Commissie voor Leefmilieu, Natuurbehoud en Ruimtelijke Ordening Vergadering van 06/06/2001
Vraag om uitleg van de heer Gilbert Van Baelen tot mevrouw Vera Dua, Vlaams minister van Leefmilieu en Landbouw, over de problematiek van de controle op de stookolietanks, het Fonds voor de sanering van gasolietanks, de gegevensdatabank en het voorstel van de verzekeringssector
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Van Baelen tot mevrouw Dua, Vlaams minister van Leefmilieu en Landbouw, over de problematiek van de controle op de stookolietanks, het Fonds voor de sanering van de gasolietanks, de gegevensdatabank en het voorstel van de verzekeringssector.
De heer Van Baelen heeft het woord.
De heer Gilbert Van Baelen : Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, in een van de laatste antwoorden van de minister stond dat ze tegen 1 april 2001 absoluut wilde weten hoe het stond met initiatieven voor controles op stookolietanks. Vorig jaar hebt u besloten tot een uitstel tot augustus 2002 voor controles op de ondergrondse, en tot 2003 voor de bovengrondse tanks. Ondertussen heeft de sector al informatie vrijgegeven. Uit die cijfers blijkt dat de overvulbeveiliging maar bij ongeveer 70 percent van de tanks geplaatst is. Er is maar 50 percent van de ondergrondse tanks getest.
Welke testen zijn er uitgevoerd? Vaak zijn dat visuele testen. Welke andere testen zijn er? Van de 50 percent die getest is, hebben we geen verdere gegevens over wat er al dan niet in orde is. In de toekomst zullen er regelmatig controles worden uitgevoerd. Mevrouw de minister, overweegt u om in samenwerking met de sector een grondige informatiecampagne te doen? Van de 450.000 Vlaamse tanks moeten er nog 200.000 worden gecontroleerd.
Heel wat mensen kijken uit naar de aangekondigde initiatieven, vooral met het oog op het verzekeringsfonds. De kosten voor een sanering van een lekkende tank kunnen immers hoog oplopen. Premaz, Preventie Mazout, heeft een steekproef gedaan waarvan we zowel het uitgebreide onderzoek als het beknopt verslag kunnen raadplegen op een website. Op basis van de lekdichtheidsproef zou 3,5 percent van de tanks lekken. Men heeft ook een tweede proef, de corrosieproef, gedaan. Technici hebben me verteld dat dit niet hetzelfde is als een roesttest.
Daaruit blijkt dat 13 percent aan roestvorming onderhevig is en 10 percent zou dat binnenkort worden. Dus bij 23 percent bestaat een verhoogd risico op lekkage. Het beknopt verslag van de studie geeft aan dat dit een groot probleem is bij oudere tanks. Dat is ook logisch. Tanks van meer dan twintig jaar oud moesten niet voldoen aan bepaalde voorschriften.
Premaz stelt voor dat de twee testen in combinatie worden uitgevoerd. Bij mijn weten hebt u, mevrouw de minister, tot vandaag nog niet beslist welke testen moeten worden gebruikt. Die testen zijn vrij duur. De installateurs wachten om die dure apparatuur aan te kopen. De lekdichtheidsproef alleen al kost 350.000 frank. Er schijnt maar één apparaat op de markt te zijn dat een zekere garantie geeft. Als daar een tweede test bijkomt, zal het nog veel duurder zijn. De sector zegt dat als het Fonds er komt, ze enkel saneringen wil ondersteunen bij mensen die met mazout blijven verwarmen.
Kunnen we achterhalen of het opvallend aantal nieuwe aardgasaansluitingen van het voorbije jaar, exponentieel meer dan de vorige jaren, veroorzaakt werd door een omschakeling van mazout op aardgas? Dat hoeft geen slechte zaak te zijn. Het probleem is wel dat de tank in de grond blijft. 1 liter mazout kan tot 100 000 liter grondwater verontreinigen.
Zijn er al voorstellen bekend van de diverse subwerkgroepen? Zijn er reeds gegevens van de databank? Die gegevens zijn immers nodig om initiatieven te kunnen ontwikkelen. Het is trouwens bijzonder moeilijk om die databank nog op punt te stellen aangezien een aantal controles reeds werd uitgevoerd, maar dan niet altijd met een exacte notering van hoe, wie en wat.
