Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gelijke Kansen Vergadering van 14/06/2001
Vraag om uitleg van mevrouw Trees Merckx-Van Goey tot mevrouw Mieke Vogels, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, over de drugspreventie en de samenwerking met de federale overheid betreffende de drugsnota
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van mevrouw Merckx-Van Goey tot mevrouw Vogels, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, over de drugspreventie en de samenwerking met de federale overheid betreffende de drugsnota.
Mevrouw Merckx heeft het woord.
Mevrouw Trees Merckx-Van Goey : Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, in januari van dit jaar stelde de federale regering haar drugsnota voor. De boodschap van die nota was dat de overheid een stuk toleranter zou worden ten aanzien van het gebruik van drugs.
Op 6 februari werd tijdens het actualiteitsdebat door de meerderheid van de parlementsleden gevraagd om minstens het ontradingsbeleid, de hulpverlening en de drugspreventie op te voeren. Gestuurd door de minister-president beloofde minister Vogels een maximale ondersteuning van de drugspreventie en de hulpverlening. Federaal minister Aelvoet van haar kant beloofde om hiervoor een budget van 500 miljoen frank uit te trekken.
Omdat verschillende onderdelen van de drugsnota, en zeker het onderdeel preventie, tot de bevoegdheid van de gemeenschappen behoren, werd door een interkabinettenwerkgroep een protocol van samenwerking voorbereid. Ik heb hierover al een vraag om uitleg gesteld in deze commissie. Ik vroeg toen ook om een exemplaar van de nota en de stand van zaken, maar eigenlijk weet ik vandaag nog steeds niet hoe ver men hiermee staat. Ik veronderstel dat de tekst van het protocol wel afgewerkt zal zijn. Ik zou graag kennis nemen van die ontwerptekst. Dit protocol zal op een bepaald moment sowieso toch ter goedkeuring aan ons voorgelegd worden.
Mevrouw de minister, op een vroegere vraag of u op de hoogte was van wat er met dat budget van 500 miljoen frank zou gebeuren, antwoordde u negatief. U maakte wel duidelijk dat er zeker overleg zou worden gepleegd over de aanwending van dat budget. Toen duidelijk bleek dat minister Aelvoet dat budget vooral wou besteden aan hulpverlening, en dat ook minister Verwilghen een stuk zou opeisen voor het justitiële gedeelte, rees bij ons de vraag of de Vlaamse regering dan wel zelf zou instaan voor de uitbouw van de preventie. U voegde eraan toe dat het de taak van de VAD was om voor de preventie te zorgen, en dat u het protocol met de VAD verder zou zetten.
Op de vraag of er naast de VAD nog andere initiatieven zouden worden genomen, gaf u geen concreet antwoord. De VAD was het instrument voor preventie, en die zouden het moeten stellen met de middelen die voorzien waren in dat protocol. Nu blijft er toch onduidelijkheid over de plannen van drugspreventie van de Vlaamse regering, en over uw inspraak in de plannen van de federale regering. Daarnaast kunnen we vaststellen dat de situatie van de drugspreventie in de praktijk toch steeds problematischer lijkt te worden.
Het budget van de VAD is ondanks al deze wijzigingen die zich aandienen nog steeds hetzelfde gebleven, terwijl de vraag vanuit diverse sectoren toch enorm groeit. Het aanbod kan al lang niet meer aan de vraag voldoen. Bovendien wordt de onzekerheid bij de VAD nog vergroot doordat verschillende preventiecontracten, waarmee ze ook middelen kreeg, slechts voor 6 maanden verlengd werden. Dat zorgde voor onzekerheid bij de medewerkers, die daarom ander werk zochten en zorgden voor een groot verlies van opgebouwde knowhow en netwerking. Het is in de huidige situatie van de arbeidsmarkt zeer moeilijk om voor zo'n onzekere job competente mensen blijvend aan te trekken. Kortom, het aanbod van de drugpreventie verkeert in een neergaande spiraal, wat uiteraard de motivatie van de nog overblijvende preventiewerkers niet ten goede komt.
Als klap op de vuurpijl schrapte de federale regering plots op 4 mei de preventiecontracten van 29 gemeenten, waaronder 17 Vlaamse. Voor Vlaanderen komt dat voor die gemeenten samen neer op een verlies van 61 miljoen frank. In plaats van die 17 geschrapte, komen er slechts 7 bij. Niet alleen die schrapping is schokkend, maar ook de manier waarop de federale overheid de gemeenten liet vallen. Uit de antwoorden in de Kamer blijkt bijvoorbeeld dat er op geen enkele manier rekening werd gehouden met de evaluaties van de preventiecontracten. Er zijn gemeenten die ongunstig geëvalueerd werden en zelfs nog middelen bij kregen, terwijl andere gemeenten met een gunstige evaluatie die net een beleidsvisie hadden uitgewerkt, geschrapt werden. In Vlaams-Brabant verliezen Tienen, Aarschot en Halle hun preventiecontract en verovert Zaventem een nieuwe plaats op de lijst. Hoe kan zoiets en welke criteria werden bij deze beoordeling gehanteerd?
