de controle niet uit te voeren, omdat de zaak te gevoelig lag bij het publiek. Ze voegde eraan toe dat de controle onder de noemer preventie valt, en dus een zaak is van de gemeenschappen.
Mevrouw de minister, ik wil heel voorzichtig zijn, want het drugsdebat kan de emoties hoog doen oplaaien. Ik pleit wel heel nadrukkelijk voor een geïntegreerd drugsbeleid en voor heel concrete en duidelijk afspraken tussen de federale overheid en de gemeenschappen.
In de interpellaties mis ik iets. De beide vraagstellers hebben het heel nadrukkelijk, zelfs bijna exclusief, over preventie. Niemand van ons zal het belang ervan ontkennen, maar we leven in een samenleving waarin drugs aanwezig zijn. In het geïntegreerd drugsbeleid moeten we het aandurven om jongeren en volwassenen verantwoord te leren omgaan met dergelijke middelen.
Van kindsbeen af worden we geconfronteerd met alcohol en we weten perfect dat alcohol schadelijk kan zijn en dat ermee op een verantwoorde wijze moet worden omgesprongen. We weten ook dat niet alle bessen of paddestoelen in het bos eetbaar zijn. Over zoiets kan worden gesproken. Over middelgebruik en -misbruik heerst echter een zodanig groot taboe dat men zich vaak verstopt achter het excuus van de illegaliteit om er niet over te moeten praten. Dat is fout.
In een geïntegreerd drugsbeleid zijn naast preventie en 'curatie', ook het verantwoord omgaan en het leren om 'neen' te zeggen tegen middelen, van groot belang. Jongeren krijgen van alle kanten prikkels. Wie over kennis en over de middelen beschikt, kan veel gemakkelijker weigeren. De jongeren moeten op de hoogte worden gebracht van de samenstelling van de producten en van de neveneffecten. Het moet mogelijk worden gemaakt dat bijvoorbeeld een leraar scheikunde aan zijn studenten kan uitleggen wat in een PMA- of een XTC-pil zit en wat de schadelijke gevolgen ervan kunnen zijn. Dit staat niet haaks op de preventie. Het is een beleid waarin beide aan bod komen. We hebben er enkel iets bij te winnen.
Mevrouw de minister, ik houd dus enerzijds een pleidooi voor een geïntegreerd drugsbeleid waarvan een verantwoord middelengebruik deel uitmaakt en anderzijds vraag ik concrete afspraken inzake de bevoegdheden van de federale overheid en de gemeenschappen.
De voorzitter : Minister Vogels heeft het woord.
Minister Mieke Vogels : Mevrouw de voorzitter, ik dank de interpellanten voor hun goed gestoffeerde en interessante uiteenzettingen. Ik zal proberen een zo volledig mogelijk antwoord te geven en starten met het punt dat deze zomer de media haalde : de PMA-doden.
De informatie over nieuwe middelen, nieuwe trends en nieuwe manieren van gebruik, wordt op Europese schaal verwerkt via een early warning system of EWS. De informatie uit de praktijk wordt op landelijk en Europees niveau verzameld en opnieuw naar het werkveld doorgestuurd. Het systeem werkt naar behoren. Voor Vlaanderen bestaat het EWS-netwerk uit 350 contactpersonen van spoedopnamediensten, eerstelijnsdiensten, straathoekwerkers, belangengroepen voor drugsgebruikers, preventiewerkers, enzovoort. Het gaat dus niet enkel over specialisten, maar ook over veldwerkers, die de informatie gericht kunnen doorgeven aan de beoogde doelgroepen.
De VAD stuurt de contactpersonen regelmatig een EWS-nieuwsbrief. Dat gebeurt wanneer signalen worden opgevangen in Europa en/of in België. De nieuwsbrieven bevatten informatie uit de eerste hand. Aangezien het gaat over niet-gecontroleerde gegevens wordt in elke nieuwsbrief gevraagd om de nodige discretie aan de dag te leggen en de informatie niet via de pers te verspreiden. Tot nu toe houden de informanten zich aan de afspraken.
