Commissie voor Binnenlandse Aangelegenheden, Huisvesting en Stedelijk Beleid Vergadering van 02/05/2001
Interpellatie van de heer Dirk Holemans tot de heer Johan Sauwens, Vlaams minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Ambtenarenzaken en Sport, over het Vlaams Actieprogramma Stedenbeleid en de afstemming van het Vlaams stedenbeleid op de federale en Europese initiatieven terzake
De voorzitter : Aan de orde is de interpellatie van de heer Holemans tot de heer Sauwens, Vlaams minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Ambtenarenzaken en Sport, over het Vlaams Actieprogramma Stedenbeleid en de afstemming van het Vlaams stedenbeleid op de federale en Europese initiatieven terzake.
De heer Holemans heeft het woord.
De heer Dirk Holemans : Mijnheer de voorzitter, collega's, het stedenbeleid is een belangrijk domein in de bevoegdheden van de minister. Het gaat hier over een horizontale bevoegdheid en dus over een verantwoordelijkheid van de hele regering.
Dat dit zo'n ambitieus terrein is wordt ook weerspiegeld in de beleidsnota Stedenbeleid. Daarin vindt men 6 hefbomen waarvoor telkens heel wat concrete elementen worden aangereikt. Daarnaast worden ook enkele kritische voorwaarden gesteld. Een daarvan is heel belangrijk en zegt dat het moet gaan om een geïntegreerd beleid. Om dat te realiseren werkt men aan een actieprogramma inclusief beleid. Ook het concept wijkgerichte aanpak is belangrijk.
De minister is nu bezig aan een ronde langs de 14 Vlaamse steden om informatie te verzamelen voor de krachtlijnen van zijn beleid. Naast het Vlaams niveau spelen ook het federaal en het Europees niveau een rol. Op federaal niveau beschikt minister Picqué over een budget van 1,5 miljard frank voor het stedenbeleid. Op Europees niveau is er de informele interministeriële conferentie stedenbeleid in het kader van het Belgisch voorzitterschap op 8 en 9 oktober 2001. Het is belangrijk dat Vlaanderen hier een duidelijke inbreng doet.
Het stedenbeleid is een grote uitdaging en een verantwoordelijkheid van de hele regering. Een van de belangrijke instrumenten is het horizontaal actieprogramma. Mijnheer de minister, hoever staat het met dat actieprogramma? Wat zijn de krachtlijnen en projecten en hoe verhouden ze zich tot de hefboom uit de beleidsnota? Wat is de stand van zaken inzake het stadsvernieuwingsfonds?
Het stedenbeleid is een Vlaamse bevoegdheid. Ik ga ermee akkoord dat men daar op federaal niveau ook iets voor wil doen, maar ik vind het geen goede zaak dat de federale overheid dat autonoom wenst te doen. Welk percentage van het federaal stedenbeleid wordt in Vlaanderen besteed? Op welke wijze is de minister hierbij betrokken? Is het niet aangewezen om hierover een officieel samenwerkingsakkoord af te sluiten om overlappingen te vermijden? Welke krachtlijnen zal Vlaanderen naar voren schuiven op de Europese conferentie stedenbeleid?
De voorzitter : De heer De Smet heeft het woord.
De heer Bart De Smet : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, zoals de heer Holemans aangeeft, moeten we voldoende aandacht besteden aan de problematiek van onze steden. Het moet een absolute beleidsprioriteit zijn. De steden ontvolken en de groene gordels rond de steden zijn allang niet meer groen.
Men mag van de regering verwachten dat zij alles in het werk stelt om te proberen aan de toekomst van de steden te werken. Een van de middelen daartoe is het Stadsvernieuwingsfonds, dat in deze commissie al heel wat stof tot vragen en discussie heeft geleverd. De vraag of het er komt, werd tot op heden nog niet beantwoord.
Vorige week heeft de Vlaamse regering een voorontwerp van decreet inzake de ondersteuning van de stadsvernieuwingsprojecten goedgekeurd. De persmededeling van het kabinet van de minister geeft enige uitleg over de werking van het Stadsvernieuwingsfonds. Toch blijven er nog vragen. Mijnheer de minister, welke financiële inbreng verwacht u van de particuliere sector en hoe moet die gebeuren?
In de persmededeling stond dat het Stadsvernieuwingsfonds een beheersbaar effect zou hebben op de stedelijke financiën. Steden kunnen desgevallend middelen inschrijven in hun investeringsbegroting. Ik begrijp daaruit dat het Stadsvernieuwingsfonds extra impulsen zal kunnen geven, maar dat de stad zelf binnen hetzelfde project in extra middelen moet voorzien uit een eigen investeringsfonds.