Het is verwonderlijk dat de Vlaamse regering, ook uw partijgenoten evenals mensen van de VLD, daarmee heeft ingestemd. De gemeenten reageerden fel en lieten weten dat ze met zo'n schoonmaakoperatie echt niet gediend waren. Kan worden aanvaard dat middelen die ter beschikking staan van de gemeenten met betrekking tot drugspreventie abrupt worden afgebouwd, net op het moment dat men die preventie belangrijk vindt? Deze middelen worden plots stopgezet, zonder overgangsfase of uitdoving. We moeten tot onze ontgoocheling vaststellen dat de drugspreventie, ondanks de beloften in januari en februari, er blijkbaar nog nooit zo slecht aan toe is geweest. Opgebouwde knowhow wordt gewoon weggegooid, uitgebreide preventienetwerken dreigen te worden ontmanteld - wat toch wel heel pijnlijk is -, preventiewerkers worden in grootse onzekerheid gelaten over hun toekomst, goede initiatieven worden met twijfelachtige criteria van de geldkraan afgesneden.
Uiteraard heeft de federale minister van Binnenlandse Zaken deze beslissing samen met de federale regering genomen. Wat markant is als men de documenten van de Kamer daarover naleest, is dat de minister zich verweerde door letterlijk te zeggen : "d'autres niveaux de pouvoir, tel que la région, pourraient prendre a leur compte certains projets que le ministre de l'Intérieur ne financerait plus". Hij heeft het nog krasser gezegd, maar dat is misschien iets voor de repliek straks.
Mevrouw de minister, ik heb voor u de volgende vragen. Ten eerste, worden alle beslissingen die de federale regering neemt omtrent de contracten inzake drugspreventie, genomen in overleg met de Vlaamse regering? Zo ja, was u er dan van op de hoogte dat federaal minister Duquesne in 17 Vlaamse gemeenten de preventiecontracten zal schrappen? Hebt u inderdaad afgesproken om de financiering die minister Duquesne afstoot, op u te nemen? Dat is immers wat hij beweert.
Ten tweede, is het protocol voor de samenwerking ondertussen afgerond? Zo ja, wanneer zullen we in het Vlaams Parlement daar de tekst van ontvangen? Ten derde, welk deel van het budget van 500 miljoen frank zal er concreet voor drugspreventie worden toegewezen? Waar zal dat concreet aan worden besteed? Hebt u inspraak in de aanwending van deze middelen? Hebt u dus inspraak in wat de federale overheid aan preventie besteedt?
Ten vierde, welke initiatieven neemt u om de VAD meer toekomstzekerheid en armslag te bieden? Ten vijfde, zult u nog andere initiatieven nemen om aan drugspreventie te doen? Ten zesde, wat is het extra budget dat u op korte termijn voor drugspreventie zult vrijmaken?
De voorzitter : Mevrouw De Gryze heeft het woord.
Mevrouw Niki De Gryze : Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, ik deel de bezorgdheid van mevrouw Merckx.
Ik wil iets dieper ingaan op het aspect van het op korte termijn vrijmaken van geld voor drugspreventie. Ik vind dat men niet moet wachten tot het moment dat de drugsnota wordt goedgekeurd. Die nota werd in januari voorgesteld. De jongeren hebben het verkeerde signaal gehad dat drugsgebruik nu mag. Mensen die op scholen aan preventie doen, hebben dat de daaropvolgende dagen en weken van veel jongeren gehoord.
In de maand mei is er dan eindelijk een brochure gekomen. Ik heb die echter nog niet gezien. Hoe dan ook, de preventie moet veel sneller te werk gaan. Men moet dus niet wachten op de goedkeuring van de drugsnota. De mentaliteit van bepaalde jongeren is immers in januari al veranderd. Ze denken dat alles nu allemaal mag.
Rekening houdend met dit alles vraag ik dan ook dat er echt op zeer korte termijn wordt gedacht aan een budget voor preventie.
De voorzitter : We zijn natuurlijk allemaal enigszins geschrokken van wat er met die preventiecontracten gebeurd is. Aangezien het om een federale bevoegdheid gaat, hebben wij daar gewoon maar kennis van kunnen nemen.