In juli 2000 werd in een EWS-nieuwsbrief voor de eerste keer informatie over PMA doorgegeven op basis van meldingen uit andere Europese landen. In 2001 werden verschillende meldingen gedaan, onder meer over nieuwe verschijningsvormen van het product, gesignaleerd in andere Europese landen.
Naar aanleiding van de twee dodelijke slachtoffers in Antwerpen werd op 7 augustus 2001 een laatste nieuwsbrief verstuurd. Deze was gebaseerd op de informatie die de VAD van het Wetenschappelijk Instituut (WIV) Louis Pasteur heeft ontvangen, en bevatte ook de expliciete vraag om de pers niet in te lichten omwille van een lopend onderzoek bij het parket. De vier PMA-doden die we moesten betreuren, dateren alle van voor augustus 2001, de eerste van het begin van het jaar, de drie andere van juli. Dit heeft de heer Schepens, toxicoloog, bekendgemaakt. Dit betekent dat een snellere informatieverstrekking deze vier gevallen helaas niet had kunnen voorkomen.
Tot op heden werd met het EWS steeds de keuze gemaakt om deze informatie enkel via het netwerk van contactpersonen en niet via de pers te verspreiden. Dat wordt op regelmatige tijdstippen herzien : houden we deze politiek aan of niet. Dit vormt het onderwerp van lange discussies en van wetenschappelijk onderzoek in Europees perspectief. Er wordt nog steeds voor gekozen om de verschijning van nieuwe drugs niet via de media te verspreiden.
Daar zijn vele redenen voor. Aangezien de producten steeds andere vormen aannemen, is het bijzonder moeilijk om specifieke, bruikbare en actuele informatie over deze nieuwe producten te verspreiden. De pers lijkt mij en de VAD niet het geschikte kanaal om zulke informatie naar de algemene bevolking te verspreiden, noch naar gebruikers die zich weinig aangesproken voelen door informatie in de media. Uit onderzoek is gebleken dat gebruikers weinig of geen nieuws volgen, of er weinig of niets van meedragen. Ook groepen als ouders en opvoeders hebben geen baat bij die algemene informatieverspreiding. Bij hen veroorzaakt dit enkel grote ongerustheid en paniek die onvoldoende kan worden opgevangen. Beide groepen hebben nood aan genuanceerde en op maat gesneden informatie van deskundigen.
Dit soort informatie in de media brengen kan bovendien een aantal bijzonder ongewenste neveneffecten hebben die we willen vermijden omdat ze andere, preventieve inspanningen hypothekeren. De aandacht vestigen op een nieuw product is - hoe men het ook draait of keert - onrechtstreekse reclame voor dit product. Te veel berichtgeving over nieuwe drugs veroorzaakt bovendien een oververzadiging, waardoor we na verloop van tijd geen aandacht meer krijgen en waardoor de preventieve boodschappen aan impact inboeten.
Het is daarenboven bijzonder moeilijk om te bepalen wanneer informatie via de pers moet worden doorgegeven. Doen we dat bij een eerste melding ergens in het buitenland? Of bij een eerste drugsdode in België? Stel dat we in juli 2000 informatie over PMA hadden doorgegeven via de pers : wie zou dit 1 jaar later nog weten? Het interview over PMA met het WIV op het VRT-journaal van 26 juli 2001 is voor de meeste mensen blijkbaar onopgemerkt gebleven. Toen in augustus de aandacht voor PMA groeide, had niemand nog weet van dat interview.
Omwille van deze redenen opteert het EWS ervoor te werken via het netwerk van contactpersonen die in staat zijn gerichte informatie op maat te verspreiden. In de toekomst wordt verder werk gemaakt van het uitbouwen van netwerken en contacten met gebruikersgroepen.
