Commissie voor Economie, Landbouw, Werkgelegenheid en Toerisme Vergadering van 07/06/2001
Vraag om uitleg van de heer Didier Ramoudt tot de heer Renaat Landuyt, Vlaams minister van Werkgelegenheid en Toerisme, over een nieuwe studie voor de visserij
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Ramoudt tot de heer Landuyt, Vlaams minister van Werkgelegenheid en Toerisme, over een nieuwe studie voor de visserij.
De heer Ramoudt heeft het woord.
De heer Didier Ramoudt : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, een paar maanden geleden organiseerde de minister te Oostende een staten-generaal van de visserij. Dat was een lovenswaardig initiatief. We kunnen het alleen maar toejuichen dat zo veel mogelijk uitvoerende instanties zich bekommeren om deze sector, die het op dit ogenblik bepaald niet goed stelt.
Mijnheer de minister, u hebt het initiatief genomen tot een vernieuwend beleid ten aanzien van de visserij en specifiek ten aanzien van de aspecten waar u zeggenschap over heeft. Ik meende zelfs al dat er een soort van protocol van samenwerking tussen u en de nieuwe bevoegde minister in de steigers stond, voor het geval het Lambermontakkoord zou worden goedgekeurd. Zo niet, dan begrijp ik niet goed wat u van plan bent. Als u die plannen intussen echter al hebt opgeborgen, dan hoef ik niet verder te vragen. (Opmerkingen van minister Renaat Landuyt)
Naar verluidt bent u zinnens om een nieuwe studie over de visserij te laten uitvoeren door het bedrijf PRC, Policy Research Corporation NV. Het wekte verwondering dat de bekendmaking daarvan bijna samenviel met een uiteenzetting van de huidige bevoegde minister Gabriels over de studie van professor Crijns over de zeevisserij, die in zijn opdracht werd uitgevoerd. Aan deze laatste studie werd door iedereen meegewerkt, ook door de mensen van de sector, waaronder de leiding van de Rederscentrale. De resultaten werden bekendgemaakt. Maar ook daarvoor al werd een studie gemaakt, weliswaar in opdracht van het Vlaams Visserij Informatiecentrum, door de heer Pollet, jarenlang directeur van de Zeebrugse visveiling, en nu adviseur van de Oostendse vismijn. De resultaten van deze studie werden echter netjes in een lade opgeborgen, vermoedelijk omdat ze niet beantwoordden aan wat men graag over de zeevisserij had willen horen.
Mijnheer de minister, het is me niet duidelijk wat uw visie is. Wilt u een volledig nieuwe visie ontwikkelen? In het verleden heb ik kunnen vaststellen dat nogal wat ministers een studie bestelden, niet omwille van de resultaten ervan, maar veeleer omdat ze de richting die ze zelf wilden inslaan, door een studie wilden laten bevestigen. Is ook deze nieuwe studie daarvoor bedoeld?
Het gaat bovendien om een niet onaardig bedrag. Er is namelijk sprake van 30 miljoen frank, en dat voor een studie over een niet al te grote sector waarover reeds een aantal studies voorhanden zijn. Is het nog wel opportuun om daar vandaag opnieuw mee uit te pakken? U kunt natuurlijk de studies van de heren Crijns en Pollet laten voor wat ze zijn. Klopt het dat u opdracht hebt gegeven aan de Policy Research Corporation voor een nieuwe studie? Hebt u daarover overlegd met de ministers Gabriëls en Dua? Welke nieuwe informatie denkt u te zullen achterhalen dankzij deze nieuwe studie?
De voorzitter : De heer Maes heeft het woord.
De heer Jacky Maes : Mijnheer de voorzitter, voor zover mij bekend heeft minister Gabriëls op geen enkel symposium over de visserij gesproken. Ik ben alleszins nooit uitgenodigd op zo'n bijeenkomst. Ik was wel aanwezig op een staten-generaal waar minister Landuyt over de tewerkstelling in de visserij heeft gesproken.
