Commissie voor Leefmilieu, Natuurbehoud en Ruimtelijke Ordening Vergadering van 06/06/2001
Vraag om uitleg van de heer Jos Bex tot mevrouw Vera Dua, Vlaams minister van Leefmilieu en Landbouw, over uitstel van het Vlaams Milieubeleidsplan
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Bex tot mevrouw Dua, Vlaams minister van Leefmilieu en Landbouw, over uitstel van het Vlaams Milieubeleidsplan.
De heer Bex heeft het woord.
De heer Jos Bex : Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, dames en heren, deze vraag gaat over het continueren van het huidige Vlaams Milieubeleidsplan. Het nieuwe plan zou immers niet klaar zijn. Op zich is dat niet erg, want eigenlijk behelst het nieuwe plan die elementen van het vorige die niet werden gerealiseerd.
Over welke niet-gerealiseerde doelstellingen gaat het hier? Blijkbaar is hier een meeruitgave van 9 miljard frank mee gemoeid. Waar zal dit geld vandaan komen? Is het niet verkieslijk dat men in de toekomst een minder ambitieus maar realiseerbaar plan opstelt? Waar haalt men de prioriteiten die worden vooropgesteld in deze plannen? Hoe worden ze bepaald? Vloeien ze voort uit wat terzake leeft in dit parlement of worden ze opgesteld in een of ander studiecenakel?
De voorzitter : Minister Dua heeft het woord.
Minister Vera Dua : Uw vragen gaan zowel over MINA 2 als MINA 3. MINA 2 bevatte het zogenaamde additionele milieubeleid, namelijk de 3 percent van het milieubeleid dat niet door de normale activiteiten van de administratie en de begroting werd gedekt. Het is nu onze ambitie om vanaf nu een allesomvattend, algemeen milieubeleidsplan te maken, het MINA 3. Uw opmerkingen omhelzen evenzeer dit plan.
De leidende ambtenaren van alle diensten die te maken hebben met leefmilieu vormen samen het gewestelijk milieuoverleg. De ambtenaren van Aminal, VMM, OVAM en VLM sloten een samenwerkingsverband en richtten het Gewestelijk Milieuoverleg op, het GMO. Dit is verantwoordelijk voor het milieuplanningsproces en waarborgt de samenwerking en de coördinatie op het vlak van milieu met het oog op een coherente en integrale aanpak.
Het GMO werkte vanaf eind 1999 voor de periode 2002-2006 een ontwerpmilieubeleidsplan uit, dat na interne goedkeuring op 2 februari aan mijn kabinet werd overgemaakt. Dit werd in de loop van de maand februari grondig door mijn kabinet doorgenomen. Wij zijn tot de conclusie gekomen dat dit plan niet rijp was om nu al aan een openbaar onderzoek te onderwerpen, zoals het decreet algemene bepalingen inzake milieubeleid dit voorschrijft. Ik heb om die reden aan de regering een jaar uitstel gevraagd om het plan te herwerken. Twee zaken zijn hierbij van belang.
Men had een zeer uitgebreid plan opgesteld waar veel mensen en middelen voor nodig waren. Dit zou van de regering voor de komende jaren een grote som geld vragen, maar het plan was op het vlak van het in te zetten personeel onvoldoende onderbouwd. We moesten het plan herdenken en koppelen aan de bestuurlijke hernieuwing. De inzet van middelen en personeel moest worden onderzocht, alsook de vraag waar de bijkomende middelen worden ingezet. Bij de administratie was alleszins in een onvoldoende onderbouwing van het financiële hoofdstuk voorzien. Dit moet via de algemene middelen ofwel via heffingen worden ingevuld.
Verder wordt op dit ogenblik een blauwdruk voor een toekomstig ministerie van Leefmilieu uitgewerkt. Dit plan moet daar volledig op worden geënt. Ten slotte was er te weinig afstemming op de andere beleidsdomeinen gepland. Duurzame ontwikkeling heeft immers met andere beleidsdomeinen te maken, en het plan moet eerst met de andere partners worden besproken. Het werd voor een jaar uitgesteld. Er komt dus een nieuw milieubeleidsplan 2003-2007. Het voordeel is dat MINA 2 nog niet volledig is gerealiseerd. Het is dus geen probleem om MINA 2 nog een jaar te laten doorlopen. Er moeten nog voldoende acties worden gerealiseerd. In 2001 is er een milieujaarprogramma van kracht en voor 2002 hebben we nog een milieujaarprogramma op basis van MINA 2 voor de boeg.
Voor het einde van 2001 zal blijken dat 77 acties van dit plan volledig zijn afgerond. Een aantal zijn zo normaal geworden dat zij tot de taak van de administratie behoren, zoals bijvoorbeeld het natuur- en het aankoopbeleid. Dat wordt een normale taak van de administratie. Er zijn ook een aantal acties die nooit zullen worden opgestart. De vraag blijft overeind of het niet beter is haalbare plannen te maken in plaats van super ambitieuze plannen die niet kunnen worden uitgevoerd.
Voor het jaar 2002 zal voor de laatste maal getracht worden uitvoering te geven aan MINA 2. Een aantal van deze acties zullen dan wel niet worden uitgevoerd, maar we hopen op die manier toch het grootste deel van MINA 2 te hebben gerealiseerd.