Welke specifieke acties werden er ondernomen in verband met synthetische drugs? Momenteel bereidt de VAD een sensibilisatiecampagne voor over synthetische drugs in uitvoering van de top van Helsinki. De campagne vertrekt van het ontradingsprincipe. Met boodschappen als 'Bedrogen? Weet ik veel' en 'Vragen over scheikunde? Bijles kunnen we je niet geven, informatie wel' willen we jongeren in het uitgaansmilieu bewust maken van de risico's van synthetische drugs en hen stimuleren om zich te informeren. De bottom line is : 'Doe het niet, je weet nooit wat je slikt'.
Naar aanleiding van de heisa in de media midden in de 'komkommertijd' had ik contact met federaal minister Aelvoet. Onze boodschap is dezelfde. Het kan toch niet de taak zijn van de overheid om een illegaal product te controleren op zijn kwaliteit? Daarmee zouden we de indruk geven dat een en ander toch gedoogd wordt, terwijl we dergelijke middelen willen ontraden. Is dit nu een federale of een Vlaamse bevoegdheid? Ik ging ervan uit dat het om productkwaliteit ging en dat is een federale bevoegdheid. Minister Aelvoet vond dat het om preventie ging en dat is dan een Vlaamse bevoegdheid. We waren het er alleszins over eens dat kwaliteitscontrole hier geen taak van de overheid is.
We kiezen voor een gerichte infoverspreiding van twee campagnebeelden in het uitgaansmilieu : advertenties in specifieke jongerentijdschriften, flyers in discotheken, opname in activiteitenkalenders van fuiven. We moeten geen wonderen verwachten van een sensibilisatiecampagne. We richten ons in de eerste plaats tot de twijfelaars en de occasionele gebruikers, die nog gevoelig zijn voor sensibiliserende boodschappen over drugsgebruik. Voor de regelmatige gebruikers zijn persoonlijke contacten en concrete, op maat gesneden informatie nodig. Flyers en advertenties volstaan niet om over de risico´s van hun drugsgebruik te praten. Tezelfdertijd wordt een herwerkte brochure voor ouders verspreid, waarin de meest gestelde vragen van ouders bij de Druglijn worden gebundeld.
Momenteel wordt de discussie gevoerd over wie verantwoordelijk is, om de algemene bevolking te waarschuwen voor nieuwe drugs. De federale minister van Volksgezondheid kondigt hieromtrent een initiatief aan. Daarbij stelt minister Aelvoet dat Volksgezondheid voorrang heeft op Justitie. Zij wil de bevolking alvast sneller informeren. Heel wat zaken zullen in dit verband nog verder uitgeklaard moeten worden. Wanneer gaat men over tot waarschuwing? Hoe kunnen waarschuwingen blijvend geactualiseerd worden? Welke adviezen kan men geven? De Vlaamse Gemeenschap blijft voor het EWS kiezen. We zoeken uit hoe we het netwerk verder kunnen uitbreiden en optimaliseren. De onderlinge afstemming tussen de initiatieven van diverse ministers wordt besproken door de pas opgerichte cel Gezondheidsbeleid Drugs.
Op dit ogenblik wordt het beleid - dat in 1999 via het convenant en het beleidsplan met de VAD werd vastgelegd - voortgezet. Het gaat om een langetermijnstrategie waarin aan de verschillende maatschappelijke sectoren via preventieconcepten, vorming en consult, ondersteuning wordt gegeven door een groep van preventiewerkers. De aangeboden ondersteuning bestaat uit maatwerk : het aanbod wordt overlegd met de vraagsteller en er wordt gezocht naar de meest effectieve en efficiënte strategie. Het spreekt voor zich dat nieuwe tendensen in drugsgebruik de vraag beïnvloeden en dat preventiewerkers voortdurend rekening moeten houden met de tijdgeest en de actualiteit.