Om middelen uit het Stadsvernieuwingsfonds te bekomen, vraagt men de steden om een totaalproject te ontwikkelen. Enerzijds is dat positief omdat men een veelheid van functies moet overwegen om zo'n project in te dienen, anderzijds wordt het misschien moeilijker voor de steden om zo'n totaalproject in te dienen.
Ik sluit mij aan bij de vraag van de heer Holemans wat de coördinatie betreft tussen federale, Europese en Vlaamse maatregelen, specifiek toegespitst op het stedenbeleid. Hoe zal de minister te werk gaan om die in elkaar te laten passen?
De voorzitter : Ik heb hier zelf vragen bij. Het is verheugend vast te stellen dat vandaag heel wat instanties en organisaties om het welzijn van onze grote steden bekommerd zijn. Het SIF, Urban en de heer Picqué hebben allemaal de beste bedoelingen om grootsteden opnieuw leefbaar te maken. In Antwerpen valt bijvoorbeeld op dat het stadsbestuur niet goed weet wat met het geld aan te vangen. Men spreekt over een totaalproject, maar in Antwerpen ontbreekt dit.
Het is blijkbaar moeilijk om een specifieke wijk te kiezen, wordt het de Seefhoek, het Lobroekdok, het Eilandje? Vele wijken moeten ontwikkeld worden, maar geen enkele komt naar voren. Als er al een op het voorplan wordt geschoven, de wijk De Dam, valt op dat ook daarover het stadsbestuur geen totaalconcept of concrete voorstellen heeft. Moet er een sociale woonwijk komen, een park, sportcomplexen, een brandweerkazerne dan wel een kantorencomplex, wordt er prostitutie gedoogd? Dit is niet duidelijk, er is geen visie.
Het Antwerps stadsbestuur had geen antwoord klaar op de vraag van de heer Picqué, tenzij dat er werd over nagedacht. Mijn vraag is of de minister over de politieke wil beschikt - waar ik niet aan twijfel - en over de politieke instrumenten om het stadsbestuur te dwingen met de gelden die de stad worden gegeven tot concrete beleidsdaden en plannen over te gaan? Op die manier zou ook speculatie in bepaalde wijken worden tegengegaan.
Minister Johan Sauwens : Mijnheer de voorzitter, collega's, de heer Holemans legt er terecht de nadruk op dat het stedenbeleid een integrale aanpak vereist. Dit beleid moet zo veel mogelijk door de volledige regering worden gedragen. Ik heb dit in mijn beleidsnota omschreven als een belangrijke en kritische succesfactor. De integrale aanpak vereist dat de ministers belangstelling koesteren voor de stedelijke dimensie en dat ze bereid zijn daar bij het uitstippelen van het beleid rekening mee te houden.
Het is pas tijdens deze legislatuur dat een dergelijke aanpak door de voltallige Vlaamse regering is onderschreven. Pogingen in het verleden bleven eerder beperkt tot occasionele acties op een aantal beleidsdomeinen, op initiatief van de betrokken functioneel bevoegde minister. Ik heb geen kritiek op mijn voorganger, maar hij heeft vaak te weinig steun van zijn collega's gekregen.
De huidige Vlaamse regering beschikt sedert september over een actieprogramma Stedenbeleid dat door de verschillende ministers gedragen wordt. Ik deel hier de folder uit met de halfjaarlijkse rapportage van dit actieprogramma Stedenbeleid. Het duidt de mogelijkheden aan. Er is ook de folder 'Thuis in de Stad', waarin het imago van de stad als verzamelpoel van problemen wordt doorprikt en gewezen wordt op de mogelijkheden van de stad. We zullen gebruikmaken van de middelen die we, in het kader van het algemeen communicatiebudget, hebben samengebracht. De stadsbossen van collega Dua worden bijvoorbeeld mee in de campagne betrokken, ook het openbaar vervoerbeleid van de heer Stevaert wordt bij het geheel betrokken. Mode en toerisme komen eveneens aan bod, ik denk hier bijvoorbeeld aan de Antwerpse modeontwerpers. Ook de renovatiepremie is een middel om iets voor de stedelijke ontwikkeling te doen.
´Thuis in de Stad´ is een campagne die tijdens de hele legislatuur wordt doorgetrokken. Ze werkt ondersteunend voor het actieprogramma en helpt het imago van de stad bij de bevolking opkrikken. Binnen de regering werd afgesproken dat dit actieprogramma zesmaandelijks wordt opgevolgd. Het werd op 30 maart aan de regering meegedeeld. De actualisering had betrekking op een gedetailleerd stappenplan met inbegrip van een realistische timing, een duidelijk overzicht van de beoogde effecten, een overzicht van de middelen die nodig zijn om de acties te realiseren en het aangeven van de stedelijke dimensie, namelijk de link met het stedenbeleid.