Specifiek voor mijn eigen regio, vind ik bepaalde zaken echt wel spijtig. Er is heel wat knowhow verloren gegaan. Zoals reeds ten overvloede gezegd, is dat een federale verantwoordelijkheid. We zijn het er allemaal over eens dat preventie zeer belangrijk wordt in het nieuwe drugsbeleid. De vraag is dan natuurlijk wat er op Vlaams niveau nog allemaal te gebeuren staat.
Minister Vogels heeft het woord.
Minister Mieke Vogels : Mevrouw de voorzitter, vooraleer ik mijn antwoord geef, wil ik eerst ter verduidelijking een aantal zaken zeggen ten aanzien van mevrouw Merckx en de ingediende nota.
De federale beleidsnota had zeker niet als kernboodschap of als doel een grotere tolerantie te creëren tegenover het drugsgebruik. In de beleidsnota wordt het doel als volgt omschreven : 'Deze beleidsnota past in een normaliseringsbeleid gericht op rationele risicobeheersing. Het beleid van de federale regering zal zowel inwerken op het aanbod als op de vraag. Belangrijkste doelen zijn een daling van het aantal afhankelijke burgers, een daling van de fysische en psychisch-sociale schade die drugsmisbruik kan veroorzaken en een daling van de negatieve gevolgen van het drugsfenomeen, waaronder de maatschappelijke overlast.' Ik wil hier duidelijk stellen dat de federale drugsnota in een breder kader moeten worden gezien dan nu in het algemeen gebeurt.
Mevrouw Merckx, in uw vraag om uitleg beweert u dat een aantal VAD-medewerkers onzeker zijn omdat hun tewerkstelling slechts voor 6 maanden wordt vermeld. Ik wil duidelijk stellen dat daar hoegenaamd geen sprake van is.
Mevrouw Trees Merckx-Van Goey : Die opmerking geldt voor de gemeenten die het personeel dat ze in functie van hun preventiecontract met de federale overheid konden aanwerven, naar een CAD of naar de VAD hebben gedetacheerd. Vooral in Limburg hebben bepaalde gemeenten hun middelen op die manier samengevoegd. Dit betekent dat nu een leemte op het provinciale niveau zou kunnen ontstaan.
Hoewel ik het misschien niet duidelijk heb geformuleerd, is dat wel degelijk wat ik bedoelde. Ik heb niet beweerd dat er in het protocol iets gezegd is over een termijn van 6 maanden binnen de VAD. Het gaat hier om medewerkers op subregionaal niveau.
Minister Mieke Vogels : Het gaat hier eigenlijk niet om VAD-medewerkers. Ik heb in elk geval geen VAD-medewerkers hun vooropzeg gegeven.
De federale en de Vlaamse regering plegen overleg als het om materies met gedeelde bevoegdheden gaat. De globale drugsproblematiek is een aandachtspunt voor het beleid dat zowel onder de Vlaamse als onder de federale bevoegdheid valt.
Het drugspreventiebeleid wordt in algemene beleidslijnen gekaderd. Die beleidslijnen worden uitgetekend op basis van overleg tussen beide partijen. De resultaten van dit overleg komen in een protocol of in samenwerkingsakkoorden terecht. Ik zal hier straks nog even op terugkomen.
Over specifieke deelpunten wordt overleg gepleegd indien dit voor de kwaliteit van het beleid een meerwaarde kan betekenen. Als het autonome bevoegdheden van de gemeenschappen of van de federale overheid betreft, moeten we een wederzijds respect bewaren.
Indien Vlaanderen het beleid inzake de subsidiëring van een aantal initiatieven wil heroriënteren, zullen we geen inmenging van de federale overheid tolereren. Dit geldt ook voor de toewijzing van de veiligheidscontracten of voor de hervorming van de veiligheidscontracten. Hoewel ik hier persoonlijk niet gelukkig mee ben, kan ik me hier vanuit mijn Vlaamse bevoegdheden niet in mengen. Het gaat hier om een autonome federale bevoegdheid.
Het is in dit land nu eenmaal de geplogenheid om de regeringen een eigen beleid te laten voeren. Ik heb bij de federale overheid informatie ingewonnen. Mij werd meegedeeld dat de herverdeling van de middelen voor de gemeenten met preventiecontracten en drugscontracten op basis van objectieve criteria is gebeurd. De federale overheid heeft zich hierbij niet op een lager budget gebaseerd, ze heeft het budget gewoonweg niet gewijzigd.