Er waren vragen over de begroting 2002. Die begroting is nog niet ingediend. Ik wil wel een tipje van de sluier oplichten. In de begroting 2001 is 104 miljoen frank ingeschreven voor drugspreventie : de VAD 78, provinciale coördinatie 15 en spuitenruil 11 miljoen frank. Met de provincies is overeengekomen dat zij de provinciale coördinatie financieel ten laste nemen zodat deze 15 miljoen frank in 2002 kan worden geïnvesteerd in de verdubbeling van het aantal drugspreventieveldwerkers die aan de centra geestelijke gezondheidszorg zijn toegevoegd en die overbevraagd worden. We zouden van tien naar twintig gesubsidieerde veldwerkers gaan. Indien het Vlaams Parlement de begroting 2002 zoals die nu wordt voorbereid, goedkeurt, zullen bovenop de middelen die in 2001 werden toegewezen, nog 13 miljoen frank extra worden geïnvesteerd.
Preventie is niet alleen een zaak van meer middelen. De beschikbare middelen moeten vooral goed worden besteed. Uit het parlementaire debat bleek dat we de preventie kunnen verbeteren door dezelfde bedragen op een efficiëntere en beter gecoördineerde manier te besteden. Op 12 juli 2001 is de drugscel van de dienst Gezondheidsbeleid eindelijk begonnen met haar werkzaamheden, zij het voorlopig nog informeel. De afgevaardigden moeten officieel worden bekrachtigd op de interministeriële conferentie van 7 december 2001. Ze zijn echter al begonnen met hun activiteiten.
Deze cel zal onderzoeken hoeveel middelen de verschillende overheden uitgeven, en op welke manier, en nagaan hoe die uitgaven beter kunnen worden gecoördineerd. De Vlaamse vertegenwoordigers zijn mevrouw De Maeseneire van de VAD, de heer Maertens van De Sleutel, en de heer Schillewaert van het Centrum Geestelijke Gezondheidszorg. Hun respectieve plaatsvervangers zijn mevrouw Geirnaert, de heer Maertens en mevrouw De Venter. De mensen die in Vlaanderen de meeste knowhow hebben inzake drugspreventie, hebben we gedetacheerd naar de nationale drugscel. Deze cel heeft als taak een gecoördineerd drugsbeleid uit te werken. Hopelijk zullen de Vlaamse en federale middelen samen kunnen worden gebruikt voor een gemeenschappelijk drugsbeleid.
Zoals de andere convenants in de preventieve gezondheidssector loopt het convenant met de VAD af op 31 december. Alle convenants zullen opnieuw worden onderhandeld volgens het afgesproken tijdsschema, zodat de continuïteit op dat vlak verzekerd is.
Er is heel wat aan het bewegen betreffende de zorgcircuits voor problematisch middelengebruik. In heel wat provincies worden de eerste stappen gezet om dergelijke zorgcircuits op te richten. De VAD heeft over dit onderwerp een visietekst opgesteld, die door het hele werkveld wordt gesteund. Deze visietekst stelt een gemeenschappelijk denkkader voor. Daarnaast wordt doorgewerkt aan de organisatorische en procesmatige aspecten van het zorgcircuit, of anders gezegd, aan de uitwerking van een stappenplan met alle betrokkenen.
De federale drugsnota schuift de organisatie van de zorgircuits voor problematisch middelengebruik als een belangrijk actiepunt naar voren. Momenteel onderzoeken we, samen met het werkveld, hoe we die zorgcircuits het best kunnen oprichten en ondersteunen. Hierbij wordt uitgegaan van een aantal zorgmodules die over de bevoegdheidsgrenzen van de federale overheid en de gemeenschappen heen worden samengebracht in een zorgcircuit. Zowel de centra geestelijke gezondheidszorg als het welzijnswerk aan Vlaamse kant, als de ziekenhuizen en de Riziv-conventies aan federale kant, hebben een actieve inbreng in de organisatie van de zorg binnen het zorgcircuit.