Het gedetailleerd overzicht van alle acties zou ons te ver leiden, maar ik kan aantonen dat wel degelijk integrerend wordt gewerkt. Toch wil ik een aantal concrete stappen die ondertussen gezet zijn kort aangeven. Een eerste reeks stappen hebben betrekking op het ondersteunen van de steden bij het uittekenen van hun eigen beleid. Wij wensen niet van bovenuit een stedelijk beleid te voeren. De steden zelf moeten vanuit hun autonomie optreden en waar nodig ondersteunen. In samenspraak met de steden wordt een leefbaarheidsmonitor aangemaakt die de steden in staat moet stellen de leefbaarheid van hun stad op een systematische wijze in kaart te brengen.
Aan de hand van concrete feiten willen we de vooroordelen bestrijden. Het project wordt uitgewerkt met de hulp van de steden en het Centrum Duurzame Ontwikkeling van de RUG. Het gaat dus om meer dan om de uitbouw van een instrument. We willen nagaan hoe de monitoring van de stedelijke organisatie efficiënt kan gebeuren. De begeleiding is in handen van professor Filip De Rynck, die we nog kennen van het CBO-rapport.
Parallel worden er ook stedelijke monografieën uitgeschreven. Toen ik verantwoordelijk werd voor het stedenbeleid, heb ik onmiddellijk aan de verantwoordelijke van de administratie voor het Stedenbeleid gevraagd me de basisgegevens over de steden te bezorgen. Dat bleek niet zo eenvoudig. Die vaststelling lag mee aan de basis van onze beslissing om stedelijke monografieën te laten schrijven. Iedere stad heeft haar eigen geschiedenis, industriële ontwikkeling, demografische samenstelling en woonpatrimonium. Dat moet vorm krijgen in leesbare statistieken en duidelijk verwoorde trends. Soms gaat het om snel evoluerende trends, en daarom is het van belang dat we goed en snel weten wat er aan de hand is.
Dat alles moet leiden tot een nieuwe toekomstvisie over de ontwikkeling van de steden. Begin 2003 wordt er een Witboek Stedenbeleid gepubliceerd. Het gaat niet enkel om wetenschappelijk onderzoek, want men moet helpen de juiste beleidsinstrumenten te ontwikkelen. Sommigen willen onmiddellijk een antwoord, maar de enige juiste aanpak bestaat erin om eerst wetenschappelijk materiaal te verzamelen.
Ik heb u een voorbeeld gegeven van het communicatieplan Stedenbeleid. Als minister Anciaux iets rond cultuur in de stad wil doen, of ikzelf iets rond jeugdsport, dan wordt dat allemaal in de campagne 'Thuis in de Stad' geïntegreerd. De campagne wil immers ook het algemene imago verbeteren. Vorige vrijdag heb ik het voorontwerp van decreet over Stadsvernieuwingsinitiatieven aan de regering voorgelegd. U weet dat er 1 miljard frank is gereserveerd voor het Stadsvernieuwingsfonds. Ik hoop dat het ontwerp snel kan worden behandeld, maar het zal van de Raad van State afhangen of dat nog voor het zomerreces kan gebeuren. Als politici moeten we ons neerleggen bij de snelheid waarmee de Raad van State haar opdrachten vervult.
Ik hoop dat we de steden op vrij korte termijn kunnen helpen om in de buurten en de wijken zichtbare effecten te bewerkstelligen. Het gaat om totaalprojecten. De aspecten milieu, huisvesting, infrastructuur, openbaar vervoer en openbaar domein kunnen daarbij aan bod komen. Tijdens mijn rondgang langs de steden heb ik overal wel twee of drie projecten gezien die als zogenaamde 'hefboomprojecten' in aanmerking kunnen komen. Minimum 30 en maximum 50 percent van de middelen moet van de privé-sector komen. Ik heb gevraagd wat de weerslag zou zijn op de stedelijke en gemeentelijke financiën. De stad moet voor begeleiding zorgen, en ten dele ook als regisseur optreden. Dat kan met het huidige personeelsbestand echter geen probleem zijn.
