Commissie voor Cultuur, Media en Sport Vergadering van 31/05/2001
Interpellatie van mevrouw Trees Merckx-Van Goey tot de heer Bert Anciaux, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Sport, Brusselse Aangelegenheden en Ontwikkelingssamenwerking, over de verlaging van de leeftijdsgrenzen voor wielrennen en motorsporten
De voorzitter : Aan de orde is de interpellatie van mevrouw Merckx-Van Goey tot de heer Anciaux, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Sport, Brusselse Aangelegenheden en Ontwikkelingssamenwerking, over de verlaging van de leeftijdsgrenzen voor wielrennen en motorsporten.
Mevrouw Merckx heeft het woord.
Mevrouw Trees Merckx-Van Goey : Mijnheer de voorzitter, ik ben blij dat deze interpellatie uiteindelijk toch is geagendeerd. Ik zal trouwens onmiddellijk ter zake komen.
Op 8 september 2000 heeft de Vlaamse regering een besluit goedgekeurd houdende de voorwaarden voor de deelneming aan wielerwedstrijden en proeven. Dit besluit moet een besluit van 26 april 1995 vervangen. In dat vorige besluit waren de leeftijdsgrenzen voor wielerproeven op twaalf jaar en voor wielerwedstrijden op vijftien jaar vastgelegd. Beide besluiten zijn genomen in uitvoering van het decreet op het medisch verantwoord sporten. Dit decreet biedt de Vlaamse regering de mogelijkheid om bepaalde leeftijdsgrenzen op te leggen.
Het vastleggen van specifieke leeftijdsgrenzen voor het wielrennen heeft in het Vlaams Parlement voor lange en soms emotionele discussies geleid. Zowel tijdens de vorige als tijdens de huidige legislatuur hebben we hierover hoorzittingen georganiseerd.
Bovendien heeft de heer Denys indertijd dienaangaande een voorstel van decreet ingediend. Uit de discussies is gebleken dat niet iedereen het eens was met de minister, die meende dat de leeftijdsgrenzen bij besluit moesten worden verlaagd. Tijdens de hoorzittingen hebben heel wat deskundigen en leden van het Vlaams Parlement hun bezorgdheid geuit om het effect dat deze maatregel op de gezondheid en op het welzijn van jongeren en kinderen zou kunnen hebben.
Ondertussen hebben we vernomen dat voormalig minister Sauwens de minimumleeftijd voor motorsporten wou verlagen. In dit opzicht vind ik dat een ernstige evaluatie van het besluit van 8 september 2000 zich opdringt.
Tijdens de voorbereidingen van de parlementaire besprekingen hebben we van het Kinderrechtencommissariaat een omstandig advies ontvangen. Het dossier bevat bovendien een advies van de Vlaamse Gezondheidsraad. Dit betekent dat we over heel wat informatie beschikken. Ik zou hier dan ook graag wat dieper op willen ingaan.
In zijn mededeling haalt voormalig minister Sauwens enkele argumenten aan om de leeftijdsverlaging te verantwoorden. Zijn eerste argument is dat de regelgeving in onze buurlanden veel soepeler is. Als gevolg hiervan trekken heel wat Vlaamse jonge wielrennertjes naar Nederland om aan wielerwedstrijden deel te nemen. In de mededeling staat bovendien dat twee Belgische verenigingen zich om die reden met een dertigtal leden bij de Koninklijke Nederlandse Wielerunie hebben aangesloten. Een tiental jongelui zou regelmatig deelnemen aan de zogenaamde 'Rabo Dikke-Bandenraces' die in Zeeuws-Vlaanderen worden georganiseerd.
Ik vraag me af of die deelnames ondertussen zijn stopgezet.
Voormalig minister Sauwens gebruikt de deelname van Vlaamse jongeren aan Nederlandse wedstrijden als argument. We hebben immers geen zicht op deze wedstrijden. We kunnen al evenmin controles uitoefenen in het belang van de gezondheid en van het welbevinden van de jongeren. Bijgevolg vraag ik me af of dit nog steeds gebeurt. Indien dit het geval is, zou de leeftijdsverlaging in Vlaanderen een maat voor niets kunnen zijn.