De heer Bex verwijst naar de 9 miljard frank extra middelen die vermeld worden in het voorontwerpplan van de administratie, het oorspronkelijke milieubeleidsplan 3. We zullen sowieso met een belangrijke meerkost dienen rekening te houden, maar het is de bedoeling om dit plan beter te onderbouwen, zowel op het vlak van personeel als van de uit te voeren studies en investeringen. Deze 9 miljard frank wens ik onder voorbehoud te plaatsen. We zullen in de komende maanden uitmaken of het 9 miljard frank blijft. Dit bedrag wordt aan het kerntakendebat gekoppeld dat wordt gevoerd. De vraag is of we alle taken die we nu uitvoeren moeten blijven uitvoeren en of niet een of ander kan worden doorgeschoven naar de provincie of de gemeente.
De heer Bex gaat terecht in op de vraag naar overleg met en consultatie van andere departementen. Hier wordt de volgende maanden werk van gemaakt. Het ontwerpplan wordt niet in openbaar onderzoek gegeven maar vooraf bij de regering afgegeven, wat een extra garantie biedt. Op die manier wordt dit plan ook gedragen door de andere ministers, zeker als het een punt van hun bevoegdheid betreft. Dit was een van de gebreken van MINA 2. De externe relaties moeten in het nieuwe milieubeleidsplan zeker worden verbeterd. Ik ben ervan overtuigd dat hieromtrent een breed maatschappelijk debat moet worden gevoerd. Het is geen gemakkelijke opgave omdat zulke plannen, die over de hoofden van de bevolking worden gegoten, vaak een discussie voor ingewijden zijn. We moeten toch zoeken naar mogelijkheden om dit dichter bij de bevolking te brengen. Het Vlaams Parlement zal daar uiteraard ook nauw bij betrokken worden. Het decreet algemene bepalingen zegt dat de Vlaamse regering, het Vlaams Parlement, de SERV, de MINA-raad, de gemeenten en de provincies hun advies moeten geven. Het Vlaams Parlement krijgt negentig dagen tijd om aanbevelingen te doen en het ontwerpplan bij te sturen. Het is weinig zinvol om het Vlaams Parlement vroeger in te schakelen. Het Vlaams Parlement kan ons wel aanbevelingen geven over welke items belangrijk zijn.
Het milieubeleidsplan staat in de beleidsnota. In de milieusector plannen we vaak te veel, en is het niet altijd duidelijk waar wat moet komen. Ik heb een beleidsnota, en we voeren die uit. Het zal er nu op aankomen om het milieubeleidsplan af te stemmen op de beleidsnota.
De voorzitter : De heer Bex heeft het woord.
De heer Jos Bex : Ik stel vast dat de bekommernissen van de minister gelijk lopen met de mijne. U hebt het even gehad over duurzame ontwikkeling. Ik heb de minister-president daar ook over ondervraagd. Het is aangewezen dat uw eigen plannen en die van het federale niveau op elkaar worden afgestemd.
De voorzitter : De heer Wille heeft het woord.
De heer Paul Wille : De vraag van de heer Bex en het antwoord van de minister tonen voor de zoveelste keer de logica van de besluitvorming. Men moet de discussie voeren over de doelstellingen en niet over de financiering van het beleid. Mevrouw de minister, u doet dit nu in het kader van het MINA 3-plan. Als de minister daar een jaar uitstel voor vraagt, vind ik dat niet zo dramatisch op voorwaarde dat de methode die men nu volgt om tot een geheel te komen, ook op die manier wordt opgebouwd, en men erin slaagt om de algemene doelstellingen te bepalen.
Het is merkwaardig dat een aantal belangrijke beleidsmakers van mening is dat men die doelstellingen niet kan bepalen. Als gevolg daarvan zegt men dat er nood is aan zoveel miljard frank meer om op korte termijn het beleid te kunnen verderzetten, rekening houdend met een aantal uitgeschreven doelstellingen van de beleidsbrief. Het gaat niet alleen over de finaliteit, maar ook over wie en hoe. Daarom mag men de discussie met goed gekozen partners niet beperken tot duurzame ontwikkeling. Eerst moet men beslissen wie het milieubeleid conform het regeerakkoord zal uitvoeren. Dat betekent dat men de taken van de privé-sector en van de overheid moet afbakenen volgens algemene principes zoals responsabilisering, de vervuiler betaalt, de graad van effectiviteit en efficiëntie, het recht op basiskwaliteit voor de burger, zeker voor de minst begoede, recht op een aantal publieke goederen en diensten.
Het is belangrijk om de rol en de functie van de structuren vast te leggen. Dat vergt een discussie over de VMH, de dochtervennootschappen, de participatiefunctie, de holdings, enzovoort. Vóór het einde van deze maand zullen we bijvoorbeeld proberen om rond de beheersovereenkomst met Aquafin te werken. De volgende discussie gaat over de middelen voor wat we gaan realiseren. Daar moeten we nagaan hoe de publiek-private samenwerking ons kan helpen. Dan is er de discussie over het Minafonds. Daar moeten we nagaan of er nieuwe beleidsinstrumenten zijn die ons kunnen helpen, niet alleen om het te realiseren maar ook om het te betalen.
Ten slotte moeten we de noodzakelijke middelen van het milieubeleid met de doelstellingen die daaraan verbonden zijn goed bepalen. Voor de verhouding tussen de heffingen en het gedeelte uit de algemene middelen is een politiek akkoord nodig. Op die manier is meteen duidelijk welke kosten voor welke overheidstaken via heffingen kunnen worden gefinancierd. Alleen als we op die manier werken, kan er resultaat geboekt worden.
De voorzitter : Het incident is gesloten.