Commissie voor Economie, Landbouw, Werkgelegenheid en Toerisme Vergadering van 07/06/2001
Vraag om uitleg van de heer Jan Laurys tot de heer Renaat Landuyt, Vlaams minister van Werkgelegenheid en Toerisme, over de transmissieprocedure van de VDAB aan de RVA
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Laurys tot de heer Landuyt, Vlaams minister van Werkgelegenheid en Toerisme, over de transmissieprocedure van de VDAB aan de RVA.
De heer Laurys heeft het woord.
De heer Jan Laurys : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, er is een samenwerkingsakkoord afgesloten tussen de VDAB en de RVA in verband met de transmissie van gegevens van werkzoekenden. Het akkoord dateert van 22 september 1992 en als ik me niet vergis, is het vorig jaar nog aangepast op basis van onderhandelingen tussen beide niveaus.
Er is een bepaalde procedure afgesproken. Als de VDAB iemand oproept voor een werkaanbieding of een opleiding en die werkzoekende gaat daar niet op in, dan krijgt hij eerst een formulier A.5 toegestuurd. Dat is een uitnodiging om zich opnieuw bij de VDAB aan te bieden. Er zijn ook nog aparte procedures voor bepaalde doelgroepen. Sommige mensen worden zelfs telefonisch gecontacteerd. Ik beperk me hier echter tot de algemene procedure. Als de werkzoekende zich niet bij de VDAB aanbiedt of geen geldig excuus kan voorleggen, stuurt men hem het document A.7.A op en indien hij daaraan geen gevolg geeft of geen geldige reden heeft om er geen gevolg aan te geven, maakt men het dossier over aan de RVA die de werkzoekende kan uitnodigen. Nadat de directeur de werkzoekende heeft gehoord kan hij eventueel een sanctie nemen. Hij kan de werkzoekende voor een bepaalde tijd een uitsluiting van de werkloosheidsuitkering opleggen.
In het jaarevaluatieverslag van de RVA van het jaar 2000 staan een aantal cijfers. Deze cijfers heb ik opgenomen in de tekst van mijn vraag. Opvallend is dat er in 2000 meer transmissies zijn geweest, maar dat de VDAB hieraan minder gevolg heeft gegeven. Op zich is dit geen probleem voor mij. Maar merkwaardig is dat Vlaanderen voor 36 percent dossiers niet-uitkeringsgerechtigde werklozen heeft, terwijl het Vlaamse aandeel in het aantal overgemaakte dossier 52 percent bedraagt. Men heeft dus veel minder werkzoekenden en toch heeft men veel meer dossiers overgemaakt aan de RVA. Bestaat daar een verklaring voor? Betekent dit dat de VDAB strenger optreedt in Vlaanderen dan Forem dat in Wallonië doet? Is het te wijten aan de economische situatie in Wallonië? Ligt het aan het feit dat er daar gewoon minder jobs zijn, dat men dus minder jobs kan aanbieden, dat er minder opleidingen zijn, waardoor er minder transmissies zijn? Zou het kunnen dat een strenger optreden de transfers naar het andere gewest inzake sociale zekerheid vergroot doordat er een verschil wordt gecreëerd?
De voorzitter : De heer Van Goethem heeft het woord.
De heer Roland Van Goethem : Mijnheer de voorzitter, in de vraag van de heer Laurys lees ik dat voor bepaalde doelgroepen andere procedures worden toegepast. Over welke doelgroepen gaat het, en over welke procedures?
De voorzitter : Minister Landuyt heeft het woord.
Minister Renaat Landuyt : Mijnheer de voorzitter, hoe een en ander gebeurt werd goed beschreven door de heer Laurys. Wel is er iets veranderd sinds men op federaal vlak voorziet in iets meer variatie inzake straffen. Daardoor kan men meer persoonsgericht bestraffen en moet men niet meteen onverbiddelijk harde straffen opleggen. De stelling van Vlaanderen is dat men daar rekening mee zou houden en dat men dus nog vlugger zou doorverwijzen. Voordien bestond er een zeer grote rem. Voor iemand als niet-werkwillig werd doorverwezen naar de RVA was er eerst nog sprake van een tussenformulier, het formulier A5bis. Deze bijkomende verwittiging gebeurt echter niet meer. Doordat deze tussenstap wegvalt, verwijst men de mensen dus iets sneller door.
De toestand van onze arbeidsmarkt heeft automatisch het meer doorverwijzen van mensen tot gevolg. Doordat er meer vacante betrekkingen zijn, zijn er immers automatisch meer potentiële oproepen en dus ook meer vaststellingen van weigeringen. Hoe minder werkzoekenden, des te meer transmissies. De spontane aanbiedingen dalen dus. Men wordt veel meer echt gevraagd, waardoor we een veel beter zicht krijgen op de werkonwilligen. Dit mechanisme verklaart deels het verschil met andere landsdelen.