Hebt u enig zicht op het aantal tanks dat reeds gecontroleerd werd? Daarover heb ik wel reeds een indicatie gevonden in de media, een indicatie die door de sector zelf werd verstrekt. Hoe staat u tegenover het voorstel van het Fonds met betrekking tot die verzekering? Welke testtechnieken dienen volgens u aanbevolen te worden? Ik neem aan dat u geen verlenging zult toestaan na 1 augustus 2002. Overweegt u een informatiecampagne om duidelijkheid te creëren over die deadline?
Bij de verkoop van vooral oudere woningen blijkt men enorm bevreesd te zijn voor de aanwezigheid van stookolietanks. Die stookolietanks blijken in heel wat gevallen verdwenen te zijn onder een geasfalteerde oprit of zelfs onder een bijbouw waardoor ze niet langer te bereiken zijn. Hoe denkt u dit probleem aan te pakken?
De voorzitter : Mevrouw Van den Eynde heeft het woord.
Mevrouw Marleen Van den Eynde : Mevrouw de minister, ik wens het even te hebben over die steekproeven.
Ik ben in het bezit van een persartikel waarin ik lees dat bij 3 van de gecontroleerde 30 tanks na een jaar toch lekkages werden vastgesteld en dat bovendien 14 van die tanks na het verwijderen van hun coating toch perforaties vertoonden die voordien onzichtbaar bleken. De afdeklaag had wel verhinderd dat er bodemverontreiniging was opgetreden, wat dus wel een pluspunt is. Uit dit artikel zouden we dus moeten afleiden dat die ultrasone dichtheidstest geen volledige garantie biedt voor het opsporen van sterk aangetaste tanks. Ook de bacteriologische corrosie zou momenteel niet opgespoord kunnen worden.
Verder wordt in dit artikel gezegd dat het van groot belang is de dichtheids- en corrosieproef steeds samen uitgevoerd zouden moeten worden. Deelt u deze mening? Welke testmethode dient volgens u te worden toegepast teneinde tot een zo goed mogelijk resultaat te komen?
De voorzitter : Minister Dua heeft het woord.
Minister Vera Dua : Mijnheer Van Baelen heeft gelijk als hij stelt dat het niet eenvoudig is om deze zaak helemaal rond te krijgen. Ik ben er nog steeds van overtuigd dat het om een bijzonder goede milieubeleidsovereenkomst (MBO) gaat, maar we moeten wel de tijd krijgen om de zaak definitief te regelen. Eigenlijk komt uw vraag een beetje te vroeg, want we zijn bijna rond met deze zaak. Maar misschien maakt dit de vraag net interessanter.
Sta mij toe eerst te verduidelijken welke werkgroepen actief zijn met betrekking tot de problematiek van stookolietanks. De ondertekende MBO 'Gasolietanks voor de verwarming van gebouwen' werd gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 7 november 2000 en is in werking getreden op 17 november 2000. Artikel 6, § 2 van deze MBO voorziet in de oprichting van een Technische Begeleidingsgroep. De installatievergadering van deze begeleidingsgroep had plaats op 21 december 2000. De begeleidingsgroep vergaderde vervolgens op 11 april 2001. Op deze jongste vergadering werd de stand van uitvoering nagegaan van de verschillende in de MBO aangegane verbintenissen.
In uitvoering van het protocolakkoord tussen de gewestelijke milieuministers en van de bovenvermelde MBO en vooral met als doel het treffen van maatregelen ter bestrijding van bodemverontreiniging, werd op mijn initiatief een werkgroep opgericht met als doel de oprichting van een 'Fonds voor de sanering van gasolietanks' voor te bereiden. Deze werkgroep bestaat uit enerzijds vertegenwoordigers van de kabinetten en administraties van de drie gewesten en van de federale overheid, en anderzijds de mazoutsector die de bovenvermelde MBO heeft ondertekend. Op 5 juli 2000 is deze werkgroep met haar werkzaamheden gestart. Het bestuur Energie van het ministerie van Economische Zaken neemt daar het permanent secretariaat van waar.
