Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gelijke Kansen Vergadering van 21/06/2001
Vraag om uitleg van de heer Dominiek Lootens-Stael tot mevrouw Mieke Vogels, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, over de problemen van Nederlandstalige Brusselse bejaarden om in de Brusselse rusthuizen in hun eigen taal te worden geholpen
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Lootens-Stael tot mevrouw Vogels, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, over de problemen van Nederlandstalige Brusselse bejaarden om in de Brusselse rusthuizen in hun eigen taal te worden geholpen.
De heer Lootens-Stael heeft het woord.
De heer Dominiek Lootens-Stael : Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, mijn vraag betreft een oud zeer dat recent nog eens aan de oppervlakte is gekomen : het gebrek aan opvangmogelijkheden in het Nederlands in de Brusselse rust- en verzorgingstehuizen.
Een korte passage uit het jaarverslag van de VZW Home Info, een VZW die de Brusselse bejaarden begeleidt bij hun zoektocht naar geschikte opvang, werd opgepikt door de media : voor Brusselse Nederlandstalige bejaarden is het zeer moeilijk een rusthuis te vinden waar men Nederlands spreekt. 70 percent van de Brusselse rusthuizen behoort tot de bicommunautaire sector en is dus zogenaamd tweetalig. De overige 30 percent is Franstalig. Er is momenteel één Nederlandstalig rusthuis erkend door de Vlaamse Gemeenschapscommissie. Hoewel de rusthuizen in de bicommunautaire sector onderworpen zijn aan de taalwetgeving, hun personeel een examen heeft afgelegd over de kennis van de tweede landstaal en alles er dus in principe tweetalig zou moeten verlopen, trekken ze zich daar weinig van aan. De taalwetgeving wordt permanent met de voeten getreden. In de praktijk is het personeel niet in staat Nederlands te spreken.
In 1998 heeft de Vlaams-Blokfractie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een uitgebreid onderzoek gedaan naar de situatie in de rusthuizen en de naleving van de taalwetgeving. Daaruit bleek dat het bijzonder droevig is gesteld met deze sector. Heel wat rusthuizen hebben geen statuten in het Nederlands, worden in de telefoongids uitsluitend in het Frans vermeld, en antwoorden in het Frans op Nederlandstalige aanvragen.
Nochtans is de taalwetgeving een wetgeving van openbare orde. Het probleem is dus ernstig. Daarbij moet nog in aanmerking worden genomen dat dit onderzoek zich beperkte tot administratieve aspecten. We kunnen ons moeilijk zelf in een rusthuis laten opnemen om aan den lijve te ondervinden hoe pijnlijk de situatie is en in welke lastige omstandigheden Nederlandstalige bejaarden in bicommunautaire rusthuizen moeten leven.
De VZW Home Info, die volledig onafhankelijk is, brengt enkele jaren na onze studie dit probleem opnieuw onder de aandacht. Zowel in het Vlaams Parlement als in de Vlaamse Gemeenschapscommissie hebben we al meermaals op deze kwestie gewezen, maar jammer genoeg komt er geen schot in de zaak. Er wordt geen degelijk plan ontworpen om dit steeds groter wordende probleem te verhelpen.
Mevrouw de minister, welke initiatieven zult u op korte termijn nemen om een oplossing te vinden? Ik neem aan dat u de kritiek van de VZW Home Info aanvaardt. Volgens ons ligt de enige echte oplossing in de uitbouw van een netwerk van Nederlandstalige rusthuizen. We geloven niet meer in de bicommunautaire sector. Dezelfde problemen doen zich immers voor in andere delen van deze sector, zoals de ziekenhuizen en de OCMW's. Ik geloof niet dat men in de bicommunautaire sector ooit de taalwetgeving zal naleven. Vlaanderen moet zelf initiatieven nemen en heeft ook het geld om te zorgen voor een fatsoenlijk zorgaanbod voor de Brusselse Nederlandstaligen.
De voorzitter : Minister Vogels heeft het woord.
