Commissie voor Onderwijs, Vorming en Wetenschapsbeleid Vergadering van 19/04/2001
Vraag om uitleg van de heer Kris Van Dijck tot mevrouw Marleen Vanderpoorten, Vlaams minister van Onderwijs en Vorming, over het vrij kiezen van de halve dag waarop geen les wordt gegeven
Vraag om uitleg van de heer Patrick Hostekint tot mevrouw Marleen Vanderpoorten, Vlaams minister van Onderwijs en Vorming, over de nieuwe reglementering voor de organisatie van het schooljaar in het secundair onderwijs
De voorzitter : Aan de orde zijn de samengevoegde vragen om uitleg van de heer Van Dijck tot mevrouw Vanderpoorten, Vlaams minister van Onderwijs en Vorming, over het vrij kiezen van de halve dag waarop geen les wordt gegeven en van de heer Hostekint tot minister Vanderpoorten, over de nieuwe reglementering voor de organisatie van het schooljaar in het secundair onderwijs.
De heer Van Dijck heeft het woord.
De heer Kris Van Dijck : Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, via een besluit van de Vlaamse regering wordt aan scholen de mogelijkheid geboden om hun vrije halve dag zelf te kiezen. Ik heb geluisterd naar de argumenten achter de beslissing, en die lijken me voor een deel redelijk plausibel. Toch vraag ik me af of we niet het risico lopen dat een aantal jongere kinderen verstoken blijft van voorzieningen die sterk zijn uitgebouwd en worden aangeboden tijdens de weekends en op woensdagnamiddag. Denk maar aan sportclubs, bibliotheken en allerlei initiatieven van jeugddiensten, alsook aan muziek- en kunstacademies. De kans bestaat dat de leerlingen daarvan verstoken blijven. Vandaar mijn vragen. Is daar rekening mee gehouden? Werd het ene boven het andere geacht? Welke maatregelen zullen er worden uitgewerkt om aan alle leerlingen hetzelfde aanbod te blijven garanderen? Bestaat niet het risico dat internaten op een andere dag hun halve vrije dag zullen kiezen, met name op maandagmorgen of vrijdagnamiddag? Hoe zit het met gezinnen die kinderen hebben met verschillende vrije halve dagen? Dat kan problemen geven voor de opvang.
De voorzitter : De heer Hostekint heeft het woord.
De heer Patrick Hostekint : Mevrouw de minister, mijnheer de voorzitter, de heer Van Dijck heeft de problematiek al geschetst. Ik wil even terugkeren in het verleden. Ik ben een kind van de jaren vijftig. In die jaren hadden we vrijaf op donderdagnamiddag. Dat is later veranderd naar de woensdagnamiddag. Er was toen ook nog les op zaterdagvoormiddag. De reden voor de verschuiving van donderdag naar woensdag was dat het lesschema zo beter werd verdeeld. De woensdagnamiddag was een breekpunt, waarop de leerlingen konden uitrusten.
Nu geeft u de scholen de vrijheid in het kader van de autonomie. Ze kunnen zelf bepalen wanneer ze de halve vrije dag toekennen. Ik sluit me aan bij de vragen van de heer Van Dijck en geloof ook dat er problemen zullen rijzen. In de eerste plaats voor de ouders die vaak met twee buitenshuis werken. Dat kan problemen geven op vlak van opvang, zeker als de kinderen in het gezin een andere vrije halve dag hebben. Ik zie op de tweede plaats een probleem voor de sportclubs. De voetbaltrainingen voor kadetten en scholieren gebeuren op woensdagnamiddag. De trainers bijvoorbeeld zijn vaak mensen uit het onderwijs. Er kunnen ook problemen rijzen op cultureel vlak met bibliotheken en muziekacademies. Ik denk dat nu, in tegenstelling tot vroeger, de maatschappelijke gevolgen groter zullen zijn. Ik vind dit een ingrijpende maatregel en heb dan ook enkele bijkomende vragen. Is de minister zich bewust van de maatschappelijke gevolgen van de wijzigingen aan het besluit van 17 april 1991? Heeft de minister het advies van de VLOR ingewonnen?
De voorzitter : Minister Vanderpoorten heeft het woord.
Minister Marleen Vanderpoorten : Mijnheer de voorzitter, dames en heren, de Vlaamse regering heeft haar principiële goedkeuring verleend aan een ontwerp van besluit op de organisatie van het schooljaar in het secundair onderwijs. De inwerkingtreding is per 1 september 2001 gepland. Dit ontwerp moet nog ter advies aan de Raad van State worden voorgelegd.
Het vervangt het huidige besluit van 17 april 1991 en heeft een aantal doelstellingen. De eerste is het versterken van de lokale autonomie van de onderwijsinrichters door het toekennen van ruime beslissingsbevoegdheden op het vlak van de lesspreiding op dag-, week- en jaarbasis binnen door de overheid uitgetekende krijtlijnen. Dit impliceert dat een einde wordt gesteld aan de procedure van afwijkingsaanvragen op de gebruikelijke lestijden, waardoor de administratieve taakbelasting van de schoolbesturen vermindert. Het tweede doel is het beperken van het aantal lesdagen dat aan leerlingenevaluatie mag worden besteed, teneinde tot een evenwichtige verhouding te komen tussen de effectieve leerplanafwerking enerzijds en de evaluatiemomenten anderzijds. De derde doelstelling is het creëren van flexibele stageperiodes, steeds in overeenstemming met de federale arbeidswet- en regelgeving. Dit past binnen een beleid gericht op de herwaardering van het technisch en beroepssecundair onderwijs waarin de optimalisering van leerlingenstages een belangrijke rol speelt.