De Vlaamse regering heeft op 24 november 2000 akte genomen van de oprichting van deze werkgroep. Deze werkgroep is geïnspireerd op het studiesyndicaat 'Bodemsanering benzinestations' waar we met een vergelijkbare problematiek zitten, zij het op een andere schaal.
Al zeer vlug onderkenden de betrokkenen in deze werkgroep de stelling dat een regeling die van toepassing zou zijn voor de drie gewesten, veruit te verkiezen is boven een regeling die enkel voor Vlaanderen zou gelden. Zeker vermits een financiering van het Fonds hoogstwaarschijnlijk via een beperkte stijging van de stookolieprijs zal worden doorgevoerd, en de gelden hiervoor centraal zullen worden geïnd, is een federale regeling vereist.
De werkgroep heeft op haar beurt vier subwerkgroepen opgericht - subwerkgroep 1 'Tankbouw', die nagaat welke soorten tanks veilig zijn voor de toekomst, subwerkgroep 2 'Harmonisatie wetgeving', subwerkgroep 3 'Werking en financiering Fonds' en subwerkgroep 4 'Juridische werkgroep' die zich vooral zal ontfermen over het bijhouden van de databank - om de diverse aspecten relevant voor de problematiek diepgaander te belichten. De subwerkgroepen hebben tot op heden bijzonder intens en constructief vergaderd.
Het eindverslag van de activiteiten zit in een eindfase, en wordt een van de komende weken verwacht. Ik hoop dat we vóór het zomerreces duidelijkheid zullen hebben over de resultaten van deze werkgroepen. De bedoeling is dan om dit verslag voor te leggen aan de diverse betrokken overheden, vooral ook aan de commissie voor Leefmilieu van het Vlaams Parlement. Het Fonds vormt immers een essentieel onderdeel van de MBO. We zullen de in het verslag vermelde principes zo snel mogelijk omzetten in wet- en decreetteksten. Als het bijvoorbeeld nodig zou blijken om het Vlarem te wijzigen, zullen we dat ook doen.
De databank waarin alle gegevens met betrekking tot de ondergrondse stookolietanks over het gehele land verzameld zullen worden, bestaat op dit ogenblik inderdaad nog niet. Een van de onderdelen van het vermelde verslag behandelt trouwens de diverse relevante aspecten van deze databank. Welke vorm neemt die aan? Wie heeft er toegang toe? Hoe regelt men die toegang zo efficiënt mogelijk? Hoe garandeert men de bescherming van de privacy van de klant wiens gegevens opgenomen zijn? We zullen immers per houder van een stookolietank gegevens in die databank moeten opnemen.
Uit de gegevens van de mazoutsector, aan mij verstrekt op de voorbije vergaderingen van de Technische Begeleidingsgroep, blijkt dat ongeveer 70 percent van de tanks momenteel uitgerust is met een overvulbeveiliging. Tanks die niet uitgerust zijn met zo'n overvulbeveiliging, mogen niet meer worden gevuld, tenzij het tanks betreft die wegens de ontoegankelijkheid niet uitgerust kunnen worden met een dergelijke overvulbeveiliging. Voor die tanks moet tegen 1 augustus 2002 een regeling worden uitgewerkt. Dat is zo bepaald in de MBO. Om de exploitanten op hun verantwoordelijkheid te wijzen, neemt de mazoutsector zijn verantwoordelijkheid op. De samenwerking verloopt zeer goed. De sector informeert zelf de exploitanten zodat die hun tank in orde brengen met de geldende wetgeving.
Via de voorgestelde - vooralsnog - ontwerpdatabank wordt elke gasolietank en de daarbijbehorende randapparatuur in kaart gebracht. Via een opvolgingssysteem zal elke tank op een continue wijze worden gevolgd. Op deze manier wordt de exploitant tijdig ingelicht over te ondernemen stappen. Ik denk hierbij ook aan de toekomst. Wanneer er een regelmatig controlesysteem in werking komt, zal alles via een datasysteem gevolgd worden. Ook de aanmaningen zullen dan op die manier kunnen gebeuren. Het toezicht op particuliere gasolietanks is een taak van de gemeentelijke overheid.