Op financieel vlak is het belangrijk erop te wijzen dat het om een subsidie gaat, om een participatie van de Vlaamse regering. Ik vraag niet om een zoveelste studie. Men mag voortbouwen op wat bestaat : op het structuurplan, op een wijkontwikkelingsplan, enzovoorts. Het gaat om een soepele formule, zonder nieuwe administratieve regeltjes. Er moet wel een strategische visie achter schuilen. De stad moet cofinancieren, maar het gaat wel om projecten die tijdens deze zittingsperiode voor de stad zelf een prioriteit vormen.
Hier is verwezen naar Antwerpen. Ik kom net uit Antwerpen, want ik heb er de begeleidingscommissie voorgezeten. We hebben afgesproken om de zaak op 25 mei af te ronden. Ik ga me niet mengen in de discussies van de Antwerpse gemeenteraad, maar ik wil niet ontkennen dat in Antwerpen meer communicatie en ook meer strategie moet worden ontwikkeld. De wijze waarop stad en OCMW weinig maar ook gebrekkig hebben samengewerkt, is echt hallucinant. Ik ga daar echter niet verder op in.
Sta me toe te zeggen dat ik vrij optimistisch ben voor de begroting 2001 en de daaropvolgende jaren. We slaan er ons wel door. Wel moet men in Antwerpen beseffen dat er een budgettaire meerjarenplanning nodig is. Men mag niet zeggen dat er in Antwerpen geen totaalprojecten zijn. Er werd verwezen naar manna dat uit de hemel viel toen Antwerpen zich kandidaat stelde voor Urban II. Er waren nog andere kandidaten, maar blijkbaar beschikte Antwerpen over een goed dossier.
Ik wil niet vooruitlopen op de vraag of Antwerpen een project via het Stadsvernieuwingsfonds kan financieren. Als de stad een project indient, dan zal een jury het met de andere ingediende voorstellen vergelijken. Het is niet onmogelijk dat sommige steden pas volgend jaar aan bod komen, terwijl andere steden twee goedgekeurde projecten zullen hebben. Ik ben ervan overtuigd dat ook Antwerpen voldoende competent is om aan de voorwaarden van het Stadsvernieuwingsfonds te voldoen.
Mijnheer Holemans, u stelde een belangrijke vraag over de afstemming op federale initiatieven. Ik wil geen initiatieven terzake nemen vóór het einde van mijn ronde langs de Vlaamse steden. Het klopt dat het een beetje eigenaardig is dat totnogtoe geen echt overleg werd gepleegd. Op basis van de gesprekken met de steden, die ik binnen twee weken zal afronden, zal ik een aantal agendapunten formuleren voor een interministeriële conferentie Stedenbeleid. Misschien zijn die al klaar voor de zomer, maar waarschijnlijk wordt het vlak na het reces. De agendapunten kunnen ook aan de basis liggen van onze inbreng aan de Europese top voor de ministers voor Stedenbeleid.
Men heeft me gesignaleerd dat federaal minister Picqué een aantal fiscale maatregelen heeft genomen ten aanzien van de steden. Ik heb mijn standpunt hierover al meegedeeld in een antwoord op een actuele vraag in de plenaire vergadering van de heer Vermeulen.
In overleg met de gewesten en gemeenschappen werd afgesproken dat een informele interministeriële Europese conferentie en een off-stage conferentie zullen plaatsvinden op 8 en 9 oktober. Er zullen een aantal aanbevelingen worden geformuleerd ten aanzien van het Europees niveau over de mogelijkheden en belemmeringen van PPS. Tijdens de conferentie zal met name worden gezocht naar nieuwe manieren om de participatie van burgers en van het middenveld bij het beleid te bevorderen.
Mijn raadgever voor het stedenbeleid is lid van de stuurgroep die werkt aan het PPS-hoofdstuk. Mijn projectleider voor het stedenbeleid op de administratie maakt deel uit van de stuurgroep voor de off-stage conferentie. Ze zijn met andere woorden beide nauw betrokken bij de invulling van de initiatieven.
De financiële middelen van minister Picqué worden verdeeld op basis van het bevolkingsaantal. Voor het jaar 2000 ontving Antwerpen 392 miljoen frank, Gent 196 miljoen frank, de regio Brussel 444 miljoen frank, Luik 187 miljoen frank en Charleroi 177 miljoen frank.
Ik ben het volledig met u eens dat het beter zou zijn dat deze financiële middelen worden ingeschakeld in het Vlaamse stedenbeleid. Ik denk daarbij met name aan een voortzetting van Urban II en andere internationale programma's. Dat zou voor iedereen een win-winsituatie opleveren : voor de Vlaamse en de federale regering en zeker voor de steden. Ik zal in het najaar duidelijke afspraken maken met minister Picqué. Die zullen eventueel uitmonden in een samenwerkingovereenkomst.