Behoudens deze items, is het ontwerp van besluit in hoofdzaak een handhaving van de huidige vigerende bepalingen rond de organisatie van het schooljaar, bijvoorbeeld op het gebied van de vakantie- en verlofregeling die ontegensprekelijk een maatschappelijke en sociaal-economische impact heeft.
Het ontwerp werd grondig voorbereid door mijn administratie en door de inspectie en voor wat het stageluik betreft is overleg gepleegd met het federale departement van Tewerkstelling en Arbeid. Er werden uitvoerige onderhandelingen gevoerd met de representatieve verenigingen van inrichtende machten en vakorganisaties. Het ontwerp werd niet ter advies aan de VLOR voorgelegd. Voor wat de tijdsordening van stages betreft, leunen de voorgestelde bepalingen echter aan bij het pleidooi van de VLOR om leerlingenstages zo soepel mogelijk te kunnen organiseren.
Het ontwerp laat toe dat de schoolbesturen tijdens de schoolweek een vrije halve lesdag vastleggen. Na advies van het lokaal orgaan waarin de ouders zijn vertegenwoordigd en na onderhandeling met het personeel, zullen de schoolbesturen beslissen over het organisatiemodel dat finaal wordt toegepast, rekening houdend met diverse factoren zoals bijvoorbeeld het extern of intern karakter van de leerlingen, de beschikbare infrastructuur en de inroostering van de lessen. Er wordt van uitgegaan dat bij deze beslissingen in eerste instantie de onderwijsbelangen van de school in het algemeen en van de individuele leerlingen in het bijzonder primeren. De schoolbesturen zullen vervolgens naar eigen goeddunken en best vermogen rekening houden met andere elementen zoals vrijetijdsbesteding en opvang thuis. We mogen ook niet vergeten dat het om leerlingen uit het secundair onderwijs gaat. Ik zeg niet dat ze geen toezicht nodig hebben, maar het is toch anders dan in het basisonderwijs. Er mag tenslotte worden verondersteld dat de schoolorganisatie ook binnen de scholengemeenschap ter sprake zal komen.
Ik wijs er verder op dat de oude en nieuwe regelgeving inzake de vrije halve lesdag inhoudelijk totaal niet verschillen. Er werd wel voor een andere tekstformulering en woordkeuze geopteerd. Het besluit van 17 april 1991 stelt in artikel 3, § 1, 'dat de woensdagnamiddag vrij is, tenzij de school deze vrije namiddag op een andere dag plaatst of anders beslist'. In een aantal scholen bijvoorbeeld is de vrijdagnamiddag nu al vrij. Artikel 3, § 1, van het ontwerp van besluit luidt dat 'de lessen gespreid worden over 9 halve lesdagen van maandag tot en met vrijdag'.
Gelet op de principes van deregulering en responsabilisering van scholen en schoolbesturen, ben ik ervan overtuigd dat de onderwijsinrichters voldoende gezond verstand aan de dag zullen leggen om tot algemeen aanvaardbare maatregelen te komen. De eerste signalen die konden worden opgevangen, tonen trouwens aan dat op vele plaatsen het gangbare zal worden behouden.
De voorzitter : De heer Hostekint heeft het woord.
De heer Patrick Hostekint : Mevrouw de minister, u hebt het gehad over de organisatie van de scholen. Dit ontwerp staat in functie van de scholen en misschien nog meer in functie van het onderwijzend personeel. Iedere hervorming moet mijns inziens oog hebben voor de belangen van de scholier. Ik vraag me af of daarmee voldoende rekening is gehouden.
U zegt dat het wordt beperkt tot het secundair onderwijs. Dat betekent wel dat het om leerlingen gaat vanaf twaalf jaar. We kunnen moeilijk stellen dat dat al volwassenen zijn. U weet evengoed als ik dat vanaf die periode de moeilijke puberteitsjaren beginnen. Op woensdagnamiddag dolen er al heel wat jongeren in de straten. Daar komt in het algemeen niet veel goeds van. Ze houden zich bezig met zaken waar ze zich beter niet mee bezig kunnen houden. Een twaalfjarige behoeft nog begeleiding. Dat gebeurt mijns inziens nog steeds het beste door de ouders.
Een ander aspect is de handel. De woensdagnamiddag is voor de ouders die thuis zijn, een gelegenheid om te gaan winkelen en voor de winkeliers een topdag. Ik heb daar niet over gesproken in mijn inleiding, maar ook daarmee moet rekening worden gehouden. Ik ben ervan overtuigd dat u dit grondig hebt voorbereid. Het zou echter kunnen dat u na verloop van tijd moet vaststellen dat het invoeren van deze nieuwe maatregel niet zo'n goede zaak was.
Minister Marleen Vanderpoorten : Het is niet omdat we nu ergens van overtuigd zijn, dat dat niet kan veranderen in de komende jaren. We zullen de zaak goed opvolgen en erop toezien dat er geen excessen gebeuren.
De heer Patrick Hostekint : Hebt u het advies van VLOR ingewonnen?
Minister Marleen Vanderpoorten : Neen, en dat hoeft ook niet. Er is overleg gepleegd met de vakbonden en de inrichtende machten.
De voorzitter : Het incident is gesloten.