Een ander argument van voormalig minister Sauwens is dat de overheid in Vlaanderen geen leeftijdsgrenzen oplegt voor andere sporttakken. Volgens de reeds aangehaalde mededeling zou het dan ook beter zijn om de verantwoordelijkheid volledig bij de sportfederaties te leggen. Hoewel de overheid in dit geval wel minimumleeftijden kan opleggen, laat ze de uiteindelijke invulling hiervan over aan de sportfederaties. Ik vraag me af of de sportfederaties hier sedert hun responsabilisering meer aandacht aan hebben besteed. Hebben de sportfederaties zelf leeftijdsvereisten opgelegd aan hun jonge leden?
De nieuwe regelgeving benadrukt het onderscheid tussen wielerproeven en wielerwedstrijden. Hoewel dit onderscheid zeker opportuun is, is hierover steeds twijfel blijven bestaan. Dit onderscheid is immers enkel opportuun indien het ook wordt nageleefd. Voor de wielerproeven wordt de leeftijd tenslotte tot acht jaar verlaagd. Ik veronderstel dat iedereen beseft dat dit een zeer jonge leeftijd is.
Bloso heeft de opdracht gekregen om dit onderscheid te controleren. Komt dit aandachtspunt tot uiting in de verslagen van Bloso? Is het een punt op de checklist die Bloso hanteert ten aanzien van evenementen die door erkende organisaties worden georganiseerd? Wordt dit onderscheid wel voldoende bewaakt? Mijns inziens gaat het hier tenslotte om een zeer belangrijk onderscheid.
Ik zou iets dieper willen ingaan op mijn vragen over de huidige regeling. Veel hangt af van het niveau en van de waarde van de erkenning van de opleiders en van de organisaties. De opleidingsprogramma's dienen jaarlijks door de Vlaamse Trainersschool te worden goedgekeurd. Hoe zit het hier eigenlijk mee? Hoeveel kinderen hebben zich momenteel ingeschreven voor een wieleropleiding?
Het hele systeem staat of valt met de goedkeuring door de Vlaamse Trainersschool van de organisaties, de programma's en de opleidingen. Heeft de Vlaamse Trainersschool hiervoor bijkomende middelen ontvangen? Kan men de dossiers inkijken? Gaat het hier om een transparante werking? Gaat het hier om openbare informatie? Houdt men een register bij van de verschillende erkenningsaanvragen van programma's, organisaties en opleiders?
De begeleiding is even belangrijk als de opleiding. Het responsabiliseren van de federaties volstaat niet. Welke steun geeft de overheid rechtstreeks of onrechtstreeks aan de ondersteuning van de kwaliteit van de opleidings- en de begeleidingsprogramma's?
Ik wil hier ook nog even ingaan op de vragen die ik in mijn interpellatieverzoek heb gesteld. Hoeveel erkende opleiders zijn er momenteel? Over hoeveel attesten gaat het hier? Wie heeft die attesten toegekend? Welke organisaties zijn door de minister erkend om wieleropleidingen te geven?
Bij mijn weten is de KBWB geen erkende Vlaamse sportfederatie. Hoe zit het hiermee? Het geven van deze opleidingen kan geen deel uitmaken van hun eigenlijke opdracht. Heeft de KBWB haar statuten of haar reglementen aangepast? Is de KBWB erkend als organisatie die opleidingen en begeleidingen van wielerproeven en van wielerwedstrijden mag verzorgen? Heeft de minister dit geverifieerd? Heeft men de minister een reglement ter goedkeuring voorgelegd? Is dit reglement ook goedgekeurd?
Ik vraag me eveneens af hoe de Vlaamse overheid de KBWB kan controleren. Aangezien deze organisatie zich niet structureel onder het Vlaamse bevoegdheidsniveau wil scharen, vraag ik me af wat het effect van onze controles is. Hoeveel vergunningen heeft de minister toegekend voor het organiseren van wielerproeven? Het besluit stelt dat de minister het inrichten van een wielerproef voorafgaandelijk moet vergunnen. Over hoeveel vergunningen gaat het hier? Om deze wielerproeven verder te kunnen opvolgen, zou ik graag de specifieke data ontvangen.
Het hele systeem staat of valt met de controle en met het toezicht. We weten dat de wielersport een zware sport is. De omgeving van de wielersport is een gevaarlijk milieu. Doping blijft een steeds weerkerend probleem. De Vlaamse overheid draagt een zware verantwoordelijkheid ten aanzien van de betrokken kinderen en jongeren.