De federale ministerraad heeft de herverdeling op 4 mei 2001 goedgekeurd. Hierbij is gebleken dat een aantal positief geëvalueerde projecten uit de boot zullen vallen. Er is een bijkomend budget van 500 miljoen frank in het vooruitzicht gesteld om het beleid ten gevolge van de drugsnota te ondersteunen. De federale werkgroep Drugs moet hieromtrent een voorstel formuleren. Op de tafel van die werkgroep bevinden zich de positief geëvalueerde drugsprojecten van een aantal gemeenten. Samen vertegenwoordigen die projecten een totaal budget van 21,2 miljoen frank. Ik heb vernomen dat men momenteel overweegt om die projecten via het bijkomende budget van 500 miljoen frank te verlengen.
Ik wil hier ook nog even ingaan op het protocol voor de samenwerking tussen de federale overheid en de gemeenschappen. Een van de fundamenten van de federale drugsnota is het oprichten van een cel Drugsbeleid. Deze cel moet voor een meer geïntegreerd beleid inzake drugsbestrijding zorgen.
In een eerste fase moest een samenwerkingsprotocol worden ondertekend. Door middel van dit protocol hebben de acht Belgische ministers met bevoegdheden op het terrein van de volksgezondheid zich geëngageerd om de verschillende aspecten van het gezondheidsbeleid inzake drugs beter op elkaar af te stemmen.
De definitieve versie van dit samenwerkingsprotocol tot oprichting van een cel Gezondheidsbeleid Drugs is ondertekend op de interministeriële conferentie van 30 mei 2001. Zodra ik het verslag ontvang, zal ik de leden van deze commissie een exemplaar van de protocoltekst bezorgen. Aangezien er tijdens de zitting nog een aantal wijzigingen zijn aangebracht, moet ik hiervoor evenwel op het officiële verslag wachten.
Momenteel bevinden we ons in de tweede fase. Er wordt nu gewerkt aan een samenwerkingsakkoord ter oprichting van de meer omvattende cel Drugs. Naast de ministers die bevoegd zijn voor gezondheid zullen hierin ook de andere ministers met bevoegdheden inzake drugsbeleid worden vertegenwoordigd. In totaal gaat het hier om 21 ministers. Het is de bedoeling om dit samenwerkingsakkoord tegen het einde van 2002 ter goedkeuring voor te leggen aan het Vlaams Parlement en aan de Vlaamse regering.
Die 21 ministers zijn niet enkel bevoegd voor gezondheid, het betreft hier ook de ministers van Binnenlandse Aangelegenheden, van Onderwijs, enzovoort.
Wat de concrete besteding van het budget van 500 miljoen frank voor drugspreventie betreft, verwijs ik naar mijn stelling van daarnet. We moeten de autonomie van de verschillende regeringen respecteren.
Vermits het hier om preventiemiddelen gaat, heeft de Vlaamse regering destijds gevraagd om een deel van dit bedrag naar de gemeenschappen over te hevelen. Ondertussen is duidelijk geworden dat dit geld federaal geld zal blijven. Het zal worden besteed aan federale preventie- en verzorgingsinitiatieven. De criminaliteitspreventie is een federale bevoegdheid. Dit betekent dat de federale overheid ook een preventieve bevoegdheid heeft.
De federale werkgroep Drugs buigt zich momenteel over de aanwending van die 500 miljoen frank. Ik heb vernomen dat de werkgroep nog voor het zomerreces een voorstel zal voorleggen aan de federale ministerraad.
Er is me ook gevraagd of er op het vlak van de drugspreventie nog andere initiatieven komen. Een van de reeds genomen initiatieven is de oprichting van een werkgroep bestaande uit verschillende preventiewerkers. Deze werkgroep is belast met de voorbereiding van een Vlaamse drugsnota.
Wat dit betreft, bevinden we ons momenteel in de ontwerpfase. De werkgroep formuleert een aantal prioritaire beleidspunten in de sectoren onderwijs, vrije tijd en arbeid en in de ondersteuningsstructuren vorming, conceptontwikkeling, sensibilisering, vroege interventie en hulpverlening. Een ontwerpversie van de Vlaamse drugsnota is reeds met mijn medewerkers besproken. Op basis van deze bespreking zal de tekst wordt herwerkt. Het is de bedoeling om in het najaar een definitieve versie voor te kunnen leggen.
Ik wil hier nogmaals benadrukken dat drugspreventie bij uitstek een inclusief beleid is. Dit is trouwens ten overvloede gebleken tijdens het parlementair debat. Men kan dit beleid terugvinden in het onderwijs, in de sport, in de vrije tijd, in de arbeid, enzovoorts. Bijgevolg is de VAD niet de enige betrokken instelling. De VAD kan de sectoren ondersteunen, maar kan niet in hun plaats treden.