Minister Mieke Vogels : Mevrouw de voorzitter, collega's, naar aanleiding van deze vraag en de berichten in de media heb ik contact opgenomen met de VZW Home Info. Deze organisatie zegt dat ze geen taalklachten ontvangt, maar dat ze bij de behandeling van andere klachten voortdurend merkt dat de bicommunautaire tweetalige rusthuizen de tweetaligheid niet eerbiedigen. Contracten en bewonersdossiers worden enkel in het Frans opgesteld. De rechten van de cliënten van deze voorzieningen worden dus geschonden. De huidige bewoners, die meestal tweetalig zijn, durven hier omwille van hun afhankelijkheid vaak geen punt van te maken. De toekomstige generatie Vlaamse ouderen zal zich wellicht assertiever opstellen.
Op korte termijn plannen we de oprichting van een meldpunt voor taalklachten. Deze beslissing werd genomen in de interministeriële conferentie over gezondheidszorg en wordt verder uitgewerkt door een werkgroep. Ik heb voorgesteld om de reikwijdte van dit meldpunt, dat oorspronkelijk bedoeld was voor de ziekenhuizen, uit te breiden naar de Brusselse rusthuizen. Zodoende zullen we alvast kunnen detecteren welke klachten er zijn en afdwingen dat in de rusthuizen in kwestie de taalwetgeving wordt nageleefd.
Overigens hebben de rusthuizen grote moeite om voldoende geschoold personeel te vinden, meer nog dan de ziekenhuizen. Het is zeer moeilijk om mensen te vinden die zowel het juiste diploma hebben als tweetalig zijn. Op dat vlak is het belangrijk om werken in Brussel voor Vlamingen aantrekkelijker te maken. Ik verwijs hierbij naar de maatregelen die op dit moment door minister Anciaux worden uitgewerkt. Hij denkt er tevens aan om, samen met ons, een aantal taallessen voor Franstalige hulpverleners in te richten, zodat ze op korte termijn het Nederlands machtig worden en we niet enkel klachten indienen maar ook een aanbod doen. Indien de Franstalige hulpverleners een aangepast pakket Nederlands krijgen, zouden ze misschien op korte termijn de Nederlandstalige cliënten in de bicommunautaire voorzieningen op een behoorlijke wijze kunnen helpen.
De heer Lootens-Stael heeft daarnet terecht naar de mogelijkheid van een eigen netwerk van ouderenvoorzieningen in Brussel verwezen. Op dit moment is 69 percent van de Brusselse rusthuizen bicommunautair, 31 percent van de rusthuizen is Franstalig. Er bevindt zich in Brussel welgeteld één Vlaams rusthuis. Dit rusthuis beschikt over 73 woongelegenheden. Een tweede rusthuis is erkend en wordt momenteel gebouwd. Dit rusthuis zal 55 woongelegenheden aanbieden. De totale programmatie voor de residentiële ouderenzorg van de Vlaamse Gemeenschap in Brussel bedraagt 1.088 woongelegenheden. Dit totaal staat in schril contract met de huidige 128 woongelegenheden.
In samenspraak met de VGC heb ik in elk van de zeven werkgroepen die op dit moment een nieuw ouderenbeleid uitwerken een Brusselse vertegenwoordiger aangeduid. Ik wil bij het uitbouwen van een nieuw ouderenbeleid en de hieraan gekoppelde voorzieningen en programmaties onmiddellijk rekening houden met de Brusselse situatie. Ik zal de VGC ook uitnodigen om overleg te plegen over de Brusselse initiatiefnemers en de bestaande programmatieruimte. Wat de rusthuizen betreft, zijn er haast geen Nederlandstalige voorzieningen. Wat de dagvoorzieningen en de korte verblijven betreft, heeft Brussel gewoon geen Nederlandstalig initiatief. De lokale dienstencentra zijn voor 53 percent ingevuld. Dit is vrij behoorlijk. De serviceflats zijn voor 2 percent ingevuld. De rusthuizen halen, zoals daarnet al gezegd, 11 percent.
