Commissie voor Cultuur, Media en Sport Vergadering van 14/06/2001
Vraag om uitleg van de heer Dany Vandenbossche tot de heer Bert Anciaux, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Sport, Brusselse Aangelegenheden en Ontwikkelingssamenwerking, over de stand van zaken betreffende de subsidiëring van 'De Vieze Gasten'
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Vandenbossche tot de heer Anciaux, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Sport, Brusselse Aangelegenheden en Ontwikkelingssamenwerking, over de stand van zaken betreffende de subsidiëring van 'De Vieze Gasten' De heer Vandenbossche heeft het woord.
De heer Dany Vandebossche : Naar aanleiding van de begroting hebben we het reeds enkele keren over dit gezelschap gehad. Het gezelschap is in de vorige ronde uit de boot gevallen. Het is toen bij de sociaal-artistieke projecten terechtgekomen, zij het met een project dat niet toeliet als theatergezelschap te functioneren. In een van de discussies die we daaromtrent voerden, werd de wil geuit om het gezelschap op een andere manier te bekijken en er een oplossing voor te zoeken. Dit bijzondere gezelschap verzorgt overigens nog vrij veel producties en werd onlangs helemaal leeggeroofd. Ik vraag mij af wat de stand van zaken is met betrekking tot dit dossier.
De voorzitter : Ik wil mij hierbij aansluiten omdat diegenen die het gezelschap kennen, weten welke specifieke doelgroepen het wil bereiken en welke specifieke rol het vervult. Het is waarschijnlijk moeilijk om dit in schuifjes en kastjes onder te brengen. In elk geval moet er een oplossing komen want het gezelschap mag niet verloren gaan.
Minister Anciaux heeft het woord.
Minister Bert Anciaux : Zoals u weet adviseerde de theatercommissie bij de vorige ronde voor de structurele erkenning van theatergezelschappen om 'De Vieze Gasten' niet langer te weerhouden als gesubsidieerd theatergezelschap. Ik ben daar op ingegaan in 2000, en deze uitspraak heeft effect vanaf 1 juli 2001. 'De Vieze Gasten' kregen in het verleden een structurele subsidie van 12.769.268 frank. Voor de eerste helft van het werkjaar 2001 is er exact de helft voorzien.
In oktober 2000 diende theaterwerkgroep 'De Vieze Gasten' een dossier in met betrekking tot het reglement over de sociaal-artistieke projecten. De commissie adviseerde daarover en weerhield een deelproject binnen het dossier. Dit deelproject 'On the road again' kreeg in 2000 van mij een subsidie van 214.000 frank.
'De Vieze Gasten' diende een nieuw dossier in voor de aanvraagronde van april 2001. In dit dossier gaven ze aan dat ze hun theaterwerking deels verlaten hadden en meer geëvolueerd waren in de richting van sociaal-artistiek werk. De adviescommissie volgde deze argumenten maar was van oordeel dat de volledige werking van 'De Vieze Gasten' onmogelijk als sociaal-artistiek werk aanzien kan worden. Receptief theater is enerzijds een publiekswervende activiteit die op een laagdrempelige manier buurtbewoners kan aantrekken in de voorbereiding op een gezamenlijk proces, maar is anderzijds geen procesmatige activiteit. Toch zijn beide facetten in de werking van 'De Vieze Gasten' onlosmakelijk met elkaar verbonden en bijgevolg dient deze vaststelling ook vertaald te worden in de subsidiëring. Het deelproject 'Bij de Vieze Gasten', wat 100 percent sociaal-artistiek werk is, kan dus niet losgekoppeld worden van de reguliere werking van het gezelschap.
Alhoewel ik officieel het advies van de commissie Sociaal-artistieke Projecten nog niet heb ontvangen, ken ik wel reeds grotendeels de inhoud van het advies. Ik verzeker u uitdrukkelijk dat ik mijn politieke verantwoordelijkheid opneem, en daarom kies om het gezelschap te honoreren voor beide facetten van hun werking, zonder echter de volledige werking te financieren vanuit de budgetten voor sociaal artistieke projecten. Dit zou immers in strijd zijn met de inhoud van het reglement.