Wanneer worden de controles uitgevoerd? Wie voert ze uit? Zijn er eigenlijk al controles uitgevoerd? Wat waren de bevindingen van de controlerende instanties? Zijn die bevindingen bekend? Gaat het hier om publieke informatie? Geeft men gevolg aan de opmerkingen van Bloso? Hoe gaat de dopingcontrole te werk? Valt deze dopingcontrole onder de verantwoordelijkheid van Bloso of maakt ze deel uit van het gewone circuit van de dopingcontroles die worden uitgevoerd in het kader van de reglementering op het medisch verantwoord sporten?
Mijnheer de voorzitter, ik wil het hierbij laten. Aangezien we hier nog zeer lang over zouden kunnen discussiëren, heb ik geprobeerd om op de belangrijkste en de dringendste vragen te concentreren. Ik neem aan dat we later nog de kans zullen krijgen om over een aantal andere aspecten van deze problematiek te discussiëren. Ik denk hierbij aan de bekommernissen van de ouders en aan de verschillende manieren waarop we gevolg kunnen geven aan het advies van het Kinderrechtencommissariaat.
We moeten nu het kader schetsen. Iedereen moet weten dat er een reglementering is en dat men zich daaraan dient te houden. De mensen die de reglementering niet willen respecteren, moeten ook beseffen dat er een pakkans is.
De voorzitter : De heer Van Nieuwkerke heeft het woord.
De heer André Van Nieuwkerke : Mijnheer de voorzitter, ik wil me aansluiten bij de interpellatie van mevrouw Merckx. Het gaat hier niet enkel om een verlaging van de leeftijdsgrenzen voor de wielrenners. Het gaat hier ook om de motorsporten.
Mevrouw Merckx heeft gepleit voor een evaluatie van de situatie in het wielrennen. Ik weet niet of de tijd al rijp is voor een evaluatie van de leeftijdsverlaging. Ik hoop dat het mogelijk is om nu reeds een stand van zaken te krijgen. Persoonlijk vrees ik evenwel dat het nog iets te vroeg is.
Ik wil hier nog even dieper ingaan op de eventuele leeftijdsverlaging voor de beoefenaars van de motorsport. Net zoals voor het wielrennen is gebeurd, moeten we dit in het Vlaams Parlement zorgvuldig onderzoeken. Ik heb op het terrein naar reacties gepeild. Ik heb moeten vaststellen dat de motorsportbonden er op dit vlak verschillende meningen op nahouden. Sommige bonden zijn voor een leeftijdsverlaging. Andere bonden zijn hiertegen.
Op internationaal vlak worden reeds wedstrijden voor twaalfjarigen georganiseerd. Een aantal bonden vindt evenwel dat aan deze wedstrijden een duidelijke classificatie en reglementering dient te worden verbonden. Voor de competitie vanaf twaalf jaar zouden andere regels moeten gelden dan voor gewone motorwedstrijden. Zo zou men in deze wedstrijden geen gewone start mogen nemen.
Ook op het medische vlak dringen een aantal vragen zich op. In de motorsport kunnen zich ernstiger traumata voordoen dan in de wielersport. Acht jaar lijkt heel wat betrokkenen dan ook zeer jong. Men mag niet vergeten dat een gemotoriseerd rijtuig sowieso meer weegt dan een fiets. Voor het besturen van een dergelijk rijtuig dient men dan ook over complexere vaardigheden te beschikken. Bovendien is de fysische draagkracht van kinderen onvoldoende ontwikkeld. Bij een ongeval zullen de consequenties erger zijn. Ik hoef hier geen tekening bij te maken. Aangezien de motoren brandstof bevatten, kunnen de deelnemers brandwonden oplopen.
Een aantal aspecten van het geheel zijn me niet bekend. Beschikken de motorsportfederaties over een jeugdsportplan? Het jeugdbeleid binnen de motorsport is mij alleszins volledig onbekend. Hoe is dit gestructureerd? Wie doet precies wat? Dit zou eens op papier moeten worden gezet.
De schrijnende toestanden in de jeugdmotorcross in Wallonië zijn in reportages al aan bod gekomen. Een aantal van de problemen worden veroorzaakt door te ambitieuze ouders. Ik kan de opmerkingen van het Kinderrechtencommissariaat dan ook goed begrijpen.
Indien de minister van plan is om de leeftijdsgrens ook voor de motorsport te verlagen, moet hier zeker eerst een debat met de sector aan voorafgaan. Ik denk hierbij aan de bestaande federaties en aan de toppiloten.