Ik ben op de hoogte van de studies van Crijns en Pollet. Ik laat in het midden of een nieuwe studie veel zal toevoegen aan wat men vandaag weet. Wat ik wel weet, is dat er moedeloosheid heerst onder de vissers en hun naasten. Er wordt immers geen enkele vooruitgang geboekt. De zaken kunnen er alleen maar beter op worden als het Lambermontakkoord is afgehandeld. Zowel op federaal als op Vlaams niveau gebruikt men het Lambermontakkoord immers als een alibi om niets te doen. Dat geldt met name voor het statuut van de vissers. Ook de vakbonden gaan niet vrijuit in deze zaak. Minister Landuyt, als u meent dat een studie een oplossing kan bieden voor al deze problemen, dan ben ik daar natuurlijk een groot voorstander van.
De voorzitter : Enige tijd geleden heeft deze commissie het VLIZ en de Rijksdienst bezocht. Men stelde zich toen vragen bij het naast elkaar bestaan, op slechts een steenworp afstand, van twee beheersstructuren en administraties voor een vrij kleine sector. Op die vragen is slechts een halfslachtig antwoord gekomen. De mensen uit de sector worden inderdaad moedeloos. Ze zitten geprangd tussen Europa en de federale overheid. Op een bepaald moment schijnt men zelfs van plan te zijn geweest om van de visserij een toeristische sector te maken.
Verschillende vragen dringen zich op. Zijn we voor het behoud van een eigen visserij-industrie, om het cru te zeggen, en daarmee bedoel ik de zeevisserij en de verwerkende nijverheid met al hun voor- en nadelen? Beschouwen we de visserij als een belangrijke troef voor het toerisme? Vinden we de tewerkstelling in de visserij zo specifiek dat ze een bijzondere behandeling verdient? Kort gezegd : gaat er nog iets gebeuren of gaat er helemaal niets gebeuren?
Minister Renaat Landuyt : Mijnheer Ramoudt, ik bedank u voor uw toejuiching van mijn initiatief. Het was inderdaad een succes. Er is binnen de sector toch in zekere mate een consensus totstandgekomen.
Op de staten-generaal was professor Peeters aanwezig, de voorzitter van de Policy Research Corporation. Hij pleitte voor een studie die als basis kan dienen voor een doordachte aanpak van de sector, en heeft een voorstel uitgewerkt dat voorziet in vier onderdelen : een concurrentie-analyse, een studie van de economische impact, een arbeidsmarktonderzoek, en de uitwerking van een actieprogramma. Degenen die mij kennen, weten echter dat ik niet geneigd ben om veel studies te bestellen. Mijnheer Ramoudt, ik weet niet waar u uw informatie vandaan haalt, maar uw contactpersonen waren in ieder geval slecht ingelicht. Er is wel een studie gemaakt, maar dat was op vraag van minister Gabriëls. Dit leerzame werkstuk is van de hand van professor Crijns.
Ik ben van plan om uit de vermelde bijeenkomst lessen te trekken voor het werkgelegenheidsbeleid. We komen opnieuw bijeen, hopelijk in september, en zullen dan de resultaten van het overleg over de werkgelegenheid bekendmaken. Mijns inziens zullen we met name inzake opleiding initiatieven kunnen nemen. Ik heb in ieder geval geen studie besteld. De rest van uw vraag vervalt daardoor.
De heer Didier Ramoudt : Mijnheer Maes, ik stel u graag gerust : minister Gabriëls heeft enkel de federale parlementsleden uitgenodigd op de voorstelling van de studie van professor Crijns.
Mijnheer de minister, uw antwoord stelt me tevreden. Ik hoop dat ik een bijdrage heb kunnen leveren door mijn vraag snel neer te leggen na de indiening van het projectvoorstel op 8 april jongstleden. Ik heb mijn vraag ingediend op 2 mei.
Minister Renaat Landuyt : U hebt in de commissie voor Leefmilieu een vraag gesteld aan minister Dua. Ze kreeg de indruk dat u plots tegen de kustvisserij was. U had daar een verkeerde indruk gewekt.
De heer Didier Ramoudt : Iedereen weet dat het tegendeel waar is.
De voorzitter : Werkt de discussie over het Lambermontakkoord niet remmend?
Minister Renaat Landuyt : Ik heb de indruk dat federaal minister Gabriels zijn bevoegdheden zoveel als mogelijk uitput. De discussie werkt in elk geval niet remmend. Hij laat studies maken over hoe de regio's de materie moeten aanpakken.
De voorzitter : Het incident is gesloten.