Momenteel bereiden het werkveld en mijn kabinet de voorlopige ontwerpteksten van de beleidsnota drugspreventie voor. Ik zal deze teksten over enkele maanden ter bespreking voorleggen aan het Vlaams Parlement. In de ontwerpteksten wordt allereerst de continuïteit van de huidige werking verzekerd, en worden nieuwe actiepunten voorgesteld om de huidige preventie-initiatieven voort te zetten. Het standpunt van het Vlaams Parlement over ontrading zal expliciet worden vermeld. Preventie zal worden ingevuld in overeenstemming met de betrachting te leren omgaan met bepaalde middelen en 'neen' te leren zeggen. Onze ervaringen met leefsleutels in middelbare en lagere scholen zijn hoopgevend. Ze wijzen erop dat we verder moeten gaan in deze richting.
In de federale drugsnota wordt een budget van 500 miljoen frank vermeld. De federale overheid heeft beslist deze middelen over 16 actiepunten van 7 bevoegde ministers te verdelen. Er is voorzien in 21,2 miljoen frank voor de voortzetting van de drugsprojecten uit de drugs- en preventiecontracten van de gemeenten die volgend jaar uit de boot vallen. Deze beslissing werd genomen op de federale ministerraad van 4 mei 2001. Deze projecten blijven behoren tot de bevoegdheid van de minister van Binnenlandse Zaken, maar de federale minister van Volksgezondheid zal bij de begeleiding en evaluatie worden betrokken.
Zoals gezegd wordt er momenteel gewerkt aan een Vlaamse beleidsnota voor drugspreventie. Daarin zullen actiepunten worden uitgediept voor een Vlaams preventiebeleid, met als belangrijkste punt de mogelijkheid van een vroege interventie, in de eerste plaats wat betreft minderjarigen en hun omgeving.
Tot daar de stand van zaken. Drugs zijn een zeer belangrijk maatschappelijk probleem. Het laatste woord over dit onderwerp is ongetwijfeld nog niet gesproken in deze commissie. Ik hoop dat de drugscel ervoor zal zorgen dat het drugsbeleid in de praktijk beter gecoördineerd zal worden.
Mevrouw Trees Merckx-Van Goey : Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Het spreekt voor zich dat we hierover vandaag niet uitgepraat zullen raken.
Het ontgoochelt mij dat het nu blijkbaar wel mogelijk is om een campagne rond synthetische drugs te voeren. Dat had al veel eerder moeten gebeuren. Ik ben blij dat er een campagne zal worden gevoerd en dat ze erop gericht is om specifieke groepen aan te spreken, maar ze komt te laat. Mijns inziens wordt er weinig gedaan om een alternatief te vinden voor bewustmakingscampagnes in de pers. Ik geloof niet echt in massacampagnes om mensen te waarschuwen.
De huidige regering verdringt de signalen dat een algemene ontrading in de stijl van 'Drugs, nee bedankt' hard nodig is. De federale drugsnota en bepaalde uitlatingen van sommige Vlaamse ministers druisen in tegen zo'n algemene ontrading. Nochtans is het best mogelijk om een grote ontradende campagne te voeren.
Eindelijk wordt er werk gemaakt van een gecoördineerd en geïntegreerd beleid. Ik neem aan dat er nog een samenwerkingsakkoord over de drugscel zal worden voorgelegd aan het Vlaams Parlement.
Mijn grootste ontgoocheling zijn de ontoereikende extra middelen. Op de verlanglijstjes die na Lambermont circuleerden, werd nooit meer geld gevraagd voor het drugsbeleid. Mevrouw de minister, u schuift de nood eigenlijk door naar de provincie. In totaal gaat het om vijf bijkomende wedden. Dat komt er nu zogezegd extra bij. Ik vind het niet eerlijk dat men dit doorschuift naar de provincie, ook al is het wel goed dat de provincie dit op zich neemt. Dat extra bedrag van 13 miljoen frank staat hoe dan ook mijlenver af van wat noodzakelijk is. Ook de middelen van de VAD zijn middelen die meer dan 5 jaar geleden zijn afgesproken. De wereld is helemaal veranderd. De oplossing ligt toch niet in de personeelskosten van 5 provinciale coördinatoren en 13 miljoen frank. Mevrouw de minister, als het inderdaad zo is dat de verdeling van de middelen nog niet helemaal vastligt, kunt u nog tegen volgende week aan de minister-president zeggen dat de CVP fractie er niet mee akkoord kan gaan dat er zo weinig middelen veil worden gehouden voor die noodzakelijke preventie.