We moeten een kader uitwerken binnen hetwelk de wedstrijden, de proeven en de opleidingen dienen te worden georganiseerd. De evaluatie van de praktische uitvoering van het wielerbesluit zou de basis van dit kader kunnen vormen. Ik kijk dan ook met belangstelling uit naar het antwoord van de minister op de vragen die in verband met het wielerbesluit zijn gesteld.
De voorzitter : Mevrouw Merckx heeft het woord.
Mevrouw Trees Merckx-Van Goey : Ik onderschrijf uiteraard al de opmerkingen met betrekking tot de motorsport. De scepsis die ik ten aanzien van de wielersport ervaar, is ten aanzien van de motorsport nog groter.
Een leeftijdsverlaging voor de motorsport zou voorbarig zijn. Een notoir motorsporter heeft zelf verklaard dat hij zijn eigen zoontje op die leeftijd niet zou laten meerijden. Indien wetenschappers, renners en ex-renners de begeleiding en de kwaliteit van de opleiding bespreken en tot slot van hun appreciatie duidelijk stellen dat ze niet willen dat hun eigen kinderen in dit systeem stappen, kan dit gelden als een goede toetsing van de bekommernissen. Ik vind uiteraard dat de overheid die bekommernis moet overnemen.
De voorzitter : Ik wil er iedereen even aan herinneren dat we deze problematiek, zowel tijdens de vorige als tijdens de huidige legislatuur, in deze commissie steeds van nabij hebben opgevolgd.
In de loop van die besprekingen is een mening gegroeid waar het merendeel der leden zich wellicht nog steeds in kan vinden. Onder strikte, lang bediscussieerde en genuanceerde, voorwaarden moet een leeftijdsverlaging voor wielrenners kunnen. Men moet zich hierbij natuurlijk afvragen hoe dergelijke besluiten worden toegepast. De interpellatie van mevrouw Merckx draait ook rond deze vraag.
Een tweede vraag is of men de voorwaarden die voor wielrenners zijn vastgelegd zomaar voor de motorsporten kan hanteren. Hierover moet zeker nog worden gediscussieerd. Mij lijkt het belangrijk dat het Vlaams Parlement deze discussie naar zich toe zou trekken.
Minister Bert Anciaux : Mijnheer de voorzitter, de interpellatie van mevrouw Merckx biedt me de gelegenheid om me in dit dossier te verdiepen. Ik zal het eerst even over het wielrennen hebben. Mevrouw Merckx heeft immers een hele reeks concrete vragen gesteld.
Naar aanleiding van het nieuwe besluit is uitdrukkelijk gesteld dat de overheid over de correcte toepassing moet waken. Tot op heden hebben de bevoegde administratieve instanties, namelijk Bloso, de Vlaamse Trainersschool en de controleartsen van het team Medisch Verantwoord Sporten, hun aandacht toegespitst op de inhoud van de opleidingsprogramma's, op de wedstrijdreglementen en op het afleveren van de wielerboekjes.
In de nabije toekomst zullen ook controles op het terrein plaatsvinden. Voor het afleveren van de vergunningen voor de wielerproeven zal Bloso een aantal zaken nagaan. Ook tijdens de wielerproeven zullen controles worden uitgevoerd. Hiervoor is in een budget van 600.000 frank voorzien.
Mevrouw Merckx heeft gevraagd hoeveel kinderen zich hebben ingeschreven voor de wieleropleiding. De opleidingen voor het jaar 2001 zijn gestart op 1 april 2001. Al de aangeboden opleidingen vallen onder de coördinerende verantwoordelijkheid van de Vlaamse Wielerschool.
De eerste voorstellen om wieleropleidingen te organiseren, zijn op 18 april 2001 aan Bloso bezorgd. Nadien zijn hier nog enkele voorstellen aan toegevoegd. Er is voorzien in 21 opleidingslocaties voor aspiranten en in tien locaties voor leerlingwielrenners of miniemen. De opleidingen vinden hoofdzakelijk plaats in de maanden april, mei en juni en worden in alle provincies georganiseerd.
De verantwoordelijke opleider houdt de inschrijvingen bij. Overeenkomstig artikel 6, paragraaf 5 van het besluit wordt de lijst der geslaagden pas na de opleiding aan Bloso bezorgd.