Ik acht me niet bevoegd om te antwoorden op de vraag of culturele verschillen tussen Vlaanderen en Wallonië hierin een rol spelen. Ik weet dat er een studie bestaat terzake. De auteur van die studie is echter een parlementslid van een partij die zeer ver wil gaan op het vlak van de staatshervorming, zodat men niet weet of door diens a priori opvattingen de objectiviteit niet in het gedrang is gekomen. Het is een gemakkelijk cliché te stellen dat des te minder tewerkstelling we hier creëren hoe minder transfers er zijn in sociale zekerheid. In die redenering zouden we eigenlijk niets meer mogen doen en ervoor moeten zorgen dat we evenveel werklozen hebben als Wallonië : dan zouden we evenveel tranfers hebben. We volgen die hachelijke redenering liever niet. Op zich is ze waar, maar we zijn zeer blij dat we minder werklozen hebben, omdat dit betekent dat Vlaanderen beter floreert dan het andere landsgedeelte. We beïnvloeden veel liever de transfers door ervoor te zorgen dat zoveel mogelijk mensen uit Wallonië in Vlaanderen komen werken. Dat komt ons ten goede, ook omdat er dan minder werkloosheidsuitkeringen moeten worden uitbetaald aan onze Waalse vrienden.
Het beheerscomité van de VDAB meldt me dat men zelfs nog zeer voorzichtig omspringt met die transmissies. We doen het maximale om de mensen te wijzen op hun mogelijkheden, om hen op vrijwillige basis het maximale aan te bieden en niet te snel te schermen met sancties. Het aantal doorverwijzingen van de VDAB naar de RVA is relatief bescheiden, ook in Vlaanderen, al zijn de cijfers er hoger dan in Wallonië. Er zijn 4.873 doorverwijzingen geweest, waarvan 1.767 zonder gevolg. Dat is relatief laag. Ik hoop dat dit erop wijst dat er weinig mensen zijn die effectief niet wensen te werken.
De voorzitter : Mijnheer de minister, kunt u ook nog een antwoord geven op de aanvullende vraag van de heer Van Goethem?
Minister Renaat Landuyt : Ik weet niet of voor bepaalde doelgroepen een ander beleid wordt gevoerd. Ik ken enkel het algemeen beleid zoals het daarnet door de heer Laurys is omschreven. Ik weet niet of er op bepaalde punten een onderscheid wordt gemaakt.
De voorzitter : De heer Laurys heeft het woord.
De heer Jan Laurys : In de praktijk maakt de VDAB wel degelijk een onderscheid. De details ken ik niet. Men maakt een onderscheid voor risicogroepen. Men kan dit overigens nakijken op het computernetwerk van de VDAB. Indien mensen uit de risicogroepen niet reageren op een oproep, probeert men die mensen alsnog te verwittigen door middel van een persoonlijke interventie. Ik denk trouwens dat het formulier A5Bis voor die doelgroepen nog bestaat.
Minister Renaat Landuyt : Het gaat hier om de wijze waarop men bepaalde doelgroepen behandelt. Ik zal dit illustreren met een voorbeeld. Indien een alleenstaande moeder met kinderen wordt opgeroepen maar niet verschijnt, kan dit een zeer praktische reden hebben. Dit geldt niet voor een alleenstaande man die wordt opgeroepen. Het gaat hier om specifieke doelgroepen die om een andere benadering vragen. De alleenstaande man bevindt zich in een heel andere context. Ik heb de indruk dat de VDAB hier voorzichtig mee omspringt.
Ik heb het vermoeden dat Vlaanderen op dit vlak strenger is dan Wallonië. Dit kan evenwel te wijten zijn aan het feit dat we in Vlaanderen veel meer oproepen lanceren. Omdat we zo weinig werkzoekenden hebben, raken onze reserves spontaan uitgeput.
De voorzitter : De heer Laurys heeft het woord.
De heer Jan Laurys : Mijn vraag was zeker geen pleidooi voor een strengere houding of tegen de transfers. Indien Wallonië dit nodig heeft en indien er objectieve redenen zijn, heb ik geen enkel probleem met de transfers.
Ik vind dat er solidariteit moet zijn. Het draagvlak van die solidariteit bekommert me evenwel. Men heeft zich indertijd geëngageerd om deze zaken transparanter te maken, en om de lat voor iedereen gelijk te leggen. Indien die doorzichtigheid er niet is en indien bepaalde transfers niet duidelijk zijn, is er net sprake van een gebrek aan solidariteit met Wallonië. We moeten steeds voor ogen houden dat Wallonië op economisch vlak veel minder mogelijkheden heeft. Mijn vraag was of er een objectieve reden bestaat. Indien de reden is dat er minder werk is, dan heb ik daar geen enkel probleem mee. Het feit dat de VDAB iets strenger optreedt, vloeit voort uit de aanpassing van de reglementering. Mij lijken de versoepeling en het geven van minder strenge sancties een goede zaak.
Ik ben voor een onderscheid tussen bepaalde doelgroepen. We moeten moeders met kinderen anders benaderen dan net afgestudeerde jongeren die in hun universiteitsstad willen blijven en die niet voldoende mobiel zijn om elders een job te aanvaarden. Wat dit betreft, mogen de flexibiliteit en de nuanceringen van de doelgroepen zelfs nog verder gaan.
Mijnheer de voorzitter, mijn enige vraag was of er sprake was van objectieve redenen. Indien dit het geval is, heb ik hiermee verder geen problemen.
De voorzitter : Het incident is gesloten.