De verzekeringssector heeft ons in de werkgroep gemeld dat men klaar is met de ontwikkeling van een verzekeringsproduct ter dekking van de risico's op - toekomstige - lekkage van een tank. Men is bereid dit risico op te nemen via een uitbreiding van de brandpolis. Als eigenaar zal men dus via een lichte verhoging van de brandpolis kunnen verzekerd zijn voor ongevallen die gebeuren met de stookolie- of gasolietank. Zoals ook gestipuleerd in de MBO zal het Fonds wel de historische schade voor zijn rekening nemen. Het is echter evident dat binnen de werkgroep eerst een grondige afstemming moet gebeuren : welke risico's worden gedekt door de verzekering en welke worden gedragen door het Fonds?
Dan is er de discussie over de testmethodes. Het Fonds zal hieromtrent een code van goede praktijk opstellen, die gehanteerd zal moeten worden door technici die met het Fonds willen samenwerken. Het is uiteraard ook belangrijk voor de verzekeringssector dat er duidelijkheid is over de gestelde eisen. Op dit ogenblik is nog niet uitgemaakt welke deze testen zullen zijn, maar hieromtrent wordt binnenkort duidelijkheid verwacht. Ik vermoed dat daarover in het eindrapport definitief uitsluitsel zal worden gegeven.
Het lijkt op dit ogenblik wel al duidelijk dat een corrosiviteitstest alleen niet zal volstaan. Ik wil in dit verband opmerken dat een corrosiviteitstest niet hetzelfde is als een roesttest. Naast zo'n corrosiviteitstest is ook een lekdichtheidsonderzoek zeker noodzakelijk. Uit een aantal resultaten van lopende testen kan wel worden afgeleid dat de corrosiviteitstest een belangrijke aanvullende test kan zijn om een idee te krijgen over de resterende levensduur van de tank. Op die manier kunnen maatregelen worden genomen vooraleer de tank werkelijk lekt. Dit vormt eveneens een belangrijk aspect bij de verzekerbaarheid van het risico.
Ik verwijs in dit verband ook naar het pas bekendgemaakte eindrapport van Premaz, waarin deze test aanbevolen wordt. Dit zeer degelijke rapport is trouwens raadpleegbaar op de website van Premaz (www.premaz.be). Daar kan men alle gedetailleerde informatie vinden.
Zodra het eindrapport van de werkgroep beschikbaar is, zal ik dit laten bezorgen aan de leden van de commissie voor Leefmilieu. Op basis van dit eindrapport zullen we dan een aantal stappen moeten zetten. Het heeft misschien allemaal iets langer geduurd dan we gehoopt hadden, maar nu begint het toch vooruit te gaan. Het systeem zal dan ook in de nabije toekomst operationeel worden.
De voorzitter : De heer Van Baelen heeft het woord.
De heer Gilbert Van Baelen : Mevrouw de minister, ik ben blij met uw antwoord. Ik ga ervan uit dat u tegen september een aantal concrete beleidsvoorstellen zult doen. Ik begrijp ook dat men denkt aan een verhoging van een deel van de petroleumprijzen om het Fonds te spijzen. Dat lijkt me belangrijk. We moeten nauwgezet toezien op de voorwaarden voor een financiële tussenkomst van het Fonds bij de saneringskosten. Anders krijgen we daar problemen.
Minister Vera Dua : Dit zou trouwens met terugwerkende kracht gebeuren.
De heer Gilbert Van Baelen : Ik begrijp ook dat er een verzekeringspolis zou worden opgesteld, gekoppeld aan de brandpolis. Ook daar zullen we moeten waken over de gehanteerde prijzen. U zegt zelf dat de verzekeringssector maar al te graag de twee proeven zou invoeren, en zeker de corrosietest, met het oog op het risico. Uit het verslag van Premaz blijkt immers dat er heel wat verdoken corrosie kan bestaan. Zeker bij de oudere tanks zouden er problemen kunnen rijzen. Daar is dus prijsbewaking nodig.