Tot op heden zijn 509 aspiranten in hun opleiding geslaagd. De meeste opleidingen voor leerlingwielrenners zijn momenteel nog aan de gang. Voorzover bekend, hebben 183 miniemen de opleiding bij de Vlaamse Wielerschool gevolgd.
Mevrouw Merckx heeft eveneens gevraagd hoeveel attesten aan erkende opleiders zijn verstrekt en door wie deze attesten zijn goedgekeurd. De erkende opleiders krijgen geen attest. Overeenkomstig artikel 6, paragraaf 3 van het besluit is Bloso verantwoordelijk voor het controleren van de wijze waarop de organisaties en hun opleiders het opleidingsprogramma uitvoeren. Bloso erkent opleiders op basis van een voordracht door een erkende organisatie.
Op dit ogenblik heeft Bloso namens de Vlaamse Wielerschool 31 opleiders en namens de KBWB 30 opleiders erkend. Deze opleiders kunnen in de volgende categorieën worden ingedeeld : zeventien licentiaten LO, waarvan vijf met een bijkomend VTS-diploma wielrennen, elf regenten LO, waarvan vier met een bijkomend VTS-diploma wielrennen, zes trainers A en 24 trainers B, waarvan tien met een bijkomende opleiding voor de begeleiding van jonge wielrenners.
Artikel 6, paragraaf 4 van het besluit bepaalt dat de opleidingsattesten van de wielrenners integraal deel uitmaken van het wielerboekje. De administratie Preventieve Gezondheidszorg heeft tot op heden 87 wielerboekjes aan leerlingwielrenners afgeleverd.
Mevrouw Merckx heeft eveneens gevraagd hoeveel vergunningen de minister momenteel al heeft toegekend voor de inrichting van wielerproeven voor acht- tot elfjarigen. Ik kan hier een zeer kort antwoord op geven. Momenteel behandelt Bloso acht vergunningsaanvragen voor wielerproeven die tijdens de maand juli 2001 zouden doorgaan. Tot op heden is nog geen enkele vergunning toegekend.
Mevrouw Merckx heeft ook een vraag gesteld over de controles van Bloso op de naleving van de bepalingen inzake de wielerproeven voor acht- tot elfjarigen. Bloso onderzoekt momenteel de voorliggende vergunningsaanvragen. Overeenkomstig artikel 9 van het besluit gaat het hier om een voorafgaande controle.
Zoals ik daarnet al heb aangehaald, kennen het besluit en het decreet op het medisch verantwoord sporten aan Bloso en aan de controleartsen van de afdeling Preventieve Gezondheidszorg een aantal controlebevoegdheden toe.
De reglementen van de KBWB vermelden 1 juli 2001 als startdatum van de wielerproeven. Dit betekent dat de controles op het terrein op korte termijn zullen worden opgestart. Momenteel zijn nog geen controles op het terrein uitgevoerd.
De KBWB is nog steeds geen Vlaamse erkende sportfederatie. Op basis van het decreet van 13 april 1999 worden sportfederaties door de Vlaamse Gemeenschap erkend. De controle van niet-erkende sportfederaties zal plaatsvinden binnen de wettelijke bepalingen van het besluit van 8 september 2000. Dit besluit maakt immers geen onderscheid tussen erkende en niet-erkende federaties.
Zowel Bloso als de administratie Preventieve Gezondheidszorg hebben de opdracht gekregen om de controles uit te voeren. Op 17 april 2001 heeft een overlegvergadering tussen beide administraties plaatsgevonden. Toen is afgesproken om elkaar zoveel mogelijk informatie te bezorgen. Er is tevens afgesproken om, door middel van steekproeven, gezamenlijke controles uit te voeren op de dagen van de wielerproeven zelf. Op basis van het door de minister goedgekeurde wedstrijdreglement zal Bloso bovendien het parcours en het aangekondigde programma van elke wielerproef vooraf controleren.
Mevrouw Merckx heeft tevens gevraagd of in de statuten en in de reglementen van de KBWB bepalingen zijn opgenomen ter bescherming van de veiligheid en de gezondheid van de wielrenners. Ze vraagt zich tevens af of deze reglementen door de minister van Sport zijn goedgekeurd.