Concreet neem ik mij voor om inderdaad een subsidie toe te kennen van 7 miljoen frank voor de tweede helft van 2001 en 12 miljoen frank voor het werkingsjaar 2002. Voor de tien maanden van 2003 voorzie ik in een in verhouding gelijkaardig budget van 10 miljoen frank. Uiteraard is er een jaarlijkse evaluatie en geldt de goedkeuring van de budgetten voor de begrotingsjaren 2002 en 2003 slechts principieel. De toekenning van deze budgetten moet het gezelschap in de mogelijkheid stellen om een volwaardige werking uit te bouwen. Het gezelschap kan bovendien nog steeds een subsidieaanvraag voor theaterprojecten indienen. Voor 2001 is dit niet meer mogelijk. Voor de volgende jaren kan men een dergelijke aanvraag uiteraard wel nog indienen.
In het kader van de gesprekken die met de grote steden zijn gevoerd over het kerntakendebat wil ik hier nog iets aan toevoegen. Ik heb in deze commissie al een aantal keren gesteld dat dit geen louter budgettaire oefening mag zijn. Dit moet een versterkende invloed op de cultuur hebben. Ik heb in het verleden al gezegd dat ik me perfect kan voorstellen dat de Vlaamse Gemeenschap haar verantwoordelijkheid volledig neemt ten aanzien van een aantal grote instellingen. Indien deze ingreep middelen vrijmaakt voor een aantal steden, zouden we met een aantal grote steden, zoals Gent, een gemeenschappelijk akkoord moeten bereiken. Het is onze bedoeling dat die steden in de toekomst specifiek investeren in projecten die banden hebben met het buurtwerk. Ik wil niet dat er, louter om budgettaire of fiscale redenen, besparingen in de culturele sector worden doorgevoerd. Mijns inziens zou dit dossier kunnen evolueren indien, bijvoorbeeld, het Gentse stadsbestuur bereid is om bijkomende inspanningen te leveren in het kader van een gemeenschappelijk akkoord over het kerntakendebat.
Ik heb met dit antwoord duidelijk willen maken dat ik me ernstig wil engageren ten aanzien van de projectmatige werking. Indien ik me voor verschillende jaren wil engageren, moet ik dit uiteraard met de nodige voorzichtigheid doen. De begroting moet dit namelijk mogelijk maken. Ik wil me alleszins niet beperken tot het nemen van mijn verantwoordelijkheid op het einde van dit jaar. Ik wil zeker verder gaan.
De voorzitter : De heer Vandenbossche heeft het woord.
De heer Dany Vandenbossche : Ik wil de minister voor zijn antwoord bedanken. Ik ben het volstrekt met hem eens. In feite is dit thema tijdens de begrotingswijziging al besproken. Men kan stellen dat de Vlaamse Gemeenschap bepaalde culturele instellingen ten volle dient te ondersteunen. Aangezien dit het stedelijk belang overstijgt, moeten de steden dit niet alleen doen. Ik ben het eens met de stelling dat men dit niet enkel uit besparingsoverwegingen mag doen.
De voorzitter : Ik zou persoonlijk nog even dieper willen ingaan op iets dat de minister op het einde van zijn antwoord heeft gezegd. We zullen dit morgen ongetwijfeld nog verder bespreken. In het decreet op het lokaal cultuurbeleid mis ik een engagement om binnen de convenants in een communicatieve planning ten aanzien van de deelgemeenten en districten te voorzien.
Op die manier blijft de overdracht van verantwoordelijkheden aan steden en gemeenten nogal vrijblijvend. Ik zeg niet dat de steden en gemeenten dit zo zullen invullen. Ik vind het lokale cultuurbeleid in de drie grote steden evenwel zeer belangrijk. Men moet tot in de wortels van de wijken en districten gaan. Ik hoor de minister graag zeggen dat dit volgens hem de basis moet bereiken en dat dergelijke initiatieven moeten genomen worden. Hoewel dit in het kerntakendebat uitvoerig aan bod zal komen, moet dit mijns inziens minstens als toezegging of als engagement ook in de convenants worden opgenomen.
De heer Dany Vandenbossche : We zullen die discussie morgen voeren. Ik wil er wel op wijzen dat elke deelgemeente van Gent een eigen raad voor Cultuurbeleid heeft. Ik weet niet hoe het in Brussel zit.
Minister Bert Anciaux : In Brussel zijn er 22 raden voor Cultuurbeleid.
De voorzitter : Het incident is gesloten.