Mevrouw de minister, u antwoordde niet op de vraag of u overweegt om samen met de sector een nieuwe campagne op te zetten. Een overvulbeveiliging, bijvoorbeeld, kan men in een doe-het-zelf-zaak kopen en zelf plaatsen, zonder de hulp van een installateur. Mij lukt dit niet zo gemakkelijk, maar anderen plaatsen dit blijkbaar moeiteloos. Maar daarover gaat het eigenlijk niet. Het gaat me om de proef die daaraan gekoppeld is. 30 percent van de tanks heeft geen overvulbeveiliging. Het kan vreemd klinken, maar heel veel mensen laten in de zomerperiode hun tank vullen. Misschien is een campagne aangewezen waarbij wordt gewezen op een heel gemakkelijke proef, namelijk de visuele proef, die nog steeds is toegestaan. Daarbij wordt dus gekeken of er een lek is. Pas over drie jaar zullen deze mensen een grondige controle krijgen. Ze moeten worden aangespoord om die proef nu toch te laten uitvoeren. Het gaat hier toch over 200.000 tot 225.000 mensen.
Ik wil geen paniek zaaien, maar als u straks de definitieve proeven aankondigt, zou wie nog lang wacht, wel eens van een kale reis kunnen thuiskomen. Het zou hen wel eens heel wat meer kunnen kosten. Natuurlijk zullen ze dan de definitieve resultaten kennen en de toestand van hun tank. Daarbij is de gelijktijdige implementatie van verzekeringen en fondsen essentieel om risico's te vermijden.
Ik dring erop aan, mevrouw de minister, dat u toch een dergelijke campagne zou overwegen.
De voorzitter : De heer Wille heeft het woord.
De heer Paul Wille : Ik neem aan dat het Fonds waarvan sprake is, federaal zal worden beheerd. Hoe zal dat Fonds worden gefinancierd? Er zou niet alleen sprake zijn van een federale financiering, maar ook van een financiering door de sector. Komt er dan ook nog een bijdrage van de Vlaamse overheid?
Minister Vera Dua : Neen. Het geld wordt geïnd via de accijnzen, en vervolgens doorgeschoven.
De heer Paul Wille : Dit alles gebeurt dus compleet federaal?
Minister Vera Dua : Ja. Ik denk dat dit nauwelijks anders kan.
De heer Paul Wille : Er is dus geen sprake van verdeelsleutels voor de inbreng?
Minister Vera Dua : Neen. Dat zal wellicht een van de elementen zijn die in die werkgroep zal worden bekeken. Maar ik zal er bijzondere aandacht voor vragen.
De heer Paul Wille : Ik zal er een vraag over stellen in de Senaat.
Minister Vera Dua : Men wijst me erop dat een en ander wat trager is verlopen. Het heeft wat langer geduurd om de zaak op te starten. Dat is typisch : in de gewesten ontstaat een dynamiek waarmee het federale niveau dan plots wordt geconfronteerd.
De heer Gilbert Van Baelen : Geeft dit geen communautaire problemen? Naar het schijnt is de toestand nogal uiteenlopend voor Brussel, Vlaanderen en Wallonië.
Minister Vera Dua : Voorlopig niet, mijnheer Van Baelen. Maar als u dit nog een paar maal herhaalt misschien wel. (Gelach)
Ik zal in elk geval nog eens goed nagaan tot welk model men is gekomen. Ik heb de voorlopige teksten ook nog niet gezien. We wachten af. Maar eens er duidelijkheid is geschapen, is het alleszins de bedoeling dat de sector terzake een uitgebreide voorlichtingscampagne verzorgt. Dat is de afspraak in de MBO. Voor de rest heb ik de indruk dat iedereen te gepasten tijde door de stookolieleverancier wordt gewezen op wat nodig is.
Bij de benzinestations was er sprake van een 50/50- verdeling, maar men zit hier natuurlijk met een prijzendynamiek.
De heer Paul Wille : De gewesten zouden er natuurlijk kunnen op aandringen dat de hele financiering door de sector gebeurt, gezien de grote discussie met de petroleumfederatie die u zich wellicht herinnert. We zouden er dan op aandringen dat er niets wordt doorgerekend aan de consument.
Minister Vera Dua : Dat moet men inderdaad mee in overweging nemen bij deze discussie. De diensten van de federale staatssecretaris voor Energie en Duurzame Ontwikkeling Deleuze zijn hierbij betrokken. De staatssecretaris is op een ander terrein in zware discussies verwikkeld met de sector. Dit is wellicht de gelegenheid om een en ander te bespreken.
De voorzitter : Het incident is gesloten.