De wijze waarop we in Vlaanderen onze eigen bevoegdheid voor hulpverlening invullen, is op zich een hele interpellatie waard. Daarover zal ik het een andere keer nog hebben. In elk geval, het is niet met die kruimeltjes extra erbij dat men de zaak zal oplossen. Ik ben uiteraard wel blij dat er samen met het werkveld aan een beleidsnota wordt gewerkt en dat er aandacht is voor continuïteit en voor nieuwe actiepunten. De 'finishing touch' zou echter moeten blijken uit de prioritaire inzet van bijkomende middelen. Spijtig genoeg heb ik dat hier niet gehoord.
De voorzitter : De heer Roegiers heeft het woord.
De heer Jan Roegiers : Mevrouw de minister, ik dank u ook voor uw uitgebreid antwoord. Ik ben het met u eens dat goede preventie niet altijd een zaak is van meer middelen. Het is vooral zaak om een doordacht beleid te voeren, dat aansluit bij het geïntegreerd beleid. Daar blijf ik immers wel op hameren.
Mevrouw de minister, het verheugt me ook te horen aankondigen dat er een cel Gezondheidsbeleid drugs in het leven is geroepen. U hebt de bedoeling en de samenstelling daarvan meegedeeld. Graag had ik nog geweten welke timing wordt aangehouden. Daarnaast wil ik ook een pleidooi houden om deze commissie toch op de hoogte te houden van de werkzaamheden van die cel. Ik ga ervan uit dat we daarover enkele afspraken dienen te maken.
Ik ben het niet met u eens over de zaak van al dan niet die kwaliteitscontrole. Het zou ons nu echter te ver leiden om daar dieper op in te gaan. Daarover kunnen we het dus later misschien nog hebben.
De voorzitter : Mevrouw De Gryze heeft het woord.
Mevrouw Niki De Gryze : Ik wil beginnen met een positieve opmerking. Ik ben blij te horen dat er een ontradingsbeleid zal worden gevoerd in verband met die synthetische drugs. Ik vind het wel jammer dat er geen algemene lijn is van echt ontraden in plaats van te spreken over verantwoord drugsgebruik.
Het tweede punt is dan de zaak van de middelen. Ik vind dat het hier slechts om een peulschil gaat. Ik ben dan ook blij dat er een verhoging van de middelen is, maar in vergelijking met Nederland blijft het zeer miniem.
Ten slotte moet er mijns inziens in de pers meer aandacht worden besteed aan nieuwe drugs. Sommigen hanteren het argument dat jongeren dan nog meer gaan experimenteren. Volgens mij is dat niet het geval. Ik vind dat er hoe dan ook meer aandacht aan moet worden besteed in de pers. Het is immers op dat moment dat jongeren in het uitgaansmilieu kunnen beseffen dat ze goed moeten opletten. Als er nieuwe drugs opduiken, moet dat volgens mij dus vroeger in de pers openbaar worden gemaakt.
Met redenen omklede moties
De voorzitter : Door mevrouw Merckx, door mevrouw De Gryze en door de heer Roegiers werden tot besluit van deze interpellaties met redenen omklede moties aangekondigd. Ze moeten zijn ingediend uiterlijk om 17 uur op de tweede werkdag volgend op de sluiting van de vergadering.
Het parlement zal zich daarover tijdens een volgende plenaire vergadering moeten uitspreken.
Het incident is gesloten.