Ik wil de VZW Home Info en het ouderenoverlegcomité bij dit overleg betrekken. In afwachting van een verdere uitbouw van de zorgverzekering wil ik op die manier een beter zicht krijgen op de noden en de verwachtingen van de Brusselse senioren.
Ik wil hier nog aan toevoegen dat Vlaanderen zelf geen initiatieven neemt voor het uitbouwen van welzijnsvoorzieningen. De Vlaamse overheid besteedt dit steeds uit aan VZW's of aan OCMW's. Deze organisaties moeten bepaalde initiatieven nemen om de ouderenzorg uit te voeren. De specifieke problematiek van de Brusselse OCMW's is me bekend. Ik stel tevens vast dat de VZW's op dit vlak hun verantwoordelijkheid niet opnemen. Ze dienen geen voorstellen in om in het Brusselse bepaalde initiatieven te nemen.
Het lijkt me op dit ogenblik niet opportuun om in Brussel met een eigen Vlaamse ouderensector te beginnen. Ik wil daar geen eigen ouderenvoorzieningen uitbouwen. Ik denk trouwens niet dat ik daarvoor een meerderheid zou vinden in de Vlaamse regering. We willen die initiatieven ook in de toekomst aan VZW's en aan OCMW's blijven uitbesteden. Wat Brussel betreft, zullen we, samen met de VGC, op een assertievere wijze naar de initiatiefnemers moeten stappen met de vraag om de programmatie en de beschikbare middelen daadwerkelijk in te vullen. Het is de bedoeling om op die manier Nederlandstalige voorzieningen in Brussel uit te bouwen.
De voorzitter : De heer Lootens-Stael heeft het woord.
De heer Dominiek Lootens-Stael : Mevrouw de minister, ik zou nog een paar opmerkingen willen maken. U hebt daarnet verwezen naar de moeilijkheden die men in Brussel ondervindt om voldoende geschoold personeel te vinden. Dit argument komt in Brussel in verschillende sectoren aan bod. Steeds weer verklaren mensen en organisaties dat ze de taalwetgeving overtreden omdat ze geen geschikt personeel vinden. Dit kan echter geen goede reden zijn om de wet niet na te leven.
De taalwetgeving is een wetgeving van openbare orde. Dit betekent dat men systemen moet zoeken om de wet te kunnen naleven. Misschien moet men het personeel beter betalen. Dit zou een van de middelen kunnen zijn om voldoende tweetalig personeel te vinden. Ik vind de verwijzing naar de personeelsproblematiek geen goed argument. Ik zeg niet dat u dit argument ter vergoelijking hebt gebruikt, u hebt het probleem enkel gesitueerd. Ik besef dat er een probleem is. Ik vind echter dat men dit niet als een argument mag hanteren.
U hebt tevens verwezen naar de oprichting van een meldpunt. Ik heb hier weinig vertrouwen in. U hebt zelf al gezegd dat heel wat tweetalige bejaarden niet graag grote problemen veroorzaken. Ze berusten liever in hun lot. Ik denk dan ook niet dat ze zich naar een meldpunt zullen begeven om taalklachten te signaleren. Mijns inziens zou de mogelijkheid van controle een van de erkenningsvereisten van de VGC moeten zijn. De Vlaamse regering zou moeten nagaan op welke wijze ze druk kan uitoefenen om die controle te realiseren.
Ik zou nog een laatste opmerking willen maken. De privé-sector kiest in Brussel gemakkelijk voor de bicommunautaire sector. In die sector heeft men een Franstalig element zonder dat men resoluut voor de Franstalige zijde moet kiezen. Op die manier houdt men de deur open voor Nederlandstalige klanten. De Vlaamse regering zou eens moeten nadenken over mogelijke middelen om de privé-sector te overhalen om voor een erkenning door de Vlaamse Gemeenschap te kiezen in plaats van aansluiting te zoeken bij de bicommunautaire of de Franstalige sector.
De voorzitter : Het incident is gesloten.