Wat de budgetten betreft, kan men gedeeltelijk een beroep doen op de bestaande middelen. Men kan tevens werken binnen de bestaande structuren in de reeds genoemde sectoren. Het voeren van een inclusief beleid komt neer op het gezamenlijk inzetten van bestaande structuren en bevoegdheden om een groter effect te sorteren. Een betere preventie behoeft niet steeds meer middelen. Vaak is het een vraag van coördinatie en van gelijktijdige samenwerking ten aanzien van eenzelfde doelgroep.
Ik kan op dit ogenblik moeilijk zeggen hoeveel extra geld van de Vlaamse Gemeenschap naar het drugsbeleid zal gaan. Bij de begrotingsbesprekingen voor het volgende jaar zullen we daar nog verder kunnen op ingaan. Ik overweeg op dit ogenblik trouwens om sommige middelen te heroriënteren en bijkomende middelen in te zetten voor het basispreventiewerk. Ik wil echter niet vooruitlopen op het begrotingsdebat waar het Vlaams Parlement het laatste woord in heeft.
De voorzitter : Mevrouw Merckx heeft het woord.
Mevrouw Trees Merckx-Van Goey : Ik ga akkoord met de minister dat de problematiek een bij uitstek inclusief beleid veronderstelt. Ik denk en hoop dat alles wat sneller kan verlopen. Was de cel Drugs er al geweest, dan had het overleg daarin kunnen plaatsvinden.
Als we de criteria voor het schrappen en het bijvoegen van contracten doornemen, dan stellen we vast dat de criminaliteitcijfers een rol hebben gespeeld. Men vindt blijkbaar niet alles criminaliteit. Men vindt blijkbaar alleen de aangegeven criminaliteit 'echte' criminaliteit. De criminaliteit die is gerelateerd aan drugs, wordt meestal na onderzoek vastgesteld en wordt dus niet opgenomen in die criminaliteitscijfers. Misschien is dat wel goed. Dat was misschien ook de bedoeling van de heroriëntering van het beleid.
Het is toch jammer dat vooral de drugspreventie het slachtoffer is geworden van een slechte inschatting van de criminaliteitscijfers. Dat verklaart waarschijnlijk ook waarom Tienen en Aarschot eruit zijn gevallen en Zaventem en Knokke-Heist er plots wel bij zijn. Misschien zijn daar meer vermogensdelicten en inbraken. Dat heeft misschien erg meegespeeld bij de evaluatie.
De minister van Binnenlandse Zaken zegt dat hij een en ander niet meer financiert, maar er zijn al gesprekken gestart in de Hoge Raad voor Preventie en Criminaliteit. Over dat Vast Secretariaat voor Preventie van Binnenlandse Zaken zegt hij : '... que je viens de réactiver.' Hij zegt ook : 'Il est envisagé de manière très positive par certaines régions de prendre des mesures de ce type.' Hij suggereert en pronostikeert dat de gemeenschappen dat zomaar zouden overnemen. Eigenlijk is dat een verkeerde interpretatie van preventie. Ik denk dat het federaal niveau een verkeerd signaal geeft.
De 500 miljoen frank waren bijkomende middelen voor het betalen van alle preventie-, veiligheids- en samenlevingscontracten. Van die 500 miljoen die dienen om iets te betalen dat goed is, moet dat vooraf worden genomen. Als het zou kunnen lukken, neem ik aan dat dit voor de drugspreventie een eerste stap zou kunnen zijn in het behouden en het bewaren van knowhow.
Mevrouw de minister, dit is niets om op lange termijn vol te houden. Wij zullen sowieso binnen ons eigen budget voor drugspreventie onze verantwoordelijkheid moeten opnemen. We kunnen daar nog lang verder over praten, maar het is een treurig incident.
De voorzitter : Minister Vogels heeft het woord.
Minister Mieke Vogels : Het drugsdebat is een zeer gevoelig debat. De cel Drugs werd het eerst aangekondigd 10 jaar geleden. Men is er nooit in geslaagd die intergouvernementele cel op te richten. Ik vind het een hele prestatie dat die 8 ministers van Volksgezondheid het protocol hebben ondertekend. Dat is niet niks.
Het is nu de bedoeling tegen het einde van het volgende jaar alle anderen erbij te betrekken. Het gaat traag, maar het gaat sneller dan 10 jaar geleden.
De voorzitter : Het incident is gesloten.