Overeenkomstig artikel 8 van het besluit bevatten de reglementen van de KBWB bepalingen ter bescherming van de veiligheid en de gezondheid van de wielrenners. Deze reglementen zijn op 6 april 2001 goedgekeurd. Deze goedkeuring geldt tot 31 december 2001. In het najaar van 2001 zal een grondige evaluatie plaatsvinden. Dit betekent dat het doorvoeren van bijsturingen tot de mogelijkheden behoort.
De vraag welke organisaties door de minister van Sport zijn erkend om wieleropleidingen te geven, is eigenlijk al beantwoord. De KBWB en de Vlaamse Wielerschool hebben een dergelijke erkenning gekregen.
Bloso zal de opleidingen van de Vlaamse Wielerschool door middel van steekproeven controleren. De Vlaamse Trainersschool heeft de voorstellen van opleidingsprogramma's die de Vlaamse Wielerschool en de KBWB op 30 november 2000 hebben ingediend, inhoudelijk doorgelicht en voor herwerking doorgestuurd. Op 22 maart 2001 is een tweede, aangepaste versie van de voorstellen door de Vlaamse Trainersschool aanvaard. De opleidingen werden opgestart op 1 april 2001 en vonden voor de aspiranten hoofdzakelijk plaats tijdens de paasvakantie. De opleidingen worden geëvalueerd en gecoördineerd door de Vlaamse Wielerschool. Hiertoe werden alle opleiders voorafgaandelijk op 24 maart 2001 gebrieft. Een eerste evaluatie is gepland op 17 juni 2001. Bloso heeft reeds enkele controles uitgevoerd en de bevindingen waren gematigd positief. Eenvormigheid van opleiding bewerkstelligen, zal moeilijk zijn. Hiervoor zal een meer doorgedreven opleiding noodzakelijk zijn. Het is de bedoeling om in het najaar met alle betrokken partijen, KBWB, VWS, het team Medisch Verantwoord Sporten, VTS, een evaluatie- en bijsturingsvergadering te beleggen.
Voor de motorsport is er een voorontwerp van besluit dat voor advies aan de Vlaamse Sportraad en de Vlaamse Gezondheidsraad werd overgemaakt. Deze adviezen zullen wellicht tijdens de tweede helft van juni 2001 geformuleerd worden. Ik wens te wachten op deze adviezen vooraleer daar verdere uitspraken over te doen.
De voorzitter : Mevrouw Merckx heeft het woord.
Mevrouw Trees Merckx-Van Goey : Uit uw antwoord, mijnheer de minister blijkt dat u de voorbereiding van, de aanloop naar en de toepassing van het besluit ernstig neemt. Ik hoop dat het vele papierwerk zal plaatsmaken voor de praktische controle en de reële steun vanuit het Vlaamse niveau. We zetten toch heel wat activiteiten op voor jongeren en kinderen. Ik wil ook een warme oproep doen om dopingpraktijken totaal uit te sluiten. We stellen heel dikwijls vast dat als we leeftijden verlagen, ook het probleem doorsijpelt naar jongeren. We moeten daaraan heel veel aandacht besteden. Anders verdient de wielersport geen overheidssteun meer. Als overheid hebben we een zware verantwoordelijkheid. Ik hoop ook dat de Wielerbond de nodige deskundigheid aan de dag zal leggen. Het is belangrijk dat we het gesprek met hen gaande te houden en onze eisen duidelijk blijven stellen.
De voorzitter : Volgende week is er een hoorzitting over het decreet over de sportfederaties waarop ook de Wielerbond is uitgenodigd. Het gaat over een andere inhoud, maar ze hebben te kennen gegeven dat ze bereid zijn om eventueel in het nieuwe decreet in te stappen en dan zijn de problemen opgelost.
De heer Van Nieuwkerke heeft het woord.
De heer André Van Nieuwkerke : Het is inderdaad nuttig om de adviezen van de Sport- en de Gezondheidsraad af te wachten. Het gaat uiteraard om een besluit. Ik vind het toch aan te raden om ook het wielrennen grondig te evalueren en dat dan in deze commissie af te wegen.
Minister Bert Anciaux : Het is vanzelfsprekend dat we, wat de beslissing ook is, daarover voorafgaandelijk in de commissie grondig van gedachten wisselen.
Mevrouw Trees Merckx-Van Goey : Als we het antwoord van de minister kunnen lezen, is het onze bedoeling om een motie in te dienen maar ook om de minister daar verder in te steunen.
De voorzitter : We zullen het voorbereide antwoord kopiëren. Het incident is gesloten.