Ik stel me echter wat vragen over het federaal stedenbeleid. We hebben reeds een discussie gevoerd over de bevoegdheden, want de federale overheid bevond zich helemaal op Vlaams terrein. Ik las immers in een krant dat de federale overheid huisvestingsprojecten wou realiseren in Antwerpen. In dergelijke gevallen is het nodig om met elkaar te praten. Voor de invulling van het pure veiligheidsbeleid kan eventueel worden gevraagd naar een federale financiering. In elk geval moet er een betere communicatie en meer afstemming op elkaar zijn.
De voorzitter : De heer Holemans heeft het woord.
De heer Dirk Holemans : Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Nu pas kunnen we ons dankzij de stand van zaken van het actieprogramma Stedenbeleid terdege in kennis stellen van wat is afgesproken. Dankzij het overzicht zijn we in staat om de verantwoordelijkheid van elke minister te toetsen. Het verschaft ons bovendien informatie om eventueel andere ministers vragen te stellen over de stand van zaken van hun projecten. Als blijkt dat zij niet snel genoeg ageren, komen we natuurlijk weer bij u terecht.
Het verheugt me dat de beslissing over het Stadsvernieuwingsfonds eindelijk is genomen. Op zich is PPS een goede formule, omdat financiële middelen uit de privé-sector kunnen worden gehaald. Toch ben ik wat bezorgd. PPS in achtergestelde buurten lijkt me heel moeilijk. Het is immers logisch dat privé partners op zoek gaan naar projecten met een verzekerde opbrengst. We moeten ook opletten niet in het vaarwater terecht te komen van het Mercuriusproject, want ook daarin wordt voorzien in PPS-formules voor centrummanagement. Voor de privé-sector is het centrum een van de meest evidente investeringszones van de stad.
Het is ook goed dat een gesprek wordt opgestart met het federale niveau. Ik denk dat we ervan moeten uitgaan dat de federale overheid geld zal blijven geven aan de steden. Het zou jammer zijn als we ons toespitsen op een formele bevoegdheidsdiscussie. In het belang van de steden komt het erop aan het geld zoveel mogelijk gebundeld in te zetten, want projecten inzake sociale huisvesting of veiligheid kunnen ook deel uitmaken van totaalprojecten.
Ik blijf een beetje op mijn honger zitten, want u hebt niet echt geantwoord op mijn vraag welke prioriteiten Vlaanderen naar voren zal schuiven op de Europese informele top over stedenbeleid.
De voorzitter : Minister Sauwens heeft het woord.
Minister Johan Sauwens : Ik ben ervan overtuigd dat voldoende projectontwikkelaars bereid zijn om, op het vlak van de wijkgerichte aanpak in de sector huisvesting, mee te werken aan totaalprojecten in de zogenaamd minder aantrekkelijke wijken voor handel, en in kansarme buurten. Onder meer op basis van de gegevens van de atlas van professor Kesteloot wordt in het kader van het SIF bijzondere aandacht gevraagd voor de achtergestelde wijken. Ik ben ervan overtuigd dat dit vanuit het Stadsvernieuwingsfonds mee kan worden ondersteund.
Op Europees vlak willen we vooral het PPS-gegeven meer ontwikkelen. In verband met de off-stageconferentie willen we vooral zoeken naar nieuwe vormen van beleidsparticipatie van de burgers en van het middenveld.
Tijdens de Europese conferentie in het najaar zullen we twee prioriteiten naar voren brengen. De eerste prioriteit is de werkbaarheid van de PPS-formule. Wat de mogelijke belemmeringen ten gevolge van de Europese regelgeving betreft, zullen we een aantal aanbevelingen doen. De tweede prioriteit bestaat uit de verschillende vormen van bewonersparticipatie, een aspect van het stedelijk beleid dat we zeer nadrukkelijk ter sprake zullen brengen.
De voorzitter : De heer Holemans heeft het woord.
De heer Dirk Holemans : Wat de Europese conferentie betreft, zou ik nog even willen verwijzen naar de Kleurennota van minister-president Dewael. Het concept van het Citta Slow-project is zeer mooi. Het zou misschien leuk zijn om de idee van een onthaaste stad nog wat verder te ontwikkelen.
Met redenen omklede moties
De voorzitter : Door de heer Holemans, door de heer De Smet en door de heer Penris werden tot besluit van deze interpellatie met redenen omklede moties aangekondigd. Ze moeten zijn ingediend uiterlijk om 17 uur op de tweede werkdag volgend op de sluiting van de vergadering.
Het parlement zal zich daarover tijdens een volgende plenaire vergadering moeten uitspreken.
Het incident is gesloten.